Streven. Jaargang 8
(1954-1955)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
Het einde van de neutraliteitspolitiek
| |
[pagina 128]
| |
Westelijke richting wordt niet gesproken, maar tien jaar later is dat anders geworden. In Januari 1933 was de profeet van Landsberg Rijkskanselier van Duitsland en na de dood van ‘der alte Herr’, de nominale Rijkspresident von Hindenburg, trok hij de hoogste macht aan zich. Begin 1934 ontving Hitler een van zijn geestverwanten en medestrijders, Hermann Rauschning, in Berlijn en voerde tal van gesprekken met hem. Rauschning, die spoedig het nationaal-socialisme de rug toekeerde, publiceerde in 1939 de inhoud van zijn gesprekken met HitlerGa naar voetnoot3). Dit in 1939 nog te weinig au sérieux genomen boek is na de oorlog gebleken van een verbluffende exactheid te zijn geweest en als geschiedbron van onbetwijfelbare waarde. Het gehele plan de campagne, zoals dit vanaf 1938 werd uitgevoerd, vinden wij in grote lijnen terug in deze openhartige conversaties tussen Hitler en Rauschning. In 1934 sprak Hitler niet meer alleen over het Oosten. ‘Wij hebben ruimte nodig om ons onafhankelijk te maken van elke mogelijke politieke groepering en alliantie. In het Oosten moeten wij de heerschappij hebben tot aan de Kaukasus en Iran. In het Westen hebben wij de Franse kust nodig. Wij hebben Vlaanderen en Holland nodig.... Wij moeten Europa overheersen of als natie desintegreren, terugvallen in de chaos van kleine staten’. Vooral op het bezit van Nederland bleek Hitler thans, in 1934, zeer gesteld omdat hij daar zijn lucht- en duikbootbases tegen Engeland kon bouwen. Triomfantelijk voorspelde hij Rauschning, die ademloos toehoorde, dat hij in minder dan acht uur zou doorbreken naar de Hollandse kust. Er bestaan geen aanwijzingen dat Hitler tussen 1934 en 1938 zijn Generale Staf opdracht gaf om een aanval op Nederland of België voor te bereiden, al mogen wij aannemen dat het in 1934 tegen Rauschning geuite denkbeeld nooit geheel uit Hitler's hoofd is verdwenen. Vast staat echter slechts dat op 25 Augustus 1938 een zeer geheim memorandum van de Duitse luchtmacht er op aandrong de mening van het leger te leren kennen over een eventuele bezetting van Nederland en België en de tijd waarin dit zou kunnen geschiedenGa naar voetnoot4). Het document stelt vast dat Nederland en België thans van veel meer belang zijn voor de oorlogvoering in het Westen dan tijdens de 1ste Wereldoorlog en wel als vooruitgeschoven basis tegen Engeland. Nederland en België in Duitse handen ‘zouden een buitengewoon voordeel bieden in de voortzetting van de oorlog tegen Engeland zowel als tegen Frankrijk’. Dit luchtmachtdocument werd opgesteld tijdens de crisis rondom Tsjecho-Slowakije, toen ernstig rekening gehouden moest worden met een Frans-Britse interventie. In Maart 1939 werd de rompstaat Tsjecho-Slowakije bij Duitsland ingelijfd en de gevreesde geallieerde interventie bleef uit. Om de onrust in het Westen weg te nemen, had Hitler op 28 April 1939 plechtige garanties aan de Lage Landen gegeven. Maar nog geen maand later, op 23 Mei, verzamelde hij in de Rijkskanselarij zijn hoogste militaire leiders om zich heen en zette hun uiteen dat het, gezien de | |
[pagina 129]
| |
