| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
HOEZEER de Parijse accoorden het Kremlin dwars zitten blijkt uit de pogingen door Moskou aangewend om de ratificatie door de betrokken parlementen te voorkomen. Het begon met een verbroederingsfeest in het Kremlin, waar de meestal onbereikbare Malenkof de buitenlandse gezanten copieus recipieerde en in een vriendelijk gesprek met de Amerikaan Wickersham de hoop uitsprak, dat ‘wij tot in tijd en eeuwigheid kunnen samen leven en werken en vrienden zijn’. Enkele dagen later decreteerde Kroestsjef, eerste secretaris van het Centrale partij-comité, dat in de atheïstische propaganda grove fouten waren begaan. De ruwe houding in het beledigen van de religieuse gevoelens van gelovigen was ontoelaatbaar en in de activiteit der Kerken mag het bestuur niet ingrijpen. Indien deze vriendelijkheden, mondeling en op papier, bedoeld waren om het wantrouwen van het westen weg te nemen, hebben zij haar effect niet bereikt. Want toen de Sovjet-Unie, nog voordat haar nota van 23 October beantwoord was, 14 November een nieuw voorstel lanceerde, werd dit algemeen koel ontvangen. Het was een uitnodiging aan 23 staten om op 29 November een conferentie te houden om een systeem van collectieve veiligheid voor geheel Europa tot stand te brengen. De afwijzing van dit voorstel werd door de Nato-landen gemotiveerd met de noodzaak, dat eerst de Parijse verdragen geratificeerd moesten zijn alvorens met het Kremlin een gesprek aan te knopen. Daarom was de voorgestelde datum onaanvaardbaar. Hierop deed Molotof een van die merkwaardige Russische concessies die geen concessies zijn: hij zou de voorgestelde datum laten vervallen als dan ook de ratificaties werden uitgesteld! Dreigend klonken zijn woorden, dat de ratificatie en de militairisatie van West-Duitsland een nieuwe toestand zou scheppen en het gevaar voor een nieuwe oorlog zou vergroten. De voornaamste taak is hereniging en niet her-militairisatie van Duitsland. Zo dit laatste door de westerse
mogendheden werd opgegeven, dan zou het mogelijk zijn overeenstemming te verkrijgen over verkiezingen in geheel Duitsland. Deze ongewoon oprechte uitdrukking van het Russische begeren om de Parijse verdragen te torpederen vond alleen gehoor bij de Duitse socialisten. Maar hun voorstel tot een gesprek met Moskou vond een gesloten front der regeringspartijen tegenover zich. Omtrent het Saar-accoord, door Adenauer ‘bruikbaar’ genoemd, vertoonde de coalitie bedenkelijke scheuren. Na zijn terugkeer uit de V. Staten, vanwaar hij een handelsverdrag meebracht, constateerde de kanselier een merkwaardige geestesverwarring bij zijn bondgenoten: zij misten het vermogen de wereldsituatie in haar geheel op juiste wijze te beoordelen. Dit geldt vooral voor de vluchtelingen-partij en de liberalen, die zich als nationale oppositie tegen een afscheiding van de Saar hebben opgeworpen. Om hen te kalmeren kondigde Adenauer nieuwe ‘interpretatieve’ besprekingen met Frankrijk aan en zond zijn politieke adviseur Blankenhorn naar Parijs, waar men hem ‘niet thuis’ gaf. Zelfs het kabinet kon niet tot een eenstemmig besluit omtrent het Saargebied komen. De vier liberale ministers hebben daaraan hun goedkeuring geweigerd. Ondanks deze onenigheid zijn de Parijse verdragen gezamenlijk aan de Bondsraad voorgelegd, welks beslissing zo niet afwijzend dan toch vermoedelijk voorwaardelijk zal zijn. Van de negen ‘Länder’ in de Bondsraad vertegenwoordigd zijn er twee socialist. In Hessen hebben de socialisten bij de laatste verkiezingen (20 November) hun absolute meerderheid verloren, terwijl in Beieren de meerderheid van de C.D.U. gehandhaafd bleef. Aldus beschikt de regeringscoalitie over een meerderheid van meer dan tweederden
| |
| |
(26 tegen 12). In de Bondsdag heeft de regeringscoalitie eveneens de meerderheid. Uitgezonderd het Saarverdrag lopen de Parijse verdragen geen gevaar. De kanselier zit echter in West-Duitsland met de moeilijkheid, dat Mendès-France van geen splitsing wil weten: ‘de verdragen vormen één geheel’.
