Streven. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Herziening van het proces van de Hertog van Alba (1507-1582)Ga naar voetnoot1)
| |
Opperbevelhebber in DuitslandNaar onze mening krijgt dit besluit een grote kans als men de bedrijvigheid van de hertog buiten de Nederlanden onder de loupe neemt. Reeds vroeg genoot hij het vertrouwen van Karel V en speelde hij een belangrijke rol in het Habsburgse Rijk. ‘Men moet hem gebruiken in | |
[pagina 139]
| |
staats- en oorlogszaken’, schreef Karel V in 1543, in een geheime instructie aan zijn zoon Filips, toen hij Spanje ging verlaten, ‘want hij is de beste die wij voor het ogenblik in het rijk hebben’. Wie beseft welk een klare kijk de Keizer had op de militaire en staatkundige noodwendigheden van Spanje en dat hij zich in dit geval geenszins liet beinvloeden door het feit dat Alba, én door geboorte én door familietraditie, een van de meest vooraanstaande Grandes was, zal zonder gevaar van overdrijving ook kunnen toegeven dat die aanbeveling de verdiensten van de hertog onbetwistbaar in het licht stelt. Trouwens, de vererende opdrachten die Karel V en Filips hem gaven, heeft Alba, en door de reorganisatie van het Spaanse leger en door de verbetering van het bestuursapparaat, met kennis van zaken uitgevoerd. Hoe zou de Keizer anders, enige jaren later, op het idee zijn gekomen de hertog tot opperbevelhebber van het keizerlijk leger in Duitsland aan te stellen? Waarom verkoos hij Alba boven de Italiaan Ferdinando di Gonzaga, die, wat militaire en administratieve kennis betreft, voor Fernando Alvarez niet hoefde onder te doen? De actie tegen de liga van Schmalkalden eiste evenveel omzichtigheid en diplomatie als militaire bekwaamheid. Van een snelle overwinning kon geen sprake zijn, van een radicaal optreden evenmin. Nicolas Perrenot de Granvelle, eerste raadsheer van Karel V, dacht er geenszins aan het protestantisme door geweld uit te roeien. Veeleer verkoos hij een vredelievende en gematigde politiek te voeren, te meer daar een oorlog op het Duitse front, omwille van de aanhoudende bedreigingen van Fransen en Turken, zeer noodlottige gevolgen kon hebben. Was Alba in die omstandigheden de geschikte man in Duitsland? Wij antwoorden beslist: ja. Ongetwijfeld staat hij aan de zijde van de partij die de politiek van de eerste raadsheer Granvelle wantrouwt, doch hij beseft ten volle, en hij overtuigt de Keizer er van, dat opportunisme geboden is. Van een gewild brutaal optreden, van een systematische terreur, geen sprake. Haast geen stad die aan plundering of verwoesting wordt prijsgegeven, tenzij in Württemberg, waar Alba, ten gevolge van langdurige en hardnekkige weerstand, een voorbeeld wil stellen. Steeds die grote bezorgdheid van de hertog voor de tucht in zijn leger, tucht, die hij gemakkelijk handhaaft door zijn troepen buiten de steden, dus op het platteland, te houden. Geen geweld - aldus Alba in de krijgsraad - waar een gematigd optreden resultaten oplevert, geen systematisch bloedvergieten in een burgeroorlog, waar de overwinnaar vaak alles verliest en nooit veel wint. Maak gebruik van de verdeeldheid onder uw tegenstanders, onderhandel waar dit mogelijk is, verzwak de vijand door onafgebroken schermutselingen, verleg de strijd in vijandelijk land, put de troepen van de tegenstander uit en sla toe op het gunstig moment als de zege verzekerd is. Karel V aanvaardt dit plan, laat het uitvoeren en behaalt spoedig de overwinning. Op 24 April 1547 verslaat hij keurvorst Johan Friedrich van Saksen te Mühlberg aan de Elbe en breekt hij de militaire macht van de liga van Schmalkalden. Na de overwinning wordt de vraag gesteld of Johan Friedrich al dan niet met de dood gestraft moet worden. Sommige hovelingen en aanvankelijk de Keizer zelf opteren voor deze oplossing. De hertog van | |
