| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
HET meest spectaculair evenement van September was het bezoek aan Moskou van de Duitse Bondskanselier Adenauer (9 September). Voorafgegaan door een rijdende ambassade van 130 deskundigen landde de bijna 80-jarige op een vliegveld bij Moskou, waar hij volgens het protocol met de voorgeschreven hoffelijkheid door Boulganin en de zijnen ontvangen werd. Hem wachtten zware dagen: felle discussies, afgewisseld door uitbundige feestgelagen, zoals de Russen, althans hun leiders, ze van oudsher kennen. Adenauer wist deze moeilijkheden fris te doorstaan, maar Boulganin moest enkele dagen naar bed om weer bij te komen. De Bondskanselier kwam, om in de eerste plaats de in vrijheidstelling en de terugkeer der meer dan 100.000 Duitsers in de Sovjet-Unie te verkrijgen. Een menselijk doel. Bij zijn tegenpartij stond een politiek doel voorop: de ‘normalisering’ der diplomatieke betrekkingen nl. het oprichten van een gezantschap te Bonn. Volgens Adenauer hield een normalisatie der verhoudingen uiteraard in de vrijlating der Duitsers. Hierover ontstond een heftige woordenwisseling. De kanselier merkte op, dat Hitler met zijn trawanten niet met het hele Duitse volk vereenzelvigd mochten worden. Hij gaf toe, dat Hitler's troepen in Rusland ernstige misdaden bedreven hadden, maar dat ook de Sovjet-troepen zich in Duitsland ‘in zekere opzichten’ hadden misdragen. Kroesjtsjef wond zich over deze uitlating geweldig op. Deze verklaring van de Bondskanselier is een belediging voor het rode leger. ‘Wij hebben de grenzen niet overschreden: wij hebben de oorlog niet aangevangen’. Hij vergat echter het Duits-Russisch verdrag van Ribbentrop-Molotof (1939). waardoor de wereldoorlog aangemoedigd, zo niet uitgelokt werd. Adenauer wist zich te beheersen. Hij beperkte zich tot de verwijzing naar de eerbewijzen, die Hitler vóór de oorlog van het buitenland waren ten deel gevallen en corrigeerde de geïncrimineerde
woorden tot ‘er zijn verschrikkelijke dingen’ gebeurd. Wat de krijgsgevangenen betrof, had Boulganin vlug uitgerekend, dat er slechts 9626 geïnterneerden als oorlogsmisdadigers vastgehouden werden, van de vermiste burgelijke Duitsers was hem niets bekend. Volgens Duitse gegevens moeten er, afgezien van de 9626 oorlogsmisdadigers nog 90.000 ‘spoorloze’ oud-soldaten en nog ruim 100.000 civiele vermiste burgers in Rusland rondzwerven of in kampen gevangen zitten. Besprekingen tussen de ministers van buitenlandse zaken, von Brentano en Molotof raakten op een dood punt. Adenauer wilde reeds zijn koffers pakken, toen op een grootse receptie op het Kremlin in een langdurig onderhoud met Boulganin het plotseling tot een accoord kwam. Uit medelijden met de gevangenen bracht hij het offer van herstel der diplomatieke betrekkingen, de kwade gevolgen er van in de koop nemend. Afgesproken werd, dat de oorlogsmisdadigers spoedig amnestie zouden krijgen of, in Duitsland teruggekeerd, volgens de federale wetten van de Duitse Bond te recht zouden staan. In officiële brieven heeft de kanselier het Kremlin meegedeeld, dat hij, in overeenstemming met de andere westerse grote mogendheden een blijvende Russische bezetting van de Oder-Neisse-linie niet erkende, en dat de Duitse grenzen pas bij een internationaal vredesverdrag kunnen bepaald worden, zodat de status quo - de splitsing van Duitsland in tweeën - geen blijvend karakter mag dragen. Deze reserves werden door ‘Tass’ weersproken.
