| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
IN Februari kreeg de kwestie-Formosa een onheilspellend aspect. Na de nederlaag tegen het rode leger van Mao vond Tsjang Kai Sjek er zijn laatste bastion, van waaruit hij hoopt nog eens terug te keren, terwijl Mao het eiland als wettig onderdeel van zijn republiek opeist. In 1896 had China Formosa aan Japan afgestaan, dat het na zijn nederlaag in de tweede wereldoorlog weer kwijt raakte, niet aan China, maar aan de geallieerden, die in 1943 te Cairo het voornemen maakten Formosa aan de Chinese Republiek terug te geven. Maar deze republiek werd in tweeën gedeeld, zodat, volgens de verklaring van Eden, de souvereiniteit van rood China over Formosa de jure onzeker is. De V. Staten hebben daaromtrent zelfs geen twijfel. Eisenhower en Dulles stellen zich op het practische standpunt: ‘Formosa blijft barrière om een uitbreiding van het internationaal communisme in de Stille Oceaan te voorkomen. Door het verdrag met Tsjang Kai Sjek weet de wereld thans wat zij aan ons heeft. ‘Onze politiek is er op gericht te vermijden dat er een oorlog uitbreekt, die het gevolg zou zijn van foutieve berekeningen van vrienden en potentiële vijanden, zoals bij de eerste wereldoorlog en bij Korea het geval was’. De vriend, Tsjang Kai Sjek, werd met moeite overgehaald om de aan de kust van rood China gelegen Tatsjen-eilanden, onder bescherming van de 7de Amerikaanse vloot, te ontruimen. De ‘potentiële vijand’, onder wiens dreigende kanonnen de evacuatie plaats greep, ging eerst tot de ‘bevrijding’ van de verschroeide aarde der eilanden over, nadat de ontruiming rustig en efficiënt verlopen was. De troepen-concentratie op Formosa was slechts een gevolg van het verdrag, waarbij de V. Staten hun steun beperkten tot Formosa en de Pescodores. Het geschil zelf wacht nog op een oplossing. Bij de V.N. waren twee resoluties aanhangig: één van N.-Zeeland en
één van de Sovjet. Die van de Sovjet eiste de onmiddellijke behandeling van zijn beschuldiging van agressie der V. St. en terugtrekking van alle Amerikaanse strijdkrachten uit Formosa en andere tot ‘rood China behorende gebieden’. Het N.-Zeelandse voorstel was om rood China uit te nodigen een delegatie naar de V.N. te zenden tot bespreking van het vraagstuk. Aan deze laatste resolutie werd de voorrang verleend. Tsjoe en Lai weigerde botweg zijn deelneming, zolang niet ‘de kliek van Tsjang Kai Sjek weggejaagd was’. Bovendien kon hij geen ingrijpen van buiten in een binnenlandse kwestie aanvaarden.
In het Kremlin had intussen een paleis-revolutie plaatsgegrepen. Voor de vergadering van de Opperste Sovjet liet de premier Malenkof een zelfbeschuldiging voorlezen, waarin hij bekende onbekwaam voor zijn taak geweest te zijn. Daarom werden de rollen van het kortstondige ‘collectieve’ bestuur opnieuw verdeeld. Malenkof werd gedegradeerd tot een der vele vice-premiers en belast met het ministerie voor electrische centrales. Premier werd ‘maarschalk’ Boelganin, die als minister van defensie opgevolgd werd door de oorlogsheld maarschalk Zjoekov, bevriend, althans tijdens de oorlog, met generaal Eisenhower. De machtige secretaris van de Partij, Kroescjoef hield zich op de achtergrond, hoewel het ontwijfelbaar is, dat hij in de stille strijd om de macht de touwtjes hanteert. De nieuwe premier ontwikkelde zijn program in een rede, waarbij hij beloofde, dat alles ondergeschikt zal worden gemaakt aan de verbetering van de levensomstandigheden der arbeiders! De basis hiervoor is de zware industrie - liever kanonnen dan boter - want, Lenin citerend, zei Boelganin, dat de zorg voor de strijdkrachten en het verdedigingsvermogen van het land de voornaamste
| |
| |