[pagina 140]
| |
Alba echter wil op de ingeslagen weg voortgaan: een voorzichtige en gematigde politiek lijkt hem ook na de overwinning aangewezen. Johan Friedrich is een eerlijk man en wellicht kan hij de Keizer nog grote diensten bewijzen. Gevaarlijk schijnt het in ieder geval hertog Maurits van Saksen, die een opportunistische staatkunde voert en de Keizer slechts gesteund heeft met het doel het keurvorstendom Saksen te verwerven, met dat vorstendom en met de keurvorstelijke waardigheid te belenen. Nuttiger, aldus Alba, zou het zijn, bedoeld electoraat en de veroverde Saksische gebieden aan een lid van het Oostenrijkse Huis toe te kennen, of, indien dit onmogelijk blijkt, onder bepaalde voorwaarden aan Johan Friedrich terug te schenken. In deze zaak nochtans meent Karel V de hertog van Alba niet te kunnen volgen. Wel behoudt Johan Friedrich het leven, doch het grootste deel van zijn bezittingen wordt aan Maurits van Saksen gegeven. Te oordelen naar de gevolgen die er in 1552 te Innsbruck en te Passau uit voortvloeien, is die daad van de Keizer een zware politieke fout geweestGa naar voetnoot5). De houding, die de hertog van Alba in Duitsland aannam, hoeft geen verwondering te wekken, daar de politiek, die in Duitsland gold, met de nodige aanpassing door hem ook elders gevolgd werd. | |
Activiteit in ItaliëIn dit verband loont het de moeite de aandacht te vestigen op de verwikkelingen die zich in 1555 en volgende jaren in Italië voorgedaan hebben en waarbij de hertog van Alba, in zijn hoedanigheid van opperbevelhebber, gouverneur van het Milaanse en vice-koning van Napels, betrokken werd. Moeilijk kan men zich een juist denkbeeld vormen van de benarde toestand waarin de Spanjaarden verkeerden ten gevolge van de Franse veroveringen in Savoye-Piëmont en het offensief optreden van maarschalk Cossé de Brissac. Die toestand was des te gevaarlijker daar er aan het hof te Brussel geen eensgezindheid bestond omtrent de gedragslijn, die men diende te volgen. Karel V dacht aan abdicatie en koning Filips liet zich sterk door Ruy Gomez de Silva en diens vredesgezinde partij beïnvloeden. Ongetwijfeld had Gomez goede bedoelingen, doch de onenigheid aan het hof, die uit zijn houding voortvloeide, en de onbeslistheid van Filips moesten onvermijdelijk ernstige verwikkelingen na zich slepen. De Spaanse politiek in Italië ondervond er hoe langer hoe meer de weerslag van: de administratie liet veel te wensen over, de ravitaillering van de garnizoenen bleek onvoldoende en van een regelmatige uitbetaling van soldij was geen sprake. Ook bleef de toestand te Siëna zeer verward en dacht men redenen te hebben om de groothertog van Toskane, Cosimo di Medici, te wantrouwen. In die omstandigheden komt de hertog van Alba in de maand Juni 1555 te Milaan aan. Hij vindt er de zaken volstrekt niet naar zijn zin. Onweerstaanbaar werpt Brissac de Spaanse stellingen overhoop, belangrijke strategische punten gaan verloren, troepen vluchten, beginnen | |
[pagina 141]
| |