politieke en militaire situatie na een Duitse aanval op Polen, noodzakelijk was om terstond en bliksemsnel Nederland te bezetten en op Nederlands gebied een voorste verdedigingsgordel aan te leggenGa naar voetnoot5). Alle neutraliteitsverklaringen moesten terzijde worden geschoven. Bovendien zouden, volgens Hitler, indien Duitsland Nederland en België niet bezette, de Westelijke mogendheden deze landen wel onder druk plaatsen. Dat Hitler van plan was om na het uitbreken van een oorlog Nederland te bezetten, vertelde hij niet aan zijn toch al sceptische bondgenoot graaf Ciano, de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, die hem op 12 en 13 Augustus 1939 in Berchtesgaden bezochtGa naar voetnoot6). Aan Ciano werd alleen verteld dat Nederland zonder twijfel energiek zijn neutraliteit zou verdedigen, uit angst voor een verlies van de koloniën aan Japan en dat bovendien de vele rivieren en kanalen Nederland ongeschikt maakten als operatiebasis. Ook in een toespraak, welke Hitler op 22 Augustus 1939 in Berchtesgaden hield voor zijn opperbevelhebbers, wees hij er op dat Nederland en België ‘hun neutraliteit met alle middelen zullen verdedigen’ en dat Engeland en Frankrijk de neutraliteit van deze landen niet zouden schendenGa naar voetnoot7). Aangezien Hitler op 22 Augustus in alle openhartigheid kon spreken en dit ook ongetwijfeld deed, moet men aannemen dat hij toen inderdaad overtuigd was van de oprechte Nederlandse wil tot neutraliteit. Desalniettemin gaf Hitler al kort na het begin van de Tweede Wereldoorlog opdracht een aanval in het Westen voor te bereiden. In de laatste dagen van September, toen de veldtocht tegen Polen zijn einde naderde, vatte hij het plan op in het Westen zo spoedig mogelijk aan te vallen. Op 27 September deelde hij deze plannen aan zijn militaire leiders mee, maar enkelen onder hun, o.m. generaal Keitel, waren reeds eerder van de plannen op de hoogteGa naar voetnoot8). Hitler's drijfveer was vooral om zijn voorsprong op het Westen uit te buiten en te vergroten. Daarnaast speelde bij sommigen, b.v. generaal Jodl, ook de vrees een rol dat de Engelsen en Fransen door Nederland en België naar het vitale Roergebied zouden doorstoten. De herhaalde nachtelijke vluchten van geallieerde vliegtuigen over Nederlands en Belgisch gebied versterkten deze groep in haar opvatting dat Nederland niet werkelijk neutraal was. Hitler noemde op 27 September geen aanvalsdatum, maar generaal Jodl deelde aan zijn staf mee dat de Führer aanvankelijk een begin van het offensief op 15 October had geëistGa naar voetnoot9). Door transportmoeilijkheden kon de aanval toen niet doorgaan. Veel enthousiasme was er voor Hitler's offensieve plannen niet, noch bij de Duitse stafofficieren, die na de Poolse veldtocht op een spoedige vrede met Engeland rekenden en bovendien het Duitse leger nog niet sterk genoeg achtten voor een offensief in het Westen, noch bij vele oudere diplomaten als een von Weizsäcker en de gebroeders Kordt, noch bij de burgerbevolking. Velen stond de grote verontwaardiging, | |
[pagina 130]
| |
welke destijds in 1914 de Duitse inval in België had gewekt, nog te duidelijk voor ogen en voor een herhaling hiervan waarschuwde von Weizsäcker met klem zijn chef von RibbentropGa naar voetnoot10). Voor redelijke adviezen waren echter zowel von Ribbentrop als Hitler zelf doof. Zo gaf Hitler op 9 October 1939, ondanks zijn plechtige neutraliteitsgaranties, zijn eerste order voor een aanval op de Lage LandenGa naar voetnoot11). In deze order zette hij uiteen, dat langer uitstel van een offensief alleen maar het Westen kon versterken en dat derhalve een aanval op het Westfront