is. Volgens hem volgen met hun beleid in Formosa de V. Staten een gevaarlijke weg en rood China kan op de volledige steun van Moskou rekenen. Hetgeen niet wegneemt, dat vriendschappelijke betrekkingen met de westerse mogendheden ook nu nog mogelijk zijn. Enkele dagen daarvoor had Molotof, de minister van buitenlandse zaken, nog harder van de toren geblazen. ‘In de geschiedenis kan moeilijk een onterender feit van imperialistische agressie gevonden worden dan het optreden der V. St. in Formosa. Het is onverdragelijk, dat de wettige rechten der Chinese Volksrepubliek op vertegenwoordiging in de V.N. nog niet erkend zijn’. Naast deze heftige uitvallen staan de verklaringen van de drie nieuwe machthebbers, dat zij gaarne de betrekkingen met de V. St willen verbeteren. In die nevelachtige omstandigheden klopte de Britse gezant bij het Kremlin aan. Sir William Hayter werd afgescheept met een voorstel tot een tien-mogendheden-conferentie (Groot-Brittannië, Rusland, India, de Chinese Volksrepubliek, de V.S., Frankrijk, Burma, Pakistan, Ceylon en Indonesië), waarvan echter nationalistisch China was uitgesloten. Eden antwoordde, dat zulks geen bruikbaar resultaat kon opleveren. De Commonwealth-conferentie te Londen, die de defensieplannen in Azië uitvoerig besprak, was het daarmee eens en stelde haar hoop op Nehroe, die bij alle partijen een wit voetje heeft. Een week later publiceerde het persbureau ‘Tas’, dat, hoewel het voorstel van een tien-mogendheden-conferentie door de publieke opinie in de wereld gunstig was ontvangen, de Sovjet-Unie een nieuw voorstel had gedaan. Dit belette niet, dat enkele dagen later zowel Zjoekof als de Chinese minister van defensie de V. St. beschuldigden op een atoomoorlog aan te sturen, hetgeen, zeiden zij, op een smadelijk einde zou uitlopen!
In de nacht van 5 Februari heeft in een bewogen zitting de Assemblée de Franse premier Mendès-France met 319 tegen 273 stemmen de laan uitgestuurd. De vijandige stemming had zich reeds afgetekend, toen de Assemblée aan de regering de credieten voor de in Februari noodzakelijke uitgaven weigerde. De premier was, zoals Mauriac verontwaardigd opmerkte, het slachtoffer geworden van de meute. De premier verliet echter niet stilzwijgend de politieke arene, waarin hij zonder twijfel terugkomt, maar beklom, tegen alle gebruiken in, het spreekgestoelte om nogmaals zijn beleid te verdedigen: ‘Wat op gang is gekomen zal niet tot stilstand kunnen worden gebracht’. Er ontstond een hels tumult, dat de verdere woorden van de spreker onverstaanbaar maakte en hem dwong uit lijfsbehoud de vergadering te ontvluchten.
In Frankrijk is het altijd makkelijker de ministeriële ruiten in te gooien dan ze te herstellen. President Coty deed achtereenvolgens een beroep op de verschillende partijen. De eerste, die aan bod kwam, was de ‘onafhankelijke’ Pinay. Hij slaagde niet, omdat de M.R.P., bevreesd bij de kiezers als te rechts beschouwd te worden, zonder de socialisten haar medewerking weigerde. Daarop wees de president Pierre Pflimlin, een M.R.P.-er, tot formateur aan. Hij rekende op de steun van ‘alle wijze republikeinen’, maar de socialisten, nog steeds verbolgen over de schoolwet-Barangè, wilden niet verder gaan dan welwillend afzijdig blijven, terwijl de radicalen verdeeld bleken. Pflimlin trok zich terug. Daarop kreeg de socialist Pineau zijn beurt. Hij kreeg een stel ministers in spe bijeen, bestaande uit socialisten, radicalen, M.R.P.-ers en Gaulisten waarvan twéé zich op het laatste ogenblik terugtrokken. Voor de Assemblée ontwikkelde hij een program, dat de kool en de geit wilde sparen. Maar hij mocht bij de Assemblée geen genade vinden. Na een onderhoud van de president met de partijleiders aanvaardde de jeugdige radicaal Edmond Faure de opdracht een kabinet van staatslieden samen te stellen, die de meest dringende grote kwesties zouden aanpakken. Dit program mocht met 369 tegen 210 stemmen eindelijk de goedkeuring der Assemblée verwerven.
