Deze geesteshouding van de blanke mens, hoe afkeurenswaardig ook, is wel te verklaren. Is het niet zo, dat destijds een handjevol blanken geheel Centraal Afrika onder de voet liepen, er zonder veel moeite hun gezag wisten te vestigen over armoedige en vrijwel primitieve volksstammen, geterroriseerd door slavernij en door ziekten gedecimeerd, wier eigen sociale structuur ze een meer nauwlettende studie niet eens waard achtten? Vonden ze er wel, zoals in het oude Europa of in Azië, de sporen of overblijfsels van een oude verfijnde cultuur, van vergane grootheid, van uitvindingen of wat ook? Konden de inlanders iets anders doen dan passief toezien bij het indelen, organiseren en uitbouwen van hun woonstreken, allemaal maatregelen waarvan ze niets begrepen en die hun veelal ook niet werden uitgelegd?
Is het in dergelijke omstandigheden zo te verwonderen dat de blanke mens er zich van meet af aan, bewust of onbewust, erg superieur begon te gevoelen en te gedragen tegenover de zwarte mens? Hieruit volgt ook heden ten dage nog in Kongo een op afstand houden van deze laatste uit het sociale leven van de blanke, tot welke graad van ontwikkeling de kleurling inmiddels ook moge opgeklommen zijn.
En zo is ook, door het contact met de blanke mens en zijn houding, bij de inlander dat jammerlijke minderwaardigheidscomplex ontstaan en gegroeid dat hem kenmerkt. Niet weinigen in de grote centra beschouwen hun zwarte huid als een straf en een vloek, als een teken van minderwaardigheid, dat steeds een onoverkoombare barrière zal blijven in zijn opgang naar een hoger leven, naar het voorbeeld van de blanke.
De houding der Belgen ten overstaan van de inlander is nochtans essentieel verschillend van de houding der Zuid-Afrikanen, al merkt men dat niet dadelijk bij een eerste contact met het Afrikaanse maatschappelijke leven.
In onze Kongolese steden en grote centra - in het binnenland stellen zich deze problemen niet of in veel mindere mate, omdat er slechts weinig blanken samenwonen en hun activiteiten er meestal anders liggen - moet men nog steeds een scherp doorgezette separatie vaststellen tussen blanken en zwarten. Ze wonen er gescheiden, een blanke cité geheel afgesloten van de zwarte, elk met eigen administratie, scholen, kerken en missionarissen, bars, bioscopen en ontspanningsgelegenheden, met verbod na zonsondergang elkaars gebied te betreden. Gelukkig is dezer dagen, wat dit laatste punt betreft, een duidelijke verbetering ingetreden, daar het verbodsuur naar 22 uur werd verschoven.
Bij ons is die scheiding uitsluitend het gevolg van de enorme afstand die, in de beginperiode der kolonisatie, tussen beide bevolkingsfracties bestond. In Zuid-Afrika daarentegen wordt die scheiding, ‘apartheid’ met steeds grotere scherpte tot in de uiterste konsekwenties doorgevoerd. Men leze de eerste verklaringen van de nieuwe minister-president dhr. J.G. Strijdom. Deze is gebaseerd op een door parlement en gouvernement gewilde en opgelegde politiek, die beschouwd wordt als noodzakelijk voor het behoud, de integriteit en het voortbestaan van volk en beschaving en als door God zelf gewild. Wie daarentegen onbevooroordeeld de inlandse politiek van België in Kongo van nabij bestudeert en historisch ontleedt, kan niet anders dan vaststellen dat deze erop gericht is langzaam aan en voorzichtig het onderscheid tussen blank en zwart weg te werken.
Hiermee willen we geenszins zeggen dat er thans in Belgisch-Kongo geen colour-bar meer bestaat! Er bestaat echter geen gewilde, - geen kwaadaardige