Streven. Jaargang 8
(1954-1955)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| |
Argentinië en het Peronisme
| |
[pagina 214]
| |
Hoe moeten wij nu oordelen over de betreurenswaardige situatie die de laatste tijd in Argentinië is ontstaan? Alvorens te pogen deze vraag te beantwoorden of enkele bijzonderheden te geven over wat sinds kort in Argentinië is voorgevallen, is het van belang iets te zeggen over de historische achtergrond. Het land ligt ver van Nederland en België en zijn geschiedenis is hier waarschijnlijk minder bekend. Argentinië is gelegen aan de atlantische zijde van Zuid-Amerika en zijn gebied strekt zich uit van de zuidpunt van het sub-continent, de Terra del Fuego, tot aan de Rio de la Plata in het noorden. Dan volgt zijn grenslijn de oevers van de Paranà, de Paraguay en de Uruguay, loopt achter de Matto Grosso van Brazilië om, buigt naar het zuiden om langs de grens van Paraguay en Bolivië tot aan de Cordillera van de Andes: dit gebergte vormt zijn westelijke grens en scheidt het land af van Chili. | |
[pagina 215]
| |
sen deden het land binnen enkele tientallen jaren een gedaanteverandering ondergaan. Nieuwe spoorwegen legden het land open, de zwervende Gauchos werden vervangen door een vaste boerenbevolking, men begon op wetenschappelijke wijze vee te fokken en de frigorificos maakten uitvoer van vlees naar Europa mogelijk. | |
[pagina 216]
| |
keld was voor de democratische bestuurswijze. Veel officieren begonnen echter tegen de generaal oppositie te voeren, met het gevolg dat de revolutie begon te verlopen. In November 1931 werd generaal Justo tot President gekozen door een samengaan van Conservatieven, Anti-Personalisten, Radicalen en Onafhankelijke Socialisten. De normale methoden werden hervat en Argentinië begon de tweede periode van democratisch bestuur. Het was bij deze stand van zaken, dat Kolonel, later Generaal, Péron naar voren kwam. De maanden die op de staatsgreep volgden waren zeer moeilijk. De ontevredenheid in de industrie was vrijwel algemeen en er dreigde een algemene staking. Péron werd belast met het Nationale Departement van Arbeid. Met niet geringe voortvarendheid en ongewone durf ging hij de fabrieken en werkplaatsen binnen, praatte met de mannen en won velen; hij zorgde er voor dat hinderlijke elementen naar elders werden overgeplaatst. Zijn Departement van Arbeid werd omgebouwd tot Ministerie van Arbeid en Sociale Zaken en rond dit ministerie heeft Perón zijn politieke invloed opgebouwd. Tegelijkertijd werd hij aangesteld tot Onderminister van Oorlog en dit stelde hem in staat, bij het leger in de gunst te komen, door aanzienlijke verhoging van de militaire budgetten. Vervolgens reorganiseerde hij de politie. Door de steun van de arbeiders en van de politie kreeg hij zijn ambt terug, kort nadat hij in 1945 uit de gunst was geraakt. Middelerwijl werden op initiatief van Perón veel wetten aangenomen ten bate van de arbeidende klassen. Lonen werden verhoogd, arbeids- | |
[pagina 217]
| |
uren verminderd. Particuliere werkgevers werden gedwongen, dertien maanden loon uit te betalen voor twaalf maanden arbeid. Verzekeringsplannen voor arbeiders werden uitgewerkt en bijdragen verstrekt aan bouwverenigingen voor arbeiderswoningen. Een arbeiderspartij begon zich te ontwikkelen rondom Perón en een kleine groep Radicalen sloot zich hierbij aan. In 1945 werd Perón tot President gekozen. De verkiezingen waren tamelijk vrij geweest, ofschoon de propaganda grotendeels in Peronistische handen was en er heel wat geweldpleging aan de verkiezingen was voorafgegaan. Perón kreeg 55% van de uitgebrachte stemmen. Zijn partij beschikte over een meerderheid van 109 zetels in het Congres tegenover 49 van de Democratische Unie van Radicalen, Socialisten en progressieve Democraten. De laatste tien jaren berust dus het gezag in Argentinië bij Perón. Er is een tegenpartij in het Congres die niet geaarzeld heeft oppositie te voeren. Maar alle middelen van propaganda zijn geleidelijk in Peronistische handen overgegaan. Pers en radio staan bijna geheel onder partijtoezicht. De regering heeft de sociale zaken zeer nauw behartigd, veel maatregelen doen aannemen ten gunste van de arbeidende klassen en de rechten van de werknemers doen opnemen in de Constitutie, door middel van amendementen welke in 1949 werden uitgevoerd. Deze voorrang van sociale zaken heeft de vakverenigingen, of de Confederación General de Trabajo, tot de hoofdfactor gemaakt in de Peronistische partij en het land. Zoals spoedig zal blijken is dit punt ten innigste