| |
| |
Sinds haar oprichting in September jl. te Manilla hield de SEATO 23 Februari haar eerste bijeenkomst te Bangkok. De besprekingen gingen over de algemene toestand in Z.O.-Azië, de plaats en de organisatie van de zetel, militaire en economische kwesties en technische bijstand. Op weg naar Thailand deed Eden Cairo aan, waar hij Nasser duidelijk maakte, dat het Turks-Iraakse verbond als constructieve factor in de verdediging van het Midden-Oosten door het Britse Rijk beschouwd wordt.
De acht deelnemende mogendheden besloten te Bangkok het permanent hoofdkwartier van de organisatie te vestigen. Er zullen drie organen werkzaam zijn: een militaire groep zal er plannen voorbereiden tegen mogelijke agressie, een tweede groep zal de activiteiten coördineren tegen communistische infiltratie en een derde afdeling krijgt tot taak economische hulp te organiseren tegen de honger om de bevolking van het communisme af te houden.
Terwijl een waterkanon de communistische demonstranten tegen de ratificatie der Parijse verdragen deed afdruipen, behandelde de Bondsdag te Bonn de tweede en derde lezing er van. Het ging niet zozeer over de inhoud alswel over de vraag van de hereniging van Duitsland. De socialisten en vele liberalen staan op het standpunt, dat eerst met de Sovjet moet gepraat worden om zeker te zijn van de eenwording. Maar de C.D.U. met Adenauer, houden, dat samenwerking met de Westerse mogendheden, ook omtrent dit punt, van meer belang is en dat na de ratificatie de Sovjet wel plooibaarder zal worden, de vruchteloosheid van haar dreigementen inziende. De meeste moeite had de kanselier met de aanvaarding van het Saarstatuut. De socialisten en de liberalen, die door zich te onttrekken aan de coalitie, beschuldigd werden van schadelijk nationalisme, wensen de toestand, die na de aanvaarding van het Saaraccoord in werking treedt als definitief te beschouwen, terwijl de Bondskanselier volhoudt, dat de definitieve regeling eerst zal geschieden bij het vredesverdrag, dat in een plebisciet voorziet. Met de toenmalige Franse premier Mendès-France had hij afgesproken, dat de Saarbevolking bij deze stemming geheel vrij zou gelaten worden. Ook was de in 1947 aan Frankrijk door de Angelsaksische landen gegeven belofte zijn aanspraken op de Saar te steunen sinds het Saaraccoord vervallen. Niettegenstaande deze soms scherpe schermutselingen stond de beslissing ten gunste der verdragen vast. De Parijse verdragen werden met voldoende meerderheid aangenomen en zelfs het Saaraccoord behaalde nog 264 stemmen tegen 204 tegenstemmers.
| |
Nederland
In de Tweede Kamer werd door de K.V.P. een poging aangewend om de minister van Landbouw Mansholt te doen terugkomen op zijn plotseling besluit de regeringssubsidie op de melkvoorziening onmiddellijk af te schaffen. Het mocht niet baten. De motie-Droesen om de maatregel uit te stellen tot 1 Juli, om de kinderrijke gezinnen en de bejaarden een tegemoetkoming te schenken en alsnog overleg te plegen met het Landbouwschap, kon geen genade vinden, vooral niet bij de P.v.d.A. die in deze motie een politieke aanslag zag op haar vereerde partijgenoot.
De wet op het cadeau-stelsel, waardoor verboden werd niet bij elkaar behorende voorwerpen, zoals textiel en koffie, bij de aankoop van het ene het andere zg. ten geschenke te geven, kwam in broederlijke vrolijkheid, dank zij Gerbrandy's geestigheden, tot stand.
