| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
HET grapje op Luthers woorden ‘Hier sta ik - ik kan niet (ook) anders’ heeft Moskou in ernst gedemonstreerd. In de maand Mei gaf de Sovjet-Unie er enkele staaltjes van. Na de lang volgehouden eis, dat de behandeling van de Duitse en Oostenrijkse kwestie tegelijk moest geschieden, stemde zij plotseling toe in een afzonderlijk ‘Staatsverdrag’. Op de conferentie te Wenen met de ministers van buitenlandse zaken der ‘Grote Drie’ toonde Moskou zich slechts op één punt minder schappelijk. Het ging over het handhaven van verplichtingen, die met de reeds erkende neutraliteit van Oostenrijk onverenigbaar waren. Tegen een ruime betaling - Oostenrijk zou 5 jaar lang jaarlijks 95 millioen gulden storten, 10 jaar lang 1 millioen ton ruwe olie leveren en verder goederen ter waarde van 370 millioen binnen 6 jaar - zagen de Russen van andere eisen af. Toen kon 15 Mei het verdrag getekend worden. In Oostenrijk heerste grote vreugde over de herwonnen vrijheid en bekommerde men zich voorshands niet over de lasten in de toekomst.
Omtrent het gebruik van atoomwapens, waarover reeds maandenlang een conferentie te Londen naar eenstemmigheid zoekend is, nam het Kremlin, hoewel niet geheel duidelijk, zijn draai. Het nam, na zich tot het uiterste verzet te hebben, de Amerikaans-Britse voorstellen, enige jaren geleden gedaan, over met enkele reserves. De ontwapening zou in twee fases geschieden, maar de enquête-commissie zou in het eerste stadium het recht missen ter plaatse een onderzoek in te stellen. Atoomwapens zouden alleen mogen gebruikt worden, als de V.R. (waar Moskou het vetorecht bezit) verklaart dat er ‘agressie is’. Hiertegenover staat het voorstel der westerse mogendheden, ‘in geval van verdediging tegen agressie’. Dit Russische voorstel verbergt enige adders in het gras, omdat volgens generaal Gruenter, de atoombom de enige mogelijkheid van het westen is om de communistische overmacht op te heffen.
De meest wonderlijke omzwaai van Sovjet-zijde was de aankondiging, dat de kopstukken Kroestchef en Boelganin een bezoek van acht dagen zouden brengen aan Belgrado om de betrekkingen te normaliseren. Sinds zijn ongehoorzaamheid aan Moskou in 1948 kon het Russische scheld-vocabulaire geen woorden genoeg leveren om Tito de mantel uit te vegen. Hij verkreeg financiële en economische hulp van het westen, sloot met Turkije en Griekenland het Balkanverdrag en kwam aldus in verwijderd verband te staan met de NATO. Als de gewoonste zaak ter wereld aanvaardde 26 Mei het hoogste Sovjet-gezag de ‘nederige pelgrimstocht’ naar Belgrado tot ongerustheid der westerse mogendheden. Tito stelde deze gerust. De besprekingen zouden geen negatieve invloed hebben op het Balkanverdrag. Jougo-Slavië zal de politiek van onafhankelijkheid handhaven. Het wil niet geneutraliseerd worden.
De bedoeling van Moskou immers schijnt te zijn de leden van zijn ‘Pact van Warschau’ te omringen met een krans van neutrale staten - waarvan er reeds drie bestaan: Zweden, Finland en Zwitserland, Oostenrijk als zodanig pas is opgericht, Duitsland als nog neutraal te verklaren gebied in aanmerking komt en waarbij ook Jougo-Slavië gewenst wordt - om een afgrenzing tegen het westen te vormen.
Bij zijn aankomst op het vliegveld van Belgrado heeft Kroestchef eigenhandig door onvoorzichtigheid dit plan de bodem ingeslagen. Hij sprak als secretaris van de Sovjet-partij, dat hij hoopte het wederzijds vertrouwen tussen de twee partijen te herstellen en betuigde zijn oprechte spijt over de vervreemding tussen beide landen, waarvan hij
| |
| |
de schuld wierp op de intussen reeds vermoorde Beria. De indruk dezer woorden was verbijsterend. Het staatshoofd Tito had geen bezoek van de partij-man, maar van de Sovjet-regering aan de zijne verwacht. En hij, die in het bezit was van de correspondentie met Stalin over zijn ‘ontrouw’, en dus wel beter wist, moest zijn oren wel wantrouwen bij het horen van dit stukje Russische contemporaine geschiedvervalsing.