verbonden met de strijd van de regering tegen de Kerk. In haar methoden heeft de regering over het algemeen een socialistische politiek gevoerd: ze heeft financiële en commerciële operaties onder strikt toezicht gehouden en alle particuliere banken gereduceerd tot filialen van de Nationale Bank. Door het regeringsinstituut I.A.P.I. (Instituto Argentino para Intercambio) is ze opgetreden als tussenpersoon tussen producenten en buitenlandse kopers: ze kocht goedkoop van de eerst genoemden en verkocht zo duur mogelijk aan de laatsten. Ze heeft veel nationale industrieën opgekocht die vroeger aan buitenlanders behoorden of door buitenlands kapitaal gefinancierd werden. En tenslotte heeft ze een nationale en nationalistische politiek nagestreefd door te trachten de invloed van Argentinië over heel Zuid-Amerika uit te breiden en een tegenwicht te scheppen tegen de macht en de invloed van de Verenigde Staten. Dit nationalisme is meer kokend en bruisend geweest dan aggressief. De laatste twee of drie jaren - zou men zeggen - heeft men zelfs de strijdkrachten van Argentinië iets van hun strijdbaarheid laten verliezen - dit dan grotendeels uit overwegingen van binnenlandse politiek, teneinde de mogelijkheid te voorkomen van een nieuwe staatsgreep van het leger tegen de meer extremistische maatregelen van het Peronistische regeringsstelsel. Dit is de historische achtergrond waartegen de door de Argentijnse regering genomen maatregelen moeten worden gezien en beoordeeld. De beginnende strijd tegen de Kerk kwam in vorig najaar ter kennis van het publiek door een radio-toespraak van de President, gehouden na een langdurige bespreking met de gouverneurs van de provincies. In | |
[pagina 218]
| |
die toespraak werd een beschuldiging uitgesproken tegen drie leden van het Argentijns episcopaat - Mgr Lafitte, aartsbisschop van Córdoba, Mgr Fasolino, aartsbisschop van Santa Fe en Mgr Ferreira Reinafe, bisschop van La Rioja - en tegen een twintigtal geestelijken. Het punt van beschuldiging was volkomen duidelijk. Het was infiltración in de Vakverenigingen en in sommige organisaties van studenten en intellectuelen. Met andere woorden, de President nam het op tegen de Katholieke Actie, de lekenactiviteit van Katholieken, welke niet direct de partijpolitiek raakte maar de christelijke beginselen wilde toepassen op het sociale en publieke leven. Grote bezorgdheid was ontstaan, zo verklaarde Perón, naar aanleiding van deze katholieke bemoeienis met verenigingen die ressorteerden onder de regering. ‘Ik weet niet, zo ging Perón verder, waarom wij tegenwoordig organisaties zien ontstaan van katholieke advocaten, dokters en boeren. Wij zijn zelf katholiek, met dit verschil dat, als Peronisten, wij onszelf niet noemen katholieke Peronisten. We zijn eenvoudig Peronisten en tegelijkertijd kunnen we zijn katholiek, jood, boedist, orthodox enz. Als een man Peronist is, vragen wij niet tot welke God hij bidt. Het persoonlijk Credo van een man is voor ons een onverschillige zaak. Het enige waar het op aan komt is dat hij een betrouwbaar persoon is’. De radio-toespraak van de President werd onmiddellijk gevolgd door een pers-campagne, niet tegen enkele afzonderlijke geestelijken maar tegen de geestelijkheid in zijn geheel. ‘Democracia’ sprak in zijn nummer van 25 November over ‘de verdeling zaaiende politieke activiteit van een groot gedeelte van de geestelijkheid’. Ze waren nu gewaarschuwd, ging het blad verder, door de rede van de President met zijn ‘krachtige verklaring omtrent de infiltratie van de geestelijken in verschillende organisaties’. Het publiek had daardoor kennis gekregen van de ondergrondse activiteit van een aantal geestelijken die, met tastbare schending van de eigen godsdienstige verplichtingen, bezig waren de mensen te inspireren en op te hitsen tot bedriegelijke handelingen die absoluut in strijd zijn met het nationaal belang. Dergelijke mannen, zo besloot het blad, zijn in verzet zowel tegen de natie als tegen de Kerk’. ‘Zij hebben zich ontrouw betoond aan hun verplichtingen als Argentijn en als priesters, en hebben zich gesteld buiten de wetten van het land en de wetten van God’ (Democracia, 11 November). De taal van deze perscampagne was teugelloos. Men sprak van ‘snode herders’, van een deel der geestelijkheid dat materialistisch was, bourgeois van opvatting en ‘noch als christelijk, noch als katholiek, noch als kerkelijk’ beschouwd kon worden. Onder het mom van Katholieke Actie trachtten zij binnen te dringen in de vakverenigingen. Feitelijk verloochenden zij Christus en zijn leer; zij ‘vochten in het duister tegen het evangelie van waarachtig licht dat de leer van Perón was’. Wat zij wensten, zo vervolgden de kranten, was aan een welvoorziene tafel te zitten, het goed te hebben, zich toe te eigenen wat ze zelf niet hadden voortgebracht en de eenvoudige mensen te misleiden. De beschuldiging werd herhaald dat de Kerk niets had gedaan voor het sociale welzijn van de Argentijnse arbeiders. ‘Men kan niet spreken van sociaal werk ten behoeve van de arbeidende klassen vóór het tijd- | |