In een persconferentie heeft Adenauer uiteengezet, waarom hij gezwicht is. Een afwijzing van het herstel der diplomatieke betrekkingen zou als een belediging van de Sovjet-Unie zijn opgevat. ‘Wij kunnen deze betrekkingen benutten om de vreedzame
| |
| |
ontwikkeling te dienen. Het onvermijdelijke zal nu in de goede richting moeten worden gestuwd’. Enige dagen later waarschuwde Adenauer het westen niet te veel vertrouwen te schenken aan de Russische vriendelijkheden. Het waren niet zozeer de woorden van Kroesjtsjef: ‘Iedereen, die onze glimlach opvat als een terugtrekken van de politiek van Marx en Lenin begaat een fout’, als wel de zeer vriendelijke houding, die Moskou tegenover Oost-Duitsland, vlak na het vertrek van de Bondskanselier toonde. Grotewohl, naar Moskou ontboden, mocht er opnieuw vernemen en thans door verdrag bevestigd zien, dat de ‘Volksdemocratische Republiek’ van Oost-Duitsland eigen souvereiniteit bezat, met behoud nochtans van Russische bezetting.
Adenauer begreep, dat deze tactiek er op uit was een blijvende splitsing van Duitsland te handhaven. Met deze satellietstaat kon hij geen contact opnemen en zeker niet de hereniging van Duitsland op voet van gelijkheid bespreken. Dat had hij reeds in Moskou afgewezen. Op de op 27 October te houden conferentie der ministers der vier grote mogendheden moesten de volken van het westen zich door vriendelijke gestes niet laten misleiden en niet verder toegeven aan de Russische drang naar een veihgheidspact zonder dat de Russen in een Duitse eenheid naar westelijke maatstaf toestemmen. ‘De Russische vriendelijke gestes zijn niet anders dan een nieuwe fase van de koude oorlog’.
Ook de Bondsdag en de Bondsraad waren het eens met Adenauer's overwegingen en keurden unaniem zijn beleid in Moskou goed. Dulles verklaarde openlijk, dat het verdeeld blijven van Duitsland een ‘zonde tegen de natuur’ zou zijn, en de twee andere westelijke grote mogendheden lieten weten, dat de souvereiniteit van Oost-Duitsland, zoals zij reeds in 1954 bepaald hadden, niet zou worden erkend.
Eenzelfde argwaan is geoorloofd omtrent de royaliteit jegens Finland. De president Paassikivi, vergezeld door zijn premier Kekkonen, ontving te Moskou de belofte van de vervroegde teruggave van de militaire basis Porkkala bij Helsinski. Men sprak daarbij de hoop uit, dat andere mogendheden (bedoeld waren de V. Staten) dit goede voorbeeld zouden volgen en eveneens haar vooruitgeschoven bases zouden opgeven. Er werd echter verzwegen, dat in een komende atoomoorlog de Finse basis volkomen waardeloos is.
Behalve in Tunesië is de onrust in Algerië en Marokko nog steeds gaande. In Tunesië heeft de premier Tahar Ben Annar zijn taak na de ondertekening van het verdrag met Frankrijk als voltooid beschouwd. Bij dit verdrag deed Frankrijk de volgende concessies: het Arabisch is de enige officiële taal, Fransen tot leden van de gemeenteraden gekozen, moeten door de Bey bevestigd worden, na 20 jaar wordt de rechtspraak overgenomen door Tunesische rechtbanken, na 2 jaar komt de leiding der politie in handen van de Tunesische regering en Franse en Tunesische scholen worden als evenwaardig beschouwd.
Algerië tracht de Franse regering te kalmeren door de troepenmacht aanzienlijk te vermeerderen en een voor de Algerijnen rechtvaardiger grondverdeling ter hand te nemen. Omdat de haard van onrust bij de Algerijnen in Frankrijk ligt, zijn daar razzia's en huiszoekingen gehouden, die weinig resultaat hebben opgeleverd. Maar de Algerijnen wensen van Frankrijk gedesintegreerd te worden en een eigen staat te vormen.
