Streven. Jaargang 8
(1954-1955)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 422]
| |
De Orthodoxe Kerk en de wereldraad der Kerken te Evanston
| |
[pagina 423]
| |
Evenals in 1948 was de patriarchale Kerk van Moskou niet vertegenwoordigd; wel waren er vertegenwoordigers van de Russische Kerk in het buitenland. De Kerk van Griekenland was wel het sterkst vertegenwoordigd door de professoren van de theologische faculteiten van Athene en van Saloniki. In tegenstelling echter met de assemblee van Amsterdam was er deze keer geen enkele Griekse bisschop over gekomen uit Griekenland; de Griekse Kerk had zich tevreden gesteld met het delegeren van enkele Griekse bisschoppen in Amerika. Dit was het onmiddellijk gevolg van het protest, dat de Griekse bisschoppen in 1948 te Amsterdam hadden laten horen over de plaats die hun toen onder de deelnemers was toebedacht en over het tekort aan eerbewijzen jegens de ware Kerk van Christus. Dominee Marc Boegner gaf aan dit gevoelen van de orthodoxe Kerk uitdrukking toen hij in de Figaro van 22 September 1954 schreef: ‘Men constateert, dat de scheiding tussen de niet romeinse Kerken zes jaar na de assemblee van Amsterdam nog even groot is. Welke gemeenschap kan er bestaan tussen de vertegenwoordigers van de Kerk van Ethiopië en die van het leger des Heils, tussen de vertegenwoordigers van de Russische en van de Griekse Kerk en de leken-vertegenwoordigers van de Methodisten of Baptisten? En zelfs tussen de Anglo-katholieken en de gereformeerden?’ Het gebrek aan eenheid, dat in 1948 zozeer op de voorgrond was getreden, was dus na zes jaar te Evanston nog niet opgeheven. Het deed zich vooral gevoelen op ogenblikken, dat men een gezamenlijke eredienst wilde organiseren. Zolang deze poging zich bepaalde tot een voorlezing uit de bijbel of tot het zingen van psalmen, deden er zich geen bezwaren voor, maar men stuitte wel op moeilijkheden wanneer men een Eucharistische dienst wilde organiseren en dit deed de orthodoxen levendig het gebrek aan eenheid gevoelen. Het was voor deze laatsten een ontgoocheling, dat men in de loop van de zes jaren na Amsterdam, nog niets had gedaan en bereikt om dit euvel te herstellen. De orthodoxe theologen Florovsky en Johannides vertolkten deze ontgoocheling in een artikel verschenen in ‘Le Monde’ van 28 Augustus; zij betreurden in het bijzonder, dat men er nog steeds niet in was geslaagd om een eenheid te bereiken, waaraan de Katholieke Kerk zich niet langer zou kunnen onttrekken. ‘De overlevering en de bijbel zijn beide gezaghebbend in de Kerk, zodat men, wanneer men bijeenkomsten als deze organiseert, noch de 9 eerste eeuwen van het Christendom, noch de oecumenische concilies of de geschriften van de Kerkvaders mag vergeten. Ook het ambt der bisschoppen is een wezenlijk deel van de Kerk en een samenkomst, die | |
[pagina 424]
| |
geen rekening houdt met de Kerk van Rome, kan geen blijvend resultaat opleveren’. De positie van de orthodoxe Kerken tussen de verschillende protestantse belijdenissen, was dus buitengewoon moeilijk en het was bijna onvermijdelijk, dat zij, evenals in Amsterdam, in de oppositie zouden komen. Zij waren naar Amsterdam en naar Evanston gegaan in de hoop, dat zij er de Christenen zouden kunnen overtuigen van de dwalingen, die tot de versplintering van de Kerk hadden geleid en dat zij als de ene ware Kerk van Christus zouden worden beschouwd. Ondanks de ontgoocheling van 1948 namen zij in Evanston opnieuw hun plaats in, omdat zij de christelijke belijdenissen de terugkeer tot de ware Kerk wilden vergemakkelijken. Zij begaven zich naar Evanston met de bedoeling om er voor het forum der christelijke belijdenissen getuigenis af te leggen van de waarheid en zij deden dit dan ook iedere keer als zich de gelegenheid daartoe voordeed. Zij hadden gedurende de verschillende zittingen fundamentele waarheden van het geloof te verdedigen, die ook de katholieke Kerk verdedigd zou hebben, als zij aan de assemblee had