| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
HOEWEL de Westerse mogendheden (op grond van het feit, dat Moskou door zich te verzetten tegen vrije verkiezingen in geheel Duitsland en tegen het staatsverdrag over Oostenrijk nog geen bewijzen van goede trouw had gegeven) deelneming aan de conferentie te Moskou op 29 November ter bespreking van de Europese veiligheid hebben afgewezen, vormde dit voor Moskou geen beletsel om, in plaats van met de 23 uitgenodigde deelnemers, in petit comité van acht gelijkgezinde communistische landen, waar Belgrado ontbrak en Peking als waarnemer aanwezig was, de ‘vredesbelangen’ te bespreken. Uiteraard waren de Parijse verdragen de steen des aanstoots. De bewapening van Duitsland, het opnemen van Duitsland in militaire groeperingen en het plaatsen van een groep Europese staten tegen een andere groep waren voor de vrede gevaarlijke experimenten. Dit thema, door Molotof niet voor de eerste maal aangeslagen, werd nog aangedikt door Siroky, premier van Tsjechoslowakije, en door de premier van Oost-Duitsland, Grotewohl. Zouden de Parijse accoorden geratificeerd worden, dan zou de Oost-Duitse regering, (die allang een verkapte bewapening bezit) genoopt zijn zelf nationale strijdkrachten op de been te brengen, die in samenwerking met de andere communistische landen onder een gemeenschappelijk opperbevel (van de Sovjet) haar belangen zouden verdedigen. Dus een anti-Nato. De conferentie legde zich aan dit besluit vast en zon op andere maatregelen ter vergroting van het defensieve vermogen der betrokken landen. De bruggen werden echter niet afgebroken, want de verklaring bevatte ook een oproep tot alle landen om een stelsel van collectieve veiligheid te bestuderen en te komen tot overeenstemming over vrije verkiezingen in geheel Duitsland in 1955 te houden.
Het ging dus over een gesprek vóór of ná de ratificaties. De Duitse socialisten onder Ollenhauer ijverden met starre vasthoudendheid voor een onmiddellijk gesprek. Mendès-France zocht eerst naar een tussenweg. Om bij de Gaullisten in het gevlei te komen - want de generaal had sterk gepleit voor een overleg met Moskou - richtte P.M.F. de vraag aan het Kremlin, of het bereid was in onderhandeling te treden over zijn vroeger gedaan voorstel, de bezetting van Oostenrijk te beëindigen. De vraag bleef onbeantwoord. Daarop werd de mogelijkheid overwogen om, nadat de Assemblée geratificeerd zou hebben, de accoorden te laten liggen tot ná een gesprek met Moskou. Maar Dulles en Eden voorkwamen dit door de belofte het Saaraccoord te garanderen vanaf het ogenblik, dat de parlementen in Bonn en Parijs het hebben geratificeerd tot op het moment dat een vredesconferentie over Duitsland zal worden gehouden. Moskou zat ook niet stil. Het beriep zich op het Frans-Russisch vriendschapsverdrag van 1944, door Moskou herhaaldelijk geschonden, waarbij beide landen één lijn zouden trekken ten opzichte van Duitsland. De ratificatie der Parijse verdragen zou hiervan een schending zijn. Het opvallende van deze waarschuwing was dat de Sovjet verzuimd had aan Engeland, waarmee in 1942 een dergelijk verdrag was gesloten, en dat reeds in November rustig tot ratificatie was overgegaan, een protestnota te zenden. Dit verzuim werd eerst na de nota aan Frankrijk ingehaald, meer met de bedoeling de Assemblée onder verdere druk te zetten dan om Londen van zijn dwaling te doen terugkeren. De nota's werkten echter verkeerd. De Fransen staan te zeer op hun souvereiniteit om zich door buitenlandse bedreiging te laten beïnvloeden.