Nadat omstreeks een halve eeuw de crematie, tegen de bedoeling van de ‘Begrafeniswet’, onwettig was toegepast, kwam minister Beel met een compromis om de zaak in wettige banen te leiden. 97% van de gestorven Nederlanders geven er de voorkeur aan begraven te worden. Dit is dus de algemene regel. Die daarop een uitzondering
| |
| |
wenst te maken, moet dit in een uitdrukkelijke wilsverklaring vastleggen. Volgens het voorstel-Beel kan dit geschieden in de vorm van een testament of een codicil. Crematoria kunnen bij K.B. opgericht worden. Indien blijkt, dat in de gemeente van oprichting en haar naaste omgeving daartegen overheersende bezwaren bestaan van godsdienstige aard wordt het verlof geweigerd. De liberale afgevaardigde prof. Oud had daartegen principiële bezwaren. Niet alleen wilde hij op gemeente-kosten crematoria laten oprichten, maar hij was van mening, dat de geestelijke vrijheid door deze wet in het geding kwam. Omdat de P.v.d.A. voorstander van dit compromis is, vroeg hij zich af, of het grote beginsel der geestelijke vrijheid bij de P.v.d.A. nog wel veilig is. De fractievoorzitter van die partij, mr Burger, antwoordde hierop, dat de liberalen verschillende malen hebben bewezen, dat bij hen de geestelijke vrijheid niet veilig is. Na deze onderlinge verwijten ter linkerzijde, werd het wetsvoorstel aanvaard.
Bij de behandeling van de wegens ziekte van de minister uitgestelde onderwijsbegroting ontving minister Cals, die wel anders ondervonden had, zoveel instemming en aanmoediging bij de uiteenzetting van zijn plannen, dat het zijn voorgangers afgunstig zou kunnen stemmen. In zijn nota's, die door wetten spoedig gevolgd zullen worden, deelde hij mee, dat hij, voortbouwend op de concepten van de oud-minister Rutten, voornemens was de structuur van het hele onderwijs te wijzigen, in Lager Voortgezet Algemeen Onderwijs (L.A.V.O.) en, daarbij aansluitend, in M.A.V.O. en H.A.V.O. Het kleuteronderwijs, bijzonder en openbaar, zal op gelijke financiële voet geregeld worden In het tekort aan leerkrachten voor het lager onderwijs hoopt hij, al zouden er enkele jaren mee gemoeid zijn, te voorzien door spoedopleidingen, verbetering der salarissen, spreiding van kweekscholen, mogelijkheid tot universitaire studie, faciliteiten voor dienstplichtigen en andere tijdelijke noodmaatregelen. In afwachtng van de uitwerking dezer plannen nam de Tweede Kamer de begroting van Onderwijs, nadat zelfs de wens was uitgesproken, dat de minister de verkiezingen van 1956 zou overleven, zonder hoofdelijke stemming aan.
Op het Congres van de P.v.d.A. te Leiden heeft de voorzitter van de ‘Katholieke Werkgemeenschap’, de heer J.M. Willems in een rhetorische rede meegedeeld, dat ‘onze plaats is en blijft in de P.v.d.A.’. Want ‘wij hebben de plicht, in het belang van land en Kerk beide, datgene te doen wat ons geweten van ons vraagt’. Deze gemeenschap koestert dus de overtuiging, dat zij beter dan het episcopaat weet wat in het belang van land en Kerk is. Het episcopaat immers heeft in duidelijke bewoordingen de doorbraak afgekeurd. Voor deze politieke dissidenten is dat besluit zonder twijfel een tragisch geval. Doch de katholieken behoeven deze beslissing niet zo tragisch op te nemen, alsof daarmee het heil van Kerk, land en zelfs van de wereld, zoals Willems meende, gemoeid is. Kan de P.v.d.A. zich verheugen, dat zij deze gemeenschap behouden heeft, zij is minder in haar schik met de verrijking van een ‘Sociaal-Democratisch Centrum’, bestaande uit aanhangers van de oorspronkelijke Marxistische levensbeschouwing, die er aanspraak op maken als gelijkwaardige gemeenschap erkend te worden, hetgeen hun geweigerd is.