voorbereid moest worden. Op 10 October werd de ‘Aanwijzing nr 6’ van de voorgaande dag aan de drie weermachtsonderdelen verzonden en vervolgens werd door de generaals von Brauchitsch en Halder, respectievelijk opperbevelhebber en stafchef van het Duitse leger, een aanvalsplan uitgewerkt, dat op 19 October gereed kwam. Dank zij de recente onderzoekingen van de Belg Jean Vanwelkenhuyzen kennen wij de inhoud van dit eerste planGa naar voetnoot12). Evenals in 1914 zou de rechtervleugel van de Duitse legers een grote omsingelingsbeweging uitvoeren. Drie divisies zouden naar Utrecht opmarcheren en vandaar, indien mogelijk, naar Rotterdam en Amsterdam. Drie Duitse legers kregen de taak om de Belgische legers te verpletteren. Zodra Hitler, op 21 October, van dit aanvalsplan kennis kreeg, verzette hij er zich met kracht tegen. Voor een bezetting van Nederland had hij nog geen belangstelling. Hij vreesde dat een aanval ten Noorden van de grote rivieren zou vastlopen op de Nederlandse inundaties. Wel wilde hij door Zuid-Limburg trekken teneinde om Luik te kunnen heentrekken. Deze doortocht over Nederlands gebied hoopte hij mogelijk te maken door een compromis met de Nederlandse regering. Zo ontstond op 29 October een tweede Duitse aanvalsplan, wederom voornamelijk door generaal Franz Halder uitgewerkt, dat voorzag in een opmars door Zuid-Limburg en België. De aanval op de Lage Landen werd eind October vastgesteld op 12 November. Het verzet van de Duitse militaire leiders, vooral die van het Oberkommando des Heeres, baatte niets. Op 27 October brachten von Brauchitsch en Halder hun bezwaren bij Hitler naar voren, waarbij zij vooral wezen op de slechte weersomstandighedenGa naar voetnoot13). Hitler echter bleef doof voor redelijke argumenten, ook toen op 5 November von Brauchitsch zich nog eens alleen naar hem begaf en daarbij duidelijk er op wees, dat de Duitse infanterist in Polen van een veel minder aanvallende geest was bezield geweest dan zijn voorganger in 1914. Dit was een regelrechte aanval op het nationaal-socialistische leger. Hitler zette zijn opperbevelhebber woedend buiten de deur, na hem op brute wijze de mantel te hebben uitgeveegd. Koppig bleef hij er op aandringen, dat de aanval 12 November zou beginnen, zodat binnen een week de hele Duitse oorlogsmachine op volle toeren zou moeten gaan draaien. Po- | |
[pagina 131]
| |
gingen om Hitler onschadelijk te maken, op touw gezet door conspirerende officieren en diplomaten, faalden. Het weer kwam echter te hulp: de herfst van 1939 was zeer regenachtig en de winter viel vroeg in. Aangezien Hitler's meteorologen, die dagelijks kwamen rapporteren, hem geen duurzaam goed weer konden beloven, zag Hitler zich gedwongen op 7 November het offensief af te lasten. Verschillende gegevens wijzen er duidelijk op dat een offensief in November nooit die kans van slagen zou hebben gehad als dat van Mei 1940Ga naar voetnoot14). Noch de Duitse strijdkrachten noch de oorlogsindustrie waren hiertoe reeds voldoende ontwikkeld. Uitstel was voor Hitler nog geen afstel. Na 7 November werd de aanvalsdag telkens slechts met enkele dagen tussenruimte verschoven, tot respectievelijk 19 November, 22 November, 26 November en 3 December. Op 20 November gaf Hitler een nieuwe Aanwijzing nr 8 voor de aanval op de Lage Landen, waarbij het denkbeeld van 29 October om alleen Zuid-Nederland te bezetten vaarwel werd gezegd. Hermann Goering, de opperbevelhebber van de