| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
BIJ het verschijnen van dit overzicht is de uitslag der Franse verkiezingen, die op 2 januari gehouden werden, al een maand bekend. Men zal zich herinneren, dat de Franse premier, Edgar Faure, in October zijn voornemen te kennen gaf om zo spoedig mogelijk onder een gewijzigde kieswet de Assemblée voortijdig te vernieuwen. Volgens de minister was de onderling zo verdeelde vertegenwoordiging te krachteloos om gewichtige besluiten te kunnen nemen. De afgevaardigden echter, gehecht aan hun zetels, achtten de toegemeten tijd - de verkiezingen zouden in December hebben moeten plaats vinden - te krap om hun kiezers voldoende te bewerken. Weshalve zij een vertragingspolitiek voerden, die van het geduld van Faure het uiterste vergde. Verschillende kiesstelsels werden van de Assemblée naar de Senaat en terug heen en weer gekaatst. Herhaaldelijk stelde de premier de vertrouwenskwestie, waarbij de oppositie zorgvuldig vermeed de constitutionele meerderheid van 312 te halen. Want dan kon de Assemblée, als recidivist, die binnen 18 maanden een regering wederom ten val bracht, naar huis gezonden worden. Aldus bepaalde een artikel van de grondwet. Op de duur echter werd de oppositie door haat verblind, Faure had geweigerd toe te stemmen in de eisen der fractie-voorzitters om een interpellatie over het regeringsbeleid. Hij had 4 gaullistische ministers ontslagen, hij was te zwak geweest in zijn Marokko-politiek en, wat de deur dicht deed, hij was een rebel tegen de nieuwe leider van de radicale partij, Mendès-France. 30 November stelde hij opnieuw de vertrouwenskwestie, die verworpen werd met 318 tegen 218 stemmen. In plaats van af te treden besloot de ministerraad - alhoewel niet eensgezind - de Assemblée te ontbinden. Voor Mendès-France was dit besluit een gevoelige nederlaag. Hij vergeleek het met de ‘staatsgreep’ van president Mac Mahon in 1876. Hij ging er tegen te keer als een verraad aan de
nationale belangen en een uitdaging aan de republikeinse beginselen. Op de bestuursvergadering der radicalen werd de vraag gesteld of Faure inbreuk gemaakt had op belangen van de radicale partij. Men was van gevoelen, dat hij 's lands belang als minister hoger had aangeslagen dan dat van de partij en daarom werd hij als partijlid geroyeerd. Aan de radicalen werd verboden steun te verlenen aan de ‘Samenwerking der Linksen’, waarvan Faure het hoofd is. Wegens het mislukken van de wijziging der kieswet werden de verkiezingen gehouden volgens de wet van 1951, nl. departementsgewijze, met enkele stemming en met lijstenverbinding tussen de partijen, die zulks wensten. Deze wet van 1951 had tot doel de communisten te isoleren. Thans zijn echter de politieke verhoudingen zodanig, dat de scheidingslijn verlegd is door de partijen heen. Slechts de communisten konden er zijde bij spinnen.
Om de verwarring nog te vergroten heeft Mauriac met de allures van een kerkvader en toch een kind in de politiek de katholieken aangeraden hun stem uit te brengen op het ‘republikeinse front’, waarvan Mendès-France de leider is. Deze partij immers was de partij van ‘liefde en gerechtigheid’. Dat zij laïcistisch is en het katholieke onderwijs wil vernietigen was van ondergeschikt belang. Dit artikel was koren op de molen van de Belgische socialisten, maar het werd door de ‘Osservatore Romano’ en door vele Franse bisschoppen veroordeeld. Mauriac had de hiërarchie der geestelijke waarden uit het oog verloren, omdat hij ontevreden was over de prestaties van de M.R.P. (de katholieke volksrepublikeinen), die er niet in geslaagd is een sociale politiek te voeren volgens de katholieke beginselen.
| |
| |
In het politieke strijdgewoel werd nauwelijks opgemerkt, dat Faure in de V.N. een succes had behaald. Frankrijk kon er als overwinnaar zijn zetel weer innemen, die het uit protest tijdelijk verlaten had. De kwestie Algerije was van de agenda geschrapt en de kwestie Marokko uitgesteld wegens de onderhandelingen, die beide landen hadden aangeknoopt.