[pagina 219]
| |
perk van Péron’. De geestelijkheid had altijd gestaan aan de zijde van de rijken en de kapitalisten; nu was zij aan het wroeten om binnen te dringen in de sindicatos om de arbeiders in hun klauwen te krijgen en, zo mogelijk, weer te onderwerpen aan hun oude onderdrukkersGa naar voetnoot2). Men zinspeelde er zelfs op, dat Communisten binnen de Kerk aan het werk waren en het is zeker dat onder de studenten, die in Buenos Aires werden gearresteerd als verdacht van Communisme, jongemannen waren die dagelijks te communie gingen. ‘Het zou ons niet verwonderen, schreef Critica op 24 November, als er Communistische elementen zijn onder deze rustverstoorders. Het is waarschijnlijk dat in het katholieke Argentinië de communisten tot hun agenten gekozen hebben leden van de clergé, kloosterlingen, en zelfs bisschoppen die minder vast staan in hun gevoelens zowel van nederigheid en zelfverloochening als van patriotisme’. Toen op 19 November het gezamenlijk antwoord van het Episcopaat op de beschuldiging van de President werd gepubliceerd, kwam de pers met bedreigingen. Zouden de bisschoppen de boosdoeners niet straffen, dan zou het volk handelend optreden. Het was, zoals de President gezegd had, een strijd niet tussen Kerk en Staat, noch tussen het Peronisme en de Kerk, maar tussen ‘de geestelijkheid en de organisaties van het volk, d.w.z. het volk zelf’. Op het juiste ogenblik moet alle buitenlandse invloed worden verwijderd, even snel als men een stofje uit het oog verwijdert. Binnen de sindicatos moeten de arbeiders bestrijden ‘elke politieke houding, elke ideologische leer en alle godsdienstig geloof’. Geen toog zal worden gerespecteerd tenzij hij gedragen wordt door een waardig priesterGa naar voetnoot3). In de loop van November volgden een aantal arrestaties van geestelijken, vooral in de provincie Córdoba in Noord Centraal-Argentinië. Veel leraren en onderwijzers, waaronder enige priesters, werden ontslagen of namen ontslag. De President had het met zijn beschuldigingen vooral op Córdoba gemunt, b.v. in zijn toespraak in het Lunapark op 25 November. Hij verklaarde, op gezag van de gouverneur van die provincie, dat de rechtsbedeling er geheel in handen was van ‘de clericalen’ die deze voor hun eigen politieke doeleinden uitbuitten; dat de universiteit van Córdoba eveneens in de macht was van ‘een handvol clericalen’; dat deze het rustig bestuur van dat gebied onmogelijk maakten en dat katholieke studentenverenigingen ordeverstoringen hadden uitgelokt’Ga naar voetnoot4). De persaanvallen gingen vergezeld van een campagne van allerlei plagerijen. Geen geestelijke mocht voor de radio spreken, de uitzending van godsdienstige plechtigheden werd geschorst. Aan een geestelijke die een openbare spreekbeurt ging vervullen, werd medegedeeld, dat hij de naam van God niet mocht noemen of iets over de Kerk zeggen. Een ander, die spoorkaartjes wilde nemen voor een groep jongens op weg | |
[pagina 220]
| |
naar hun zomerkamp, werd gewaarschuwd dat aan geestelijken in toog geen kaartjes werden verstrekt. Preken stonden onder contrôle, post en telefoon voor religieuse huizen ondervond hinder. In Córdoba was de politie aanwezig bij de wekelijkse samenkomst van een groep Jonge Christelijke Arbeiders en volgde de jongelui naar huis na afloop van de vergadering. Bij het oud-leerlingen-diner van een bekend katholiek College deden de tafelbedienden dienst als spionnen en maakten aantekeningen van de speeches en gesprekken. Te Buenos Aires liepen kleine groepjes mensen processiesgewijs, terwijl zij poppen meevoerden die als geestelijken waren gekleed en aan galgen hingen. Slagzinnen werden op de muren geklad, bijvoorbeeld: Sea un buen peronista y mate un cura (Wees een goed peronist en dood een geestelijke). Veel van die speldeprikken kwamen van individuen of van kleine ambtenaartjes die bij hun meerderen in een goed blaadje wilden komen. Maar het zijn wel symptomen van hetgeen er in de partij broeit en werkt. Van de andere kant hebben ze