Tegen het einde van zijn rede voor het Leidse congres heeft de heer Willems zich bereid getoond het gesprek met de K.V.P. voort te zetten en, indien dit voorstel werd afgewezen, bij voorbaat de verantwoordelijkheid hiervoor op de K.V.P. geschoven. Hier schuilt een denkfout. Door zijn blijven in de P.v.d.A. is de basis aan het eenheidsgesprek weggevallen. Het bestuur van de K.V.P. wijst er terecht op, dat de heer Willems met de zijnen, de taken en de verantwoordelijkheden aanvaardend die het lidmaatschap van een politieke partij meebrengt, uiteraard zal trachten ook anderen op een weg te voeren, die de bisschoppen niet verantwoord achten.
| |
| |
Mr Burger besloot het congres in een logisch niet zeer samenhangende rede met de woorden: ‘Wij zijn voornemens het Mandement als zodanig niet in meerdere mate tot inzet van de verkiezingen te maken, dan wij daartoe door anderen, tegen onze zin en bedoelingen, zullen worden gedwongen’. Prof. Romme noemde dit een onmogelijke eis. Want het Mandement geeft aan de katholiek richtlijnen op sociaal en ander gebied, waaraan zij zich, evengoed als aan de pauselijke encyclieken, te houden hebben. Tegen dit laatste heeft men nooit bezwaar gemaakt. Waarom dan wel tegen het opvolgen van bisschoppelijke richtlijnen, die in niets verschillen van de pauselijke voorschriften? Omdat het misverstand is blijven bestaan door zich blind te staren op een onderdeel en de hoofdzaak ongelezen te laten of niet begrepen te hebben!
1-3-'55
K.J.D.
| |
België
Op 1 Februari 1955 besteeg dhr Collard de Kamertribune om de indiening van zijn eerste schoolontwerp aan te kondigen. Van de rechterzijde kwam slechts één woord commentaar: ‘We beleven één van de somberste ogenblikken van onze geschiedenis’, zei Pierre Harmel.
De laatste waarschuwing van de christelijke afvaardiging was dus vergeefs geweest. De regering gaf, wetens en willens, het sein tot de schoolstrijd, 75 jaar na de eerste ongelukswetgeving die de val der linksen had meegebracht. Had zij uit de toenmalige gebeurtenissen niets geleerd? Of meende zij, dat het ogenblik der revanche gekomen was, nu de katholieken zo veel materialistischer en onverschilliger leken dan zij in de tachtiger jaren waren? Of houdt zij zich voor sterk genoeg om de slag in de publieke opinie - ‘geen principes, slechts feiten en cijfers’ - te winnen en door het slopen der christelijke stellingen de laatste dam tegen de socialistische expansie en alleenheerschappij te doen verdwijnen? Hoe dan ook, ze heeft gekozen, ze heeft het de moeite waard geacht, de oplossing van tal van vitale problemen tot later uit te stellen, en het risico te lopen, een nieuwe verdeeldheid onder de bevolking te brengen.
De christelijke gemeenschap dient zich rekenschap te geven van die bewuste wil van haar tegenstrevers. De strijd zal hard en, met de geldende prestigemotieven en de socialistische overheersingsdrang, totaal zijn. ‘Over dergelijke ontwerpen onderhandelt men niet, heeft Theo Lefèvre gezegd, daarover vecht men’.
Het christelijk verzet is trouwens onmiddellijk in actie getreden. Nauwelijks was de tekst van het ontwerp 217 verdeeld, of de Bisschoppen deden een gezamenlijke verklaring, waardig maar scherp, waarin de ontworpen wetgeving een dwangwetgeving genoemd en het verweer der christenen in het vooruitzicht gesteld werd. De regering antwoordde de dag daarop, langs de radio, en verweet de bisschoppen hun rol te buiten te zijn gegaan, door zich in deze politieke zaak te mengen, terwijl ze haar standpunten trachtte te staven met - betwistbaar - cijfermateriaal. Op parlementair vlak hielden de C.V.P.-groepen een gemeenschappelijke vergadering ter weerlegging van het ontwerp 217 en de regeringsargumenten, terwijl het Nationaal Comité voor Vrijheid en Democratie de protestactie organiseerde. Groot was ook de belangstelling van het Vaticaan voor de schoolkwestie in België én in Kongo.