Ook het Britse voorstel om na Potsdam weer een conferentie op het hoogste niveau te houden werd in beginsel aanvaard. Eisenhower wilde slechts een paar dagen beschikbaar stellen voor een bespreking in grote lijnen om de details aan de ministers van buitenlandse zaken over te laten. Onder de te bespreken problemen valt uiteraard de kwestie-Duitsland. Maar Dulles noemde ook de status der satellietstaten en de communistische infiltratie in de westelijke landen! Hiertegen kwam heftig verzet. De Sovjet beschuldigde de V.S. en Brittannië van onredelijke eisen.
Omtrent de redenen der Russische toegeeflijkheid tast men in het duister. Eisenhower schrijft de nieuwe houding toe aan de versterkte positie der westelijke mogendheden sinds de Parijse verdragen. Anderen wijzen op de binnenlandse moeilijkheden: de naijver om de erfenis van Stalin, slechte resultaten van industrie en landbouw. Franco wees er op, dat Moskou, hoe het ook zijn tactiek wijzigt, als communistische staat onbetrouwbaar blijft. Het ‘Pact van Warschau’, 14 Mei met de satellietstaten gesloten, heeft een duidelijke betekenis. Deze tegenhanger van de NATO staat onder een Russische maarschalk. De leden mogen zich niet aansluiten bij andere coalities of een met het Pact strijdige overeenkomst aangaan.
De vervroegde verkiezingen in Groot-Brittannië zijn een brillant succes voor Eden geworden. De conservatieve partij behaalde een meerderheid van 60 zetels. Deze uitslag wordt ook in het buitenland toegejuicht, omdat de continuïteit van Eden's beleid de positie der westelijke Grote Drie op de komende conferentie zal versterken en men van Eden's tussenkomst in andere kwesties, zoals die van Formosa, gunstiger verwachtingen heeft dan Attlee zou hebben kunnen bereiken.
Het geduldig zwoegen van de Bondskanselier Adenauer is niet vergeefs geweest. In Mei haalde hij de oogst binnen. Het accoord over de Saar-kwestie werd in volledige overeenstemming tussen hem en Pinay behandeld, waarbij de Roechlingwerke aan een Frans-Duits consortium toevielen, bij een gelijke verdeling der aandelen.
5 Mei werd ook voor West-Duitsland de ‘bevrijdingsdag’. Op die dag deden de Hoge Commissarissen der geallieerden aan president Heuss mededeling, dat de bezettingstroepen opgeheven waren en liet de kanselier, onder geringe belangstelling van de Bondsdag, de proclamatie der herstelde souvereiniteit voorlezen. In Parijs vond Adenauer, toen hij als vertegenwoordiger van de Bondsrepubliek, 9 Mei in de NATO als 15de lid werd toegelaten, meer waardering. Met volle overtuiging sprak hij: ‘Het Duitse volk heeft duur betaald voor de gruwelen, die in zijn naam door een kwaadaardige bende zijn begaan. Het lijden heeft de Duitse natie getransformeerd en gezuiverd.’ Tevens is de Bondsrepubliek als 7de lid tot de Europese Unie van Brussel toegetreden. De Duitse socialisten kunnen geen begrip opbrengen voor de politiek van Adenauer, toen hij als vertegenwoordiger van de Bondsrepubliek, 9 Mei in de NATO zal opwekken, dat dezen niet te vinden zullen zijn voor de ‘Einigkeit’ met de 18 millioen Oost-Duitsers. Adenauer heeft desniettemin de hereniging op zijn program staan, maar hij gelooft niet aan een spoedige oplossing van dit vraagstuk. Daarom liet hij aanstonds het intern beraad over de militaire wetgeving inleiden.
