Streven. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Archeologische kroniek
| |
[pagina 58]
| |
trappen - waarschijnlijk de beide traptorens van de westbouw - en dat men vandaar uit de middenbeuk van de kerk beheerste: na de moord op de graaf hadden de samenzweerders zich aldaar verschanst en bekogelden zij hun aanvallers met banken, stenen en stukken lood; ‘want daar deze ellendelingen de benedenkerk niet konden bezet houden, versperden zij de trappen die toegang gaven tot de tribune, met hout en steenblokken, zodat niemand naar boven kon geraken, noch zijzelf naar beneden komen; zodoende trachtten zij zich vanuit de bovenkerk en de torens te verdedigen. Men kon ze zien tussen de kolonnen van de bovenkerk; van op de barrikaden gevormd door een opeenhoping van banken en kasten, wierpen zij stenen, lood en allerlei afval op de aanvallers’Ga naar voetnoot2). Wanneer we ons deze verschillende gegevens betreffende binnen- en buiten-ordonnantie van de Sint-Donaaskerk te Brugge plastisch trachten voor te stellen, dan verrijst voor onze ogen het beeld van een centraalbouw, een statige polygonale kerk met monumentaal westwerk; binnenin is de middenbeuk rings omgeven door een zijbeuk met bovengalerij. Wie ooit de keizerdom te Aken bezocht heeft, zal dadelijk de gelijkenis tussen de door Galbertus beschreven kerk te Brugge en de Akense bouw vaststellen. De Brugse burchtkapel werd inderdaad gebouwd als een getrouwe navolging van de Akense dom. Jacob van Maerlant had dit reeds ingezien toen hij in de XIIIe eeuw, zijn Spieghel Historiael schreef:
‘Die brochte Sente Donase van Riemen
Die hi werder hadde dan iemen
Ende dedene leggen in die kerke
Die naer den Aecscen gewerke
Ghemaect was onser Vrauwen teeren’.
Deze gegevens, ons door beide kroniekschrijvers verstrekt, zijn zo duidelijk en eensluidend dat moeilijk aan hun echtheid kon getwijfeld worden. Hoe mooi ware het indien men deze gegevens aan de werkelijkheid kon toetsen. Voor onze kennis van de karolingische bouwkunst in de Nederlanden zou dit onderzoek tevens van het grootste belang zijn. In het kader van een algemene studie van de karolingische architectuur in onze gebieden - studie ondernomen door de Dienst voor Opgravingen - werd dan ook besloten tot het wetenschappelijk onderzoek van de overblijfselen van de voormalige Sint-Donaaskerk te BruggeGa naar eindnoot3).
* * *
Een eerste graaf campagne greep plaats in Maart en April 1955; reeds werden belangwekkende resultaten geboekt. Van het heiligdom door Galbertus en van Maerlant beschreven, werden het koor en de oostelijke helft van de beuk blootgelegd. Het koor is langwerpig en rechtafgesloten; de middenbeuk heeft de vorm van een achthoek, omgeven door een zestienhoekige rondgang; de totale breedte bedraagt ongeveer 32 m; een monumentaal gebouw, dat niet veel hoeft onder te doen voor de Akener dom. Niet alleen als monument was het indrukwekkend. Zeker was het tevens als | |
[pagina 59]
| |
versterking bedoeld: het muurwerk is zwaar en massief - de muren zijn 1,20 à 1,80 m breed - en met de grootste zorg gebouwd; de grondvesten verbreden naar onder toe en stevig metselwerk verbindt de funderingen onderling, zodat gans het gebouw als een raam ineengeklonken zit. Daar de ondergrond op de plaats waar deze slotkapel werd gebouwd, zeer moerassig is, groef de karolingische bouwmeester door de dikke turflaag tot op de vaste, zandige oerbodem, welke op sommige plaatsen op 6,50 m diepte ligt. Nog was dit niet voldoende: op de zandige klei werd een onderlaag gelegd van kruiselings op elkander geplaatste dikke beukenstammen, die in de vochtige bodem wonderwel bewaard bleven; de bijlslagen zijn in het hout nog zeer goed te volgen; ook de schors bleef gaaf; deze buitengewone omstandigheid zal ons in staat stellen - voor de eerste maal in België - een wetenschappelijk jaarrringenonderzoek van het hout te laten doorvoeren; hierdoor zal waarschijnlijk de constructiedatum van de Sint-Donaaskerk nader kunnen bepaald worden. Het is op dit raster van horizontaal liggende balken, dat de muren zelf werden gebouwd. Deze laatste zijn opgetrokken in blauwe Doornikse kalksteen en in locale groene veldsteen, beide gebed in een witgele harde kalkmortel; voor de onderste lagen