Streven. Jaargang 8
(1954-1955)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |
Taalkroniek
| |
[pagina 145]
| |
antwoording van de bij de nieuwe schrijfwijze en genusregeling geldende beginselen en richtlijnen is te vinden in de aan de woordenlijst voorafgaande leidraad (IX-LXX)Ga naar voetnoot1), terwijl het hoofdstuk ‘Inrichting van de lijst’ (1-7) een uitgebreide gebruiksaanwijzing van de woordenlijst is. De vele nieuwe woorden, die niet in de woordenlijst van Beets voorkomen, werden hoofdzakelijk geput uit de woordenboeken van Koenen en van Dale. Een groot aantal Zuidnederlandse woorden werd op grond van hun algemeen of literair gebruik in het Zuiden in de lijst opgenomen, zonder het predikaat Zuidnederlands of gewestelijk. Waar men gevoeglijkerwijze had kunnen volstaan met die Zuidnederlandse woorden, waarvoor het algemeen Nederlands geen gelijkwaardige echt-Nederlandse term bezit (b.v. beiaard, onrechtstreeks), is de kommissie met het opnemen van dergelijke woorden zeer ruim geweest. Omgekeerd hebben de samenstellers der lijst al te vaak toegegeven aan de noordelijke voorkeur voor Franse bastaardwoorden voor begrippen, waarvoor wel een gelijkwaardige Nederlandse benaming bestaat. Noordnederlandse gewestelijke woorden (b.v. statten) kregen doorgaans geen plaats in de lijst. Verreweg de belangrijkste en tevens moeilijkste taak der kommissie was ongetwijfeld de regeling van het genusgebruik en de daarbij behorende pronominale aanduiding. Als basis voor de besprekingen heeft hier het in 1936 gepubliceerde rapport Geslacht, Verbuiging, Voornaamwoordelijke Aanduiding van de Nederlands-Belgische spellingkommissie-1935 gediend. De geschiedenis van de in oorsprong Vlaams-Brabantse Nederlandse schrijftaal (met drie geslachten) en de eigenaardige ontwikkeling van de sterk Hollands gekleurde beschaafde spreektaal (met praktisch nog slechts twee genera) sinds de politieke scheiding van Noord- en Zuid-Nederland maken het onmogelijk een eenvoudige genusregeling te treffen, die zowel Zuid (Vlamingen en Noordnederlanders bezuiden de Moerdijk) als Noord ten volle bevredigt. Aan elke poging tot oplossing van het netelige genusvraagstuk zitten onvermijdelijk moeilijkheden en inkonsekwenties vast. Terwijl ten zuiden van de grote rivieren de oorspronkelijke genusdriedeling bewaard blijft, bezigt het noordelijk beschaafd de vrouwelijke pronomina zij, ze, haar uitsluitend nog bij vrouwelijke persoonsnamen, bij sommige vrouwelijke diernamen en enkele stofnamen alsook, in navolging van het literaire gebruik, bij enkele abstracta en collectiva. Krast het ‘verkeerde’ gebruik van hij voor ze bij voorwerpsnamen (tafel) in Vlaamse, Brabantse en Limburgse oren, even ongewoon en gekunsteld doet het ‘korrekte’ gebruik van ze in het enkelvoud in het Noorden aan. Gelet op de uiteenlopende taalontwikkeling in Noord en Zuid is een strikt eenvormige regeling hier niet bereikbaar, wel een kompromis, dat aan het noordelijk gebruik recht laat wedervaren en tevens het zuidelijk en literair gebruik eerbiedigt. De oorspronkelijke opzet der vereenvoudigers om een vrije ontwikkeling van het Nederlands in de richting van het ‘genusloze’ Hollands te bevorderen, hebben de noordelijke vereenvoudigers in de kommissie laten varen. Wel werd overeengekomen aan het merendeel der volgens de Vries en te Winkel vrouwelijke substantieven, die noch door de betekenis (persoons- en diernamen), noch door formele kenmerken (suffixen en uitgangen van abstracta en collectiva) als femininum worden gekenmerkt, het dubbele genusteken v.(m.) toe te kennen: bank, broek, fles, | |
[pagina 146]
| |