te muiten of leggen de wapens neer. Onmiddellijk tracht de hertog van Alba het meest dreigend gevaar te bezweren, doch hij staat voor een moeilijke taak. Ondanks de talrijke brieven die hij, vóór en na zijn aankomst te Milaan, dagelijks aan Karel V, Filips van Spanje, Ruy Gomez de Silva, Francisco de Eraso e.a. schrijft en waarin hij voortdurend op de toezending van de beloofde fondsen aandringt, schijnt men aan het hof de mening te hebben dat de aanwezigheid van de hertog in Noord-Italië voorlopig volstaat om de Fransen in toom te houden. ‘Ik zie mij verplicht mijn beklag te maken’, schrijft Alba op 29 Juni 1555 aan Ruy Gomez, ‘daar ik tot nog toe nauwelijks 160.000 scudi ontvangen heb. Met dergelijke som kan ik geen veldtocht beginnen, want zij volstaat zelfs niet om de belangrijke plaatsen, die ik moet verdedigen, van het nodige te voorzien .... Als ik geen geld kan loskrijgen om de krijgsoperaties in te zetten, loop ik gevaar mijn eer te verliezen, hetgeen te wijten is aan een Eraso en een Domingo de Orbea, die Zijne Majesteit, omwille van hun ellendig financieel beheer, mijns inziens, 't best het hoofd zou afslaan’. Dientengevolge blijft Alba niets anders over dan zijn persoonlijk crediet in de weegschaal te werpen. Tevens verpandt hij een deel van zijn bezittingen en de juwelen van de hertogin, die hem vergezelt. Op die wijze weet hij zijn eer te redden en slaagt hij er in, ten minste tijdelijk, het noodlottig financieel tekort te dekken en nieuwe troepen te lichten. Wellicht wordt dit gebaar aan het hof niet naar waarde geschat, doch het resultaat is duidelijk: niet zodra heeft Alba het roer omgeworpen of hij publiceert een eerste zegesbulletijn: een gevaarlijke Franse aanval wordt afgeslagen. ‘Het feit dat de vijand zich van de oogst had meester gemaakt en een sterke ruggesteun in Casale vond, is deze staten noodlottig geweest’, schrijft de hertog aan Filips, in antwoord op een brief, die hij op 22 Juni 1555 ontving, ‘doch tenslotte hebben wij het grootste deel van de verloren stellingen opnieuw kunnen bezetten. Bij mijn aankomst te Valenza vielen de Fransen aan. Twaalf uren duurde de strijd, maar wij behaalden de overwinning. Ongeveer 1800 man werden buiten gevecht gesteld, 300 gedood en meer dan 1500 gekwetst naar Casale gevoerd’. Welk belang aan die feiten moet worden gehecht blijkt overigens uit veel andere brieven van de hertog: ondanks de versterkingen die Aumale in Noord-Italië aanvoerde, hebben de Fransen, bij het aanbreken van het winterseizoen, buiten de verovering van Vulpian, rond 20 September 1555, geen belangrijke successen geboekt. Anderdeels heeft Alba, door de reorganisatie van administratie en justitie en door zijn onderhandelingen met Siëna en Florence, de positie van de Spaanse vorst spoedig voldoende verstevigd om zich naar het koninkrijk Napels te kunnen begeven. Toen de hertog van Alba in de eerste helft van de maand Februari 1556 te Napels aankwam, was het te voorzien dat de houding van Paulus IV en van de Carafa's tegenover Filips II en diens bondgenoten, weldra nieuwe vijandelijkheden zou uitlokken. De Paus trad openlijk tegen de Colonna's op en sloot een verbond met Hendrik II van Frankrijk. Deze had echter het wapenstilstandsverdrag van Vaucelles ondertekend, liet zich door de vredesgezinde partij van connétable Anne de | |
[pagina 142]
| |