Duitse luchtmacht, was het die zich tegen deze beperkte conceptie had verzet en op 30 October en 11 November zijn stafchef, generaal Jeschonnek naar Hitler had gezonden om hem er op te wijzen dat het Roergebied alleen effectief beschermd kon worden door zover mogelijk in Nederland door te dringen. Hitler, die voor het belang van het Roergebied steeds een open oog had gehad, gaf toe. Op 15 November liet hij generaal Keitel, de chef van het Oberkommando der Wehrmacht, een nieuwe instructie aan de drie opperbevelhebbers zenden met de opdracht dat Nederland, na een bijzonder bevel, bezet moest worden tot aan de Grebbe-Maaslinie. De Vesting Holland, het centrum van Nederland, zou niet worden bezet. Daarna zou het van het politiek en militair gedrag van de Nederlanders en van de effectiviteit van hun inundaties afhangen, of het doel nog verder doorgevoerd zou wordenGa naar voetnoot15). Admiraal Canaris, de chef van de Duitse Abwehr en een van de voornaamste samenzweerders tegen Hitler, wist al op 16 November aan zijn medestander Gisevius het nieuwtje te vertellen ‘dat nu heel Holland en niet enkel het vooruitstekende stuk bij Maastricht bezet zal worden’Ga naar voetnoot16). Op 20 November, in de reeds genoemde Aanwijzing nr 8, verviel ook het bijzonder bevel dat voor een aanval op Nederland door de Duitse legers afgewacht moest worden. Alle maatregelen tegen Nederland waren nu vrijgegeven. Boden de Hollanders geen verzet, dan moest de opmars een vreedzaam karakter dragen. Wat België betreft, werden in het nieuwe plan van 15 en 20 November enige operationele wijzigingen aangebracht. Deze waren evenwel lang niet zo ingrijpend als het besluit om geheel Nederland tot aan de Vesting Holland te bezetten. Een algehele verovering van België heeft steeds in Hitler's voornemen gelegen; alleen in de wijze van uitvoering zijn enkele malen wijzigingen gebracht. Zo was er sinds Augustus 1939 heel wat veranderd in de Duitse plannen ten aanzien van Nederland. Hitler's Aanwijzing nr 1 van | |
[pagina 132]
| |
31 Augustus 1939 had nog een absolute respectering van de Nederlandse neutraliteit voorgeschreven. Op 19 October was het de bedoeling heel Nederland te bezetten, op 29 October alleen nog de Zuidelijkste punt van Nederland. Medio November dreef de luchtmacht door dat Nederland, na een bijzonder bevel, in ieder geval tot aan de Grebbe-Maaslinie bezet zou worden. En nu, op 20 November, was ook het bijzonder bevel vervallen. Op 23 November ontbood Hitler nogmaals zijn generaals in de Rijkskanselarij en hield een fel oorlogszuchtige rede, waarin hij uiteenzette dat Engeland en Frankrijk zo snel mogelijk aangevallen zouden moeten wordenGa naar voetnoot17). Gebeurde dit niet, dan zouden deze landen zelf tot een offensief overgaan en wellicht zelfs via de Lage Landen het Roergebied aantasten. De Nederlandse en Belgische neutraliteit hadden niets te betekenen, want daar bekommerde toch niemand zich meer om na een gewonnen oorlog. Het was nu, zo zei Hitler, er op of er onder. De echo van Hitler's forse rede beluisteren wij in een stafoverzicht van twee dagen later, opgesteld door admiraal Raeder, eerst een heftig tegenstander van een offensief in het Westen: ‘Door middel van een offensieve actie in het Westen en een opmars in het gebied van de Franse Kanaalkust, moeten wij trachten gunstige strategische bases te verwerven voor een offensieve oorlog tegen Engeland met U-boten, mijnen en vliegtuigen. Door