| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE Franse verkiezingen van 2 januari zijn de premier Edg. Faure uit de hand gevallen. Bedoeld om een steviger en degelijker parlement te krijgen hebben zij een Assemblée opgeleverd, waarin samenwerking van partijen tot steun aan deze regering verre te zoeken is. De gesplitste radicale partijen, die van Faure en de Mendèscisten, zijn beide gehavend uit de strijd gekomen en haar onderlinge vijandschap is van dien aard, dat de wens van Faure om door het vormen van een regering van nationale eenheid, alle groepen van socialisten tot conservatieven omvattend, de twee voornaamste urgentiepunten, grondwetsherziening en oplossing van de Algerijnse kwestie, af te handelen, door Mendès France zonder aarzelen werd afgewezen. Hij voelde meer voor de vorming van een ‘Republikeins Front’ met de socialisten. Van twee kanten was men bereid tot aansluiting. De communisten hadden, dank zij het feit, dat de wet over de lijstverbindingen ditmaal niet tegen hen werkte, hoewel hun aantal kiezers niet vermeerderd was, hun zetels van 100 op 150 gebracht en streefden naar een herstel van het ‘Volksfront’ van 1936. Hiervoor waren de socialisten niet te vinden. Van de andere kant bestond bij de M.R.P., tot 72 zetels ingeschrompeld, vanouds het verlangen naar samenwerking met links, omdat haar sociale hervormingsplannen in de conservatieve hoek weinig kans maakten. De samenwerking was eertijds door de socialisten verbroken wegens het Barangé-subsidiewetje ten voordele van het bijzonder onderwijs. Het zag er naar uit, dat de ‘laïcisten’ de ‘onaantastbare’ schoolwetten tegen het bijzonder onderwijs eerder in haar volheid wilden herstellen dan er een jota van te laten vallen. De grootste verrassing bij deze verkiezingen was de triomf van de boekhandelaar Poujade uit het plaatsje Saint-Céré. Oorspronkelijk begonnen met een beweging tegen het dikwijls onrechtvaardige
belastingsysteem, vormde hij een partij van de ‘Union de Défense des Artisans et des Commerçants’ (Udac). Deze ontevredenen hadden zoveel succes, dat zij met 53 man de politieke arena binnentraden. Hun eerste taak zou zijn, zich de gisting in de dagen der Grote Revolutie herinnerend, een Staten-Generaal bijeen te roepen om langs die weg tot ingrijpende hervormingen te komen. Met gesloten deuren hield Poujade te Parijs een congres met 540 vertrouwensmannen. Na afloop werd aan de buitenwereld bekend gemaakt, dat de Poujadisten geen neo-fascisten of anti-semieten waren en daarom bereid met alle partijen samen te werken om de problemen van het land op te lossen. Zo werd de negatieve beweging een positieve politieke partij, die de rol van de vroegere ‘Montagnards’ trachtte na te bootsen, al was het maar in de symbolische keuze der zitplaatsen. Deze toeleg mislukte.
De nieuwe Assemblée kwam 24 januari bijeen om haar voorzitter te kiezen. De communisten tellen 150 man; de socialisten 94, de radicalen van Mendès-France 57; de groep-Mitterant 18; de M.R.P. 83; de groep-Faure 14; onafhankelijken en boeren 95; de vroegere Gaullisten 21 en de Poujadisten 52. Het getal van deze laatste groep is nog niet definitief, omdat haar wegens bij de verkiezingen gepleegde ongerechtigheden een achttal zetels betwist worden. Na drie stemmingen verkreeg de socialist Le Troquer met behulp van de communisten, toen reeds een deel der afgevaardigden de zaal verlaten had, voldoende meerderheid om als Kamervoorzitter uit de bus te komen. Zonder een volksfront te willen vormen, is de socialist Guy Mollet door president Coty belast met de taak zijn investituur bij de Assemblée aan te vragen om daarna
| |
| |
zijn gevormd ministerie voor te stellen. Om de M.R.P., voorstanders van de Europese integratie, gunstig te stemmen kreeg de socialist Pineau en niet M. FF. de leiding van de buitenlandse politiek. Mendès-France werd vice-premier, het aantal ministers tot 13 gereduceerd en het getal der staatssecretarissen op 21 gesteld. De oude generaal Catroux (79) zal zich belasten met de Algerijnse zaken, de gouverneur-generaal Soustrelle vervangen en zijn ministerzetel in de stad Algiers vestigen.