Clement Attlee, de leider van de Labour-fractie in het Engelse parlement, heeft zich teruggetrokken en, na onder algemene instemming door Eden gehuldigd te zijn wegens zijn ‘moed, geduld en vasthoudendheid’, zijn verheffing tot pair en dus tot lid van het Hogerhuis aanvaard. Niet de al te links georiënteerde Aneurin Bevan en zelfs niet de plaatsvervangende fractieleider, Herbert Morrison, werd tot opvolger gekozen, maar Hugh Gaitskell, oud-minister van economische zaken en financiën, een jonge persoonlijkheid, behorende tot de rechtervleugel van zijn partij. Eden heeft zijn kabinet gestroomlijnd door de drie belangrijkste portefeuilles: van financiën, van defensie en van buitenlandse zaken aan andere handen toe te vertrouwen. R.A. Butler droeg financiën over aan Mac Millan om als Lord-Kanselier en voorzitter van het Lagerhuis de voornaamste medewerker van Eden te worden en eventueel zijn opvolger, terwijl Sellwyn Lloyd tot minister van buitenlandse zaken benoemd werd.
Voor de Britse regering liggen de moeilijkheden op het buitenlandse vlak. De gouverneur van Cyprus, sir John Harding, heeft een harde strijd tegen de terroristen van de nationalistische Cypriotische beweging (Eoka) te voeren. De communisten hebben zich hierbij aangesloten en trachtten door aanslagen op hoog en laag geplaatste Britten het leven onveilig te maken voor de ‘bezetters’. De partij werd verboden. Tegelijkertijd werd er met bisschop Macarios gepraat en voerden Londen en Athene geheime onderhandelingen om tot een vergelijk te komen. Londen, dat aanvankelijk het zelfbeschikkingsrecht der Cyprioten achterstelde bij zijn eigen veiligheid in het Nabije Oosten, is bereid dit recht formeel te aanvaarden, mits bij de toepassing er van gelet zal worden op overwegingen van geografische, traditionele, historische en strategische aard. Ook moest rekening gehouden worden met de Turkse opvatting over de veiligheid der op Cyprus gevestigde Turken.
Mac Millan had te Bagdad verklaard, dat hij de toetreding van andere landen tot dit verdrag gaarne verwelkomde. Maar het eerste land, Jordanië, dat die neiging toonde, ondervond van zijn eigen bevolking een felle reactie. De pas benoemde premier, Hazzah Mahali, kreeg te maken met tienduizenden demonstranten te Amman, die in deze stap een verzwakking zagen van het Arabisch verbond tegen het Palestijnse probleem, dat sinds Augustus steeds sterker opvlamt. Koning Hoessein van Jordanië zag zich genoodzaakt het parlement te ontbinden, te Bethlehem de avondklok in te stellen en het ministerie door een ander te vervangen.