Het accoord, te Parijs tussen Pinay en Dulles over Vietnam gesloten, is door de gebeurtenissen achterhaald. Het bepaalde, dat Boa Dai staatshoofd zou blijven en Ngo Dinh Diem premier, terwijl de propaganda tegen de Fransen gestaakt moest
| |
| |
worden. Van de drie secten, waartegen Diem zich te verdedigen had, is er één, de Cao, naar hem overgelopen, terwijl de twee anderen, de Hoa Hao en de Binh Xuyen, zich uit de steden hebben teruggetrokken en opnieuw Saigon met een levensmiddelen-blokkade bedreigen. Boa Dai meende uit al deze partijen een eenheid op brede basis te kunnen vormen en ontbood Diem ter bespreking naar Parijs. De premier gaf daaraan geen gehoor en zag zijn positie versterkt door een revolutionnaire junta. Radicaal hakte dit comité de knoop door en maakte aan het buitenland bekend, dat Bao als staatshoofd werd afgezet en Diem zijn plaats als president over de republiek zou innemen. Hoewel Washington Diem beschouwt als ‘een eerlijk man, een patriot en een anti-communist’, houden de Fransen Bao de hand boven het hoofd.
| |
Nederland
Een jaar voor de afloop der parlementaire periode, 17 Mei 1955, is het derde ministerie-Drees afgetreden. Sinds 1952 stond op zijn program de regeling van de huurverhoging, maar zoals deze na drie jaar uit de bus kwam kon zij geen der partijen bevredigen. Reeds vóór de openbare behandeling in de Tweede Kamer was dit gebleken, toen einde April de betrokken ministers voorbesprekingen hielden met een aantal afgevaardigden van verschillende richtingen. Hoewel minister Witte met het doel de woningbouw te stimuleren een algemene huurverhoging tot 25% voorstond, moest hij zich, vanwege de ministerraad, beperken tot een 10 percents verhoging voor de hogere woonklassen, hetgeen neerkwam op slechts 35% van het hele woningbezit. Om de gedupeerde huurders te compenseren stelde de regering een belastingverlaging van ruim een half milliard voor, die in onverbrekelijk verband zou staan met het eerste project: werd dit verworpen, dan zou het tweede voorstel ook niet doorgaan. De debatten over deze voorstellen vulden een groot deel van de maand Mei. Tegen het eerste voorstel bestond algemeen verzet: men wenste na zo dikwerf herhaald uitstel, geen ‘kreupel’ concept meer, maar verhoging over de gehele linie. Niet minder bezwaar werd geuit tegen de samenkoppeling van beide ontwerpen. Uit de socialistische hoek kwam het verlangen om dit half milliard voor culturele doeleinden te gebruiken en beklaagde men zich, dat het uitzicht aanvankelijk door de regering gegeven, om van de grotere huuropbrengst 15% af te romen voor een egalisatiefonds om meer woningen te bouwen, door de K.V.P. als een onrechtvaardigheid jegens de verhuurders afgewezen, en door de regering ingetrokken, niet meer ter sprake was gekomen. Het idee om de compensatie in een kleine loonsverhoging te zoeken wimpelde de regeling af, met de uitspraak, dat er in de loonsverhogingen eindelijk rust moest blijven. Kamer nòch regering gaven iets toe, tenzij dat minister Witte tot een
‘vertrouwvol beraad’ - door Oud ‘berouwvol beraad’ genoemd - bereid was. Op dat moment mengde zich de minister-president in het debat: ‘Het is niet de bedoeling pressie op de Kamer uit te oefenen, maar als de Kamer het beleid niet steunt, zal minister Witte de verantwoordelijkheid niet langer kunnen dragen. Dit zou verdere consequenties met zich kunnen meebrengen.’ De Kamerfractie van de P.v.d.A., wier onrustige leider, mr Burger, zich van de verdere consequenties niets aantrok, liet haar zozeer vereerde vertrouwensman. Drees, met zijn socialistische collega's alleen staan en vormde, zij het met moeite, een gezamenlijk front tegen de regeringsvoorstellen. Hier zag de leider van de vrijzinnigen, mr Oud, zijn kans de regeringscoalitie te doorbreken. Hij was van mening, dat het gezag van het parlement door de waarschuwing van de minister-president geweld werd aangedaan, wanneer het gedwongen werd te aanvaarden wat het niet wenste. De anti-revolutionnairen
| |
| |
waren aanvankelijk niet van plan de socialistische ministers tegen hun eigen partij te beschermen, maar toen het op stemmen aan kwam, verkozen zij, met uitzondering van Gerbrandy, in 's lands belang, de regering te handhaven. Romme gaf de voorkeur aan een kreupele wet boven een lamme en aan een half ei boven een lege dop. Een crisis achtte hij in strijd met het landsbelang. De christelijk-historische Unie, met uitzondering van de heer Schmal, wenste evenmin de regering in gevaar te brengen. De kleine partijtjes zouden dus de doorslag moeten geven. Welter zag zijn uur gekomen, ‘de brede basis is Nederland op zijn smalst’ en de K.N.P., die nog met de K.V.P. over een fusie in onderhandeling is, stemde tegen. De strijd om de Huurwet was op politiek terrein beland. Met 50 tegen en 48 stemmen vóór werd het ministerie om hals gebracht. Een pijnlijke nederlaag voor Drees, door eigen partijgenoten in de steek gelaten.