Hoewel de liberale ministers van af het begin volledig solidair waren met de ontworpen schoolwetgeving, werd in de liberale middens toch een dubbele oppositie voelbaar. Men laakte de etatiserende strekking van het ontwerp en de aantasting van de gemeentelijke en provinciale autonomie. Van de andere kant, hoofdzakelijk vanwege Vlaamse parlementairen, die hun zetel bedreigd voelen, werd tegen de al te scherpe vorm van het ontwerp ingegaan.
| |
| |
Ook het Paleis was waakzaam. De Koning ontbood tijdens de laatste tien dagen van de maand alle belangrijke politieke personaliteiten die bij de ontwikkeling van de schoolstrijd kunnen zijn betrokken. Er wordt gezegd dat vooral het aspect van het gevaar voor 's Lands eenheid de aandacht van het Hof gaande maakt.
Ondanks dit alles, schijnen de socialisten het ontwerp snel te willen afhandelen. Het is voor de bevoegde Kamercommissie gekomen. Op liberaal initiatief wordt het speciaal onderzocht door een gemengde linkse commissie die zich wellicht vooral met de door de Liberalen gemaakte opwerpingen zal bezighouden. Het schijnt echter dat in deze commissie het anti-clericaal, en het collectiviserend aspect niet zullen ter sprake komen.
De inspanning der christenen is er thans op gericht, de goedkeuring van het ontwerp en zijn wet-worden te verhinderen. Een voorlichtingscampagne moet geheel de openbare opinie bij het protest betrekken. De Bestendige deputaties van de vier Vlaamse provincies geven het sein tot een protestactie vanwege de ondergeschikte besturen. De non-coöperatie met de regering wordt volledig. Regeringsplechtigheden worden door tegenmanifestaties gestoord. Deze wachtwoorden werden, samen met de hernieuwing van die van 24 November, gelanceerd op de geestdriftige kaderdag van 27 Februari, waar het aantal deelnemers dubbel zo groot was als voorzien. Daar werd tevens een Nationale Protestdag op 26 Maart aangekondigd. Het indrukwekkend verzet van de christelijke gemeenschap zal de wetgeving Collard nimmer dulden.
In de schaduw van deze zich aanbanende politieke crisis verdwijnt een kwestie als de verhoging der parlementaire vergoeding in 't niet, al bracht ze heel even de regeringseenheid in gevaar. De Liberalen vreesden die onpopulaire verhoging, de Socialisten wilden van geen wijken weten. Tenslotte keurden de Liberalen, een onmiddellijke verhoging afwijzend, toch de nodige credieten goed, in afwachting van een meer opportuun ogenblik....
In dezelfde schaduw verdwijnen ook de, op voor- en namiddagzittingen met spoed gevoerde besprekingen over de begrotingen van.... 1954 en 1955. Deze waren nochtans vaak zeer belangwekkend, o.m. door de eraan gekoppelde interpellaties. Op economisch gebied werd vooral de nadruk gelegd op de bestaanszekerheid voor onze boeren, althans voor de eerste maanden van het jaar ernstig bedreigd door de nieuwe liberalisatie-accoorden bij de E.O.E.S., alsook op de stiefmoederlijke behandeling van Vlaanderen, wat de industrialisatie betreft.
De onverantwoordelijkheid van het links beleid werd echter vooral nog eens dubbel belicht door de besprekingen over de begroting van Volksgezondheid en het Gezin eensdeels, door de bespreking over de nieuwe wet op de arbeiderspensioenen anderdeels. De pensioenvoordelen worden wel mooi voorgesteld, maar zonder dat gezorgd wordt voor de nodige financiële middelen om die voordelen te realiseren. En van de andere kant wordt niet alleen de bijkomende toelage voor de huismoeder afgeschaft, maar niets gedaan om een werkelijke gezinspolitiek te voeren, terwijl dit toch het enige middel is om rampen te voorkomen voor ouden van dagen. Het gejouw waarmee de minister van Volksgezondheid zijn toespraak op het congres der Grote Gezinnen onderbroken zag, is slechts de voorbode van het gehuil waarmede die komende economisch-sociale crisissen zullen gepaard gaan - als het te laat is.
Voor de oplossing van dergelijke problemen ware het zo wenselijk, dat een brede, sociale en personalistische coalitie kon worden gevormd. Helaas, de regering, de socialisten die hun kans op volstrekte meerderheid willen benutten, verkiezen voor de derde keer in tien jaar een scherpe frontvorming binnen de bevolking.
L. Deraedt
|
|