het Noord-Duitse front naar het Westen uit te breiden, kan de Roer - de Achilleshiel van de bewapeningsindustrie - verdedigd worden. Neutraliteitskwesties zijn irrelevant in geval van overwinning’Ga naar voetnoot18). Maar ook na 23 November moest Hitler wederom het hoofd buigen voor het weer. Op 27 November werd de aanval uitgesteld tot 9 December, op 4 December tot 11 December en daarna tot 17 December, 1 Januari en 10 Januari. De opmarswegen in het Westen waren onbruikbaar voor voertuigen en pantserwagens. In de tweede week van Januari veranderde het weer evenwel. De koude, welke de regen en modder verdreef en de Franse troepen binnen hun verwarmde winter-kwartieren hield, begunstigde thans de Duitse plannen. Een door Keitel ondertekend bevel van 11 Januari 1940 deelde aan de Weermachts-onderdelen mee, dat de Führer op 10 Januari bevolen had om op 17 Januari in het Westen aan te vallen. Het leger en de 7de Vliegerdivisie, een nationaal-socialistisch keurkorps, kregen opdracht om na het kenwoord ‘Einsatz Festung’ de hele Vesting Holland te veroveren. Het plan om ook de Vesting Holland, dus het hele Nederlandse grondgebied, te bezetten, was gerijpt onder druk van de Duitse luchtmacht, welke betoogde dat indien Duitsland deze sector van Nederland onbezet liet, de Engelsen hiervan wellicht zouden gebruik maken om zelf de Vesting Holland te bezetten. De Duitse luchtmacht kreeg verlof om reeds vanaf 14 Januari over Nederlands en Belgisch gebied te vliegen teneinde de Noord-Franse vliegvelden te bestoken. Op 17 Januari gebeurde er echter weer niets, omdat Hitler's meteorologen hun mening herzagen en geen spoedige periode van duurzaam | |
[pagina 133]
| |
mooi weer konden garanderen. Zo werd op 13 Januari de aanval verschoven tot 20 Januari en daarna horen wij over de aanval op de Lage Landen vrijwel niets meer tot 7 Mei 1940. Behalve het weer was er trouwens voor de Duitsers nog een tweede kink in de kabel gekomen. Op 10 Januari namelijk maakte een Duits vliegtuig met twee officieren aan boord een noodlanding op Belgisch gebied, bij Mechelen aan de MaasGa naar voetnoot19). De twee Duitse vliegers bleken in het bezit van een aantal zeer geheime documenten, welke een Duits aanvalsplan tegen Nederland, België en Luxemburg behelsden. Door deze onverwachte gebeurtenis, waarover Hitler in razernij ontstak, toen generaal Jodl hem op 11 Januari de onheilstijding meldde, was een deel van het Duitse aanvalsplan gecompromitteerd. Men vroeg zich te Berlijn af wat er thans moest gebeuren. Toch aanvallen, voordat de Westelijke landen tijd hadden gehad hun tegenmaatregelen te nemen? Een ogenblik schijnt Hitler deze oplossing te hebben overwogen, maar zijn meteorologen konden hem, zoals gezegd, geen goed weer garanderen. Dit gaf de doorslag en zo besloot Hitler op 20 Januari het offensief definitief tot de lente uit te stellen. Van de nood werd nu tevens een deugd gemaakt door de tegenstander te misleiden omtrent Hitler's eigenlijke plannen en hem zo op een dwaalspoor te brengen. Onder leiding van admiraal Canaris werden langs allerlei kanalen aan de Geallieerden berichten toegespeeld, welke de indruk moesten wekken dat Hitler een herhaling van het veldtochtplan van 1914 van plan was. Gesuggereerd werd dus, dat het Duitse leger een grote omvattende operatie zou uitvoeren, waarbij aan de rechtervleugel van de Duitse legers de kardinale rol was toegewezen, overeenkomstig het oorspronkelijke denkbeeld