De kwestie-Marokko bleef ingewikkeld. De plannen van Grandval, inmiddels voor de conservatieve krokodillen geworpen en vervangen als resident-generaal door Boyer de la Tour, oud-resident van Tunis, waren goeddeels door de minister-president Faure, overgenomen: Joussef zou van Madagascar naar Frankrijk komen, Arafa zou zich, min of meer vrijwillig, terugtrekken en een Troonraad zou voorlopig de regering voeren. Naast een delegatie van zijn aanhangers uit de Istiqlal ontving Joussef de bejaarde
| |
| |
generaal Catroux. Hij was bereid ‘de nodige verzoenende gebaren te maken’, aanvaardde het Franse voorstel geen pogingen te doen in Marokko terug te keren en richtte een proclamatie tot de Marokkanen, hen aansporend tot kalmte en onthouding van terroristische daden. Veiligheidshalve had de Franse regering met 150.000 de legermacht in Marokko uitgebreid, bestaande uit troepen van de Nato, die in Europa door ongeoefende recruten werden vervangen, niet ten genoegen van de bondgenoten en onder protest van de Sovjet met de bewering, dat de Nato hiermee haar doel voorbijschoot. Op Boyer de la Tour rustte de taak sultan Arafa tot afstand te bewegen.
Maar deze, opgehitst door Franse kolonisten en speculerend op de onenigheid in het Franse kabinet en in de Franse Kamer, liet zich (voorlopig) door de resident niet ompraten. Waar nog bij kwam, dat de Spaanse regering bezwaren maakte tegen zijn migratie naar Tanger. Zo bleef ook de benoeming van een ‘Troonraad’ hangende en werd de streefdatum (12 September), die Faure zich gesteld had, overschreden. Aldus dreigde het gevaar, dat het kabinet-Faure tegenover de Assemblée, die in de aanvang van October weer bijeenkwam, zich niet staande zou kunnen houden.
Spoediger dan men kon bevroeden is de dictatuur van president Peron aan haar einde gekomen. Hij had de opstand van 16 Juni neergeslagen en toonde zich ‘grootmoedig’ door aan de oppositie het gebruik van de radio toe te staan. Deze maakte er gebruik van om rond te roepen, dat zij zich niet neerlegde bij de minimale concessie, doch volledige gelijkgerechtigdheid eiste. De door Peron afgeschafte kerkelijke feestdag van O.L.V. ten Hemelopneming vierden de katholieken met de gebruikelijke luister. Onder voorwendsel een nieuwe samenzwering ontdekt te hebben, verrichtte de politie een golf van arrestaties van officieren van leger en vloot en zelfs van leerlingen van Jezuïeten-colleges. De Jezuïeten werden, volgens een oud recept van de Spaanse minister Aranda uit de 18de eeuw, beschuldigd wapens in hun colleges verborgen te hebben. Het Argentijns episcopaat verdacht Peron met plannen rond te lopen om het katholicisme te vervangen door een zg. ‘autentiek christendom’.
Peron schijnt het hem dreigende gevaar aangevoeld te hebben. Op 30 Augustus voerde hij de al te doorzichtige comedie op. Reeds eerder was hij als voorzitter van de C.G.T. (de vakbonden) afgetreden. Op bovenvermelde datum verklaarde hij het land niet te hebben kunnen pacificeren en daarom als president van het land te willen aftreden. Onmiddellijk trad het zorgvuldig voorbereide protest der arbeiders in werking. Onder leiding van de secretaris der 6 millioen leden tellende C.G.T., Hugo di Pietro, vormden zich spreekkoren, die Peron, staande op het balkon van het regeringspaleis, bezwoeren zijn voornemen te laten varen. Tot tranen ontroerd bezweek de president voor deze gehechtheid en vervolgde, dat de in het verleden getoonde ‘verdraagzaamheid’ hem thans het recht gaf tot een gewelddadig optreden. ‘Iedere Argentijn mag ordeverstoorders zo maar doden’. De staat van beleg werd afgekondigd. Wat de godsdienst betreft: deze zou beschermd worden, maar ook diegenen, die geen godsdienst aanhangen. Ruim veertien dagen later (16 September) kwamen er verwarde berichten door, dat leger, vloot en luchtmacht, ditmaal met als centrum de stad Cordoba, in formele opstand verkeerden. Zij was beter georganiseerd dan die van 16 Juni.