Omdat het Saar-accoord bij de andere leden van de Brusselse Unie geen rol speelt is hun instemming met de ratificatie der Parijse verdragen zo goed als verzekerd. Nog in November gaf het Britse Lagerhuis het voorbeeld door met 264 tegen 4 stemmen de herbewapening van West-Duitsland te aanvaarden. Het lage getal der voorstemmers is te verklaren uit de onthouding van de Labour-party, die, hoewel in meerderheid voor de aanvaarding, uit partij-overwegingen zich van deelname onthield. In de overige landen, behalve in Frankrijk, zal het 1955 worden voordat de ratificaties een feit zullen zijn. Sinds het Congres der Franse socialisten - hoewel het geen portefeuilles in het kabinet van Mendès-France wenste te aanvaarden - de Parijse verdragen goedkeurde, behoefde de Franse premier, wat ook de M.R.F. in het schild voert, zich niet bezorgd te maken over de uitslag. De lofprijzingen hem uit de mond van de overigens zo koele Dulles ten deel gevallen: ‘Frankrijk zal steeds een grote natie blijven zolang het mannen voortbrengt met intelligentie en van uw qualiteiten’, zijn alleszins in staat de Fransen te vertederen. Het hoogtepunt van het verblijf van de Franse premier in de V. Staten was zijn redevoering in de Algemene Vergadering der V.N. In de veronderstelling dat de Parijse verdragen door alle betrokken mogendheden dan getekend zouden zijn, stelde hij een conferentie der Grote Vier in Mei te houden voor. Hij stelde de vraag of de Sovjet bereid zou zijn het Oostenrijkse Staatsverdrag te tekenen, indien de evacuatie der bezettingstroepen geleidelijk na twee jaar zou geschieden? Hij zou het toejuichen, als er ook een Oost-Europees verdedigingsstelsel in de trant van de Nato zou worden gevormd. Tegen deze drie gedachten bestaan ernstige bezwaren. Een conferentie in Mei is te vroeg, de evacuatie uit Oostenrijk is te langzaam en de Oost-Europese bond zou een erkenning wezen van de overweldiging der slavenstaten en de co-existentie tot een princiep maken.
Zowel Washington als Londen toonden zich gereserveerd, nog altijd onzeker waar de behendige Mendès-France op aan stuurt. Voorlopig echter heeft de premier andere zorgen. De economie van de actie, door hem aangekondigd, voldeed niet aan de verwachtingen van de Assemblée. Zij was het niet eens met de begrotingen, waarbij aan de ambtenaren in het algemeen, aan de oud-strijders en andere categorieën van min of meer noodlijdenden de verhogingen onthouden bleven. Slechts door de kwestie van vertrouwen te stellen, dat in deze politieke omstandigheden niet geweigerd kon worden, haalde Mendès-France een afgedwongen meerderheid. Door de bereiding, het gebruik en de verkoop van alcoholische dranken te willen beperken heeft de zelf melk-drinkende premier vele Kamerleden, die aan de wijnboeren hun zetels verschuldigd zijn, in het harnas gejaagd. Tegelijkertijd zijn in Marokko, Tunis en zelfs in Algiers, dat een gelijkwaardig departement van Frankrijk is, terroristen, volgens de premier door Egypte aangespoord en door Hongarije met aanvoer van wapens geholpen, opgetreden, wier onderwerping, omdat zij zich bij voorkeur in het hooggebergte schuil houden, een kostbare onderneming is. Voor wat Tunesië betreft hebben beide regeringen een ultimatum aan de opstandelingen, de ‘fellagha's’, gericht waarin zij bij volharding met medogeloze militaire actie worden bedreigd.