Montmorency beïnvloeden en aarzelde om de hertog van Guise met een leger naar Italië te zenden. Hiervan maakte Alba gebruik om het koninkrijk Napels in staat van verdediging te stellen en om zich op een offensief in de richting van de pauselijke staten voor te bereiden. Opvallend echter is het dat hij zich inspande om een gewapend conflict te vermijden; de brieven die hij in dit verband aan Filips II zendt, bewijzen dit zeer duidelijk. Niet alleen toonde hij zijn afkeer voor een oorlog tegen de H. Stoel, ook zocht hij door onderhandelingen met de Carafa's een overeenkomst te bereiken. Wanneer hij echter alle middelen om tot een vergelijk te komen heeft uitgeput, treedt Alba beslist op. Hij verovert verscheidene steden en dringt, ditmaal plunderend en verwoestend, tot in de omgeving van Rome door; weldra vallen ook Tivoli, Anzio en Ostia in zijn handen. Daar de hertog van Guise intussen op zich laat wachten, knoopt de Paus onderhandelingen aan; in zijn naam sluit kardinaal Carafa, bij het naderend winterseizoen, een wapenstilstand met Alba. Deze verhoopt er het beste van. Het was echter duidelijk dat de Carafa's het met die overeenkomst niet ernstig meenden en geen andere bedoeling hadden dan tijd te winnen, in afwachting dat Guise met zijn troepen in Italië zou aankomen. Inderdaad trok de hertog, bij de aanvang van het jaar 1557, over de Alpen, verenigde zijn troepen met die van de hertog van Ferrara en van de Carafa's, liep een deel van de Spaanse stellingen in de kerkelijke staten overhoop en drong het koninkrijk Napels binnen. Hij hoopte in dat koninkrijk een gemakkelijke overwinning te behalen, toen het langdurig beleg van Civitella zijn plannen verijdelde en hem dwong rechtsomkeer te maken. De hertog van Alba, die tot dan toe een algemeen samentreffen vermeden had, zette de achtervolging in en ging onder de muren van Rome kamperen. Tot grote verwondering van officieren en soldaten onthield hij zich echter van een aanval op de stad. De hertog was niet van zins zijn troepen in de hoofdstad van de Christenheid tot plundering te zien overgaan, te minder daar Guise, die in de buurt lag, wellicht de gelegenheid te baat zou genomen hebben om hen in Rome zelf te overvallen. Daarenboven had Alba zijn doel, het behoud van het koninkrijk Napels, bereikt, en was hij ervan overtuigd dat Paulus IV niet langer zou aarzelen ernstige vredesvoorstellen te doen: op 10 Augustus 1557 immers had Hendrik II van Frankrijk een gevoelige nederlaag geleden te Saint-Quentin en het was te voorzien dat hij de hertog van Guise spoedig uit Italië zou terugroepen. Onderhandelingen volgden te Cavi tussen Alba en de afgevaardigden van de Paus, o.m. kardinaal Carafa, en een overeenkomst kwam tot stand. Op 19 September werd de hertog te Rome plechtig ontvangen en deed hij aan de Paus hulde voor de koninkrijken Napels en Sicilië. Terecht drukte hij zijn tevredenheid uit over hetgeen hij met een minimum van strijd had weten te bereiken. Een gematigde politiek in Duitsland, een gematigde politiek in Italië, een gematigde politiek ook toen Alba, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de krijgsraad en van eerste plenipotentiaris van Spanje, een belangrijk aandeel had in de vredesonderhandelingen te Cateau-Cam-brésis. Bewijzen? O.a. de bemiddelingspogingen van de hertog die tot | |
[pagina 143]
| |
gevolg hadden dat connétable de Montmorency, bij Saint-Quentin gevangen genomen, naar Frankrijk kon terugkeren om er Hendrik II tot het sluiten van een vredesverdrag over te halen. Vervolgens de brief die Alba op 28 Maart 1559 aan Gonzalo Pérez zond: ‘Gode zij dank dat wij eindelijk de zo vurig verlangde vrede hebben bereikt. Onmiddellijk wil ik u op de hoogte stellen, daar ik weet met welk genoegen u dit nieuws zult vernemen. Deze avond kwam het tot een overeenkomst en omhelsden wij elkaar. Slechts twee of drie minder belangrijke punten moeten nog opgelost worden, maar wij zullen ons hoofd er niet mede breken en spoedig klaar zijn’. Inderdaad werden de vredesverdragen reeds op 2-3 April definitief gesloten en ondertekend. | |