van de grondvesten werd uitsluitend Doornikse - onbekapte - steen gebruikt. Op vele plaatsen vertonen de muren een prachtig visgraatverband. Dank zij het in de verschillende aardlagen ontdekte schervenmateriaal kan dit gebouw - archeologisch - gesitueerd worden tussen de jaren 850-925. Geschiedkundige gegevens zouden deze datum nader kunnen bepalen zo de historici het meer eens waren omtrent de in de teksten medegedeelde gegevens. Boudewijn met de IJzeren Arm (862-879) en Arnulf de Grote (918-964) betwisten elkaar het vaderschap van dit eerste heiligdom; o.i. werd het gebouwd tijdens de regering van Arnulf, rond het midden van de eerste helft van de Xe eeuw, een goede eeuw na zijn roemrijke voorganger te Aken. De Sint-Donaaskerk is eeuwenlang het brandpunt geweest van de Brugse - en meteen van de Vlaamse - geschiedenis; in dit primitieve gebouw alleen ligt reeds een heel politiek programma besloten: de zware muren verraden nog de angst voor de Noormannen, doch meteen de vaste wil om tegen deze invallers een oninneembare vesting op te werpen. Door de keuze van het centraalplan voor zijn paleiskapel in navolging van de slotkapel van Karel de Grote te Aken, verklaart de Graaf van Vlaanderen zich tevens als opvolger, als vertegenwoordiger van het karolingische vorstenhuis. Het kan geen louter toeval zijn wanneer de Vlaamse graaf dit plan kiest. De kapel moge dan nog als grafkapel bedoeld zijn, zoals te Aken, zijn keuze had echter ook een politieke en administratieve betekenis: hij is nog bezield met de Imperium-gedachte van Karel de Grote, juist zoals enkele decennia later de Luikse bisschop Notger zijn wereldlijke macht zal te kennen geven door de bouw van de Sint Janskerk te Luik en waarschijnlijk ook de Sint Lambertuskerk te Muizen, beide een copie van Aken. Ook de Valkhofkapel te Nijmegen werd in eenzelfde geest opgericht. Zowel op kunsthistorisch, als op geschiedkundig gebied is de opgraving te Brugge - hoewel nog onvoleind - van betekenis. Doch het terugvinden van deze eerste Sint Donaas was niet ons enige doel bij deze opgraving. Nog hoger wilden we opklimmen, naar de oorsprong zelf van de Brugse burg; nog dieper moest worden gegraven. En dit werd dan het moeilijkste deel van het onderzoek, ook het minst spectaculaire en niet steeds begrepen door de buitenstaanders, al noemen ze zich dan ook archeoloog of opgraver. | |
[pagina 60]
| |
Tot grote spijt van deze ongeduldige pseudo-geleerden bleven we al te lang bezig in éénzelfde put, waar wij nu juist het profiel gevonden hadden dat ons de oplossing zou brengen van het probleem van de oorsprong van het Brugse castellum. Meer kunnen we hierover thans nog niet mededelen, daar op sommige plaatsen nog controleboringen moeten worden uitgevoerdGa naar voetnoot4). Toch komt de geschiedenis van de oudste Burg alvast in een heel nieuw licht te staan: moet aan Arnulf de Grote de bouw van de polygonale Sint-Donaas worden toegeschreven, dan komt toch aan Boudewijn met de IJzeren Arm de verdienste toe van de pionnier die voor het eerst zijn burcht te midden van deze lage, moerassige gebieden opricht als een vooruitgeschoven post tegen de Noormannen.
* * *
Tot slot nog een woordje over de Romaanse Sint-Donaaskerk. Veel werd er niet van weergevonden: een paar funderingen van de vieringstoren, overblijfselen van de middenbeuk en van de zijbeuken van het koor, de fundering van de koorbanken. Het romaans koor stond reeds in 1218 overeind. Enkele van de ontdekte graven zijn van belang voor de lokale kunstgeschiedenis, daar zij aan de binnenkant met fresco-schilderingen zijn versierd. Dezelfde motieven komen steeds terug: aan het hoofdeinde van het graf prijkt in de regel een calvarie: een gekruisigde Christus, waarnaast O.L. Vrouw en St Jan (afb.); aan het voeteneinde is meer afwisseling: een H. Maagd met kindje Jezus, een verrijzenis, enz. De zijwanden van het graf zijn steeds versierd met roodgekleurde kruisen en engelen die met breed gebaar het wierookvat zwaaien. Gelijkaardige graven werden vroeger reeds in andere kerken te Brugge ontdekt (St Salvator, O.L. Vrouw, H. Bloedkapel) en onlangs nog te Aardenburg. Zij dateren meestal uit de XIVe en de XVe eeuwGa naar voetnoot5).
Calvarië uit graf in de St Donaas kerk.
|
|