De C.G.T., die voor Peron door het vuur zou gaan, heeft geen vinger uitgestoken om hem te behouden. Zij gaf de arbeiders opdracht om aan het werk te blijven en zich van staking te onthouden. Peron trok de consequentie. Hijzelf en al zijn ministers traden af en droegen het gezag over aan een ‘Junta’, die met de rebellen onderhandelingen aanknoopte. Zij werden het spoedig eens. De ‘Junta’ van Cordoba, bestaande uit
| |
| |
de generaal Lonardi, Lagos en de schout-bij-nacht Rojas namen het bewind over, en Lonardi werd president van Argentinië. Hij ontbond het zeer eenzijdig Peronistisch samengesteld parlement, waarin de oppositie der radicalen slechts over 12 zetels beschikte en liet de politieke gevangenen vrij om ze te vervangen door de politieke gevangenen van de verslagen partij. Uit menselijke gevoelsoverwegingen zagen de overwinnaars af van hun eis tot uitlevering van Peron, mits zijn bijeengegaarde schatten achterbleven.
Bij zijn triumfale intocht in Buenos Aires beloofde Lonardi aan de verzamelde menigte handhaving van de vakbonden, herstel van de democratische grondrechten, godsdienstvrijheid voor alle gezindten, herstel van het concordaat met het Vaticaan, op economisch gebied een einde van de inflatie en beperking van de overheidsuitgaven tot het noodzakelijke. De nieuwe staatschef, erfgenaam van een chaos, zal al zijn administratieve en diplomatieke gaven nodig hebben om zijn taak tot een goed einde te brengen.
Van de vele nog onopgeloste kwesties is die van Cyprus op een conferentie der belanghebbende mogendheden te Londen behandeld. Voorlopig zonder resultaat. Sinds 1878 heeft Engeland er het recht van bezetting en verklaarde in 1925 het eiland tot kroonkolonie. Want Turkije, die de eeuwenoude bezitter was, had de wereldoorlog verloren. Na de tweede wereldoorlog streefden de Griekse Cyprioten, onder leiding van de orthodoxe aartsbisschop Macarius naar aansluiting (enosis) bij Griekenland, omdat de meerderheid (80%) Grieks is en de rest uit een minderheid van 20% Turken bestaat. Ankara staat op het standpunt, dat het eiland, zo er wijziging komt, aan de Turken, als vroegere bezitters, moet terugvallen en niet bij Griekenland gevoegd kan worden, waartoe het nooit behoord heeft. De Britse regering van haar kant denkt niet aan opgeven van het eiland. Handhaving der Britse souvereiniteit over Cyprus is van vitaal belang voor haar defensie-plichten in het midden-oosten. Het bezit van enkele bases is daartoe niet voldoende. De onverzoenlijke standpunten werden toegelicht door MacMillan, Stefanopoulos en Zorin. De conferentie werd geschorst, omdat ‘alleen overeenstemming was bereikt over het feit, dat geen overeenstemming was bereikt’. Het Britse voorstel: een gekozen volksvertegenwoordiging, alle ministeries, behalve defensie en buitenlandse zaken, in handen van Cyprioten, waarvan de Turkse minderheid niet uitgesloten zal zijn en een commissie van 3 om een grondwet samen te stellen is ter overweging aan de twee andere regeringen ter hand gesteld. Nog voordat de betrokken regeringen de tijd hadden gehad tot overweging, braken in Instamboel en Smyrna anti-Griekse relletjes uit. Te Istamboel werden 54 gebouwen, waaronder 19 Grieks-orthodoxe kerken in brand gestoken. Te laat kondigde de Turkse regering de staat van beleg af en haar betuiging van leedwezen over het voorgevallene was voor de Grieken onbevredigend. Zo kwam er een scheur in het
Balkan-verdrag tussen Griekenland, Turkije en Joego-Slavië en wat nog erger was, het Griekse kabinet ging de theoretische mogelijkheid van uittreding uit de Nato bestuderen! Een behandeling door de V.N. werd afgewezen, omdat zulks ‘de hartstochten maar onnodig zou oproepen’.