In het Nabije Oosten was het jongste incident de Israëlische overval bij het meer van Genesareth op Syrische troepen. De voorzitter van de wapenstilstandscommissie, Burns, zeide dit ‘te betreuren’. De Egyptische premier Nasser, die kortelings een verdrag met Syrië had gesloten, deelde aan de secretaris-generaal der V.N., Mammerskjöld, schriftelijk mee, dat Egypte bij een nieuwe Israëlische aanval jegens Egypte of Syrië, zijn gehele gewapende macht tegen Israël in het geweer zou brengen. Na dergelijke incidenten heeft de Israëlische premier, Ben Goerian, de gewoonte rechtstreekse onderhandelingen voor te stellen, die uiteraard ruw afgewezen worden. Zelfs verklaarde Nasser van bemiddeling niets meer te willen weten. Eden echter was van mening, dat ‘juist omdat deze landen niet bereid zijn om een direct gesprek met elkaar aan te knopen de enige uitkomst is, dat andere landen dit voor hen doen’. Wegens de steeds voortgaande wapenleveranties van Sovjet-zijde aan Egypte en de daarmee
| |
| |
verbonden Arabische staten, terwijl de V.S. en Brittannië, om een bewapeningswedloop te voorkomen, zich aan de gebruikelijke rantsoenering voor Israël houden is de onrust in Israël wel verklaarbaar. Te meer, omdat de Britse regering er alles op zet met de Arabische mogendheden op goede voet te staan. Intussen heeft Syrië zich beklaagd en bij de V.N. uitstoting van Israël gevraagd uit de V.N.
Sinds de geest van Genève bezweken is gooit Moskou het over een andere boek. Volgens Churchill overtreft de technische apparatuur van de Sovjet die van de westelijken, waardoor Moskou in staat is op economisch en commercieel terrein de anderen te overtroeven. De reis van Boelganin en Kroetschjef door India, Birma en Afganistan werd gekenmerkt door technische beloften, afgewisseld door schimpscheuten op de V.S. en Groot-Brittannië. In Nieuw-Delhi beloofden de ‘reizende comedianten’ hulp voor irrigatiewerken, in Rangoon technische hulp en in Kaboel een lening van 100 millioen dollar benevens nauwere economische en handelsbetrekknigen. Reeds eerder was aan Egypte medewerking aangeboden voor de aanleg van een reusachtige dam in de Nijl bij Assoean. Gelukkig hebben de V.S. en Brittannië hun achterstand ten opzichte van deze gebieden ingezien en zijn tot onderhandelingen met Egypte overgegaan. Een lening van 450 millioen zou Egypte in staat stellen dit sinds lang gekoesterd plan ten uitvoer te brengen. Onverwacht is de Soedanesische Kamer er toe overgegaan de volledig ‘souvereine Republiek Soedan’ te proclameren. Brittannië en Egypte, die sinds 1899 er het condominium voerden, hadden in 1951 toegegeven, dat Soedan bij een referendum zijn eigen toekomst mocht bepalen. Nu echter werd het referendum uitgeschakeld. De Britse gouverneur-generaal, sir Knox Helm, werd door een commissie van vijf vervangen, tot een president is gekozen. Zuid-Soedan, dat voor enige maanden in heftige beroering was, kreeg de belofte van een federatief verband met Noord-Soedan. Aan Cairo en Londen schoot niet anders over dan hun fiat te geven.
De eerste daad, die de Bondskanselier, Adenauer, nauwelijks van zijn langdurige ziekte hersteld, verrichtte was het toeroepen van een halt aan zijn liberale bondgenoten. Hun leider Dehler had zich uitgelaten, dat een overhellen naar de Sovjet voordeliger voor Duitsland zou zijn dan het slaafs volgen der westelijke politiek. Adenauer zette hem het mes op de keel met het gevolg, dat Dehler inbond, verklaarde de Parijse verdragen niet aangevallen te hebben, maar zich het recht voorbehield gedurende de zittingsperiode van de Bondsdag (tot 1957) bezwaren tegen de buitenlandse politiek van de kanselier te mogen inbrengen. Adenauer legde zich hierbij neer, ook uit de overweging coalitie-genoten niet in de armen der socialisten te mogen drijven. Von Brentano stelde in de Bondsdag de westelijke mogendheden gerust, met de verzekering dat West-Duitsland niet neutraal, maar met het westen verbonden en trouw wil zijn. De aanvaarding van een Sovjet-gezantschap te Bonn reikte niet verder dan om een verbinding te verkrijgen op technisch gebied. De benoeming van de heer Haas tot ambassadeur te Moskou was er het bewijs voor. Dat de Sovjet-heersers Zorin, die indertijd als gezant de revolutie van Praag voorbereidde, met uitgebreid personeel naar Bonn zonden, wekte bezorgdheid of men niet het paard van Troje had binnengehaald. De onverwachte terugkeer van dr. John, oud-leider van de West-Duitse inlichtingendienst, die nu uit Oost-Duitsland weer was teruggekeerd, zoals hij 18 maanden geleden uit West-Duitsland was gevlucht, was van zulk een raadselachtige aard, dat men na lang beraad hem als potentieel verrader heeft opgesloten.