deelgenomen. Dit bewijst eens te meer hoe dicht de orthodoxe Kerk bij de Kerk van Rome staat. Bij de bestudering van het algemeen onderwerp voor het voorbereidend rapport was de orthodoxe delegatie reeds op enige moeilijkheden gestoten, zodat zij besloten in geen geval hun stem over dit onderwerp uit te brengen. In plaats van te stemmen brachten zij hun bezwaren naar voren en stelden nog eens de houding vast, die zij reeds in 1927 te Lausanne hadden ingenomen. Zij waren hiertoe wel verplicht wegens de ondogmatische houding van sommige gedelegeerden. De orthodoxe Kerk kan aan het probleem van de Hoop slechts een eschatologische betekenis geven, zij verwacht de eindverwezenlijking van haar hoop in het hiernamaals. Maar onder de gedelegeerden waren er ook, die, omdat zij het leven na de dood verwerpen, aan de hoop alleen een tijdelijk karakter gaven; zij stelden hun hoop op een beter aards bestaan, dat de mens in dit leven gelukkiger moet maken. Met een dergelijke opvatting konden de orthodoxen zich niet verenigen, en zij waren, wilden zij hun geloof handhaven, wel verplicht zich van zulk een standpunt te distanciëren. Deden zij dit niet, dan zou het de schijn hebben, dat zij zelf niet meer overtuigd waren de ene, heilige en oecumenische Kerk te zijn, maar dat zij zich als de gelijken beschouwden van de overige belijdenissen op zoek naar de Eenheid. Een dergelijke houding zou een aanslag betekenen op het leven zelf van de Kerk, die hun door Christus was toevertrouwd. Het was een van de | |
[pagina 425]
| |
gevaarlijke klippen, die zij niet alleen moesten trachten te omzeilen, maar waarvan zij het gevaar ook openlijk moesten aantonen. ‘Wij kunnen ons geen denkbeeld vormen van een Kerk waarin sommigen aannemen, dat de H. Schrift de enige bron van de goddelijke Openbaring is, terwijl anderen menen, dat de Overlevering een noodzakelijk complement is. Wij kunnen niet geloven, dat zij, die aannemen, dat de dienaren van de Kerk door Christus zijn aangesteld, het eens kunnen worden met hen die hieraan twijfelen. Het is daarom ook nutteloos het begrip Sacrament nader te willen bepalen wanneer men het niet eens is over het aantal sacramenten, hun betekenis, hun wezen en over hun uitwerking’. De metropoliet van Heliopolis, Mgr Gennadios, had trouwens de vergadering al dadelijk bij het begin hierop gewezen en nog eens ten overvloede herhaald in welke geest de orthodoxe gedelegeerden aan de assemblee deelnamen: zij wilden zonder omwegen getuigenis afleggen van hun geloof en zij waren niet gekomen om over de waarheden, die de onverdeelde Kerk van de eerste tien eeuwen had aanvaard, te discuteren. Ziehier trouwens de officiële verklaring, die Mgr Michael, orthodox bisschop van New-York in de voltallige vergadering aflegde en die van dezelfde geest is bezield: ‘Het is niet voldoende om enkele waarheden aan te nemen, hoe fundamenteel die ook zijn, b.v. dat Christus God en Verlosser is, maar men moet alle waarheden, die door de oecumenische concilies zijn vastgesteld, aanvaarden. Ook mag men zich niet tevreden stellen met formules, die men van het leven en van de ervaring van de Kerk heeft losgemaakt. Het herstel van de eenheid van de Christenheid, dat het program is van de wereldraad der Kerken, kan alleen worden verwezenlijkt op grond van de dogmatische basis van het geloof van de oude en onverdeelde Kerk zonder dat er iets van mag worden weggelaten. De orthodoxe Kerk kan niet aannemen, dat de H. Geest alleen door de bijbel tot ons spreekt, maar Hij spreekt en getuigt ook in de volheid van het leven van de Kerk en in haar ervaringen. De bijbel kan alleen begrepen worden in verband met de apostolische overlevering, die ons eveneens de authentieke verklaring geeft van het Woord Gods’. Als katholiek zouden wij tegen deze verklaring van Mgr Michael nog het een en het ander kunnen aanvoeren, vooral wat betreft het begrip oecumenisch concilie, waarin de orthodoxen van de katholieke opvatting afwijken, maar over het algemeen zouden wij te Evanston dezelfde reserves hebben moeten maken. De definitieve tekst, die door de voorbereidende commissie was uit- | |