| |
Nederland
In het laatste jaar van een aflopende periode mag men van een op aftreden staand kabinet niet te hoge verwachtingen koesteren. De Troonrede van H.M. op 20 September bevatte dan ook meer een overzicht van het verleden dan beloften voor de toekomst. En zelfs deze plannen zullen binnen de bepaalde termijn niet alle de eindstreep halen. Genoemd worden de stichting van een interparlementair Benelux-orgaan,
| |
| |
internationale overeenkomsten op atoomgebied zullen gesloten worden, woningbouw zal de hoogste prioriteit genieten ten koste van de bouwactiviteit op elk ander gebied De grondwet zal worden aangepast aan de nieuwe rechtsorde voor het Koninkrijk. Een ontwerp Delta-wet zal spoedig worden ingediend, alsmede wetsontwerpen betreffende het technisch hoger onderwijs en een monumentenwet. Ten opzichte van de prijzen wordt gestreefd naar stabilisatie en zo mogelijk vermindering, en inzake loonvorming worden de adviezen van de S.E.R. afgewacht. Niettegenstaande de welvaart, dank zij de hoogconjunctuur, stijgende is, maande de minister van financiën tot behoedzaamheid wegens de waarschijnlijke tijdelijkheid van dit verschijnsel.
Dat de vrouwen in de politiek meer dan vroeger in de melk te brokkelen hebben, bewees de aanneming van de motie-Tendeloo (46-34 stemmen), waarbij de regering verzocht wordt de algemene regel, dat een ambtenares ontslag krijgt, wanneer zij in het huwelijk treedt, op te heffen. Minister Beel trachtte de aanneming dezer motie te voorkomen door bezwaren te opperen, die onder rumoer van de Kamer als van geen betekenis ter zijde werden geschoven. Nadat de katholieke afgevaardigde mej. de Vink de motie verduidelijkt had, met de toevoeging ‘behoudens bij het blijken van misstanden’, stemden ook vijf katholieke Kamerleden vóór, waarmee zij een heilig huisje van de vroegere R.K. Staatspartij sloopten.
Bij de behandeling van de wet op het Kleuteronderwijs kwam pater Stokman in zoverre op deze motie terug, dat hij een amendement indiende, waarbij aan de gemeenteraden en aan de besturen van de bijzondere kleuterscholen de bevoegdheid wordt verleend een leidster, in geval van huwelijk, te ontslaan. Over dit amendement staakten de stemmen (43-43), zodat het begin October opnieuw voorkwam en verworpen werd. Het amendement-Stokman was niet het enige. Er waren er meer dan 30, waarvan sommige aanvaard, andere verworpen werden, met het gevolg dat het geheel onoverzichtelijk was geworden. De toegang tot de kleuterschool is gesteld op vier jaar tegen betaling van 12 gulden per jaar.
17 September, enkele dagen vóór zijn 70ste verjaardag, overleed plotseling kardinaal de Jong. Hij, die in zijn eenvoud gehoopt had zijn leven in de studie der geschiedenis te mogen slijten, is door de oorlogsgebeurtenissen uitgegroeid tot een nationale figuur, een hoofdpersoon in de annalen van ons vaderland. Zijn onverzettelijkheid tegen de overweldiger kwam voort uit zijn geweten, zijn plichtsbesef, dat, wat ook de gevolgen zouden zijn, hem de juiste weg wees.
Zijn vurigst verlangen: de eenheid der katholieken op politiek gebied mocht hij niet verwezenlijkt zien. De leden van de ‘Werkgemeenschap’ bleven halsstarrig. Maar na twee jaar van moeizaam onderhandelen (23 September) kwam een accoord tot stand tussen de K.V.P. en de K.N.P. waarbij de laatste partij zich zou ontbinden, erkennend, dat binnen een politieke partij generlei plaats is voor georganiseerde groepsopvatting. Zij onderschreef het beginsel- en werkprogram (1956) van de K.V.P. Binnen het kader van de programs der partij en rekening houdend met de fractie-eenheid omwille van het politieke beleid bestaat er vrijheid van inzicht, van openbare meningsuiting en van stemmen. Twee figuren, die vertrouwen genieten in de huidige K.N.P.-kring zullen bij de eerstvolgende verkiezingen op de lijsten der K.V.P. worden verkozen. Tot zo lang blijft de K.N.P.-fractie in de Tweede Kamer zelfstandig bestaan.
Voor de heer Weiter en zijn volgelingen is het Mandement niet vergeefs geschreven.