Landvoogd der NederlandenMaar nu het optreden van de hertog van Alba in de Nederlanden? ‘Hij - zo lezen wij in het vijfde deel van de Algemene Geschiedenis der Nederlanden- was een man van weinig woorden en zeer sterke wil, voorzichtig in zijn besluiten, op het slagveld en in de raadkamer; maar had hij een besluit genomen, dan voerde hij dit door met alle middelen, waarover zijn sluwe en wrede geest beschikte; aarzeling kende hij evenmin als scrupules, medelijden bewoog hem nooit wanneer hij tegenover de vijanden van Koning en Kerk stond, immers clementie voor het kwaad was volstrekt ongeoorloofd.... Tegenover ketters en rebellen (in Alva's ogen één) paste slechts het zwaard en een politiek van vernietiging. Hij vond het dan ook juist dat hij als kapitein-generaal zijn zending zou volvoeren, aan het hoofd van een sterke legermacht.... die met hem alle Nederlanders aanzag voor “Luteranos”. Kregel maakte het hem dat hij op zijn tocht.... voortdurend brieven van de landvoogdes ontving waar zij tegen die legermacht bezwaar maakte.... Natuurlijk sloeg Alva er geen acht op’. Naast deze tekst volge hier een uittreksel uit de brief van de hertog van Alba aan Thomas Perrenot de Chantonnay, d.d. 14 September 1567. ‘Daar de Koning tevergeefs gepoogd heeft door een gematigde politiek de grote troebelen te vermijden en er slechts één middel, geweld, overblijft, heeft hij mij bevolen met een leger naar de Nederlanden te gaan en de opstand te onderdrukken’. Vergeefse pogingen tot verzoening, koninklijk bevel de rebellie te onderdrukken: in deze enkele woorden ligt een groot probleem besloten. Natuurlijk kan de vraag gesteld worden of alle middelen tot verzoening inderdaad uitgeput waren en of de aanwezigheid van de Spaanse vorst in de Nederlanden niet voldoende zou geweest zijn om de rust te herstellen. Een feit echter is dat het religieuze vraagstuk, na het afsluiten van het verdrag van Cateau-Cambrésis, voortdurend sterker naar voren trad en de koninklijke macht meer en meer bedreigde. Speciaal was dit het geval in Frankrijk, waar de toestand na de onderhandelingen te Bayonne in 1565 - onderhandelingen waarin Alba betrokken werd -, ten gevolge van de wisselende en toegevende politiek van Catherina de Medici, hopeloos dreigde te worden. Zouden op de duur de Nederlanden, waar het Franse voorbeeld zo aanstekelijk werkte, niet dezelfde weg opgaan? | |
[pagina 144]
| |
Zou een radicale oplossing in de Nederlanden de koning niet in staat stellen de positie van de behoudsgezinden in Frankrijk te versterken en die van de Hugenoten te verzwakken? Had men door een verzoenende houding in Duitsland onder de regering van Karel V het Lutheranisme kunnen intomen? En wat was er te verwachten van het Calvinisme dat zelf voor geen geweld terugdeinsde? ‘L'on perd trop souvent de vue - schrijft professor Terlinden -, que sous le régime de l'union intime entre l'Eglise et l'Etat, la tolérance n'existait pas et ne pouvait exister d'après les principes mêmes du droit public. La religion d'Etat, celle du prince, qu'il fût catholique ou protestant, devait être obligatoirement celle de tous ses sujets. Ceux qui ne la