Niet bij Romme, zoals de P.v.d.A. tracht rond te strooien, maar bij de P.v.d.A. ligt de schuld. Daar is thans naar buiten doorgebroken het ‘verschil van inzicht’ tussen de richting Drees en die van Vos en zijn paladijn Burger. De Koningin heeft in het aanblijven van het demissionnaire kabinet de beste oplossing gezien. Eerst werd Drees op verkenning gezonden en kwam onverrichterzake terug: zijns inziens bestond daarvoor geen voldoende politieke grondslag. Dit betekende, dat de Partijraad van de P.v.d.A. in de kwestie van het huurbeleid op haar stuk bleef staan. Daarop werd dr Kortenhorst belast om inlichtingen in te winnen over de mogelijkheden tot oplossing van de crisis. Deze rapporteur stak hoofdzakelijk zijn licht op bij prof. Romme. Daarna ontving de hoofdschuldige aan de crisis, mr Burger, de opdracht tot ‘reconstructie van het kabinet’. Burger diende bij alle fractie-voorzitters van de brede basis, schriftelijke voorstellen in, die betrekking hebben op een huurbeleid, bezien op kortere dan wel langere termijn. De fracties werkten op volle toeren, maar de Pinksterdagen voorkwamen een definitieve beslissing nog in Mei.
In het steeds slepend gehouden proces tegen Jungschläger en een twintigtal Nederlanders is een ongunstige wending gekomen doordat hun verdediger mr Bouman niet alleen de verdediging heeft neergelegd, maar zich ook door de vlucht uit Indonesië aan geweldpleging onttrokken heeft. Zelf beschuldigd van omkoping van een getuige en van betrokken te zijn in subversieve handelingen, ontving hij van de regering, althans buiten de rechtszaal, geen veiligheidsgarantie. Hoe eigenaardig de Indonesische rechtsopvattingen zijn wordt ten overvloede aangetoond door het feit, dat zelfs de Indonesische vrouwelijke verdedigster der aangeklaagden wegens ondervonden tegenwerking van haar taak heeft afgezien. Daarom heeft de Nederlandse regering de beroemde Engelse rechtsgeleerde Curtis-Bennett uitgenodigd, doch door toepassing van de in Indonesië gebruikelijke vertragingsmethode kon de Engelsman geen visum krijgen, tot tenslotte gezegd werd, dat, terwijl Indonesië genoeg bekwame rechtsgeleerden telt, zijn overkomst geweigerd werd. In ieder geval is bereikt, dat de wereldpers, vooral die van het Britse Rijk, zich voor deze zaak is gaan interesseren. Mevrouw Bouman zal nu als verdedigster de taak van haar man voortzetten. Een kranige daad van deze dappere vrouw.
De ‘bliksem-actie’ in April om meer leden voor de K.V.P. te werven is een groot succes geworden. Het aantal partij-leden steeg van 200,331 tot 464,857, zodat de K.V.P. alle andere partijen in ledental overtreft. De verklaring van Willems, dat zijn gemeenschap ‘allang en ver de 1000 leden gepasseerd is’ bewijst hoe nodig de ‘bliksemactie’ was om de eenheidsgedachte bij de katholieke kiezers dieper te funderen.