ook in brede kringen een reactie gewekt van eerbied en vriendelijkheid jegens de geestelijkheid. Je wordt bijna verlegen, zo vertelde men mij, wanneer je te Buenos Aires als geestelijke gekleed in het openbaar verschijnt. Overal neemt men z'n hoed af; iemand staat op en biedt je zijn zitplaats aan of betaalt je busof tramkaartje. Slappe katholieken en louter naam-katholieken zijn verontwaardigd geworden over deze regerings-propaganda. Met name zijn veel mensen tot de geregelde waarneming van hun geloofsplichten en tot de sacramenten teruggekeerd. De kerken zijn voller dan voorheen; veel meer gaan er te communie. De meerderheid van het Argentijnse volk is tegen deze regeringsmaatregelen gekant en keurt de geest af, die eruit spreekt. Tegen het einde van November werd een Peronistenbijeenkomst belegd in het Lunapark. Het was een moment van spanning. Er waren geruchten rondgestrooid dat na de bijeenkomst een aanval op bepaalde kerken en katholieke scholen zou gedaan worden. Het Allerheiligste was in veiligheid gebracht en de kerken waren gesloten. In feite deden zich geen incidenten voor en de politie van de hoofdstad zorgde dat geen ordeverstoringen plaats vonden. Op de bijeenkomst werden speeches afgestoken door de Vice-president van de Republiek, Schout-bij-nacht Teissaire, een liberaal van de oude school, door Señora de Parodi, namens de peronistische vrouwenorganisaties, en door de Secretaris-Generaal van de C.G.T., Señor Vuletich. De toon van deze laatste was heel wat heftiger dan die van de twee anderen. Hij had het over de infiltración van geestelijken in de sindicatos, waarvan het doel was een breuk te forceren in de aaneengesloten massa van de arbeidende klassen. ‘Wij zijn zeer op onze hoede, wanneer deze heren in onze rijen trachten door te dringen, zo verklaarde hij, want achter die togen verborgen staan de Socialisten, de Radicalen, de Communisten. In onze ogen is het geheel onlogisch dat er binnen de Vakverenigingen ook nog godsdienstige clubs zouden zijn, of genootschappen van welke aard of kleur dan ook. Achter al die dingen ontdekken wij de politieke oppositie die op het ogenblik zich van de geestelijkheid bedient om ons te verdelen en bang te maken. Zij - d.i. de vijanden van het regime - gebrui- | |
[pagina 221]
| |
ken als laatste wapen vrees, de vrees voor God. Maar, zo ging Señor Vuletich door, wij zijn niet bang voor God, omdat wij de vrienden van God zijn; wij zijn de vrienden van Zijn leer, omdat wij denken dat, als er ooit een man geweest is die de leer van Perón kon prediken vóór Perón, die man juist God zelf was. Dit kan ik hier terloops verklaren, omdat we op 't ogenblik spreken over de twee mannen die deze leer in de practijk gebracht hebben: God toen Hij ze schiep, en Perón toen hij ze toepaste’Ga naar voetnoot5). De bijeenkomst in het Lunapark werd besloten met een toespraak van de President, waarin hij de Kerk in Argentinië beschuldigde van ondankbaarheid ten aanzien van al de sympathie en bijstand die zij van de Staat genoten had; hij verweet haar infiltración. Hij wilde vrede en samenwerking, maar hij zou steeds de zijde van het volk kiezen, bij elke strijd. ‘Ik erken - zo verklaarde hij - geen andere souverein boven mij dan het volk. Ik heb het reeds gezegd en ik herhaal thans: als de dag mocht komen, waarop het volk in dwaling zou geraken, dan zal ik in dwaling zijn met het volk. Dit is de enige dwaling die verklaard en verontschuldigd kan worden. Ik kan het volk verzekeren met alle duidelijkheid en oprechtheid, dat er geen macht bestaat die de regering tot haar werktuig kan maken en haar ertoe kan brengen zich, ook maar in het geringste opzicht, te scharen tegen het volk. Het imperialisme heeft ons niet overwonnen, evenmin als de vele machtsmiddelen die de oligarchieGa naar voetnoot6) heeft aangewend. Geen macht die niet van het volk is zal enige druk op ons kunnen uitoefenen. Al degenen die dit thans nog niet inzien, behoren dit ten spoedigste te beseffen. Alleen het volk heeft macht over de Peronista-regering’. Nog een enkel incident dient vermeld te worden. Er waren in Argentinië grote voorbereidingen getroffen voor de plechtige sluiting van het Maria-jaar. In de hoofdstad zou, naast andere plechtigheden, een openbare processie gehouden worden met het beeld van Onze Lieve Vrouw van Luján - de nationale bedevaartplaats van de H. Maagd - en een avondmis op 8 December op de Plaza del Mayo, het grootste plein van Buenos Aires. Kort voor de feestdag werden al deze plechtigheden verboden en slechts door een persoonlijk dringend verzoek van kardinaal Copello aan de President werd verlof gegeven voor een H. Mis in de kathedraal, die uitgezonden mocht worden voor de menigte buiten. Maar, er mocht geen reclame of propaganda voor worden gemaakt. Die zelfde middag vóór de H. Mis tourden grote wagens door de straten van de hoofdstad, die aankondigden dat op het uur van de avondmis de President ‘con todo el pueblo argentino’ een bokser zou verwel- | |
