| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
EEN nieuwe poging van de Sovjet-Unie om de ratificatie der Parijse verdragen te voorkomen is ditmaal, althans in West-Duitsland, niet zonder weerklank gebleven. Moskou deed aan de Bondsregering het aanbod om normale betrekkingen aan te knopen en in te stemmen met het houden van verkiezingen voor geheel Duitsland onder internationaal toezicht. Volgens deze nota is de hereniging van Duitsland het allerbelangrijkst vraagstuk, dat op een vier-mogendheden conferentie opgelost moet worden. Een dergelijke conferentie is echter onmogelijk en zinloos ná ratificatie der verdragen. Bleven de betrokken regeringen onberoerd en verklaarde Eden, dat Duitsland alleen herenigd kan worden als de westerse wereld één is, omdat alleen in dat geval nuttige besprekingen met Rusland kunnen worden gevoerd - het Russische voorstel was de Duitse socialisten uit het hart gegrepen, die de onder socialistische leiding staande vakbonden in de politiek wierpen om 29 Januari in de historische Pauluskerk te Frankfort een grootscheepse betoging vóór de Duitse eenheid en tégen de Parijse verdragen te ontketenen. Want de Duitse herbewapening kan bij deze pacifisten geen genade vinden. In hun kinderlijk vertrouwen op de Russische vogelaar geven zij de voorkeur aan een ongewapend, ‘neutraal’ Duitsland, dat in oorlogsgeval zonder tegenstand door de Rus gestrikt kan worden.
Deze beweging werd nog versterkt door het besluit van de Opperste Sovjet-Raad om de oorlogstoestand met Duitsland, die de Westerse mogendheden reeds in 1951 hadden opgeheven, te beëindigen. Behalve de socialisten toonden zich ook leden van de coalitie, met name vele liberalen en leden van de Vluchtelingen-partij, bereid om alvorens de Parijse verdragen te ratificeren eerst met de Russen aan de conferentietafel aan te zitten. Het West-Duitse kabinet achtte de Russische verklaring van beperkte waarde en vroeg als eerste uitvloeisel er van spoedige vrijlating van alle Duitse krijgsgevangenen.
Deze Russische lokmiddelen maken het de kanselier Adenauer niet makkelijk om zijn westerse politiek door te zetten. Te Baden-Baden had hij 14 Januari een onderhoud gehad met de Franse premier Mendès-France. Zoals men weet zal er een bureau voor controle der bewapening, de zg. ‘wapenpool’ opgericht worden. De Franse premier had daarover, in afwijking met de Benelux-landen, zijn eigen ideeën, die hij met de steun van Italië en die van Duitsland trachtte door te voeren. Zijn eerste bezoek gold Rome. Naast een beleefdheidsbezoek aan paus Pius XII had hij een onderhoud met minister Scelba, waarbij besproken werd het plan voor een wapenindustrie-pool. Sinds de Franse premier bemerkt had, dat in Frankrijk de ‘Europese’ gedachte meer aanhangers telde dan hij vermoedde heeft hij zijn oorspronkelijk plan aanzienlijk verzacht. De discriminatie van wapen-aanmaak in de gevaarlijke zones liet hij vervallen. Voor de overgangsperiode, die eind 1956 afloopt, wil hij het agentschap in twee comité's splitsen: een voor de standaardisatie en een voor de productie. Voor de definitieve periode daarna zijn de beslissingen niet afhankelijk van het veto der ministers, maar is een twee-derde meerderheid voldoende, terwijl het permanente comité van ambtenaren desnoods een supra-nationaal college zou kunnen zijn, onafhankelijk van de deelnemende landen. Ondanks alle aanloksels van Italiaans-Franse samenwerking voor handel en industrie stemde Scelba met het Franse plan slechts voorwaardelijk in.
Bij Adenauer bereikte Mendès-France overeenstemming omtrent het standaardiseren
| |
| |
der wapens, maar over de productie kwam men niet verder dan dat deze niet autarkisch mag zijn, opdat de sociale en economische toestand der betrokken landen niet in gevaar worde gebracht. De regeling van de Saar-kwestie kwam in zover vooruit, dat beide staatslieden het eens waren over een referendum, te houden onder toezicht van een internationale commissie, samengesteld door de leden van de Westerse Unie.