1-6-'55
K.J.D.
| |
| |
| |
België
In ons vorig overzicht lieten we doorschemeren, dat nieuwe wijzigingen door de promotoren zelf aan het ontwerp Collard zouden worden aangebracht. En inderdaad, bij het begin van de derde week van het schooldebat, komt de ‘contactcommissie’ - het liberaal-socialistisch organisme dat ermee belast is amendementen op te stellen die in de plaats van min of meer gelijkluidende C.V.P.-amendementen kunnen worden aangenomen - voor de dag met een wijziging van de artikelen 1 en 2. De taak van de staat, op alle graden onderwijs te creëren, wordt beperkt door het criterium van de behoefte. Daar dit verder niet in de wet omschreven wordt, lost deze toegeving van links voorzeker het probleem nog niet op. Maar het dovemansgesprek wordt er ondanks alles door onderbroken. De linksen zijn gaan inzien - wellicht onder invloed van de liberalen - dat in de wet zelf een beperkende bepaling aangaande het staatsonderwijs diende aangebracht.
Het is nog niet zonder meer duidelijk, wat de stoot tot deze tegemoetkoming heeft gegeven. Misschien is het geheel niet meer dan een tactische zet om het publiek te doen geloven aan de grote gematigdheid van de regering. In dat geval zou de C.V.P. moeilijk na de stemming in de Kamer tot een uiterste tegenzet kunnen overgaan, zoals die waarmee haar voorzitter op de protestdag der provinciale en gemeentelijke mandatarissen dreigde: zijn partij zou zich wel eens kunnen terugtrekken uit de vertegenwoordigende organen op nationaal en provinciaal plan. In zulke omstandigheden, zouden - ondanks de wet De Schrijver van 1937 - ontbinding en nieuwe verkiezingen niet volstrekt uitgesloten zijn, en dat wil de regering natuurlijk vermijden. Het ware in ieder geval naïef, te menen dat ze beïnvloed werd door de kalme en zeer hoogstaande tussenkomsten van de C.V.P.-prominenten, de heren du Bus de Warnaffe en Harmel, - na al de halsstarrige kwade trouw waarvan ze, in het spoor van Max Buset, reeds heeft blijk gegeven.
Evenzeer lijkt het gewaagd, te menen dat de regering begrepen heeft te moeten inbinden, omwille van de financiële moeilijkheden waarmee ze te kampen heeft. Weliswaar heeft dhr. Liebaert in een moment van slecht humeur verraden, dat de boycott van de lening - waarvan de opbrengst einde Mei al ongeveer zal zijn opgebruikt - en bepaalde operaties t.o.v. de spaarkas en de postcheck voor zijn kas zeer onaangename gevolgen hadden. Toch is het niet aan te nemen, dat de regering niet de middelen zou vinden om het nog enkele maanden uit te houden. Zij het dan door middel van een belastingverhoging, zoals aangekondigd werd. Men mag verwachten, dat zij de Wet Collard ten spoedigste zal laten aannemen, in de hoop na het parlementair reces in kalmte te kunnen beginnen. Des te meer reden voor de christelijke gemeenschap tot een besliste voortzetting van de strijd. Na de ledenwervings-campagne van de C.V.P. (zover men kan nagaan heel wat succesvoller dan de parallele van de B.S.P.) en het petitionnement aan de Koning - dat, bedoeld om een einde te maken aan de schoolstrijd, een aanzienlijk succes schijnt tegemoet te gaan - is haar invloed in de openbare mening aanzienlijker dan ooit.