van Schlieffen in 1905Ga naar voetnoot20). In werkelijkheid was al voor 10 Januari 1940 het hele Duitse aanvalsplan gewijzigd. Hitler was eind October 1939 reeds op het denkbeeld gekomen om ten Zuiden van Luik een doorbraak te forceren in de richting van Reims en Amiens of van Sedan. Hij zette door dat deze variant door het tegenstrevende Oberkommando des Heeres werd bestudeerd en uitgewerkt in de Aanwijzing nr 8 van 20 November. Onafhankelijk van Hitler had generaal von Manstein, de stafchef van von Rundstedt's Legergroep A, een veel grootser en origineler plan in de zelfde geest geconcipieerd, namelijk om in plaats van een grootscheepse omsingelingsoperatie, met gemotoriseerde en gepantserde eenheden door de Ardennen te breken in de richting van Sedan. Op 17 Februari 1940 kreeg von Manstein de gelegenheid Hitler zijn ideeën voor te leggen en deze vielen terstond in vruchtbare bodem. De in Mei 1940 uitgevoerde operatie vond dan ook plaats volgens het concept van von Manstein en Hitler. De noodlanding van het Duitse vliegtuig in België dwong dus niet tot wijziging van het hele Duitse aanvalsplan, maar wel tot die van belangrijke details, met name wat betreft de inzet van de valscherm- en | |
[pagina 134]
| |
luchtlandingstroepen. Eind October 1939 was Hitler van plan geweest deze elitetroepen in te zetten tegen het bruggehoofd Gent, maar daartegen verzetten zich én het leger én Goering: Gent immers lag 180 km van de Duitse grens. Nu overwoog Hitler een tweede operatie, nl. tegen de Maasbruggen tussen Namen en Dinant, terwijl hij op 28 November ook nog even overwoog om de 7de Vliegerdivisie tegen Walcheren of een der Zuidhollandse eilanden in te zettenGa naar voetnoot21). Marine noch luchtmacht toonden echter interesse voor de Zeeuwse eilanden. Op 10 Januari 1940 verscheen de stafchef van de luchtmacht, generaal Jeschonnek, bij Hitler en wees hem op de gevaren van een afspringen van parachutisten bij Dinant, waar de bodem zeer hard bevroren was. Jeschonnek stelde in plaats hiervan voor een landing in het gebied rondom Amsterdam, om zodoende de Vesting Holland van binnen uit te veroveren. Dit voorstel verkreeg, na de noodlanding van het Duitse vliegtuig in België, actualiteit en zo besloot Hitler om Jeschonnek's plan over te nemen. Op 14 Januari gelastte hij een luchtlanding binnen de Vesting Holland voor te bereiden, niet echter bij Amsterdam, maar Zuidelijker, in het gebied tussen Rotterdam en Dordrecht, met het doel de Lek- en Waalbruggen en de Moerdijk bij verrassing te veroveren. Op 21 Januari werd dit plan definitief vastgelegd. Sedert December 1939 hield de rusteloze geest van Hitler zich ook bezig met een aanval op Noorwegen, maar dit betekende niet dat de Lage Landen verwaarloosd werden. Integendeel, beide plannen werden nu tegelijk uitgewerkt. Het dagboek van generaal Jodl is voor deze laatste periode van bijzonder belangGa naar voetnoot22). Op 1 Februari bespraken de generaals Jodl en Jeschonnek de inzet van Duitse parachutisten tegen Nederland, waarbij vooral een gewelddadige inname van Den Haag ter sprake kwam. De bedoeling hierbij was om met een slag Koningin en Regering gevangen te nemen en het Nederlands Algemeen Hoofdkwartier, dat zich ook in Den Haag bevond, te bezetten. Hitler had hiertoe besloten om landingen te verrichten in het centrum van Den Haag, zo noteerde Jodl op 2 Februari. Enkele dagen later, op 6 Februari, dook nog even een heel nieuw plan op: alleen de aanval op Nederland en Noorwegen zou uitgevoerd worden en de neutraliteit van België voor de duur van de oorlog gegarandeerd. Dit plan verviel al spoedig, waarschijnlijk omdat de aanval op Nederland niet losgemaakt kon worden van de algemene aanval in het Westen. Inmiddels naderde het voorjaar en daarmee het ogenblik van actie. Nu moest Hitler beslissen of eerst de aanval op Noorwegen dan wel die op het Westen uitgevoerd moest worden. Een gelijktijdige operatie bleek onuitvoerbaar, omdat zowel in het Noorden als in het Westen de luchtlandingstroepen een essentiële rol zouden spelen. Hitler overwoog eerst om de aanval op Noorwegen pas uit te voeren wanneer het offensief in het Westen gunstige vorderingen had gemaakt, maar zijn vrees dat de Engelsen hem in het hoge Noorden voor zouden zijn, bracht hem er toe op 3 Maart te besluiten dat de aanval op Noorwegen vooraf zou | |
[pagina 135]
| |
gaan aan die op het Westen, zij het met slechts enkele dagen tussenruimte. Op 26 Maart preciseerde hij zijn denkbeeld: de aanval in het Noorden zou 8 à 10 April uitgevoerd worden, die in het Westen tegen de 15de van dezelfde maand. Maar van die enkele dagen tussenruimte bleek niets te kunnen komen, omdat de Duitse parachutisten en transportvliegtuigen langer in Noorwegen nodig waren dan Hitler had verwacht. Reeds op 14 April, vijf dagen na de aanval in het Noorden, besefte hij dat zijn offensief in het Westen niet voor 21 of 22 April kon aanvangen en uiteindelijk besloot hij te wachten tot de operaties in Noorwegen een beslissend stadium hadden bereikt. Dit ogenblik brak eind April aan. Nu hakte Hitler de knoop door en op 27 April stelde hij de aanvalsdag in het Westen voorlopig vast tussen 1 en 7 Mei. Op 3 Mei bepaalde de Führer, na een grondige bestudering van de weersvooruitzichten, dat de aanval op zijn vroegst 6 Mei zou plaats vinden, op 5 Mei had hij eindelijk een motief voor de schending van de Nederlandse neutraliteit gevonden en werd het tijdstip op 8 Mei vastgesteld. Het weer, de voortdurende spelbreker, werd evenwel weer slechter en op 7 Mei moest Hitler door generaal Jodl aan de drie weermachtsonderdelen laten berichten dat pas op 8 Mei de eerstvolgende beslissing over ‘Fall Gelb’, de codenaam voor de aanval op de Lage Landen te verwachten was. Nog even leek het of er op het laatste ogenblik een kink in de kabel kwam, toen er op 8 Mei verontrustende berichten uit Nederland kwamen over intrekking van de verloven, versperring van de wegen en uitvoering van evacuaties. Deze berichten leidden in Berlijn tot grote nervositeit. Was het Duitse spel toch doorzien? Stonden de Britten op het punt de Duitsers nog net voor te zijn, zoals de Duitsers hen in Noorwegen even voor waren geweest? Moest er wederom uitgesteld worden, omdat ook het weer zich slecht liet aanzien? Rijksmaarschalk Goering ried inderdaad een uitstel van het offensief aan en Hitler liet zich, zeer tegen zijn zin en in strijd met zijn ‘intuïtie’ overhalen om de aanval tot 10 Mei uit te stellen. Maar dit was dan ook zijn allerlaatste concessie, zo gaf hij te kennen. Op 9 Mei gaf Keitel zijn laatste instructie voor Fall Gelb. Dit zeer korte document vermeldt alleen dat de aanvalsdag was bepaald op 10 Mei te 05.35 uur. Nadat Jeschonnek op de avond van 9 Mei had gemeld dat de volgende dag op mooi weer gerekend kon worden, werd het wachtwoord Dantzig te 21.00 uur aan de strijdkrachten doorgegeven. De teerling was