Heeft de Duitse kanselier bij de eerste lezing in de Bondsdag over de Parijse accoorden en vooral over het Saarverdrag harde noten te kraken gekregen, de Franse
| |
| |
premier had het niet minder zwaar te verantwoorden. Hier ging het niet alleen om de verdragen, maar was ook in hoge mate partijpolitiek en persoonlijke afgunst in het spel. De tegenstanders wilden de premier wel niet verdrinken, maar toch zo diep in het water duwen, dat zijn politieke leven in blijvend gevaar zou zijn. Het begon met een debat over de begroting der Franse Unie. De tegenstanders verweten de premier, dat hij bij het sluiten van het verdrag van Genève over Indo-China veel te groot vertrouwen had gesteld in de eerlijkheid der Vietminh. Er waren te veel concessies gedaan en het bleek nu reeds dat Zuid-Vietnam overstroomd werd door communistische infiltraties. Mendès-France liet deze beschuldigingen niet op zich zitten. Honend wees hij op het wanbeleid gedurende de laatste acht jaren door zijn voorgangers o.a. door Bidault, gevoerd en dwong de Assemblée de vertrouwenskwestie te aanvaarden. Dit geschiedde met 310 tegen 172 stemmen en 104 onthoudingen.
Het hoofdbezwaar tegen de ratificatie is in Frankrijk, dat, naar Robert Schuman terecht opmerkte, de nationale Duitse herbewapening aan het toezicht van andere mogendheden zal worden onttrokken, een mogelijkheid, die de zo lichtvaardig verworpen E.D.G. zou hebben voorkomen. Na langdurig debat, waarin Mendès-France van gemoedelijkheid tot bitsheid overging, de Assemblée bezwoer zich tegenover het buitenland niet belachelijk te maken en het een ramp noemde, als de Assemblée met een geringe meerderheid de verdragen zou goedkeuren, werden verschillende moties tot wijziging of tot uitstel afgesneden. De premier had zich in het vertrouwen dat zijn woorden niet vergeefs gesproken waren, laten overhalen de vertrouwenskwestie ditmaal niet te stellen. Het herstel der Duitse souvereiniteit werd aanvaard, doch tot grote teleurstelling van de eerste minister, kon de Duitse herbewapening geen genade vinden. Zij werd verworpen met 280 tegen 259 stemmen, omdat de M.R.P. in plaats van zich te onthouden grotendeels tegenstemde. Onmiddellijk verklaarde Mendès-France, dat hij een tweede lezing vroeg, waarvoor hij de vertrouwenskwestie zou stellen en die dan in ‘meer normale omstandigheden’ d.w.z. na kennisneming van de ongunstige commentaren in het buitenland, in stemming zou worden gebracht. Het buitenland was des te meer verbolgen, omdat bijna tegelijkertijd de Italiaanse Kamer met 335 tegen 215 stemmen de Parijse accoorden wel had goedgekeurd met een motie om na de ratificatie op een conferentie de collectieve veiligheid te bespreken. President Eisenhower toonde zich zeer verontrust over de loop der dingen. Londen gaf een felle officiële verklaring uit, waarin gezegd werd, dat de Britse garantie om troepen op het vasteland te houden, afhankelijk was van de ratificatie der verdragen. ‘Het gaat er niet om, of de Bondsrepubliek zich zal bewapenen, maar op welke wijze dit zal gebeuren’. De laatste week van het jaar was
de meest spannende. Terwijl geheel de wereld dag na dag op de eindbeslissing wachtte hield zich de Assemblée op onwaardige wijze met procedure-kwesties onledig, uitsluitend met het doel om, uit angst voor Duitsland, voor Rusland en voor de kiezers en uit persoonlijke rancune, de verantwoordelijkheid van zich af te schuiven. Maar de premier - dat moet men hem toegeven - gaf geen kamp. Onvermoeid hamerde hij op de fatale consequenties voor de positie van Frankrijk in Europa bij verwerping van de accoorden. Met geringe meerderheid (289 tegen 251) haalde hij de Bondsrepubliek de Nato binnen. Nog geringer was de meerderheid (slechts 27 stemmen) waarmee na verontrustende debatten de Duitse herbewapening werd goedgekeurd. Van de 630 Kamerleden stemden slechts 287 vóór en 260 tegen, terwijl 74 zich van stemming onthielden.