De ‘mid-term’-verkiezingen, 2 November in de V. Staten gehouden, gaven aan de democraten in beide Huizen de meerderheid. In het Huis van Afgevaardigden wonnen zij 19 zetels, zodat de stand nu is 232 democraten tegen 203 republikeinen. In de Senaat behaalden zij de krappe meerderheid van 48 tegen 47 republikeinen en 1 onaf- | |
| |
hankelijke. Tevens wonnen zij 7 nieuwe gouverneursposten, waaronder die van Pennsylvanië en New York, vanouds republikeinse bolwerken. Voor de president is deze uitslag een nederlaag voorzover het de binnenlandse politiek op agrarisch en sociaal-economisch terrein betreft, doch een bevrijding, wijl hij van de extreme republikeinse invloed verlost, een buitenlandse bipartisan-politiek thans vrijelijk kan volgen.
Met zijn voorstel om een atoombank voor vredelievende doeleinden op te richten behaalde de president in de politieke commissie der V.N. succes. Van de beginne af nam de Sovjet-gedelegeerde, Andrej Visjinski, die intussen onverwacht overleden is, een welwillende, ietwat aarzelende houding aan. Hoewel de Russische amendementen waren verworpen, werd de voorgestelde resolutie unaniem aanvaard. Waartoe het eerlijke aanbod van Eisenhower om 100 kilogram splijtbaar materiaal voor proefondervindelijk werkende atoomreactors in het buitenland beschikbaar te stellen het zijne zal hebben bijgedragen. De resolutie behelst, dat men zo spoedig mogelijk zal trachten te komen tot instelling van een internationaal orgaan voor de atoomkracht. In de zomer van 1955 zal een wetenschappelijke conferentie worden gehouden, waartoe alle leden der V.N. zullen worden uitgenodigd.
De mislukte aanslag op het leven van de Egyptische minister-president Nassar bracht aan het licht, dat de loodgieter Latif, de aanslagpleger, het werktuig was van de Mohammedaanse ‘Broederschap’, een politiek-religieuse organisatie. Deze was van plan, indien de aanslag gelukt was, de hele Revolutionnaire Raad uit te moorden en te vervangen door een voorlopige Regeringsraad. Meer dan duizend ‘Broeders’ werden in arrest gesteld. De ‘Opperste Gids’ van de broederschap, Hassan el Hodelby, voor een speciale rechtbank gebracht, verontschuldigde zich met een beroep op zijn onbekwaamheid om als leider op te treden: ‘In de practijk ben ik niet verantwoordelijk voor de daden van de Broederschap’. Een nader onderzoek had uitgewezen, dat de Egyptische president, generaal Naguib, contact met de Broederschap had gezocht. Ook hij werd gearresteerd en in zijn functie voor ‘enige tijd’ door Nasser vervangen. Hierbij zal het wel blijven. Want de Soedan heeft te kennen gegeven, dat Naguib, zelf een Soedanees, goed behandeld moet worden, zodat van rechtsvervolging zal worden afgezien om strubbelingen met de Soedan te voorkomen.
Argentinië staat aan het begin van een strijd tegen de katholieke Kerk. Dictator Peron, niet langer onder de kalmerende invloed van zijn vrouw, heeft een aantal maatregelen afgekondigd die ten doel hebben de inmenging van geestelijken in de politiek tegen te gaan. Een drietal bisschoppen werden met name als vijandig genoemd. In de provincie Coedova werd de rechterlijke macht gereorganiseerd, twee priesters werden uit hun functies ontslagen, evenals vele hogere ambtenaren. Centra van onafhankelijke organisaties werden gesloten. Op de scholen worden leken-adviseurs benoemd om de kinderen ‘zedelijke’ beginselen in te prenten. Dat de geestelijkheid in arbeidsorganisaties, die geheel afhankelijk zijn van de regering, infiltreert, is een agressie om het volk te misleiden! Uit een toespraak van Peron op een anti-clericale meeting werd het duidelijk, dat zijn bezwaren gericht zijn tegen de ‘Katholieke Actie’.