Op een bijeenkomst te Bradford hield de Britse premier Eden een politieke redevoering om zich te verdedigen tegen aanvallen op zijn beleid, ook van conservatieve zijde, in binnenland en buitenland. Hij verweerde zich tegen de ‘vitzieke’ pers en toonde aan, dat de welvaart van het land bedreigd werd door inflatie. Zij werd door de regering bestreden door bezuiniging op de uitgaven, grote vermindering van het aantal regeringsambtenaren en door bevordering van de productie. Met betrekking tot de buitenlandse situatie was er meer reden tot bezorgdheid dan enige tijd geleden en het bezit van een H-bom zou geen overtollige weelde zijn.
Op Malakka is een poging om de communistische guerilla-strijders tot onderwerping te brengen, na een gesprek met hun leider Tsjing Pen mislukt. Het amnestie-aanbod had weinig resultaat geboekt. Tsjing Pen weigerde zich onmiddellijk over te geven en de strijd in de ontoegankelijke wouden zal doorgaan.
In de talrijke gesprekken tussen de gouverneur van Cyprus, Harding, en aartsbisschop Makarios viel weinig voortgang te bespeuren. De toestand op het eiland is verslechterd doordat Grieken en Turken onderling slaags zijn geraakt. Toch bestaat er een kans op een vergelijk. Want aartsbisschop Makarios heeft een grote groep van de Griekse gemeenschap opgeroepen om te beraadslagen over Britse voorstellen, waarmee hij het ‘in grote lijnen’ eens is. Zij bevatten Britse erkenning van het recht der Cyprioten op zelfbestuur, instelling van zelfbestuur op nader vast te stellen tijd, onder waarborg der Britse belangen in dit strategisch gebied. Een tegenslag van groter betekenis was, dat de vorst van Jordanië aan de druk van volksbewegingen, georganiseerd door Saoudi-Arabië en niet zonder instigatie van Moskou, moest toegeven en afzien van het Bagdad-pact. De nieuwe premier, Samir Rifai, verklaarde, dat zijn politiek niet voorziet in aansluitingen van het land bij nieuwe allianties. ‘Wij zullen broederlijke betrekkingen blijven versterken met alle Arabische staten’. Van dezelfde mening was ook Libanon, dat zich bij verdrag bij het Egyptisch-Syrische kamp voegde. Zelfs Soedan. ternauwernood op eigen benen staande, gaf de wens te kennen tot aansluiting. Wanneer dit bondgenootschap krachtdadig wordt gemaakt door een toevloed van wapenen kan het niet anders of de spanning in het midden-oosten wordt sterk opgevoerd. Inderdaad is de Egyptische militaire macht sterk toegenomen, doordat de Britse regering verzuimd heeft toe te zien op de verkoop van afgedankte tanks, die als oud ijzer opgekocht bij honderdtallen aan Egypte en Syrië geleverd werden. In weerwil van een verdedigings-witboek legde de nieuwe leider van de Labourfractie Gaitskell de regering het vuur aan de schenen. De illegale wapentransporten hadden aan haar politiek prestige meer schade berokkend dan aan het militaire evenwicht tussen Egypte en
Israël. Jordanië in het Bagdadpact te drijven was een grove politieke vergissing. De halfslachtigheid der regering om de verplichtingen door het verdrag van 1950 op zich genomen, ‘de grenzen van Israël en Egypte te garanderen’ na te komen, had de oorlog naderbij gebracht.