Op de afgesproken datum, 17 Januari, begonnen de vertegenwoordigers der zes leden van de West-Europese Unie te Parijs het Franse memorandum te bestuderen. De heren hebben geen haast. Niet alleen om zorgvuldig de militaire en economische gevolgen van hun beslissingen af te wegen, maar ook, om te voorkomen, dat de Raad van de Franse Republiek, onder de indruk van het verhandelde, in de bekoring zou komen door het indienen van amendementen op de Parijse verdragen - hetgeen een nieuwe behandeling in de Assemblée zou eisen - de gang van zaken te verhinderen.
Onderwijl heeft de Franse premier zich op het binnenlandse front geconcentreerd. Hij reorganiseerde zijn kabinet, bestaande, behalve uit zijn eigen partijgenoten, uit afvallige socialisten en M.R.P.-ers (samen 37 man), droeg de portefeuille van buitenlandse zaken over aan Edgar Faure om zelf zich meer te wijden aan zijn economisch program. Er wacht hem thans een zware strijd met de Assemblée tot wier voorzitter de heer Schneiter, lid van de M.R.P. is gekozen. De M.R.P. is onverzoenlijk en de S.F.I.O., onder leiding van Guy Mollet, is verontwaardigd, dat de uiterst links georiënteerde Ramadier tot opvolger van Jean Mollet in de hoge autoriteit van de Europese Kolen- en Staalgemeenschap is benoemd. Zij zijn voornemens een aanval te richten op de Tunesische politiek van P.M.F. die zij even exorbitant vinden als de concessies in Indo-China.
In de aanvang van het nieuwe jaar 1955 publiceerde het Vaticaan de wegens ziekte uitgestelde Kerstboodschap van paus Pius XII, waarin Deze een magistrale uiteenzetting gaf over de co-existentie in dit tijdperk van de ‘koude vrede’. Men moest van de co-existentie in vrees en dwaling trachten te komen tot co-existentie in waarheid. Ook de Amerikaanse president wees in zijn jaarlijkse Boodschap aan het Congres op het geestelijk karakter der tegenstellingen. ‘Ofwel’, zo sprak hij, ‘is de mens het schepsel, door de psalmist beschreven als weinig lager dan de engelen, gekroond met roem en eer, of de mens is een zielloze levende machine, gedoemd tot slavernij, gebruikt en uitgebuit tot verheerlijking van de staat’. Het gaat derhalve om een worsteling, die de wortelen van het menselijk-zijn raakt. Materiële sterkte is echter onmisbaar om het gevaar van agressie te doen verdwijnen. De militaire macht moet derhalve tot de uiterste paraatheid worden opgevoerd. Van niet minder belang is het de natuurlijke hulpbronnen van ieder land tot ontwikkeling te brengen. Hetgeen o.a. geschieden kan door ‘onze buitenlandse handel door het opheffen van protectionistische maatregelen te liberaliseren’.
De zending van Hammerskjöld naar Peking is practisch mislukt. De concessie van Tjoe en lai, om aan de Amerikaanse gevangenen familiebezoek toe te staan, is door Dulles verworpen. Toen rood China het eilandje Jikjangsjan op Tjang Kai Sjek veroverde, kwam Washington in beweging. Van de ene kant deed Eisenhower een poging om het geschil tussen beide China's voor de V.R. te brengen. Een poging, die afstiet op het verzet van beide belligerenten. Gebonden door het verdrag met de regering van Formosa, vroeg Eisenhower, na een consult met de Nationale Veiligheidsraad, van het Congres machtiging om door middel van de 7de vloot de Tatsjen-eilanden te doen evacueren en Formosa en de Pescadores te verdedigen. Het Huis van Afgevaardigden gaf hem zonder dralen unaniem het gevraagde, zelfs meer: ook ‘verwante posities’ vallen onder deze goedkeuring. De Senaat behandelde grondiger
| |
| |
het voorstel, dat aanvaard werd, onder voorwaarde, dat de president zijn verantwoordelijkheid zelf in handen houdt.