Voor Adenauer is het een meevaller, dat de Saarlanders, na in October het Saarstatuut verworpen te hebben, bij de verkiezingen voor hun landsbestuur grotendeels Duitsgezind hebben gestemd. Aan de uitslag was echter de bijsmaak verbonden, dat
| |
| |
de ‘Saarlandse Democratische Partij’ van dr. Schneider, bestaande uit ex-nazi's, een sterke partij bleek te zijn. Met deze een verbond aan te gaan, was voor dr. Ney, de leider van de sterkste partij, de C.D.U., een noodzakelijkheid, waaraan niet te ontkomen was.
| |
Nederland
Een belangrijk punt bij de behandeling van ‘Sociale Zaken en Volksgezondheid’ in de Tweede Kamer kwam ter sprake, toen de regering had meegedeeld, dat zij in beginsel bereid was tot vrijere loonvorming over te gaan. Zij was voornemens af te stappen van de geleide economie, omdat haar gebleken was, dat de grote meerderheid van het georganiseerde bedrijfsleven de voorkeur gaf aan differentiatie naar gelang de verschillende bedrijfstakken, zonder daarom de coördinatie in loonbeleid uit de hand te geven. Dit voornemen was de vervulling van een in 1952 door Romme voorgestelde motie, die toenmaals bij gebrek aan belangstelling in de ijskast was gezet en nu als overtollig werd ingetrokken. Minister Suurhoff zelf toonde zich geen enthousiast voorstander van dit plan. Hij was lang niet zeker hoe dit moest uitgewerkt worden, daar de spelregels voor vrijere loonpolitiek nog moesten worden opgesteld. Romme begreep deze aarzeling wel, maar hij waarschuwde de socialisten bij de ontwikkeling der dingen niet achter te blijven. Na het behoefte-beginsel had het prestatie-beginsel de aandacht opgeëist. Nu was er een derde beginsel, het welvaart-beginsel bijgekomen, waardoor de arbeiders in de beter renderende ondernemingen ook in dat beter rendement moeten meedelen. Kon Romme minister Suurhoff prijzen om zijn voortvarendheid op veel gebied, het was teleurstellend, dat de minister na jaren van aansporing de ‘urgente zaak van de weduwen en wezen op zo'n kalm tempo behandelde - hij was nog niet toe aan raadpleging van de S.E.R. - zonder dat daarvoor één aanwijsbare reden te vinden was’.
Op de V.N., die intussen met 12 leden is vermeerderd (Buiten-Mongolië werd geweerd en, als reactie van Moskou, ook Japan) werden twee overwinningen behaald. De eerste was de erkenning van het Statuut tussen Nederland, de Antillen en Suriname, dat aan deze laatstgenoemde delen zelfs de schijn van koloniën ontnam. Nadat de twee afgevaardigden der Rijksdelen enige uren aan ‘hersengymnastiek’ onderworpen waren geweest, viel het besluit, dat Nederland ontslagen werd van de plicht om jaarlijks een rapport over de toestanden uit te brengen aan de ‘beheercommissie’. De tweede overwinning, wellicht niet zo duidelijk, was de resolutie van de V.N. om niet te debatteren over de kwestie-West-Iran nu de beide betrokken mogendheden onderling overleg plegen, ‘in de hoop, dat de onderhandelingen vruchtbaar zullen zijn’.