1-10-'55
K.J.D.
| |
België
Het begon er in de maand September naar uit te zien, dat de hoogconjunctuur, die
| |
| |
zoveel tot het betrekkelijk succes van de regering Van Acker heeft bijgedragen, ook de kiemen van de ondergang dezer regering in zich bergt. Het is inderdaad aan de hoogconjunctuur te danken, dat het aantal werklozen tot een minimum is gedaald, en dat de socialistische uitgavenpolitiek tot nog toe tot geen financieel fiasco voerde. Het is ook daaraan te danken, dat het financiële wapen van het comité voor vrijheid en democratie - ofschoon met al te veel bescheidenheid aangewend - ondoeltreffend bleef. De belastingontvangsten, in hun recordcijfers nog verstevigd door de diverse belastingverhogingen van deze regering, hebben alle ernstige begrotings- en zelfs thesaurie-zorgen uit de wereld geholpen. En wanneer de nieuwe begroting op een lager peil dan in 1955 en in evenwicht wordt aangekondigd, mag men zich zelfs afvragen of, economisch gezien, de regering niet beter het voorbeeld van de begroting-in-boni uit de tijd van de Korea-boom zou navolgen. Dit is dan de lichtzijde van de conjunctuur.
Maar de medaille heeft een keerzijde. In de welvaart van zulk een conjunctuur eisen de arbeiders - en terecht - hun deel op. En de tendens van die eisen is, algemeen te zijn. Weliswaar vermeldden de accoorden van 13 en 30 Juli inzake verhoogd minimumloon en geleidelijke invoering der 5-dagen-week uitdrukkelijk dat de vooruitgang per sector en volgens de mogelijkheden in die sector verwezenlijkt diende te worden. Maar het A.B.V.V., dat zijn nederlaag van einde Juli moest goed maken, scheen bewust die punten uit het oog te verliezen, toen het opnieuw de leiding nam in de sociale strijd. Die veralgemening van de draagwijdte der eisen kon echter onmogelijk door de patroons van ettelijke sectoren aanvaard worden. Dit was het geval niet alleen in minder welvarende takken, als voornamelijk de textiel en bepaalde takken van de scheikundige nijverheid, waar de prijzen thans reeds nauwelijks ‘konkurrenzfähig’ zijn, maar ook in sleutelsectoren, waar een prijsverhoging een weerslag op de gehele industrie zou hebben. Waar deze economisch onverdachte argumenten bij de syndicaten niet steeds voldoende erkenning vonden, kon de sociale spanning niet uitblijven met, op politiek plan, een spanning tussen het A.B.V.V. en naast de liberalen ook wel de socialisten in de regering, maar tevens een spanning tussen de katholieke werkgevers en het A.C.V., die het christelijke eenheidsfront niet ten goede kwam. Deze moeilijkheden leidden tot harde woorden en zelfs tot de indiening van een stakingsaanzegging vanwege het A.B.V.V. in tal van chemische nijverheden (staking in de stikstofsector), de metaalnijverheid en de kolennijverheid. Parallel hiermee verliep de spanning omwille van de prijzenpolitiek, waar het A.B.V.V. een memorandum publiceerde dat allesbehalve mals was voor de regering, en een ingrijpen vroeg in de distributie- en de landbouwsector.
Tegen het einde van de maand leek de regering er in te slagen, de meer politieke vleugel van het A.B.V.V. weer in het spoor te brengen, door onderhandelingen en beloften inzake prijzenpolitiek, en politieke argumenten wat minimumloon en arbeidsduur betreft, toen bij het verschijnen van het besluit Troclet over de ziekte- en invaliditeitsverzekering dd 22 September, een nieuwe en misschien nog gevaarlijker storm opstak. Van socialistisch-doctrinair standpunt uit is dit verstaatsend besluit logisch. De mutualiteiten worden betaalorganismen, de staat richt een uitgebreid contrôle-apparaat op, dokters en ziekenhuizen worden, na de apothekers, afhankelijk van de verzekering, helaas ook van haar betaalmogelijkheden, ook de patiënt betaalt voor de gezondheidszorgen nog alleen bij de verzekering zelf. Daarbij komt de erkenning van ziekenhuizen door de verzekering op grond van discretionnair toe te passen criteria: de principes van Collard thans ook op gezondheidsgebied! Met uitzondering van de socialistische mutualiteiten - en dan nog - is het verzet algemeen; de andere
| |
| |
mutualiteiten houden aan hun zelfstandigheid vast; de artsen bedanken ervoor, financieel afhankelijk te worden van een deficitaire verzekering; de christelijke gemeenschap aanvaardt geen beschikkingen die ten nadele van het vrij initiatief kunnen uitvallen; de liberalen weten, dat het zelfmoord zou betekenen, een dergelijk socialise-ringsbesluit te dekken: een hunner bladen eiste reeds het hoofd van Troclet en de liberale ministers zullen rekenschap mogen afleggen. Kortom, dit is zeker één van de ernstigste bedreigingen die de coalitie tot nog toe gekend heeft.