In het Verre Oosten heeft de politiek van Washington met vele moeilijkheden te worstelen. De eerste minister Josjida, door de ‘onderkoning’ MacArthur na de capitulatie op het paard getild, heeft de plaats moeten ruimen voor Hatojama, die een
| |
| |
kabinet vormde, waarvan 10 leden behoord hebben tot de na-oorlogse ‘gezuiverden’. Niet de minste hunner was de minister van buitenlandse zaken, Sjigemitse. De vreugde in Moskou met deze wijziging toonde in welke richting de wind kan waaien, terwijl de regeringsverklaring van de premier sprak van handel drijven op continentaal China, (zolang door de Amerikaanse bezetting tegengegaan) als een bittere noodzaak. Na lang talmen en weifelen is het eindelijk gekomen tot een verdrag van wederzijdse beveiliging tussen de V. St. en het nationalistisch China. Een aanval van communistisch China op Formosa en de Pescadores zou als waarschijnlijk resultaat een toestand van oorlog betekenen. De Chinese minister van buitenlandse zaken, Tsjoe en Lai, noemde dit verdrag een oorlogzuchtige uitdaging en waarschuwde voor alle ernstige gevolgen er van. De bevrijding van Taiwan (Formosa) was een binnenlandse aangelegenheid, waarbij geen inmenging van welke buitenlandse staat ook zal worden gedoogd. Tevens beschuldigde hij de V. St. dat zij spionnen naar het Chinese vasteland hadden gezonden om ondermijnende activiteit te bedrijven. Elf van deze Amerikaanse vliegers, die feitelijk krijgsgevangenen uit de Koreaanse oorlog waren, zijn na een Chinees proces tot verschillende straffen veroordeeld. De Amerikaanse publieke opinie vatte dit onrecht zo hoog op, dat men aandrong op een blokkade. Maar Dulles en Eisenhower waren van dit middel afkerig, omdat blokkade oorlog betekende en de regering liever vreedzame middelen aanwendde dan de vrede in gevaar te brengen. Dat behoefde geen krachtig handelen uit te sluiten. Daarom werd de zaak aan de V.N. voorgelegd, die ze onmiddellijk als eerste punt op de agenda plaatsten en in behandeling namen. Met 45 tegen 5 (het Sovjetblok) en 6 onthoudingen werd een resolutie aanvaard, waarbij de secretaris-generaal der V.N., Hammerskjoeld verzocht werd stappen te doen om de invrijheidsstelling van de elf veroordeelde Amerikanen te
bewerken. Hoewel Tsjoe de resolutie absurd noemde en zijn standpunt handhaafde, was hij toch bereid Hammerskjoeld in het belang van de vrede te verwelkomen.
De negende zitting van de V.N. onder leiding van van Kleffens, de ‘ideale voorzitter’ genoemd, is wat besluiten betreft niet onvruchtbaar geweest. Behalve de bovengenoemde en die over N.-Guinea (waarover onder ‘Nederland’) werd unaniem het oprichten van een ‘atoombank’ aanvaard. Het initiatief daartoe was uitgegaan van de zeven westerse landen, die over grondstoffen beschikken: de V. St., Groot-Brittannië, Frankrijk, Canada, Australië, Zuid-Afrika en België. In de zomer van 1955 zal een wetenschappelijke conferentie te Londen de modaliteiten bespreken en, met of zonder medewerking van de kant van Moskou, deze ‘bank’ oprichten. Eerder was een resolutie over de ontwapening met algemene instemming aanvaard. De Vergadering trad echter in het algemeen meer negatief dan positief op. Zij verwierp een Russische beschuldiging tegen de V. St. van aggressieve daden tegen communistisch China en van schending van de vrijheid van de scheepvaart in de Chinese wateren. De behandeling van de kwesties-Marokko en Tunesië werd voorlopig uitgesteld en de kwestie-Cyprus van de agenda afgevoerd, hetgeen in Athene en op Cyprus aanleiding gaf tot baldadigheden tegen Britse en Amerikaanse bezittingen.