Dichter bij huis hebben de V. Staten het oog te houden op de verwikkelingen in Z.-Amerika. De moord van de Panamese president Remon (sinds 1951) bleek achteraf het werk te zijn van een familie-complot - de Guizada's -. De vader, reeds vice-president, volgde de overledene automatisch op, doch werd na nader onderzoek met de daders gevangen gezet. Een ernstiger karakter droeg het conflict tussen Nicaragua en Costa Rica. De bekwame president van deze laatste staat, Figueres, beklaagde zich, dat zijn persoonlijke vijand, Somoza, president van Nicaragua, huurlingen, avonturiers en opstandelingen tot een inval in zijn land had aangespoord. De inval had aanvankelijk succes. Maar de Organisatie van Amerikaanse Staten (O.A.S.) zond een commissie van onderzoek, die, zonder de schuldigen met name te noemen - want ook Venezuela en andere Z.-Amerikaanse republieken steunden deze rebellen - een besluit uitlokte om Costa Rica hulp te verlenen. De V. Staten stonden een viertal vliegtuigen af - ‘gevaarlijke wapens in handen van een krankzinnige’, zei Somoza -, de commissie paalde een deel van de grenzen tussen beide landen af en de strijd liep ten einde. Nicaragua klaagde, dat hier niet met gelijke maat was gemeten!
Volgens de grondwet is in Argentinië het katholicisme de officiële godsdienst. Dictator Peron heeft echter maatregelen getroffen, die hem de ergste vrijmetselaar niet zal verbeteren. Aan de katholieke universiteit te Cordoba werden 40 professoren ontslagen en haar program gebaseerd op een maatschappelijke leer, die een syncretisme is van alle stromingen. Op alle openbare onderwijsinstellingen is het godsdienstonderwijs afgeschaft. Buiten de echt geboren kinderen werden voor de wet gelijkgesteld. Een echtscheidingswet met de mogelijkheid voor beide partijen om een jaar na de scheiding een nieuw huwelijk aan te gaan kwam met grote spoed tot stand. Het Argentijns episcopaat protesteerde tegen deze aanslag op het christelijk leven en tegen de aanranding van een instelling, die buiten de bevoegdheid ligt van de staat.
Egypte, hoofd van de Arabische Liga, is misnoegd over de zijsprong door Irak gemaakt. Door zich te verbinden met Turkije is Irak in indirect contact gebracht met de N.A.T.O. en met het Balkan-pact. De Egyptische premier Naser, beschouwde deze stap als een verzwakking van de toch al debiele Liga en riep een conferentie der leden te Cairo bijeen. De Irakse premier, Noeri al Said, wegens ziekte verhinderd, zond ter verdediging van zijn houding een vertegenwoordiger, die steun ontving van Libanon en Syrië, landen, die zelf nog in twijfel over hun aansluiting bij Angora waren. De conferentie hield vol, dat geen lid der Arabische Liga tot een ander defensief verbond mocht toetreden.
Volgens een reeds vroeger gepubliceerd besluit is de Caudillo, Franco, bereid het koningschap te zijner tijd te herstellen. De huidige pretendent, prins Juan acht hij ongeschikt. Na een onderhoud met deze prins Juan te Caceres werden beiden het er over eens, dat de 16-jarige Juan Carlos, zoon van de pretendent, zes jaren in Spanje zal studeren. Om opvolger van Franco te worden? In een bijeenkomst van phalanxisten verklaarde Franco, dat het volstrekt niet definitief vaststond dat Carlos de uitverdorene zou zijn. De opleiding van de prins was slechts een maatregel van voorzorg.
Tijdens de langdurige rondreis van maarschalk Tito door Azië heeft de vice-president Kardeij met twee oude vrienden van Tito, Djilas en Dedijer afgerekend. Djilas was reeds in Januari 1954 uit de partij gestoten, omdat hij de dictatuur van Tito, in niets van die van Stalin verschillend, had afgekeurd en een tweede democratische partij had bepleit. Dedijer, officieel biograaf van Tito, was het daarmee eens en bleef zijn medestander getrouw. Kardeij liet diens parlementaire onschendbaarheid opheffen,
| |
| |
bracht beiden voor het gerecht, dat hen prompt als vijanden van de staat in buitenlandse dienst veroordeelde. Zij werden echter niet op Sovjet-wijze geliquideerd, doch tot een voorwaardelijke gevangenschap veroordeeld. Zo wast Tito bij zijn thuiskomst zijn handen in onschuld.