[pagina 222]
| |
komen bij zijn thuiskomst in Argentinië, Señor Perez, die pas een internationale match had gewonnen. Terwijl binnen de kathedraal de H. Mis werd gecelebreerd stond een menigte van meer dan 100.000 mensen op de Plaza de Mayo in eerbiedige houding naar de dienst te luisteren die daar werd uitgezonden, aandachtig zich aansluitend bij de gebeden. Na de H. Mis verscheen de kardinaal op het balcon van het bisschoppelijk paleis en met vaste en indrukwekkende stem wijdde hij zijn volk en zijn land toe aan de H. Maagd. Het was een ogenblik van grote waardigheid dat diepe indruk maakte. De betekenis ervan ontging volstrekt niet aan de tegenstanders van de Kerk, want een nieuw decreet verbood voortaan alle openlucht-bijeenkomsten, behalve voor politiek, sport of arbeid. Dit is de geschiedenis in het nabije verleden van de anti-katholieke uitingen in Argentinië. Verdere details zouden hieraan kunnen worden toegevoegd, sommige amusant in hun onhandigheid, andere bedroevend, weer andere bemoedigend. Men heeft Peronisten gezien, als geestelijken gekleed, die zich zeer onclerikaal gedroegen, raaskallend over politiek op de hoeken der straten of zich te buiten gaand in nachtclubs langs de Avenida Corrientes. Maar ik betwijfel of trucs van dat soort kans hebben indruk te maken op de zeer uitgeslapen argentinos. Ik heb van één geval gehoord dat een bende gepeupel tijdens het opdragen van de H. Mis het altaar probeerde in brand te steken; en van een ander waarbij spoorwegarbeiders, die opdracht hadden het Mariabeeld uit hun cantine weg te ruimen, zich eerbiedig in processie opstelden en het overbrachten naar de dichtstbijzijnde kerk.
Nog enige woorden over de aanvallen op het christelijk gezin en op de katholieke opvoeding. Hieronder valt vooreerst het aannemen van een echtscheidingsparagraaf, toegevoegd aan een wetsontwerp voor de bescherming van het familiebezit. Door deze maatregel werd voor 't eerst de echtscheiding in dit land ingevoerd en het zal onvermijdelijk de banden van het gezinsleven losser maken. Er bestonden veel klachten over toestanden in de Unión Estudiantes Secundarios, een regerings-jeugdorganisatie voor sport en ontspanning. Mgr Lafitte, aartsbisschop van Córdoba, had de President zelf van deze klachten op de hoogte gebracht. De critiek der katholieken op deze nationale organisatie werd erg kwalijk genomen in de regeringsbladen en toegeschreven aan ‘jaloezie, zelfzucht en kwaadwilligheid’ aan ‘laster en huichelarij’. Deels als weerwraak voor deze critiek ondervonden vele katholieke scholen hinderlijke plagerijen. De studentenverenigingen aan de Katholieke Universiteiten te Santa Fe en Córdoba werden geluiquideerd. Twee bekende colleges, San Salvador te Buenos Aires en Immacolada te Santa Fe, zagen zich beroofd van hun onafhankelijke positie; om de officiële waarde van hun examens en getuigschriften te redden, moeten zij voortaan ook officieel met een of ander Staatsinstituut verbonden zijn. De subsidie, die tot nu toe aan de vrije katholieke scholen werd verleend, is voor een deel ingetrokken, waardoor veel colleges voor ernstige | |
[pagina 223]
| |
problemen komen te staan. In vele openbare scholen is het godsdienstonderwijs, dat er was ingevoerd door de militaire regering van 1943, afgeschaft. Daartegenover werd verplichtend voorgeschreven, ook voor particuliere katholieke scholen, de aanstelling van consejeros espirituales - beambten blijkbaar benoemd door de Fundación Eva Perón - die tot taak zullen hebben: ‘zedelijkheid in te prenten’. Zij moeten prettig omgaan met de jongens en meisjes, teneinde hun vertrouwen te winnen en in hen aankweken ‘een zedelijkheid die degelijk is, niet louter vormelijk, zonder innerlijk voorbehoud, voorwendsels of huichelarij’. Ze moeten de jeugd opleiden om ‘braaf te zijn en verstandig, en die hoedanigheden ontwikkelen welke nodig zijn om tot grote Argentiniërs op te groeien, mannen en vrouwen die hun eigen leven en het vaderland tot nut zijn’Ga naar voetnoot7). Dit begint wel erg veel te lijken op de lekenmoraal welke in Duitsland in zwang was tijdens het Nazi-regime.