Tegen de raad van de afgetreden premier van Zuid-Afrika, Malan, in, die de gematigde grijsaard Havenga als zijn opvolger had voorgesteld, koos het Nationalistisch parlement Strydom tot zijn leider. Van Strydom is niet veel goeds te zeggen. Hij is anti-katholiek en voornemens aan de katholieke missie de scholen voor de inheemsen af te nemen. Zijn apartheidspolitiek zal hij nog feller doorzetten dan Malan, onder protest van de katholieke bisschoppen en met instemming van calvinisten. Aan de tweetaligheid wil hij een einde maken, Zuid-Afrika uit het Gemenebest scheiden en vormen tot een geheel onafhankelijke Republiek met een president als staatshoofd.
| |
| |
| |
Nederland
Het krachtig verzet van de Nederlandse delegatie bij de V.N. tegen de Indonesische resolutie is niet vergeefs geweest. De politieke commissie der V.N. aanvaardde in plaats van de Indonesische een verzachte Indiase, waarin niet meer dan de hoop werd uitgesproken, dat de twistende partijen hun pogingen zouden voortzetten een oplossing te bereiken van hun geschil over de souvereiniteit over westelijk Nieuw-Guinea. De meerderheid van 34 stemmen vóór (14 waren tegen bij 10 onthoudingen) overtrof de twee derden, die in de Algemene Vergadering vereist wordt. De vooruitzichten waren dus hoogst ongunstig. Des te groter was de verrassing, toen uit de uitslag der stemmingen in de Algemene Vergadering bleek, dat 9 staten van onthouders tot tegenstemmers waren geworden, waardoor de vereiste twee derde juist niet bereikt en de resolutie verworpen werd (met 34 tegen 23 en 3 onthoudingen). Voor Nederland was aan dit succes de kleine teleurstelling verbonden, dat de V. Staten in hun wanbegrip over ‘kolonialisme’ zich voorzichtig onthielden. Voor Indonesië echter kwam de slag hard aan. Er waren vreemde dingen gebeurd, men kon niet voor elk huis, door een Nederlander bewoond, een schildwacht plaatsen, een boycot van enkele dagen zou tegen de Nederlanders in Indonesië afgekondigd worden. In de Tweede Kamer toonde men zich bezorgd over het lot, dat de in Indonesië verblijvende Nederlanders boven het hoofd kon hangen. Er vielen harde woorden: het wezen van rechtsstaat was er aangetast, het heeft geen zin met Indonesië tot een accoord te komen, want nu reeds wordt van die zijde beweerd, dat de financieel-economische overeenkomsten eenzijdig zullen worden gewijzigd. De vraag werd zelfs gesteld, of de regering al maatregelen trof om de Nederlandse vluchtelingen uit Indonesië tijdig op te vangen.
Wat Nieuw-Guinea zelf betreft, drong de Tweede Kamer aan op een sneller tempo, op een meer democratische geest bij de ambtenaren door het contact met de inheemse bevolking te verlevendigen en deze meer te betrekken in het bestuur. Van katholieke zijde werd meer waardering voor het werk van missie en zending verlangd. Het zijn vaak de missionarissen en zendelingen, die de ideeënwereld van de Papoea's het beste kennen. Aan het bijzonder onderwijs wordt subsidie geweigerd, terwijl de uitgroei van de katholieke H.B.S. bedreigd wordt door de oprichting van een z.g. kopschool en dan op kosten van de regering. Minister Kernkamp beloofde deze bezwaren voor te leggen aan de gouverneur en betreurde ook de achterstand van katholieken onder de hoofden van dienst. Op de duur zou deze wel ingehaald worden, omdat onder de nieuw aangetrokken ambtenaren heel wat katholieken waren.
15 December werd in de Ridderzaal in tegenwoordigheid van H.M. het Statuut voor het Koninkrijk door de verschillende delegaties der Antillen en van Suriname plechtig ondertekend. H.M. verheugde zich erover, dat de wereld in dit Statuut een monument te aanschouwen werd gegeven van de macht die geestkracht, zelfbeheersing en wijsheid kunnen opleveren temidden van de woelingen van deze kritieke tijd. ‘Moge onze nieuwe samenwerking Gods zegen waardig zijn’.
Met instemming van de Nato-raad is een Nederlands-Amerikaanse overeenkomst gesloten tot oprichting van een tactisch luchtverdedigingscentrum, waar geleerden van alle leden-staten bijdragen tot de ontwikkeling van de luchtverdediging. Deze voorkeur voor Nederland en den Haag is te danken aan een aantal specialisten, die, na ook andere landen te hebben bezocht, bijzonder gunstige indrukken had opgedaan van de Nederl. Organisatie voor Toegepast Wetenschappelijk Onderzoek (T.N.O.).