| |
Nederland
Door het besluit van de V.N. is de kwestie N.-Guinea voorlopig op dood spoor gebracht. Een overdracht van het Nederlands ‘koloniaal’ bestuur aan een Indonesisch koloniaal bestuur zou voor de inheemse bevolking - de Papoea's - een achteruitgang betekenen. Zolang Indonesië haar eigen bendewezen - in 1954 werden er op Java 3700 gedood - nog niet in bedwang heeft en zowel op Atjeh als op Celebes met onrust te kampen heeft en er chaotisch geregeerd wordt, zou het een misdaad tegen de menselijkheid zijn - n'en déplaise het vooraanstaande lid der P.v.d.A., Ir Vos - de inheemsen van dit eiland aan Indonesië uit te leveren. Op de conferentie van Bogor (Buitenzorg), waar de premiers van 5 Aziatische landen: Birma, Ceylon, India, Pakistan en Indonesië de voorbereidingen troffen voor een in April te Bandung te houden Afrikaans-Aziatische conferentie van 25 landen, heeft men de hoop uitgesproken, dat de Nederlandse regering bereid zal zijn de onderhandelingen te heropenen. Daar is echter weinig kans op. De vijandige houding tegen de Nederlanders in Indonesië aangenomen moedigt evenmin daartoe aan. Hoewel de boycot mislukt is wegens gebrek aan belangstelling heeft de Indonesische regering gemeend, dat er reden is tot scherper toezicht op het doen en laten van de Nederlanders. Als tegenzet is in Nederland opgericht de stichting: ‘Hulp aan onze mensen in Indonesië’, met het doel morele en materiële steun te verlenen aan Nederlanders in Indonesië, die daarvoor in aanmerking komen en voor wie de regering geen hulp kan bieden.
Naar aanleiding van een opstand in de Molukken, waar ordeverstoringen ontstonden door resten van R.M.S.-benden, is op Ambon en Ceram de staat van oorlog en beleg afgekondigd. De territoriale commandant van Makassar heeft de zaak schromelijk overdreven. Drie Nederlandse onderzeeboten zouden troepen hebben overgebracht naar Ambon, terwijl juist omgekeerd de schepen van de Koninklijke Paketvaartdienst, ten gerieve van Indonesië en tot ergernis van vele Nederlanders, Indonesische troepen en wapens aldaar hebben ontscheept. De Nederlandse regering liet deze verdachtmaking langs zich heen gaan. Toen echter de Indonesische minister van Defensie, Soemantri, volhield, dat ‘het zeker waar is, dat Nederlanders infiltreren in het gebied van de Zuid-Molukken, ontbood minister Luns de waarnemende Hoge Commissaris Soesanto en verklaarde hem nadrukkelijk, dat zich geen Nederlandse duikboten in de wateren van Indonesië en aangrenzende zeeën bevonden en daar ook sedert jaren niet meer geweest zijn. Bij zijn terugkeer naar Djakarta waarschuwde de niet-waarnemende, maar de officiële Hoge Commissaris van Nederland, van Bijlandt, dat men de toestand in Indonesië niet te zwart moet zien.
Het liftverbod, psychologisch onjuist afgekondigd en practisch op een onmogelijke manier toegepast, heeft de gemoederen meer opgezweept dan de zaak waard was. In andere landen: Amerika en Zwitserland wordt het liftverbod zonder verzet aanvaard. Het zou tot een regeringscrisis zijn gekomen, indien niet minister Staf de raad van de Kamerafgevaardigde Fens gevolgd had en de niet-gehuwde dienstplichtigen de gelegenheid had gegeven om de veertien dagen naar huis te gaan met vrij vervoer, terwijl voor de hoogstens 10%, die een lift nodig achten, waarschijnlijk de gelegenheid zal gegeven worden zich op te stellen bij de benzine-pompen langs de wegen.