Ik heb in dit artikel reeds te kennen gegeven dat deze anti-katholieke aanvallen onverwacht gekomen zijn. Gedurende mijn voorafgaand verblijf in Argentinië trof ik onder degelijke katholieken veel voorstanders van het Peronistisch regime, hoewel zij zich heel goed bewust waren van sommige twijfelachtige en gevaarlijke elementen in de nieuwe ordening. Op de eerste plaats vonden zij dat de sociale politiek van de regering Perón elke dreiging van Communisme had afgewend. Ten tweede verwelkomden zij de sociale hervormingen als in overeenstemming met de pauselijke encyclieken, ofschoon het duidelijk was dat deze ook benut werden als een sterke politieke ruggesteun voor de regering. Ten slotte keurden zij de ‘nationalistische’ houding van de regering goed. Dit laatste motief vraagt nadere beschouwing. Het nationalisme in een land als Argentinië, dat pas kort geleden tot zelfbewustzijn is gekomen en dat de verschillende stromen van immigranten tracht samen te bundelen tot één geheel, is niet aggressief, of ten minste behoeft dat niet te zijn: en het verloop van Argentinië's buitenlandse betrekkingen, hetzij met haar Zuid-Amerikaanse buren hetzij met andere verder verwijderde Staten, is merkwaardig vreedzaam geweest. Een beklemtoning van een Argentijns nationaal bewustzijn, met het doel alle burgers van het land nauwer tot elkander te brengen, was in het oog van deze Katholieken een redelijke en behartenswaardige politiek. Van de andere kant waren er velen die met lede ogen het nieuwe staatsbestel beschouwden, daar ze in zijn willekeurige en autoritaire methoden de aankondiging van een ‘totalitair’ bestuur meenden te ontdekken. Vanaf het begin deed de regering extra pogingen om de Kerk te begunstigen. Zij voerde godsdienstonderricht in op de openbare scholen en zocht de deelname van hoge kerkelijke autoriteiten tegelijk met de regering aan nationale feesten en plechtigheden. Waarom nu die veranderde houding? Waarom die onmiskenbare aanvallen op de Kerk? Het antwoord op de eerste vraag is duidelijk en het is benadrukt in | |
[pagina 224]
| |
de toespraken van de President zoals ook in de aanvallen van de pers. Het is de infiltración, zoals zij het gelieven te noemen, van Katholieken in de Vakverenigingen. Om het in katholieke termen uit te drukken: zij dulden geen Katholieke Actie en willen haar vernietigen. Maar nu is de Katholieke Actie de eigen activiteit van de Kerk, welke door de pausen Pius XI en Pius XII sterk is benadrukt. Acción Catolica is in Argentinië wijd uitgegroeid. Haar doel is, zoals werd uiteengezet in het gezamenlijk schrijven van het Episcopaat aan de President en in de gezamenlijke herderlijke brief die in alle kerken van Argentinië werd voorgelezen, niet het voeren van partijpolitiek. Zij tracht de invloed van de katholieke beginselen in het openbare leven te doen doordringen. Zij blijft op het zedelijk en geestelijk niveau. Katholieken kunnen niet neutraal blijven waar het gaat om de verdediging van christelijke beginselen en van de christelijke wijze van denken en leven. Katholieken kunnen geen scheidslijn aanvaarden die hen opsluit in kerken en sacristieën en het gehele openbare leven overlaat aan het burgerlijk gezag, dat niet beïnvloed en veredeld is door de maatstaven en idealen van het Christendom. Het katholieke standpunt werd door de bisschoppen in dat gezamenlijk herderlijk schrijven duidelijk uiteengezet: Wij verklaren dat de zending van de katholieke Kerk zich niet laat beperken tot de ruimten van haar kerken, kapellen en sacristieën. De Kerk moet het Evangelie overal prediken, overeenkomstig de opdracht van haar goddelijke Stichter. Als de mensen erin slagen, de deuren voor haar te sluiten en haar te bannen buiten de sfeer der menselijke activiteit, dan moeten wij het diep betreuren, dat wij ons daar niet van onze apostolische taak kunnen kwijten. Wij, bisschoppen en priesters, zijn voor het merendeel zelf kinderen van de