Na een enigszins verward debat, aangesticht door de V.V.D., besloot de Tweede
| |
| |
Kamer voor de leerplichtige leeftijd de schoolgelden af te schaffen, zodat thans Jordanië nog het enige land is, waar deze geheven worden.
1-1-1955
K.J.D.
| |
België
Het jaar 1954 is ten einde gegaan in een sfeer van dubbelzinnigheid, voornamelijk wat de schoolkwestie betreft. En het is wel vooral in de schoot van de meerderheid, dat die dubbelzinnigheid haar oorsprong vindt. Ofschoon ze nog niet duidelijk onderkenbaar zijn, schijnen tegenstrijdige stromingen het linkse kamp te verdelen.
Op 23 December keurde ook de Senaat, na epische parlementaire debatten, de wet op de voorlopige credieten goed, waarin op volstrekt onwettelijke wijze de vermindering van de toelagen aan het vrij onderwijs werd vastgelegd. De meerderheid had zich ten volle geëngageerd en de minister, dhr Collard, had ondubbelzinnig zijn discriminatoire opvattingen bevestigd. Een volslagen verrassing was het dan ook, toen de Eerste-minister, door dezelfde heer Collard bijgestaan, een afvaardiging van de C.V.P. bij zich liet komen om hun op 28 December het voorstel te doen, de weddetoelagen tot 100% uit te betalen, bij gelijkheid van diploma en prestaties en onder voorwaarde van rechtstreekse uitbetaling, d.w.z. niet langs de instellingen om. De C.V.P.-afvaardiging betuigde haar instemming met die twee voorwaarden, verklaarde echter uitdrukkelijk, dat het verzet van de oppositie tegen de schoolpolitiek in haar geheel, en meer bepaald waar de voordelen der ouders inzake schoolgeld en de leefbaarheid der instellingen zelf bedreigd werden, tenvolle gehandhaafd bleef. Dit regeringsgebaar werd natuurlijk door de christelijke opinie als een toegeving aangevoeld en als een overwinning begroet. Langs linkse kant heerste aanvankelijk verwarring: waren op het B.S.P.-congres van 11 en 12 December niet juist de anti-clericale opvattingen op onderwijsgebied met klem bevestigd en toegejuicht? Dan trad, én in de pers, én in verklaringen en uitlatingen van de heren Collard en Buset volgende interpretatie van het regeringsvoorstel op: het bedrag waarmede de weddetoelagen zouden verhoogd worden, zou van de andere toelagen moeten worden afgetrokken, omdat in geen geval de perken van de door dhr Collard voorziene credieten zouden worden overschreden. Deze uitlatingen en een nauwkeuriger onderzoek deden bij C.V.P. en A.C.V. twijfels ontstaan omtrent de bedoelingen van de regering. Nieuwe besprekingen werden aangevraagd, waarin de regering haar oprechtheid opnieuw betuigde en haar
stellingen nader bepaalde, tot voldoening van de christenen. Het A.C.V., wijzend op de reeds bereikte resultaten verklaarde zich dan ook bereid, de mars op Brussel van 13 Januari uit te stellen. Men wacht thans de indiening van het ontwerp Collard af. In het kamp van de regering heerste intussen geen eensgezindheid. Ook op het ogenblik waarop we deze kroniek afsluiten, is de dubbelzinnigheid terzake nog niet geheel opgelost. Wat is de kern van de zaak? Wellicht is althans de Eerste-minister, geruggesteund door gematigde socialisten en liberalen (hoofdzakelijk Vlamingen) oprecht een vredelievende regeling van de kwestie toegedaan. In een - eventueel gedeeltelijke - regeling ziet hij slechts voordelen voor zijn ploeg: verslapping van de eenheid onder de christenen, wegneming van het sociale odium dat de weddevermindering voor tienduizenden leerkrachten ongetwijfeld op de regering had geworpen, behoud van de werfkracht van een gematigd socialisme onder de arbeidersmassa in Vlaanderen. Het valt af te wachten of die realistische stroming het tegen de meer doctrinaire, meer sectaire van de Waalse meerderheid zal kunnen halen.