Het is een algemeen bekend verschijnsel, dat in alle landen de Sovjet-ambassade het
| |
| |
talrijkste personeel heeft. Ook hier te lande was dit opgevallen en minister Luns had geconstateerd, dat in de laatste anderhalf jaar het personeel bij de politieke afdeling was verdubbeld. De Russische ambassadeur Krisanow kreeg opdracht dit tegen te spreken: het personeel van de ambassade was slechts met 4 leden meer op 25 personen gebracht, terwijl de handelsvertegenwoordiging was uitgebreid van 15 tot 31 personen, tengevolge van de aanzienlijke uitbreiding van de handel tussen de U.S.S.R. en Nederland. De Minister heeft een zo spoedig mogelijk antwoord toegezegd.
1-2-'55
K.J.D.
| |
België
Het wolkenfront van de schoolstrijd dat begin Januari scheen afgedreven, is in het verloop van de maand meer en meer komen opzetten, zo dreigend zelfs, dat al het overige - hoe belangrijk vaak ook - in de schaduw komt te staan.
In ons vorig overzicht zetten we uiteen hoe een weliswaar dubbelzinnig toegeven van de regering inzake subsidiëring van het vrij onderwijs tot de uitstelling van de voor 13 Januari voorziene mars op Brussel leidde. Het kan toeval zijn, maar nauwelijks was deze manifestatie uitgesteld, of de regering leek op haar woorden terug te komen: op de C.V.P.-partijraad van 10 Januari werd vastgesteld dat de regering geen schriftelijke bevestiging van mondelinge toezeggingen durfde geven, en een deel van de christelijke opinie was van dan af de mening toegedaan, dat bij de regering kwade trouw had voorgezeten. Men mag veeleer aannemen, dat het de gematigde vleugel van de regering niet gelukt was, zijn opvattingen door te zetten. Welke opvattingen het dan wel gehaald hadden, werd geleidelijk aan duidelijk, naarmate meer gegevens over de ontwerpen van minister Collard aan het licht kwamen. Er zouden drie ontwerpen zijn, waaronder één over het lager onderwijs en één tot regeling van het rijksonderwijs en subsidiëring van het privé-onderwijs. In het lager onderwijs zou niet alleen de staat zich rechtstreeks bemoeien, maar er zouden geen vrije scholen meer mogen erkend worden zolang er geen gemeenteschool in de gemeente is. Deze school moet onder haar leerkrachten 50% officieel gediplomeerden tellen. Wat de subsidiëring van het privé-onderwijs betreft, wordt alleen van de weddetoelage gesproken, voor 100% maar op de nauwe basis van gelijk diploma en zonder overgangstijdperk. Gesubsidieerde scholen moeten hun bestaansreden bewijzen, uitgangsexamina moeten voor een gemengde juren gebeuren, het evenwicht vrij-officieel onderwijs wordt ten nadele van het eerste verbroken in homologatiecommissie en geschillencommissie, er is bemoeiing van het officieel onderwijs in programma's en personeelszaken, subsidiëring door ondergeschikte besturen wordt verboden. Officieel zijn de bewuste ontwerpen wel nog niet bekend,
daar ze niet meer in Januari werden ingediend, maar het blijkt toch dat de nieuwe maatregelen niet zullen onderdoen voor die van 1879 en dat ze onvermijdelijk de hevigste schoolstrijd zullen doen losbarsten. Een afvaardiging van alle christeijlke bewegingen richtte op 28 Januari een plechtige waarschuwing in die zin tot de Eerste-Minister, die ze afwees. En in linkse kringen - we denken ook aan de rede van dhr Collard voor de Liga van het Officieel Onderwijs - blijft men beweren, dat de ontwerpen slechts weer een redelijk evenwicht tot stand brengen. Vast staat alleen dat, wanneer de ontwerpen beantwoorden aan hetgeen erover werd gepubliceerd, de gevolgen voor de natie niet te overzien zijn.
Op koloniaal gebied daarentegen schijnt minister Buisseret werkelijk de terugweg te zijn ingeslagen. Het Vast comité van de Ordinarii van Kongo en Roeanda-Oeroendi protesteerde in de loop van één week tegen twee rondschrijven van de gouverneur-generaal, het één tot vermindering van de weddetoelage aan monitoren en van de
| |
| |
toelagen aan internaten voor zwarte kinderen, het andere tot vermindering van het erkende lekenpersoneel in scholen voor blanke kinderen. Na in twee communiqués verzekerd te hebben, dat geen overeenkomsten zouden worden geschonden en aan geen verworven situaties geraakt, vond de minister het toch nodig, de toestand ter plaatse te gaan onderzoeken. Hij ontmoette er hevige oppositie - waren de bisschoppen niet zo ver gegaan, met sluiting van de scholen in het vooruitzicht te stellen? - en herhaalde vanuit Leopoldstad zijn geruststellende verklaringen. De daad moet echter het woord nog bevestigen.