arbeidende klasse. Wanneer wij op grond van ons priesterlijk ambt in contact zijn gekomen met de arbeiders onder ons volk, dan is dat geschied op de formele en uitdrukkelijke eis van onze bediening. Toen wij gevolg gaven aan dit oprecht en gelovig verlangen, hadden wij geen verdere doeleinden op het oog. Het enig motief dat ons tot gids is geweest bij onze priesterlijke woorden en daden, is geweest het hogere en bovennatuurlijke motief het godsdienstig geloof te verhelderen en te versterken’. Het schrijven drukte geestelijken en leken op het hart, de Katholieke Actie binnen haar eigen perken te houden en alles te vermijden wat zweemt naar partijpolitiek. Maar het voegde er bij, dat er bepaalde fundamentele beginselen bestaan wier verdediging niet een zaak is van partijpolitiek maar van christenplicht. Geen Katholiek mag zwijgend of aarzelend staan tegenover de uitdaging van het communisme, tegenover echtscheiding of verplicht godsdienstloos onderwijs. De Vakverenigingen, georganiseerd in de C.G.T., zijn de hoofdcentrales van de regeringsinvloed en -macht. De middenklassen zijn grotendeels tegen het regime gekant, evenals de conservatieven. Dientengevolge vreest en weert de Peronistenpartij elke invloed binnen de C.G.T. die niet de hare is; en er is grond om te vermoeden dat het haar er om te doen is een mogelijk ontstaan van een katholiek-democratische groep te voorkomen. In het begin van dit artikel gaf ik twee korte citaten uit Europese | |
[pagina 225]
| |
bladen, die spraken over het logisch rhythme van autoritaire partijen. Is dit het wat op het ogenblik aan 't gebeuren is in Argentinië? Er zijn, niet het minst in de persaanvallen op de geestelijkheid, meerdere tekenen van het bestaan ener mentaliteit die alles zonder uitzondering opeist voor de Staat. Ten dele is dit een opleving van het negentiende-eeuws radicalisme met zijn slagzin van: ‘Een Vrije Kerk in een Vrije Staat’. Ten dele is het een totalitaire eis. ‘Laat het Katholicisme binnen de kerken blijven en het ontstaan van godsdienststrijd vermijden, waar nog zoveel andere belangrijke dingen te doen zijn’; ‘Godsdienst is voor de huiselijke kring en de kerk’; ‘Het woord Gods heeft zijn geheel eigen sfeer waarin het behoort te worden verklaard en uitgelegd’. Dit laatste betekent in de mond van Señora de Parodi, dat de kerken behoren aan de pastoors en het regeren aan generaal Perón. ‘Binnen de syndicaten beoefenen wij de cultus van het syndicalisme, die van de Roomse godsdienst binnen de kerken’. Dit zijn typerende aanhalingenGa naar voetnoot8). Het algemene thema dezer verklaringen komt nog duidelijker naar voren in de stelling dat het de taak van de Kerk is, de mensen voor te bereiden op het hiernamaals en de taak van de C.G.T. zich te bemoeien met de wereld van dit leven. In zijn radio-toespraak van 11 November beweerde generaal Perón, dat un dirigente Peronista een peronist moet zijn boven alles uit; hij moet zijn geweten bevrijden van elke andere overtuiging die boven het Peronisme zou willen staan. Anders behoort hij zijn positie niet te aanvaarden, of, heeft hij ze bij vergissing aanvaard en is hij tot het besef gekomen dat hij nog iets anders is dan peronist, dan behoort hij er onmiddellijk voor te bedankenGa naar voetnoot9). De laatste tijd bestaat er wijdverspreide beduchtheid onder de Argentijnse Katholieken, dat een extremistische groep meer en meer het heft in handen krijgt binnen de C.G.T. ‘Extremistisch’ in de zin van revolutionnair, marxistisch en communistisch. Zij die studie hebben gemaakt van de gebeurtenissen in Europa gedurende de laatste dertig jaren, weten dat het moeilijk is de juiste scheidslijn te trekken tussen de verschillende revolutionnaire ‘-ismen’ en dat Waldemar Gurian het bij het rechte eind had, toen hij van Communisme sprak als ‘Rood Fascisme’ en van Nazisme als ‘Bruin Bolsjewisme’. Uitersten hebben de neiging om op hetzelfde punt uit te komen; revolutionnairen