Maar van af het begin was het de mening van bevoegde politieke waarnemers geweest, dat de regering hoogstwaarschijnlijk niet zou uiteenvallen op de schoolkwestie, waar het anticlericale cement ze immers gebonden houdt, maar veeleer op een sociaal of een economisch probleem. Hoewel het schoolvraagstuk op de voorgrond is getreden, betekent dit geenszins, dat die sociaal-economische vraagstukken niet meer bestaan. Nu is wat deze laatste betreft de tegenstelling tussen liberalen en socialisten ongetwijfeld niet meer wat ze vroeger was, want de liberalen hebben een zekere zin
| |
| |
voor onontbeerlijke staatstussenkomst ontwikkeld, terwijl de B.S.P. lang niet meer een loutere arbeiderspartij is. Maar toch blijven er principiële verschillen: dhr Liebaert geeft inzake belastingsverhoging de voorkeur aan onrechtstreekse belastingen: verhoging van overdrachttaks en zegelrechten; het A.B.V.V. daarentegen wil het leeuwenaandeel doen betalen door wie het meest voordeel hebben bij de huidige conjunctuur. Minister Troclet dient een wetsontwerp in tot sanering van de toestand der Ziekteverzekering door middel van een bijdrageverhoging vanwege de werkgevers; het Verbond der Belgische Nijverheid kan daarmee niet instemmen, sterke invloeden in de liberale partij staan er bijgevolg vijandig tegenover. Minister Lilar wordt door zijn partij verplicht, een mildering van de alcoholwet te ontwerpen. De Socialisten zijn aan de wet Vandervelde gehecht. Ligt niet bij een dezer punten een gevaar voor de regering?
In sociaal opzicht was Mei rijk aan gebeurtenissen. De wet Troclet op de arbeiders-pensioenen werd goedgekeurd. De heer Bossaert, minister van Middenstand, is met zijn eerste - weinig oorspronkelijke - ontwerpen voor de dag gekomen. Het Algemeen Christelijk Vakverbond gaf een indrukwekkend sociaal-economisch memorandum uit. De beroering om de afschaffing van de premie voor de moeder aan de haard ging voort. Sociaal gezien is de faam van de regering werkelijk niet zo schitterend. Men meent dan ook dat het in hoofdzaak is, om die faam te verbeteren dat het A.B.V.V., de bijeenroeping van een Nationale Arbeidsconferentie heeft gevraagd, o.m. om het spel der loonconventies bij de huidige daling van de index der kleinhandelsprijzen (sedert Januari van 424 naar 414) tegen te gaan. De regering zou daar inderdaad een in 't oog vallende rol kunnen opnemen. Maar inzake de niet-toepassing van de loonconventies is een stilzwijgend accoord reeds bereikt. En werkgevers en A.C.V. zijn voor die conferentie niet te vinden, temeer daar er thans een Nationale Arbeidsraad en een Centrale Raad voor het bedrijfsleven bestaan.
Van bijzonder belang lijkt intussen de nieuwe oriëntatie te zijn, die aan de landbouwpolitiek wordt gegeven. Want Benelux heeft er zich niet toe beperkt, door het voorleggen van een memorandum aan de conferentie van Messina, een nieuwe impuls aan de verdere Europese integratie te geven. De Benelux-landen lijken vastbesloten te zijn, de unie tot een werkelijkheid te maken. Op het jongste Benelux-comité, dat op 3 Mei te Brussel bijeenkwam, werd dan ook ernstig de hand gelegd aan de landbouwintegratie, zoals men weet dé zwakke plek van de unie. Men wil geleidelijk, in 7 jaar, tot een volledige harmonisatie van de Benelux-landbouwpolitiek komen. In dat raam situeert zich het ontwerp van de Belgische minister van Landbouw tot oprichting van een Landbouwfonds. Dit fonds moet de Belgische landbouw in staat stellen, zich aan te passen. De reacties zijn verdeeld, omdat voor een economie als de Belgische, een landbouwdirigisme niet zonder gevaren is, terwijl de boeren zelf zich door de aanpassingsmaatregelen onvoldoende beschermd achten. Onloochenbaar is intussen, dat de geplande harmonisatie in het Europese perspectief een noodzakelijkheid, en in laatste instantie een goed zou moeten zijn.
Het Overzeese gebied, Belgisch Kongo, heeft de Koning triomfantelijk ontvangen. De basis voor een harmonische ontplooiing van Kongo in het Belgisch staatsverband blijkt zeker te bestaan. Het is vooral van blanke zijde dat bezorgdheid en behoedzaamheid zullen nodig zijn, om de inheemse bevolking te helpen het rijpingsproces in dit overgangstijdperk door te maken zonder noodlottige crisissen. Die overgang ligt niet uitsluitend op economisch, maar ook op sociaal-menselijk gebied. De neger wordt volwassen. Daarom is anticlericalisme in Kongo een wezenlijk gevaar.
L. Deraedt
|
|