pratiquaient pas étaient par le fait même des rebelles, sur qui pesaient toutes les rigueurs de la législation pénale de l'époque’Ga naar voetnoot6). Een historicus moet de feiten kunnen beoordelen naar de geest van de tijd, waarin ze zich voorgedaan hebben. Hierdoor wordt geenszins bedoeld dat hij het recht niet heeft, wantoestanden aan de kaak te stellen of een systeem te brandmerken. Zijn taak is het echter de bronnen te onderzoeken en ze zonder vooringenomenheid te interpreteren. In die geest bestudeerd, brengt het materiaal dat nu ter beschikking ligt, een meer genuanceerd oordeel over Alba naar voren, dan vroeger meestal over hem geveld werd. Het bewind van de hertog mag nog zo hard, brutaal, ergerlijk, wreed, moorddadig, onmenselijk zijn, bijna altijd heeft hij op bevel van de koning of met diens instemming gehandeld. ‘Koningen worden geboren om hun wil te doen, en wij, vazallen en onderdanen, om de wil van de koning uit te voeren. In 't bijzonder geldt dit voor mij, daar ik slechts één doel heb: dienen’. Nooit nam de hertog een besluit zonder de gevolgen, gunstige en ongunstige, overwogen te hebben; dikwijls deed hij het met tegenzin, vooral als het de bestraffing gold van lieden die omwille van hun hoge rang of omwille van hun vroegere verdiensten op verzachtende omstandigheden beroep konden doen. ‘De rust in deze gewesten - aldus Alba - kunnen wij niet herstellen door mensen te onthoofden, die zich door anderen laten beïnvloeden’Ga naar voetnoot7). En in die brief van 14 September 1567, omtrent de aanhouding van Egmont en Hoorne: ‘Meer personen hadden wij kunnen aanhouden, doch Zijne Majesteit stelt zich niet ten doel bloed te vergieten en ik ben er van nature geen voorstander van. Veeleer streef ik er naar die zaak door minder strenge middelen te regelen.... Ik hoop dat die heren hun loyaliteit en onschuld zullen kunnen bewijzen, daar zij vooraanstaande personages zijn en leden van de Vliesorde. Tevens betreur ik dat het nodig was zulke maatregelen te treffen’. Huichelarij, zal men opwerpen, arte de prudencia in de uitvoering van een opgelegde taak, veinzerij van een man die met zelfbeheersing zich uiterlijk gedraagt naar de precepten van graaf Castiglione. Wij erkennen dadelijk dat dit geenszins uitgesloten is tegenover sommige Nederlanders, tegenover Margareta van Parma en tegenover de Keizer. Maar tegenover Filips II en dat in geheime brieven voor de koning | |
[pagina 145]
| |
alleen bestemd? Moet Alba zich dan rechtvaardigen voor de uitvoering van de instructies die de vorst hem geeft? Veinzerij, wanneer hij bij Filips II ten beste spreekt voor de gravin van Egmont en haar kinderen? Veinzerij, wanneer hij de koning in 1568 aanraadt, na strenge bestraffing, een algemeen pardon uit te vaardigen, pardon dat hij nadien dan toch weer doet uitstellen? O.i. ligt een tweede verklaring voor de hand, meer nog, zij dringt zich op. Te oordelen naar veel andere brieven van de hertog en naar diens handelwijze vóór en buiten zijn optreden in de Nederlanden, was er bij hem vooral sprake van rechtzinnigheid; hij was in de allereerste plaats rechtzinnig. De ernst van Alba's overtuiging, niet enkel in godsdienstzaken, maar ook op politiek terrein, behoeft ons trouwens niet meer bewezen te worden. Wie denkt er b.v. nog aan zijn stelsel van directe belastingen op het roerend en onroerend kapitaal zonder voorbehoud te veroordelen? Het moest alle klassen van de maatschappij treffen en Alba's politiek brak met het