Intussen is men van alle kanten, behalve van Sovjet-zijde, in de weer de lont in het midden-oosten uit te trappen. De V.R. heeft ten gerieve van Syrië in scherpe bewoordingen het incident bij het meer van Tiberias veroordeeld. Dulles liep met plannen rond om het drie-mogendheden-garantieverdrag van 1950 te verscherpen en de secre- | |
| |
taris-generaal van de V.N. Dag Hammerskjoe besprak in Amman, Jerusalem, Beiroet, Damascus en Cairo, waar Nasser een nieuwe grondwet aan zijn Egyptenaren ter overweging had aangeboden, plannen om tot verzoening te komen. De grondslag van zijn voorstellen was een memorandum van de voorzitter der bestandscommissie, generaal Burns, waarin wederkerige vrijlating van gevangenen werd aanbevolen, het gebruik van water uit het meer van Galilea voor irrigatie der landerijen aan Syrië werd toegestaan en Israëlische vissers geboden zich niet verder dan 200 meter in de Syrische territoriale wateren te bevinden om geen gevaar te lopen door Syrische kanonnen van land uit beschoten te worden. Tijdens zijn bezoek aan Washington besprak Eden met Eisenhower deze en andere mogelijkheden. In zijn ‘State of the Union’ had de president reeds verklaard, dat de States alles zouden doen om een rechtvaardige oplossing te bevorderen van het tragisch geschil tussen de Arabische staten en Israël. ‘Wij willen al deze landen tot vriend houden’. Een der middelen om de penetratie der Sovjet in Azië af te snoeren was een ‘Marshall-plan’ tot economische hulp op lange termijn aan landen, die het speciale doelwit van het internationale communisme zijn. In dezelfde boodschap beloofde de president op het gebied van de atoomenergie de nodige Amerikaanse hulp te verlenen aan het zg. ‘Euratoom-plan’, de jongste poging om de integratie van Europa te bevorderen.
Intussen zat Moskou ook niet stil. Volgens het oude recept van Lenin is Europa te onderwerpen langs de omweg over Azië en Afrika. De Afrikaanse staten worden langs ondergrondse wegen door communistische infiltraties ondermijnd. Zelfs in Liberia ontbrak bij de inauguratie van president Tubman geen Russische delegatie, waarvan niemand minder dan de voorzitter van de Sovjet-volkenraad, Volkof, het hoofd was. Tegenover Europa put Moskou zich tegelijk uit in vriendelijkheden. Kroestsjef verzekerde aan een Amerikaanse jurist hoe hoog hij de Europese leiders schatte en verheugde zich al in het vooruitzicht van een bezoek aan Londen. Maarschalk Boulganin liet door zijn ambassadeur in de V.S. aan de president een brief overhandigen, waarin hij een vriendschapsverdrag voor 20 jaren aanbood tussen de States en de Sovjet-Unie. Nog voordat Eden voet aan wal had gezet beantwoordde Ike deze propaganda-manoeuvre met een in vriendelijke, maar duidelijke termen gesteld antwoord. Een nieuw verdrag had geen zin, omdat beide mogendheden het Handvest van de V.N. getekend hadden. Zelfs het Handvest kan de huidige spanning niet voorkomen. Hoe kunnen we dan hopen dat de huidige situatie kan verbeterd worden door de woorden van het Charter nog eens in bilaterale vorm te herhalen? Het is een illusie, dat een aantal formules op papier een resultaat zouden opleveren, dat in werkelijkheid alleen maar door een verandering in mentaliteit kan worden verkregen. Het zijn alleen daden en niet woorden, die tellen. Constructieve suggesties zullen echter altijd een open oor bij de president vinden.
Omtrent een candidaatstelling voor een tweede ambtsperiode heeft Ike zich onduidelijk uitgelaten, waardoor hij beide partijen in spanning houdt, en zelfs de wereld. Want de binnenlandse verkiezingsstrijd in Amerika werpt zijn schaduw op de internationale verhoudingen. De ‘beste minister van buitenlandse zaken, die hij ooit gekend heeft’, zoals de president meedeelde, Forster Dulles heeft een storm van verontwaardiging verwekt over een uitlating in ‘Life’. Hij had driemaal de vrede gered door tegenover Rood-China in 1953-1954 met oorlog te dreigen, toen het verdacht werd in te willen grijpen in Korea, in Indochina en Formosa. De indruk op de wereld van dit roekeloos risico-nemen was zo verbijsterend, dat Dulles zich genoodzaakt zag te verklaren, dat ‘Life’ zijn intervieuw verkeerd had weergegeven en dat de bladen het artikel uit zijn verband hadden gerukt door dubbelzinnige aanhalingen, zoals b.v. zijn
| |
| |
uitspraak: ‘De kunst om tot de rand van de oorlog te gaan zonder in een oorlog verwikkeld te worden, is de noodzakelijke kunst’.