Intussen was 13 Januari voor de regering, al had ze de manifestatie weten af te wentelen, toch een ongeluksdag gebleken. Een perscampagne had aan het licht gebracht, dat minister Van Glabbeke van zijn positie gebruik had gemaakt om niet alleen zijn stad Oostende met toelagen te bevoordelen, maar daarenboven profijt aan zijn schoonbroeder te bezorgen. Van Acker, die reeds in 1946 zijn regering eens door onregelmatigheden van dhr Van Glabbeke ten val gebracht zag, weigerde ditmaal zijn regering te binden. En de dag, waarvoor de interpellatie in de Kamer was aangekondigd, de 13e, trad Van Glabbeke bij middel van een elegante briefwisseling met de Eerste-Minister af. Hij werd daags daarop vervangen door de burgemeester van Diest, dhr Vanaudenhove. Practisch was de zaak daarmee opgedoekt, daar de C.V.P. niet verder aandrong en zich met drie vraagjes in het Parlement tevreden stelde. En Van Glabbeke speelde het zelfs klaar, zich op de liberale Raad van Afgevaardigden, die zich uitsprak voor een radicaal linkse schoolpolitiek, te laten toejuichen!
Niet minder grotesk was de reis van de ministers Van Acker, Spaak en Spinoy naar het hoofdkwartier van Shape, waarbij een Amerikaans journalist uit de school klapte, dat ondanks alle tegenstrijdige beweringen Shape de 18 maanden-dienst te weinig vond.... En dan vooral de affaire Degrelle. Nadat de vroegere Rex-leider zich op een manifestatie te Madrid had vertoond, herinnerde dhr Spaak onmiddellijk aan de uitleveringsbelofte van 1946. Ontevreden met het ontwijkende Spaanse antwoord riep hij de ambassadeur uit Madrid terug, terwijl hij zich op de E.O.E.S.-vergadering - waar trouwens voor onze landbouw niet ongevaarlijke liberalisatie-maatregelen voor landbouwproducten besloten werden - tegen de opname van Spanje in de landbouw-pool verzette. Spanje antwoordde tenslotte dat het Degrelle niet had kunnen te pakken krijgen en betuigde, geen politieke activiteit van emigranten toe te laten (wat België t.o.v. Spanje niet kan zeggen). De heer Spaak stelde zich met dat antwoord - wat gauw - tevreden. Alleen het Comité d'Appel au Pays heeft zich daarbij niet neergelegd.
In de sociale sector ging het de regering evenmin voor de wind. Het Verbond der Belgische Nijverheid bewees in een grondige studie, dat het ontwerp van definitieve pensioenwet volstrekt niet te financieren was hetgeen dit ontwerp en zijn auteur, dhr Troclet, in een lastig parket zal brengen. Bij de interpellatie van de minister van Middenstand bleek eens te meer dat op dit gebied nog niet het minste werd gepresteerd. Het besluit van 14 December inzake ziekteverzekering, aangevallen door alle mutualiteiten en, heftig zelfs, door het socialistisch vakverbond, kreeg het tijdens de interpellatie voor de Kamer zo hard te verduren, dat de minister beloofde, het niet te zullen toepassen. Intussen blijft dit probleem, voorlopig zonder uitzicht, bestaan.
Last not least dient het, op wereldschaal wellicht belangrijkste, feit vermeld van de goedkeuring der Accoorden van Parijs door de Belgische Kamer op 20 Jan. en wel met een merkwaardige eensgezindheid: 181 stemmen voor, 9 tegen, 2 onthoudingen. Anders dan de linkse oppositie bij de stemming over Schuman-plan en E.D.G., heeft de C.V.P.-oppositie de binnenlandse partij-overwegingen op zij gezet.
L. Deraedt
|
|