oude systeem, dat de werkende stand, de industriële en landelijke, speciaal benadeelde. Ook is men omtrent de kwestie van de beruchte penningen, vooral van de 10e penning, tot een hele reeks nieuwe conclusies gekomen. Men leze Horn, Arnould, Craeybeckx e.a. Het blijft echter wáár, dat de hertog van Alba hierin meer een persoonlijke politiek volgde, dat hij op zijn tijd vooruitliep en zijn maatregelen, gezien de geboden tegenstand, allerminst op het meest geschikte moment heeft genomen. Een verbetering van de fiscale inrichting, zoals hij die wenste, zou nochtans gunstige resultaten hebben gehad, vooral op militair gebied. In dit verband mag wellicht de aandacht gevestigd worden op de bezorgdheid van de hertog voor de goede gang van zaken in het koninklijk leger. In normale omstandigheden gehoorzaamden de Spaanse soldaten tamelijk gemakkelijk, doch zelden beschikte Alba over voldoende geld om zijn troepen regelmatig te bevoorraden en te betalen. ‘Dinero!’, herhaalt de hertog voortdurend in zijn brieven aan Filips II, ‘geld om mijn soldaten te betalen!’. Wat al ellende ware de Nederlanden gespaard gebleven, indien bedoelde belastingen Alba in staat gesteld hadden een soort intendance-dienst in te richten? Meestal waren opstand en muiterij slechts de gevolgen van de armzalige toestand waarin de soldaten leefden en het heeft geen zin de hertog zonder meer verantwoordelijk te stellen voor een militair systeem, waaraan hij, omwille van financiële redenen, niet veel kon veranderen. Tot overmaat van ramp werden de schepen die Spaans geld aan boord hadden en in 1568 in de haven van Plymouth waren binnengelopen, door koningin Elisabeth in beslag genomen. Wat een netelige kwestie voor Alba en voor diens beleid in de Nederlanden! En hoe spant de hertog zich in om aan de ergerlijke gevolgen van de Engelse politiek te ontkomen! Drie jaren lang onderhandelt hij met de overbuur en tenslotte bereikt hij een ernstig resultaat, te laat echter om hem de gelegenheid te geven de militaire organisatie door te voeren, zoals hij die wenste. Aan dit ingewikkeld vraagstuk van de inbeslagneming van schepen heeft men o.i. nog te weinig aandacht besteed, te meer daar de | |
[pagina 146]
| |
onderhandelingen, die de hertog van Alba hieromtrent voerde, getuigen van een gezond politiek inzicht en bewijzen dat hij een bedreven diplomaat was. Diplomaat tegenover Engeland: het blijkt nog duidelijker uit een hele reeks brieven die betrekking hebben op Maria Stuart en het Schotse vraagstuk. Diplomaat tegenover Frankrijk, waar Catherina de Medici misschien nog meer te wantrouwen was dan Elisabeth in Engeland. Diplomaat ook tegenover Duitsland, waar de hertog maanden en maanden met de Keizer en met de rijksvorsten onderhandelt om de Nederlanden in de liga van Landsberg te doen opnemen en aldus hun positie tegenover de rebellen, tegenover Engeland en Frankrijk te verstevigen. Er zijn overigens nog veel andere problemen, waarin Alba ontegenzeggelijk verdiensten heeft, of die ten minste blijk geven van de ernst van zijn overtuiging. Wij signaleren o.a. de toepassing van de Trentse besluiten, de steun die de hertog verleent aan de nieuwe bisschoppen en zijn politiek tegenover de oppositie van de abdijen, de pogingen tot unificatie van het provinciaal gewoonterecht, van het strafrecht en de strafprocedure, en last but not least van het maritiem recht en de maritieme verzekeringen. Over de belangrijkste van die kwesties hebben prof. Verlinden, prof. Dierickx en prof. Gilissen ons ruimschoots ingelicht. Te ver echter zou het ons voeren indien wij hieromtrent zouden uitweiden, daar ook de geschiedenis van de hertog na zijn vertrek uit de Nederlanden nog even onze aandacht verdient. | |