| |
Nederland
De hervatting der onderhandelingen te Genève tussen de Nederlandse en Indonesische delegaties liet zich hoopvol aanzien. Het liep echter anders. Want het bleek, dat Indonesië Nederland wilde afschepen met ‘goed vertrouwen’ in de toekomst, terwijl van deze zijde meer waarde werd gehecht aan vast omschreven verdragen. Een poging om west-Nieuw-Guinea als ‘betwist gebied’ te erkennen zou wellicht Djakarta in de financiële besprekingen soepeler hebben gestemd; de Nederlandse regering is echter op dit punt onwrikbaar. Het overleg werd 7 januari geschorst, de delegaties namen contact op met hun regeringen en Anak Agung begaf zich naar Londen om er met Eden zuid-oost-Aziatische toestanden te bespreken. In strijd met geruchten, dat Indonesië voornemens was zich aan te sluiten bij het Britse Gemenebest, of bij de sterlinglanden was Anoe tevreden over zijn bezoek. De minister van Economische zaken, Mr. Kasimo, lid van de kleine katholieke Indonesische partij, was naar Djakarta gevlogen om er rapport over het verloop der Geneefse conferentie uit te brengen. Niet zozeer de inhoud van het rapport, dat toch wel gunstige uitzichten bood, als wel het principiële verzet der Nahdatul Ulama en een andere regeringspartij (P.S.I.I.) noopte het kabinet-Harahap af te zien van verdere onderhandelingen met Nederland en een einde aan de conferentie te maken.
In Nederland is men van mening, dat door de politieke verschuivingen in Indonesië de basis van de conferentie is beïnvloed. De protocollen, voorzover zij 7 januari een overeenstemming bevatten, zo maar volgens het plan van Harahap te ondertekenen, kon van de Nederlandse regering, zelfs niet om het kabinet-Harahap te redden, verlangd worden. Over verschillende punten was nog geen overeenstemming bereikt. Over het lot der arrestanten was nog geen bevredigende oplossing in zicht en de weigering van een visum aan Mr. van Empel, die te Bangkok op toelating wachtte om de verdediging van mevrouw Bouman over te nemen werd door de rechter Maengkom gemotiveerd met de mening, dat het proces-Jungschleger nog hoogstens deze maand zou duren, zodat het tijdstip om de verdediging in andere handen over te geven slecht gekozen zou zijn. De concessie om van Empel in Indonesië toe te laten zonder te mogen pleiten was een pasquille!
Hangende deze kwesties, was de Nederlandse regering niet van zins zonder meer een punt achter de onvoltooide conferentie te zetten, zoals Harahap had gewild.
Zonder hoofdelijke stemming aanvaardde de Eerste Kamer de adoptiewet, waardoor aan de uitzonderingspositie van Nederland ten opzichte der andere Europese staten een einde is gemaakt. Alleen Portugal is nog zonder wettelijke regeling van deze kwestie.
In januari vierde de K.V.P. als opvolgster van de R.K. Staatspartij haar tienjarig bestaan. Er was alleszins reden dit feit feestelijk te herdenken. Minister Beel hield een diepgaand betoog over de noodzakelijkheid en het recht van bestaan der K.V.P., wier prijsgeven een onverantwoordelijke beslissing zou zijn. De doorbraak is voor katholieken een onding, te meer omdat in de practische politiek samenwerking met constructieve partijen altijd mogelijk en gewenst is. Met groot vertrouwen gaat de K.V.P. dit jaar de verkiezingsstrijd in. ‘Dit is niet alleen de constatering der eigen partijstukken’, merkte de voorzitter Mr. van Doorn op, maar ook ‘de geheime notulen van de vergaderingen der andere partijen zouden deze bewering kunnen staven’.