Op het schoolfront blijft het uiterst kalm. De herneming van het schooljaar bracht én voor het openbaar én voor het vrij onderwijs een aangroei van het aantal leerlingen. Voor de katholieke scholen zijn nog geen volledige cijfers beschikbaar, maar practisch staat thans reeds vast, dat ze als morele overwinnaars uit de strijd komen.
Ook het militair vraagstuk heeft weer stof doen opwaaien en wel door een communiqué van het nationaal comité van de C.V.P., waarin gewezen werd op de gewijzigde omstandigheden, zowel internationaal-politiek als militair-technisch gezien, en aan de regering gevraagd werd, met deze elementen rekening te houden bij de nodige reorganisatie van het leger. Ook een eventuele vermindering van de dienstplicht kwam daarbij ter sprake. Door deze vraagstukken aan te vatten, zou België het voorbeeld volgen van de grootmogendheden en voldoen aan een eis tot modernisering die door militaire technici over geheel de wereld gesteld wordt. Het opwerpen van dit probleem gaf tot verschillende reacties aanleiding, waarvan onthouden dienen de getuigenissen over de rampspoedige toestand o.m. van het luchtwapen, en de eis tot invoering van de 12-maanden diensttijd, die door de socialistische jonge wachten op hun congres geuit werd.
In het vooruitzicht der wereldtentoonstelling 1958 kwam de planning der openbare werken in het centrum der belangstelling te staan. Minister van Audenhove maakte een gedetailleerd programma bekend, terwijl het A.C.V. op zijn congres van 23-25 September sensatie wekte met de bekendmaking van een programma tot uitbouw van de economische infrastructuur, dat over 10 jaar 150 milliard zou kosten. In dat programma, waarvoor financieringsmogelijkheden concreet worden aangegeven, wordt terdege rekening gehouden met de Vlaamse noden. Aspecten van de Vlaamse beweging werden verder behandeld op de 37e sociale week te Leuven, waar oud-minister van den Daele de federalistische stellingen aan een critisch onderzoek onderwierp, alsmede op de studiedagen van de L. de Raetstichting, gewijd aan regionaal-economische politiek. Eveneens langs de kant der Vlaamse belangen werd het ingrijpen van de pers i.v.m. de benoeming van 's Konings kabinetschef gemotiveerd - na de afwijzing van de heren Weemaes en Clerdent werd dan verrassend interimaris Lefebure in het ambt bevestigd - dit zijnde een van de belangrijkste perspolemieken van de maand, samen met die over de overname van de kranten ‘Le Matin’ en ‘La Nation Beige’ door een financiële groep. Vooral de koerswijziging van de Nation, die een officieus blad van de C.V.P. geworden was, trok de aandacht.
De derde belangrijke polemiek was die over de instelling van een onderkoningschap in Belgisch Kongo. Men had deze mogelijkheid geopperd klaarblijkelijk in een ‘kolonistische’ geest, dus met het doel een grotere autonomie aan Kongo, men leze de blanken in Kongo, te verlenen. Over deze suggestie, hoe onrealistisch ook, werd druk gedebatteerd, omdat ze terecht beschouwd werd als een vertolking van de genuanceerde sympathie die door de Kongolese blanken gekoesterd wordt voor de gedachte van de Belgisch-Kongolese gemeenschap, en de neiging, om zich als een Afrikaanse heersersklasse te beschouwen. De gevaren van Kenia zijn klaarblijkelijk nog niet geheel uit onze overzeese gebiedsdelen gebannen.
L. Deraedt
|
|