30 November herdacht de vrije wereld met dankbaarheid de 80ste verjaardag van Churchill, de man, die met moed, inzicht en volharding het westen heeft gered. Wanneer hij zijn zin had gehad zou Oost-Europa niet onder de voet zijn gelopen. Hij schreef reeds in zijn 6de deel van zijn Wereldoorlog ‘dat hij in 1945 voor “bepaalde eventualiteiten” bevel had gegeven Duitse wapens op te slaan om ze dan weer aan de Duitsers uit te reiken’. Met die ‘bepaalde eventualiteiten’ had hij het oog op een te verre opmars van de Russen naar het westen. Deze recente uitleg is hem kwalijk genomen. Dat zijn vrees gegrond was, ondervindt West-Europa aan den lijve.
| |
| |
| |
Nederland
In dag-, avond- en soms zelfs in nachtzittingen nam de Tweede Kamer de begrotingen door. Bij die van financiën werd geklaagd over het jaarlijks terugkerend verschijnsel, dat de ramingen te laag waren, zodat de Kamer wegens de grote overschotten geen juiste blik over de financiële budget kon krijgen. De regering zwichtte voor de aandrang van de K.V.P. en zal de belastingverlaging reeds op 1 Juli 1955 doen ingaan. Het plan van de K.V.P. om voor ongeveer 50 millioen steun te verlenen aan weduwen en wezen werd als het ware door de P.v.d.A. bij monde van de afgevaardigde Hofstra, geannexeerd. Tweemaal deed zich het geval voor, dat een lid van de P.v.d.A. het met een minister van dezelfde partij aan de stok kreeg. De eerste maal was het Hofstra tegen van de Kieft, minister van financiën. De tweede keer trad de fractie-voorzitter der P.v.d.A. Burger ongezouten op tegen zijn partijgenoot, Mr Donker, minister van Justitie. Het ging hierbij over de behandeling van ten onrechte gedetineerden, waarin de minister van geen verdere schadeloosstelling wilde weten. Tenslotte diende de heer Burger een motie in, waarin hij terwille van de rechtsgelijkheid en de billijkheid de regering verzocht nadere voorzieningen te treffen. De motie, door het merendeel der P.v.d.A. gesteund, werd weliswaar verworpen met 47 tegen 29 stemmen. Maar de minister behaalde een Pyrrhus-overwinning. Voor wie het nog niet wist heeft ook de P.v.d.A. haar interne spanningen bloot gelegd. Een voorstel van dezelfde minister om alvast het wegens de dood van professor Meyers nog niet voltooide en stagnerend Burgerlijk Wetboek in snel tempo er door te jagen stiet af op vele juridische bezwaren, zodat de invoering werd uitgesteld ‘tot niet voor 1956’. Wetenschap en practijk moeten zich eerst een oordeel kunnen vormen. Over de behandeling van Nederlandse arrestanten in Indonesië heeft de Nederlandse regering gruwzame feiten gepubliceerd, die herinneringen opwekken aan de
beruchte Duitse concentratiekampen. Officiële protesten daartegen ingebracht worden terzijde gelegd of de juistheid er van ontkend. Van politiek ernstiger aard was de infiltratie van een bende van 48 man, die van het Indonesische eiland Dobo uit zich op de kust van Nieuw-Guinea ontscheepte, de bewoners overlast aandeed en een Nederlandse hoofdagent gevangen meevoerde. Ondanks de ontkenning van Indonesische zijde staat het vast, dat deze bende een onderdeel is van het Indonesische leger, behorend tot de z.g. ‘Kadervorming’, een meer onschuldige naam voor ‘OPI’ (‘Operatie-Irian’). Deze stelt zich ten doel onrust te verwekken onder de Papoea's en hen ‘spontaan’ op te zetten tegen het Nederlands gezag. Na een ongegronde aanmerking te hebben gemaakt over de wijze, waarop de protestnota werd bezorgd, beloofde de Indonesische regering ‘een onderzoek in te stellen en te zijner tijd haar mening bekend te maken’.
Intussen heeft Indonesië bij de V.N. een resolutie ingediend, die er op aandringt dat Nederland de onderhandelingen over Nieuw-Guinea terstond zal hervatten om tot een spoedige overeenkomst te komen. De V.N. worden verzocht iemand te benoemen, die zijn goede diensten daarbij zal aanbieden. Zowel minister Luns als de gedelegeerde bij de V.N., de heer van Balluseck haastten zich te verklaren, dat de Nederlandse juridische positie in Nieuw-Guinea aan geen twijfel onderhevig is en dat zelfs al zou de resolutie aanvaard worden, Nederland zich niet zal onderwerpen aan de uitspraak. Ten overvloede heeft de Nederlandse regering in een brochure, in Engelse taal gesteld, haar standpunt uiteengezet. Op aardrijkskundige, radicale en historische gronden weerlegt zij de Indonesische eisen en verwerpt zij de aantijgingen o.a. van ‘kolonialisme’. In de politieke commissie van de V.N. werd de voorgestelde resolutie uitvoerig besproken. Australië, daarin gesteund door België en Frankrijk, bepleitte, dat de V.N.