Welke voordelen Van Acker in de toegeving ook moge gezien hebben, die toegeving - bijaldien ze niet ingetrokken wordt - betekent een onbetwistbaar succes voor
| |
| |
de C.V.P., en mét haar voor heel de militante christelijke gemeenschap. En het heftige verzet in het parlement, én het ongewone succes van het Xe C.V.P.-congres, dat in de sfeer van de strijd tegen de voorlopige credieten in hun betwiste vorm doorging, mogen Van Acker tot meer voorzichtigheid hebben aangezet. Door die actie (waarbij ook de weigering, tot de grondwetsherziening bij te dragen zolang de regering diezelfde grondwet niet eerbiedigt, te vermelden is) werd de bevolking zich inderdaad de bedreiging bewust die ingevolge het optreden van de regering op de democratische vrijheden rust. Ook de linksen weten, dat de Belg daarvan niet houdt....
Wat het C.V.P.-congres betreft, dit was het meest belangwekkende van de drie partijcongressen die in December gehouden werden. De totale vervanging van de leidende ploeg in de communistische partij baarde weliswaar opzien maar de betekenis van die partij is uiterst relatief geworden. Op het socialistisch congres, waar de anticlericale bazuin van Collard slechts tijdelijk verdeeldheden wist te overstemmen, komen we nog terug. Het C.V.P.-congres stond in het teken van het bewegingsleven: in de organisatie is men sedert 11 April niet bij de pakken blijven zitten. Belangrijk was ook de herkiezing, met overweldigende deelname en meerderheid, van de nationale voorzitter Theo Lefèvre. Dit bewees hoe de partij dacht over de verantwoordelijkheden voor de verkiezingsnederlaag. Belangrijk was het congres verder waar het de lijn voor de oppositie vastlegde.
Dat die oppositie niet slechts op onderwijsvlak gevoerd dient, werd treffend aangetoond door minister Troclet, met twee koninklijke besluiten. Met betrekking tot de parastatalen had hij een nederlaag geleden toen hij daar het reeds aangekondigd ontslag van de tijdelijken uitdrukkelijk moest intrekken. Hij heeft er dan ook voor gezorgd, zich voor de toekomst alle machten toe te kennen in personeelszaken en voor verplaatsing en versmelting van diensten. Zulks onder volslagen miskenning van het paritair beheer, van de bestaande wettelijke regels, van de bevoegde sociale organismen en organisaties. Met betrekking tot de ziekteverzekering werd na veel woorden en voorbereiding de definitieve stap gezet, op de weg naar de etatisatie: opheffen van de verantwoordelijkheid der verzekeringsorganismen, oprichting van een rijksdienst voor invaliditeit en van een corps geneeskundige controleurs. Ook hier zal de minister tot 1 April 1955 zelf over alle personeelsaangelegenheden beslissen. Het paritair beheer en de mutualistische zelfstandigheid hebben echter ook bij de socialisten hun voorstanders en Troclet komt tegenover een groeiende oppositie te staan. Over zijn besluit aangaande de parastatalen werd hij al scherp geïnterpelleerd. Minister Buisseret onderging hetzelfde lot i.v.m. zijn politiek in Kongo waar hij voortgaat een overdreven plan voor officieel onderwijs uit te bouwen ten koste van het missie-onderwijs. Andere sectaire maneuvers o.m. in radio en televisie werden door de christelijke reactie in hun ergste uitwassen verijdeld.
In de internationale politiek werd een misschien beslissend keerpunt bereikt door de goedkeuring van de Accoorden van Parijs door de Franse Assemblée. Het buitenlands beleid stond in België in het midden der belangstelling. Het socialistisch kamp bleek op het congres meer en meer voor de uitgesproken coëxistentie-tendenz Rolin te voelen. Langs C.V.P.-zijde bleef men daarentegen bijna eenparig de Europese gedachte trouw. Het congres nam een idee van oud-eerste minister Van Houtte over, tot uitbreiding van de Benelux-methodes met het oog op een economische integratie. Tevens echter werden de Accoorden van Parijs als een noodzakelijkheid in koop genomen. Deze houding zou niet zonder invloed gebleven zijn op de wijziging in de houding van sommigen in de M.R.P. tegenover de Accoorden.
L. Deraedt
|
|