geworpen. Interessant is tenslotte nog dat Hitler tot kort voor het offensief van plan was om, volgens zijn oorspronkelijk idee, de Nederlandse Regering een voorafgaande mededeling te doen over de Duitse plannen. De bedoeling was een persoonlijk schrijven te overhandigen aan Koningin Wilhelmina, dat ‘het gebruikelijk mengsel van dreigementen en vleierijen zou bevatten’Ga naar voetnoot23). Deze missie werd toevertrouwd aan de reserve-majoor Werner Kiewitz, een gemobiliseerd Duits diplomaat. Kiewitz zelf verklaarde na de oorlog dat, naar zijn mening, het doel van zijn | |
[pagina 136]
| |
missie zou geweest zijn om er bij de Koningin op aan te dringen niet te doen vuren op de Duitse troepen, wanneer deze de Nederlandse grenzen overschredenGa naar voetnoot24). Van de missie-Kiewitz is evenwel niets terecht gekomen. Aanvankelijk zou de zonderlinge Duitse boodschapper per trein naar Nederland vertrekken, vervolgens per vliegtuig, maar de Nederlandse Legatie in Berlijn en het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, toch al wantrouwig over de Duitse bedoelingen, vertraagden de uitreiking van visa aan Kiewitz en enige andere Duitsers, waaronder Richard von Kühlmann, oud-Minister van Buitenlandse Zaken en oud-Gezant te Den Haag voor en tijdens de Eerste WereldoorlogGa naar voetnoot25). Zodoende slaagde Kiewitz er niet meer in om de middagtrein van 7 Mei naar Nederland te halen en van een landing per vliegtuig wilde de Nederlandse Legatie niets weten. Een ogenblik dacht men er in Berlijn nog over om Kiewitz per parachute neer te laten, maar de parachutist-in-spe zelf gaf, in aanwezigheid van Hitler, duidelijk te kennen dat hij op deze wijze zeker niet aan de aandacht van de Nederlanders zou ontsnappen en dat hij heel wat tijd nodig zou hebben om hen duidelijk te maken dat hij geen spion, maar een diplomaat met een opdracht was! Hitler hoorde hem zwijgend aan en gaf hem gelijk. Volgens een tweede versie van deze geschiedenis stond Kiewitz, in de middag van de 9de Mei, op het punt in zijn auto naar Nederland te vertrekken, toen hij door een tegenorder van Hitler hiervan werd weerhouden. Hitler zou nl. bevreesd zijn geworden dat zijn afgezant ontijdig in vijandelijke handen zou vallen en dat daardoor de Duitse plannen bekend zouden rakenGa naar voetnoot26). Deze versie wordt echter niet bevestigd door het veel waarschijnlijker relaas van Kiewitz zelf. Het einde van de geschiedenis was in ieder geval dat Kiewitz in de nacht van 9 op 10 Mei naar zijn militaire post terugkeerde. Achteraf waren de Duitsers blij dat de missie-Kiewitz niet door was gegaan. Hierover weet Erich Kordt ons nog iets te vertellen: toen deze diplomaat en samenzweerder tegen Hitler, op 10 Mei 1940 zijn chef Von Ribbentrop in de ‘Sonderzug Heinrich’, de speciale trein van Himmler, opzocht, ontmoette hij daar een uitgelaten Himmler, die uitriep: ‘Wat prachtig, dat de Koningin van Nederland niet toegegeven heeft. Het zou voor de Führer een te afschuwelijke situatie zijn geworden, wanneer hij met de oude dame rekening had moeten houden. Misschien had hij zich dan tegenover Holland, dat toch bij het Rijk moet terugkeren, met halfslachtigheden tevreden moeten stellen’Ga naar voetnoot27). In de avond van de 9de Mei verliet Hitler Berlijn in zijn speciale trein, op weg naar zijn hoofdkwartier in het Westen. Enige uren later vielen de eerste bommen op ons land. Het einde van de Nederlandse neutraliteit was aangebroken. |
|