Inderdaad is op verzoek van de regering-Harahap op 10 December in Den Haag de conferentie tussen beide partijen geopend. Op de agenda stonden 4 punten vermeld: Vervanging van het protocol over de opheffing van de Unie van 10 Augustus 1954 door een nieuw protocol, vervanging van de bestaande financieel-economische overeenkomst door een of meer nieuwe overeenkomsten, bespreking van bepaalde vraagstukken betreffende Nieuw-Guinea, met dien verstande, dat ten aanzien van de souvereiniteit iedere partij haar eigen standpunt handhaaft en tenslotte andere aangelegenheden, welke door een der partijen van belang werden geacht voor de betrekkingen tussen beide landen. Deze punten staan niet los van elkaar, maar hangen onderling samen. Punt 4 b.v. dat de bedoeling heeft het onrecht der gearresteerde Nederlanders in Indonesië op te heffen en voor de toekomst de rechtspositie der Nederlanders vast te leggen zou niet afgewezen kunnen worden zonder de drie voorafgaande punten in gevaar te brengen. Een ‘Haagse’ conferentie zou in Indonesië, waar
| |
| |
Soekarno zijn volgelingen tegen Nederland ophitst, maar kwaad bloed zetten. In weerwil van de hoge kosten en de bezwaren aan een voortdurend op en neer reizen verbonden heeft de Nederlandse regering ingestemd met het verlangen om als plaats der conferentie Genève te aanvaarden. Nog groter bewijs van goede wil was, dat de Nederlandse regering het risico beliep om monnikenwerk te doen. Het kabinet-Harahap wordt niet alleen tegengewerkt door Soekarno, maar moet ook de steun missen van de bij de laatste verkiezingen omhoog gekomen krachtige partij, de Nadatyl Ulama. Bovendien is het zeker, dat binnen enkele maanden Harahap zijn zetel moet ruimen en het nieuwe parlement volkomen vrij zal zijn het resultaat der conferentie te aanvaarden of te verwerpen. In weerwil van deze mogelijkheden heeft minister Luns vertrouwen, dat alles wel ‘reg’ zal komen. Was punt vier voor Nederland van het meeste gewicht, Anak Agung meende, dat Nieuw-Guinea een ‘netelig obstakel was op de weg naar een goede verstandhouding’.
Met Oosters geduld is dit obstakel zo niet onmiddellijk dan toch utieindelijk te overwinnen. Langs legale infiltratie is hetzelfde te bereiken. Daarom kan de Nederlandse souvereiniteit ondermijnd worden, indien Indonesië deelneemt aan de ontwikkeling van Nieuw-Guinea. De Indonesische voorstellen daaromtrent zijn: de Indonesische luchtvaart- en scheepvaartlijnen tot Nederlands Nieuw-Guinea uit te strekken; Indonesische onderwijzers te aanvaarden, die als bestrijders van het analfabetisme in 2000 lagere scholen en in 75 kweekscholen werkzaam zouden zijn, handelsbetrekkingen met Nieuw-Guinea uit te breiden, hetgeen voor Nederland goedkoper zal zijn. Ook over de financieel-economische regeling was vóór Kerstmis nog niets definitief. De ministers Zijlstra en Kasimo hadden daarover wel van gedachten gewisseld, maar zowel het Indonesische voorstel om alle oude Nederlandse rechten onder de Indonesische wetgeving te brengen als de schuldenregeling van 1949, die beide partijen voldeed, te herzien, vorderden een grondig onderzoek naar de eventuele gevolgen er van.
Met het oog op de feestdagen werd de conferentie geschorst tot begin Januari 1956.
