bij Duitsland aan te leunen? Ja, indien Adenauer maar twintig jaar jonger was; indien men maar wist, of maar niet al te goed wist, wat er na hem komen zal...
De Franse staatsleiders staan voor een onoplosbaar probleem. Het parlement verlangt van hen dat ze een politiek voeren, waarvoor ze de steun van een aangepaste militaire macht missen. Loopt een ministerpresident vast, omdat hij er niet in slaagt de quadratuur van de politieke cirkel te ontdekken, dan breekt dadelijk een huilconcert los; men eist het ontslag van de onbekwame; tot zijn opvolger in minder dan geen tijd in nog neteliger situaties terechtkomt, en er het bijltje bij neerlegt. Een stemming van onverschilligheid, ingehouden woede en berusting tast de mensen aan. Sommigen zoeken hun heil in oppervlakkig plezier en gaan hun aandacht besteden aan auto's en aan geraffineerde keukenrecepten. De élite verliest zich in mondaniteiten en in futiele literaire twisten. Anderen verwachten heil van krasse dictatoriale maatregelen van rechts of van links. Intussen gaat een stakingsgolf over het land, en geven de opgeroepen recruten openlijk blijk van hun uiterst gering enthousiasme voor de dienst. In het parlement werden mooie redevoeringen gehouden ten bate van de allerhande noden der binnen- en buitenlandse politiek, maar in werkelijkheid was het er de meeste afgevaardigden om te doen, hun vrijwillige zelfmoord, de kamerontbinding, zolang mogelijk uit te stellen.
De publieke opinie en de meerderheid van het volk, die boven alle partijgebondenheid een spontaan nationalisme huldigt, vertwijfelt er bijna aan, een man of een groep te zien opstaan, die in staat zou zijn de geweldige verborgen krachten van Frankrijk weer op te wekken, en op deze basis een diplomatie te bouwen die het al te geringe militaire potentieel terdege zou aanvullen. Vanwaar zal zo iemand komen?
Wij hebben op deze vraag geen antwoord te geven; ons is het er hier enkel om te doen de huidige toestand onbevooroordeeld te ontleden. Bijna de helft van het Franse leger zit vast in Noord-Afrika. Gedeeltelijke mobilisaties brengen een hoogst onwillig ‘mensenmateriaal’ aan, dat door de gendarmes en de politie in de kazernes wordt samengedreven. Die soldaten worden ingezet tegen een fanatieke vijand, aan wie vele der opgeroepenen in hun hart gelijk geven. Er breken overal nieuwe stakingen uit, die slechts voor een gering deel op zuiver economische oorzaken berusten.
Tegenover deze passiefposten heeft ook de uiterlijk vrij gunstige economische toestand niet veel te betekenen, evenmin als de hoge levensstandaard van middenstand en hogere burgerij in de steden, of de voordelige lonen der gespecialiseerde arbeiders. In deze omstandigheden zou Frankrijk een aantal buitenlandse kwesties moeten ophelderen. Vooreerst de ernstige spanning in Noord-Afrika, waar de terugkeer van Mohammed Ben Joesef Arabieren en Berbers slechts voor korte tijd zal tevreden stellen. Verder de liquidatie van de erfenis in Indochina, het Saarprobleem en de modus vivendi met Duitsland. Tenslotte zou de Vierde Republiek haar politiek moeten vastleggen: zal ze in de toekomst Amerika's, niet steeds even briljante, epigoon blijven? Of geeft ze er de voorkeur aan de weg van het neutralisme op te gaan? Of zal ze het met de Sovjet-Unie en de volksdemocratieën op een akkoord gooien?
Enerzijds wordt aan Frankrijk zijn deelname aan het Atlantische Pact verweten, en anderzijds haar onbeduidende militaire bijdrage voor diezelfde gemeenschap. De V.S. en de USSR klagen eenstemmig het kolonialisme aan: ze geven Frankrijk de raad uit Noord-Afrika weg te trekken om levens te sparen en