1-2-'56
K.J.D.
| |
| |
| |
België
Sinds ons jongste overzicht zijn eigenlijk slechts een paar nieuwe punten op het tapijt gekomen.
Inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering begon de voorspelde socialistische volteface met een communiqué van het A.B.V.V. dat nieuwe besprekingen in de aard van die van 31 maart 1955 vroeg, mits er de geneesheren bij betrokken werden. Een artikel van de socialistische partijvoorzitter, Buset, betekende een onverhulde opening naar de kant der partners van het akkoord tussen de niet-socialistische mutualiteiten en het coördinatiecomité der geneesheren. De besprekingen tussen het bevoegd ministerieel comité en de artsen werden hervat en zouden op het einde van januari niet ongunstig evoluëren.
Inzake arbeidsduur werden de 45 uren - zoals in het protocol van oktober voorzien - in de stikstofnijverheid doorgevoerd; in de mijnsector en in de staalnijverheid zijn de laatste moeilijkheden voor een compromis nog te effenen.
De huisvestingswet en de uitvoeringsbesluiten van de wet-Collard lieten nog steeds op zich wachten. Daarentegen werden de wet op het sportinstituut in de Senaat en de wet op het pensioen voor de zelfstandigen in de Kamer goedgekeurd. Het is echter een vraag, of deze wet-Bossaert - zo genoemd naar de minister van middenstand die haar totstandkoming niet meer heeft mogen beleven daar bij op 1 februari overleed - ongewijzigd door de Senaat zal geraken. Die wet is immers zeer betwist; doorgaans wordt ze in Brussel en Wallonië eer gunstig, in Vlaanderen eer ongunstig onthaald: een bewijs te meer voor de verdeeldheid van de middenstand die het probleem van deze klassen zo ernstig en netelig maakt. Het succes van Poujade in Frankrijk is niet zonder echo verlopen, en het is jammer dat de machtige Fédération Nationale des Classes Moyennes na het ontslag van haar voorzitter geheel dreigt uiteen te vallen wat de chaos zou verhogen.
De uitnodiging tot de grondwetsherziening, juister gezegd de voortzetting ervan, werd in Kamer en Senaat door de minister van Binnenlandse Zaken tot de oppositie gericht. Zoals te verwachten was, verklaarde deze, op de uitnodiging niet te kunnen ingaan, tenzij de regering haar politiek inzake onderwijs zou laten varen. Dat daarvan geen sprake kan zijn, werd treffend bewezen door het optreden van de voorzitters der meerderheidspartijen op het congres van de Liga voor het officieel onderwijs, waar vooral Buset in hevige termen de gemeenschappelijke trouw aan het anticlericalisme beleed.
Uit Kongo kwam een nieuwe bevestiging van die waarheid. Dhr. Buisseret had een onderzoekscommissie van drie man, geleid door inspecteur Coulon, afgevaardigd naar de kolonie om er het missie-onderwijs te inspecteren. Het verslag van die commissie, die haar opdracht haastig en dan ook oppervlakkig had verricht, bevatte nochtans een reeks kwaadwillige, ja onaanvaardbare aantijgingen. De zaak raakte vooral aan het licht door het protest van E.P. Van Wing, geruggesteund door de christelijke opinie. De onderwijspraktijken van minister Buisseret in Kongo werden ten overvloede aan de kaak gesteld in de petitie die de Hoge Raad van Oeroendi verplicht was aan het Parlement te richten: de hoogstnodige uitbouw van het lager onderwijs was totaal verwaarloosd geworden, terwijl met hoge kosten overbodige inrichtingen van leke-onderwijs in het leven waren geroepen. Het staat vast dat de vestiging van een machtig anticlericalisme in Kongo het hoofddoel van de regering is.