1-1-'56
K.J.D.
| |
België
Zoals we voorzien hadden, zijn de sinds lang latent aanwezige tegenstellingen tussen socialisten en liberalen n.a.v. de hervormingsplannen van dhr Troclet inzake ziekteverzekering, zo verscherpt tot uiting gekomen, dat men van de tot nog toe meest uitgesproken bedreiging voor het leven van de regeringscoalitie mag spreken. Deze toespitsing is te wijten aan een - gedeeltelijk althans - onverwachte verstrakking van de wederzijdse posities. De mutualiteiten die door het accoord van 15 December met de geneesheren de laatste hoop van de socialisten hebben doen verwaaien, verwachtten dat dhr Troclet zou zwichten en dat ook de socialistische mutualiteit een zekere toenadering zou zoeken, gezien haar vroegere stellingname tegenover de eerste versie van het besluit Troclet. Het viel anders uit. Wilde deze mutualiteit, die geweigerd had deel te nemen aan de besprekingen met de geneesheren, het gezicht niet verliezen? Handelde ze onder invloed van het ABVV, onverdeeld pro-Troclet, dat wellicht nog enig resultaat verhoopte van een strakke houding? Hoe dan ook, de liberale tegenstand heeft de regering tot een eerste concessie bewogen: de besprekingen met de geneesheren worden voortgezet, en het besluit wordt intussen niet uitgevoerd. Voor het land zou de verwerping van de plannen van dhr Troclet - mits nochtans de ziekteverzekering werkelijk gesaneerd wordt - wellicht een geluk zijn. De CVP-interpellanten legden de nadruk op de gevaarlijke verstaatsende strekking ervan en de heer Gilson bracht nieuwe gevaren aan 't licht: gedaan was het met de vrije keuze van
| |
| |
geneesheer en kliniek, met de vrijheid voor het volgen van de voorgeschreven medicatie, langs de andere kant oprichting van een soort gezondheidsrechtbank en uitlevering van de zieke aan een logge maar almachtige controle. Dit biedt ons misschien een diepere psychologische sleutel tot het liberaal verzet: de socialisten, in hun superioriteitsgevoel, schrikken er niet meer voor terug de coalitieregering streng socialistisch-doctrinale ontwerpen te laten zegenen: noemen we naast het besluit Troclet de ontwerpen Leburton over de huisvesting en de sport, beide in de senaat geëncommissioneerd. En misschien heeft vooral dit verschijnsel de liberalen gestijfd in hun verzet, dat in het parlement ondubbelzinnig tot uiting kwam. Bij monde van de heren Liebaert, Motz en Moureaux hadden ze trouwens op hun vergaderingen ook uiting gegeven aan hun onrust t.o.v. de al te geestdriftige socialistische gebruikmaking van de middelen die aan de hoogconjunctuur te danken zijn.
Daarnaast echter zijn de verhoudingen tussen regering en oppositie schijnbaar minder gespannen. Dhr Motz prees de gematigdheid van het CVP-congres, dat anderzijds door een Vlaamse krant van rechts geïnterpreteerd werd als een mogelijke ouverture naar de socialistische kant toe. Nu is het zeker waar, dat het CVP-congres in een sfeer van kalme wil tot opbouw verlopen is, dat de hitte van de schoolstrijd voorbij bleek, dat er het primaatschap van de rede boven het gemoed gehuldigd werd, dat de kritiek op het regeringsbeleid wel scherp, maar geenszins gepassioneerd was, dat de besluiten zelfs een deur schijnen open te laten voor een minder radicale houding tegenover de wet-Collard, al werden de christelijke beginselen er met klem vooropgesteld. Maar Theo Lefèvre, ten zeerste gekant tegen iedere verslapping in de strijd, werd toch met klank herkozen, en zijn slotrede gaf ook aan de verduidelijking van enkele programmapunten, zoals ze in de besluiten kwam te staan, het perspectief van een meer diepgaande vernieuwing. Het lijkt ons dan ook voorbarig, uit te gematigdheid van toon, uit het optreden van mannen die ervoor doorgaan coalitieformules zoals die van 1947-1949 in het hart te dragen, af te leiden dat de CVP haar radicale oppositie zou opgeven. Veeleer lijkt zij de meest doeltreffende vorm van strijd tegen de regering te vinden in het voeren van een verdelingspolitiek, die natuurlijk een zekere soepelheid vergt, en minder spectaculair maar daarom niet minder realistisch is. Ieder heropflakkeren van acuut anticlericalisme vanwege de regering zou echter allicht het bewijs leveren van de onverminderde strijdvaardigheid der christenen.