| |
| |
ter zake niet bevoegd waren en wees er op, dat het communistisch gevaar van uit Indonesië, over Nieuw-Guinea een bedreiging voor Australië kon zijn. Andere staten, waaronder Engeland, waren van oordeel, dat het belang der bevolking voorop moest staan en dat aanvaarding van de resolutie de bevolking van Nieuw-Guinea niet gelukkiger, gezonder of welvarender zou maken. Van de 36 landen, die zich uitspraken over de kwestie, onthielden zich de V. Staten van debat en ook van stemming, omdat zij aan hun beginsel van anti-kolonisatie, hoe dan ook, gebonden zijn.
1-12-'54
K.J.D.
| |
België
Op de grondwettelijke datum, 9 November, is het Parlement dan eindelijk bijeengekomen. En na een tweede maal haar positie te hebben bepaald, was de regering onmiddellijk het voorwerp van een reeks grote interpellaties. Waar de oppositie - tegen de linkse schoolpolitiek - het scherpst en misschien met de meeste succeskansen optrad, was buiten het parlement, door de schoolstaking van 24 November.
Het is misschien te betreuren, dat dat zo moet zijn, en dat de meest belangrijke en invloedrijke politieke acties de jongste jaren buiten het parlement gevoerd worden. Het is evenzeer te betreuren, als het feit dat de regering met de democratische contrôle een loopje neemt - zoals gebeurde o.m. bij de verdeling van de 300 millioen voor de ziekteverzekering - en het feit, door Kamervoorzitter Huysmans elegisch gecommentarieerd, dat de tegenstellingen in de huidige politiek heel wat meer op de spits zijn gedreven dan vroeger. Objectiviteit, ridderlijkheid en verdraagzaamheid worden helaas in de politiek met de dag zeldzamer. De tendenz om in samenwerking het nationaal belang na te streven legt het meer en meer af voor de tendenz, alleen - en tegen de anderen - een ideologisch programma te experimenteren. De socialisten hebben hun candidatuur voor de volstrekte meerderheid gesteld, en het is duidelijk dat ze hun kansen tot het einde willen benutten.
De tweede regeringsverklaring bracht, ondanks een ontgoochelende ‘inventaris’ van de nalatenschap der C.V.P.-regering, toch verschillende belangrijke preciseringen, o.m. inzake openbare werken, gezondheidspolitiek, steenkolenpolitiek, buitenlandse handel, e.d.m. Ze ontbrak haar daarentegen volledig aan ernst waar ze de schoolpolitiek, de oplossing van het repressieprobleem en die van het taalvraagstuk moest behandelen. Algemeen gezien schetst ze trouwens een optimistisch beeld van verwezenlijkingen, waar het nog lang niet vaststaat, dat er middelen beschikbaar voor zijn. Toch was het aantal aangekondigde concrete ontwerpen talrijk, en erkent dient, dat enkele ervan, zoals dat over de ruilverkaveling, inderdaad nog in November werden ingediend.