Laatste Levensjaren in SpanjeOp 18 December 1573 uit Brussel vertrokken, kwam de hertog van Alba, na een lange reis, in April 1574, te Madrid aan. Opnieuw werd hij belast met het ambt van grootmeester aan het Spaanse hof en fungeerde hij als lid van de kroonraad. Spoedig echter daalde ook hier zijn crediet en werd de hertog slechts dan geraadpleegd, wanneer de omstandigheden het eisten. Dit was o.m. het geval bij de aanstelling van don Juán van Oostenrijk in de Nederlanden en bij de terugroeping van de Spaanse strijdkrachten. Graaf Chinchon, Ruy Gomez en kardinaal Espinosa spraken zich voor die terugroeping uit en ook Filips II, die voortaan een verzoenende politiek wenste te voeren, keurde de maatregel goed. De hertog van Alba vond het ogenblik niet gekomen om toe te geven en verzette zich tegen de voorgestelde oplossing. Wellicht beviel Alba's raad de koning niet, want de hertog trok zich terug op zijn burcht te Alba de Tormes, om er de belangen van zijn huis te regelen, die door de grote uitgaven, welke hij zich in dienst van de koning in de Nederlanden getroost had, in een ongunstige toestand waren geraakt. Hij vergezelde Filips II, in 1577, naar Guadalupe, om er met koning don Sebastian van Portugal over diens veldtocht tegen de Afrikaanse Moren te onderhandelen; maar hij werd enige tijd later, naar aanleiding van het huwelijk van zijn zoon don Fadrique - kwestie waarin hij de eer van zijn familie krachtdadig verdedigde - op het kasteel Ubeda gevangen gezet. Gelukkig stelden Filips' plannen ten overstaan van Portugal een einde aan die gevangenis. Alba kreeg het opperbevel en | |
[pagina 147]
| |
veroverde het Portugees grondgebied. Nauwelijks was de veldtocht ten einde, toen de hertog, in 1582, te Tomar, overleed. Ondanks zijn hoge leeftijd - hij was 75 jaar -, had hij zijn koning standvastig tot aan zijn dood gediend. Op zijn doodsbed kon hij aan Filips II verklaren, dat hij nooit zijn eigenbelang boven de belangen van de koning had gesteld; dat hij nooit aan wie hem onbetrouwbaar of onwaardig scheen zijn vertrouwen had geschonken. * * *
Uit dat alles mogen wij tenslotte besluiten dat de uitgaven van Alba's briefwisseling en van bovengenoemde studiën ons omtrent de figuur en de politiek van de hertog veel kunnen leren. De sobere en eerlijke krijgsman, de trouwe dienaar van de Keizer en van de Koning, de onderlegde staatsman, die zich door miskenning en verwaarlozing niet van zijn plicht laat weerhouden, treedt uit die stukken treffend naar voren. Zelfs blijkt misschien hoe weinig Alba, ondanks zijn wrede politiek in de Nederlanden, op bloedvergieten gesteld was. En toch, door de absoluutheid en onmenselijkheid van zijn optreden in de Nederlanden, heeft hij ondanks, ja misschien omwille van zijn ernstige bedoelingen, het Spaans regiem gehaat gemaakt en de rebellie aangewakkerd. In die zin zal de ons overgeleverde voorstelling van de hertog in haar hoofdtrekken de nieuwe gegevens ongetwijfeld overleven. ‘C'estoit un grand personnage’, schreef Granvelle op 12 December 1582, enkele dagen na de dood van de hertog van Alba, aan zijn vriend Bellefontaine, ‘mais je voudrois qu'il n'eût oncques vu les pays d'embas pour tout respect’. Wij menen dat de kardinaal gelijk had. |
|