Maar wel lijkt de regering het op prijs te stellen, dat het klimaat rustiger wordt. De wet-Collard - zonder aan potentiële gevaarlijkheid in te boeten - zal wellicht gematigd worden toegepast: er wordt met verwachting uitgezien naar de toepassingsbesluiten die o.m. de uitbetaling der toelagen aan het vrij onderwijs moet regelen. Inzake het interpellatierecht en de oprichting van een gemengde commissie tot reorganisatie van het leger, mocht de oppositie zich zelfs verheugen in tegemoetkomingen van de meerderheid in het parlement. Nu de Nederlandse tekst van de grondwet is klaar gekomen, geroepen om door de grondwetsherziening rechtsgeldigheid te verkrijgen, worden pogingen gedaan om de oppositie voor het werk van de constituante weer tot medewerking te bewegen. Niet iedereen in de oppositie is daartegen gekant; sommigen zouden zelfs hopen, de huidige regering door een tripartite te kunnen vervangen. Maar dat is hoogstens de opvatting van een kleine minderheid die bij de christelijke opinie geen schijn van kans heeft.
Het sociaal-economisch front blijft verder beheerst door de kwestie van de arbeidsduur. De algemene strekking lijkt te gaan naar compromis-oplossingen, zoals in de mijnsector. Deze compromissen zijn ingegeven door de huiver voor een nieuwe krachtmeting, maar ze consacreren toch de vooruitgang van de idee der vijfdagenweek, een
| |
| |
nieuwe krachtidee in de arbeiderswereld, die niet meer zal te stuiten zijn. Blijkt zulks niet opnieuw uit het feit dat de EGKS haar studie over dit probleem van de steenkoolsector over al haar sectoren uitbreidt?
Voor het overige is het vraagstuk van de kinderbijslagen nog steeds hangend, daar de bevoegde commissie tot geen eensgezind besluit kon komen. Zo blijft ook als laatste punt van het sociaal accoord van 30 juli jl. het herstel van de bijkomende vergoeding voor de moeder thuis onuitgevoerd. Het ontwerp Bossaert i.v.m. het pensioen voor de zelfstandigen werd in de kamer geconfronteerd met een nieuw, financieel veel voordeliger ontwerp De Saeger, en ging naar de commissie terug. Verder vallen de uitlatingen van voorzitter Mullie op de studiedagen van de Boerenbond te vermelden, volgens welke een nieuwe landbouwcrisis niet uitgesloten zou zijn, mede ingevolge de ontoereikende politiek van de regering. Deze kon, tenslotte, opgejaagd door een reeks interpellaties, niet langer blind blijven voor de textielcrisis en brengt een stel maatregelen uit, die de zelfhulp zeker niet uitsluiten, maar in de rayonne- en vlassector toch een werkelijke nood komen verhelpen.
Op buitenlands gebied is België's onthouding inzake de opneming van Spanje in de UNO opgevallen - ze betekende immers een morele tegenstemming. De houding van dhr Spaak, voorzeker in overeenstemming met de besluiten van het BSP-congres, is voor het nationaal belang, naar te vrezen valt, niet zonder gevaar. Inzake Europese economische integratie verrichtte dhr Spaak echter uitstekend werk. De experts van de raad der ministers hebben gedetailleerde plannen uitgewerkt inzake het in-pool-brengen van de atoomenergie op Europees vlak, van de klassieke energie en van het vervoer, alsook inzake het oprichten van een algemeen gemeenschappelijke markt die volgens de voorogestelde formules binnen een vijftiental jaren tot stand gebracht zou kunnen worden.
L. Deraedt
|
|