zijn verwanten. Het is zeer waarschijnlijk dat de C.G.T., waar de macht van de President hoofdzakelijk op steunt, zich met de dag meer bewust is geworden van haar macht, en dat ze met de dag meer afhankelijk wordt van extremistische leiders. Dit was zeker het geval met de nieuwe Secretaris-Generaal van de C.G.T., José Espejo. Men vraagt zich af of het deze fractie binnen de C.G.T. is, die meer dan welke factor ook de President aanzet tot deze houding tegenover de Kerk en tot maatregelen tegen haar belangen en invloed. Daarbij komen echter sommige elementen van het ouderwets maçonnieke radicalisme binnen de regering en de partij. De President zelf heeft nog kort geleden zijn katholicisme openlijk beleden en gepractiseerd; hij heeft zich een beleidvol | |
[pagina 226]
| |
opportunist getoond en is er dikwijls in geslaagd, de oppositie door gematigdheid te ontwapenen; hij is trouwens zelf een gematigd man. Zal hij sterk genoeg zijn om de extremistische elementen te weerstaan en in bedwang te houden?
Berichten uit Argentinië gedurende de twee afgelopen maanden wijzen er op, dat de aanval tegen de Kerk meer en meer geconcentreerd wordt op het Katholiek onderwijs en Katholieke scholen. Wat officieel begon als een veronderstelde infiltración van Katholieken in door de regering gecontroleerde vakverenigingen en intellectuele groeperingen heeft zich ontwikkeld tot een aanval over de hele linie en het hele land op de invloed van de Katholieke Kerk, meer bepaaldelijk onder de jongeren en bij het onderwijs. Regeringssubsidies zijn afgeschaft voor Katholieke scholen: de diploma's die zij uitreiken zullen voortaan niet meer op één lijn gesteld worden met de overeenkomstige diploma's van staatsscholen: religieuse onderwijzers en onderwijzeressen zijn op grote schaal ontslagen: godsdienstig en ‘moreel’ onderwijs is op alle openbare scholen verboden, en zelfs op iedere school die op enigerlei wijze door het openbaar gezag wordt gesubsidieerd. Een schriftelijk protest van het episcopaat, gedateerd 16 Maart, waarvan de tekst mij zo juist heeft bereikt, is ernstiger en veel klemmender dan voorgaande protesten. De Bisschoppen beklagen zich over partijdig optreden tegenover Katholieke scholen, het ontzeggen van rechten formeel en legaal door het Ministerie van Onderwijs toegestaan, het scheppen van een zeer moeilijke, zelfs onmogelijke economische situatie. Deze regeringsmaatregelen, zo aarzelen zij niet te verklaren, zijn in strijd met de Constitutie van de Argentijnse Republiek. Hoofdstuk IV van de Constitutie waarborgt dat ‘opvoeding en onderwijs behoren aan het gezin, en aan die particuliere of officiële instanties, die met het gezin samenwerken, overeenkomstig de wet’. Maar, zo gaan zij verder, alles wat wordt voorgeschreven door de wet, moet dienen ter bescherming van de rechten van het gezin, nooit om ze te besnoeien, nog minder om ze af te schaffen. Artikel 14 van de Constitutie garandeert het recht om onderwijs te geven, van welk recht de Kerk volledig en rechtens gebruik heeft gemaakt, tot grote voldoening van het Argentijnse volk. De tegenwoordige regeringspolitiek, zo waarschuwen zij de President, leidt tot het scheppen van de eenheids-school. Dit kunnen de Katholieken niet aanvaarden, aangezien het aan de ouders de vrijheid ontzegt en de rechten afwijst zowel van de Kerk als van het gezin, en feitelijk leidt tot een onderwijssysteem, dat de menselijke vrijheid niet telt. Het wordt hoe langer hoe meer duidelijk dat de aanval op de Kerk in Argentinië een politiek op lange termijn is van de kant van de regering. Dat er binnen de regering mannen zijn, die gekant zijn tegen deze politiek, blijkt uit het aftreden van minstens één minister. Meii spreekt ook over een wijziging van de Constitutie, die op komst zou zijn, en die de Kerk haar speciale positie in het leven van het land zal ontnemen en het scheppen van een louter seculiere of lekenstaat zal inluiden. |
|