[pagina 426]
| |
gewerkt en aan de leden ter discussie was aangeboden, bevatte nog een andere passage waarmee de orthodoxe Kerk niet accoord kon gaan, n.l. de te bereiken eenheid. In het 2e hoofdstuk: ‘De eenheid van de Kerk’, par. 3 No 46 lezen wij: ‘Door haar natuur is de Kerk, als instrument en als verafbeelding van het Rijk Gods op aarde, een. Daar waar Christus, de Enige, door de bediening van het woord en van de Sacramenten werkt en waar deze een apostolische getuigenis van Hem geven, daar is de ene ware Kerk’. Bij het lezen van deze verklaring, zou men kunnen menen, dat de voorbereidende commissie hier de veroordeling van enkele van haar leden uitspreekt, tenzij de verklaring tot stand gekomen is onder invloed van de Anglikaanse ‘takken’-theorie. In ieder geval, de orthodoxe Kerk kon menen, dat men eindelijk recht deed aan haar opvatting, dat zij alleen de ene en onverdeelde Kerk is, omdat zij de volheid van de apostolische getuigenis en de volheid van de Sacramenten bezit. Maar deze mening wordt in de volgende par. No 47 en in par. 51 grondig vernietigd, waar verklaard wordt: ‘Wij moeten echter bekennen, dat de eenheid van de Kerk door de talrijke verdeeldheden zozeer is verborgen, dat wij er wel de spot mee schijnen te drijven, wanneer wij er over spreken. Maar de Kerk van Christus weet met zekerheid, dat haar eenheid in Christus eerst duidelijk zal blijken op het einde van haar omzwervingen; haar eenheid is afhankelijk van de laatste structuur (lees: verwezenlijking) van de werkelijkheid (no 47)’. En in no 51: ‘Wij zijn het niet eens over de wijze waarop de eenheid van de Kerk verwezenlijkt zal worden. Onze besprekingen hebben ons nog geen gemeenschappelijke overtuiging bijgebracht over de weg, die wij zouden kunnen volgen om de eenheid te bereiken’. De bedoeling van de commissieleden, die het rapport samenstelden, is dus wel duidelijk; zij wilden de verwezenlijking van de hoop op de eenheid van de Kerk uitstellen tot het laatst der tijden, tot de wederkomst van Christus. Voor een dergelijke opvatting, die haar diepste overtuiging, dat Christus maar één Kerk heeft gesticht en de eenheid dus reeds nu bestaat, in gevaar brengt, mocht de orthodoxe Kerk niet onverschillig blijven. Mgr. Michael verklaarde daaromtrent dan ook nog: ‘De volmaakte eenheid van de Christenen moet niet zo worden uitgelegd alsof zij alleen bij de wederkomst van Christus verwezenlijkt zal worden. Wij moeten bekennen, dat zelfs in onze tijd de H. Geest over de wereld waait en alle gelovigen naar de eenheid leidt. De eenheid van de Kerk mag niet als een toekomstige gebeurtenis worden beschouwd, zij bestaat | |
[pagina 427]
| |
nu reeds en zal op de laatste dag wanneer Christus zal wederkomen, alleen haar voltooiing ontvangen’. Mogen wij echter zeggen, dat door de afwijzende houding van de orthodoxe Kerken de vergadering van Evanston in haar opzet is mislukt en men nog even ver van de eenheid is verwijderd als vóór 1948? Ik geloof het niet. Juist door hun afwijzende houding hebben de orthodoxe Kerken er nog eens de nadruk opgelegd, dat men de eenheid der Christenheid niet kan bereiken door een werktheorie, en op grond van een minimum aan dogmatische waarheid. De houding van de orthodoxe Kerken heeft de assemblee weer eens aangetoond, dat de ware eenheid alleen bereikt kan worden op het dogmatisch terrein, dat zij tot nu toe heeft willen uitsluiten. Wij kunnen dus niet zeggen, dat de bijeenkomst van Evanston een totale mislukking is geworden, al hebben de leden dan ook niet ten volle bereikt wat zij hoopten te bereiken. De tegenwoordigheid en de verklaringen van de orthodoxen zijn voor hen een vingerwijzing in welke richting zij de eenheid moeten zoeken, een aanduiding, die de katholieke Kerk haar sinds lang heeft gegeven en waarvoor wij de Orthodoxe Kerk alleen maar dankbaar kunnen zijn. |
|