Van dit klimaat van materiële verwezenlijkingen vormt de cultuurpolitiek de ernstigste schaduwzijde. De belangrijkste interpellaties waren dan ook niet die over de pensioenen - spoedig gevolgd door een wetsvoorstel De Paepe en gecounterd door een voorontwerp dat een toekomstige verhoging van het pensioen tot op 75% van het loon voorziet - of over de 300 millioen - al werd de onwettelijkheid van het procédé van de regering daar in een schril licht geplaatst - of over de nieuwe woningbouwpolitiek, die de wet De Taeye inderdaad in ruime mate ontkracht - hoe gewichtig deze aangelegenheden en hoe hatelijk de regeringspractijken ook mogen zijn. Het waren veeleer die over de schoolproblemen, juister gezegd de afdanking van vrijgediplomeerde leraren uit het officieel onderwijs. Langs dit punt werd een omvattende politiek aangeraakt, die zich ontstellend had geopenbaard bij de begroting van openbaar onderwijs: de vermindering van de toelagen aan het vrij onderwijs blijkt niet enkel meer dan een half milliard te bedragen, maar ze treft vooral de leerkrachten in
| |
| |
het middelbaar en technisch onderwijs die hun wedden met 20% verminderd zien. Het verzet van de openbare mening steeg aanzienlijk. Ministers botsten op onvriendelijk onthaal. Het A.C.V. richtte een proteststaking in, gepaard met een reeks richtlijnen aan de christelijk georganiseerde onderwijzers. Het Comité voor Vrijheid en Democratie sloot zich hierbij aan, en zette de ouders aan, mee te staken. Woordvoerders van dit Comité zagen zich de micro's van het N.I.R. geweigerd, hoewel in 1952 het Comité d'appel au pays in gelijkaardige omstandigheden gelegenheid tot spreken had gekregen. Dit alles droeg ertoe bij, dat de staking een succes werd en dat een vurigheid bij de christenen bleek, die lang niet meer tot uiting was gekomen. Enkele dagen later gewaagde ‘Le Soir’ van besprekingen die door de regering met episcopaat en C.V.P. zouden gevoerd zijn met het oog op een regeling van de schoolkwestie door het scheppen van een gelijkheid tussen vrij en officieel onderwijs. Inderdaad waren contacten met het episcopaat gelegd, reeds vóór de proteststaking, zonder dat evenwel een overeenkomst werd benaderd. De heer Collard bevestigde, zowel in zijn antwoord op de interpellatie als in parlementaire uiteenzettingen en publieke redevoeringen, zijn vastbeslotenheid, zijn politiek ‘tot bevordering van het officieel onderwijs’ te blijven voortzetten. En de toelagenroof als ook het gevaarlijke discriminatieelement, dat vrijgediplomeerden uit het officieel onderwijs wil weren, blijft bestaan, ja werd zeer provocerend bevestigd door het voorstel Missiaen om alleen nog officieel gediplomeerden in het gemeentelijk onderwijs aan te nemen. Het A.C.V. stelde aan de regering dan ook een ultimatum: oplossing van de schoolkwestie tegen 31 December, zo niet op 13 Januari een mars naar Brussel.
Deze krachtdadige politiek vindt veel sympathie, al zijn ook in het christelijke kamp de meningen erover verdeeld. Er lijken inderdaad tekenen voorhanden te zijn, dat men in socialistische syndicalistische middens - hoe hardnekkig A.B.V.V. en A.C.V. ook strijden om de voorrang in de ondernemingsraden - het samengaan met de liberalen beu is. In dat geval is het volgens sommigen niet wenselijk, de bruggen te verbranden. Anderen stellen de vraag naar een - onontbeerlijk - gecoördineerd plan voor actie én binnen én buiten het parlement, waarbij deze laatste dan nog met uiterste voorzichtigheid gevoerd dient te worden. Deze kwesties lijken, ook met het C.V.P.-congres van 17-19 December in het verschiet, nog niet opgelost. De oppositielijn is op tal van punten nog onvoldoende klaar, zo o.m. met betrekking tot de militaire politiek, waar Spinoy met de kwestie der generaals (corruptie van hogere officieren i.v.m. de toewijzing van aanbestedingen) een handige tegenzet gevonden heeft om de aandacht af te leiden van de moeilijkheden ingevolge de 18 maanden. Hetzelfde is het geval inzake de buitenlandse politiek, waar de C.V.P. dhr Spaak haar steun schijnt te willen ontnemen, maar waar een Van Zeeland toch zo maneuvreert, dat een verwerping van het budget in de commissie vermeden wordt.
Ook op een ander gebied was de houding van de christenen verdeeld, nl met betrekking tot het petitionnement. Op een partijraad noemde voorzitter Lefèvre deze actie inopportuun, gezien zij een samengaan met linkse figuren insloot op een ogenblik dat de linksen een totale strijd voeren tegen het katholiek onderwijs. Oud-minister Segers wees echter op de eenheid van de Walen van verschillende kleur, en meende dat zulk een eenheid onder de Vlamingen een vereist was.
Ondanks zulke betwistingen, ondanks ook een door sommige bladen gevoerde campagne werd dhr Lefèvre echter quasi-eenparig opnieuw als enig candidaat voor het voorzitterschap van de C.V.P. aangewezen.
L. Deraedt
|
|