Een eigenlijk nieuw punt werd gevormd door het eens te meer gerezen prijzen-probleem. Dit kwam spoedig en onverwacht: de tabaksfabrikanten hadden een verho- | |
| |
ging van de prijzen voor hun produkten aangekondigd, wegens de gestegen kosten van de nodige materialen. De week vóór het inwerkingtreden der verhoging deden ze een laatste aankondiging die onmiddellijk de syndicaten in het geweer riep. Minister Rey riposteerde, een dag te laat, met een besluit tot prijsblokkering. De fabrikanten namen de handschoen op en vaardigden de lock-out uit. Onderhandelingen, later bevestigd in de prijzencommissie, leidden tot de oplossing: behoud van de prijzen op hun vroeger peil, doordat de regering van een gedeelte van de taks afziet. Met veel klem werd van socialistische zijde een prijsbeheersingspolitiek geëist, en de minister stemde toe die te zullen voeren; ook zou voortaan iedere prijsverhoging hem officieel tien dagen op voorhand moeten medegedeeld worden. Zoals C.V.P.-interpellant Van Hamme opmerkte zal dit aanleiding zijn tot speculaties. Intussen slaagde de regering erin het indexcijfer nog beneden de fatidieke 102,7 te houden, waarop een verhoging der ambtenarenwedden zou volgen (kost: meer dan 2 miljard). De christelijke centrale van de openbare diensten kwam die weddeverhoging nu alvast reeds opeisen.
De jongste staatslening bracht 5.436 miljoen op, blijkbaar mede omdat de boycot door de aanhangers van Vrijheid en Democratie althans niet consequent werd toegepast. In militante christelijke kringen werd ook met weinig geestdrift de 25e verjaring der Grandes Conférences Catholiques onthaald, waarop dhr. Spaak andermaal de christelijke beschaving bezong.... School en Gezin is langzaam op gang gekomen: de resultaten in het diocees Brugge zouden toch niet bijzonder schitterend zijn. Men vraagt zich af, of organisatorisch geen eenheidsactie over geheel het land en propagandistisch geen kleuriger campagne gewenst waren geweest.
Terwijl de kernreactor te Mol practisch voltooid is, wordt van officiële zijde meer en meer aandacht aan de vraagstukken der kernenergie gewijd. De consultatieve commissie werd officieel opgericht. De voorzitters der drie traditionele partijen kwamen van het comité Monnet te Parijs terug, na er het principe van de Europese Commissie (Euratom) in het raam van de economische integratie te hebben goedgekeurd, en er een EGKS-achtige structuur voor te hebben aanbevolen. Bepaalde kringen in België zijn nochtans weinig geestdriftig over dit in gemeenschap brengen omdat België inderdaad de hoofdleveranciers van de grondstof is en meer voordeel zou hebben bij eigen exploitatie. Men mag dienaangaande wellicht een discussie verwachten, zoals die n.a.v. de EDG heeft plaatsgevonden. Ons lijkt het dat dergelijke oprispingen van nationaal egoïsme op dit stuk bijzonder misplaatst zijn, temeer daar de concrete mogelijkheden van die eigen exploitatie zich nog allesbehalve klaar aftekenen. Wel is het waar, dat de grote financiële groepen zich volop op het perspectief der atoomenergie aan 't voorbereiden zijn. Volgens sommigen zou de opdracht die oud-eerste minister Van Zeeland bij de Banque de Bruxelles gekregen heeft, in die richting liggen.
De besprekingen van het interministerieel comité voor Benelux te Brussel op 12-1 bleken vruchtbaar met het oog op het vrije verkeer der arbeiders en vooral het voeren van een gemeenschappelijke handelspolitiek: een program van de gemeenschappelijk af te sluiten handelsakkoorden zal worden opgesteld.
Dhr. Spaak heeft tenslotte zijn houding inzake Spanje's opneming in de UNO tegen de vertraagde interpellatie van dhr. Struye verdedigd, in termen die allesbehalve de goede diplomatieke betrekkingen met het land van Franco in de hand kunnen werken. Het is jammer dat aan het buitenlands beleid zulke fouten opgedrongen worden door de doctrinaire stellingname van de B.S.P.....
L. Deraedt
|
|