kamer, kast, kerk (gebouw), klok, lamp enz. Deze nieuwe genusexponent geeft aan, dat de hiermee gemerkte woorden weliswaar vrouwelijk zijn, d.w.z. dat de aanduiding door ze, haar hierbij onaangetast blijft voor alle taalgebruikers, wier levend taalgevoel de genusonderscheiding mannelijk: vrouwelijk nog kent of die zich naar de literaire traditie wensen te richten, maar dat anderzijds de aanduiding door hij, zijn overeenkomstig het levende taalgebruik in het Noorden (ten dele ook in de Westvlaamse kuststrook) bij deze woorden voortaan is toegelaten. De v.(m.)-woorden zijn derhalve fakultatieve hij-woorden voor het gehele Nederlandse taalgebied. Te verwachten is dan ook, dat Walen en buitenlanders, die onze taal leren, eerder het noordelijk genusgebruik zullen volgen, daar dit stellig eenvoudiger is dan de zuidelijke en literaire driedeling. Daarentegen hebben namen van vrouwelijke personen en dieren alsook alle door de Nederlandse uitgangen -de of -te, -heid, -ij (-arij, -erij enz), -ing, -nis, -schap, -st (na werkwoordstam) en de bastaarduitgangen -ade (-ide, -ode, -ude), -age, -ee (-ea, -oea), -ie (-tie enz.), -iek, -ica (-ika), -ine, -se, -sis, -tis, -xis, -t(h)eek, -teit, -suur (-sure), -tuur (-ture), niet tot de het-klasse behorende, formeel gekenmerkte abstracta en collectiva (niet de op voornoemde uitgangen eindigende persoons-, dier-, plant- en stofnamen) het genusteken v. (vrouwelijk): liefde, diepte, waarheid, waardij, ambtenarij, regering, kennis, wetenschap, kunst, tirade, met(h)ode, tuigage, farmocopee of farmacopoea, t(h)eorie, organisatie, muziek, logica, discipline, analyse, t(h)esis, bronchitis, syntaxis, bibliot(h)eek, majesteit, censuur, natuur enz. Bij deze woorden geldt derhalve de pronominale aanduiding door ze en haar, behalve wanneer de betekenis konkreet is, zoals bij zitting (van een stoel), garage, machine enz. Een afzonderlijke genusaanduiding voor de substantieven van de laatste kategorie, waarbij de hij-aanduiding is toegestaan, is niet mogelijk, omdat in een groot aantal gevallen de grens tussen abstrakt en konkreet niet scherp te trekken is. Bestaat van een substantief een verkorte naast een niet verkorte vorm, welke laatste op grond van de uitgang een verplicht v.-woord is, dan geldt deze genusaanduiding ook voor de verkorte vorm: kou, vreugd, klas v. vanwege koude, vreugde, klasse. Uiterlijke vormgelijkheid bepaalt het genus van efficiency (v. zoals efficientie), spondee (m. zoals spondeus). Behoudens voor formeel gekenmerkte abstracta en collectiva, die in de noordelijke verzorgde schrijftaal veelal nog de zij-aanduiding hebben, is deze femininisering op grond van de uitgang, - terwijl niet formeel gekenmerkte feminina in de regel v.(m.) zijn geworden, - willekeurig en strikt wetenschappelijk niet te verantwoorden. Als hulpmiddel om het onderscheid mannelijk: vrouwelijk voor de school leerbaar te maken en tevens voor het Noorden iets te redden van het vrouwelijk genus bij seksueel indifferente substantieven is deze formele regel niettemin praktisch bruikbaar. Een aantal oorspronkelijk vrouwelijke substantieven, in hoofdzaak abstracta en collectiva, die niet onder de rubriek der formeel gekenmerkte verplichte feminina vallen en die in het Noorden in geschrifte slechts bezwaarlijk met hij kunnen worden aangeduid, zoals eer en deugd, worden in een lijst van aanbevolen zij-woorden in de leidraad blz. XXIX (deugd, drift, eer, faam enz.) afzonderlijk opgegeven. Om praktische redenen heeft de kommissie aan deze aanbevolen zij-woorden hetzelfde genusteken als aan de fakultatieve hij-woorden (tafel), t.w.v.(m.) gegeven en geen afzonderlijk genusteken ingevoerd, hoewel het waarde- | |
[pagina 147]
| |
verschil tussen b.v. eer en tafel ook door de Noordnederlandse gebruikers wordt gevoeld. Een groot aantal volgens de Vries en te Winkel vrouwelijke substantieven, die in de zuidelijke dialekten algemeen of bijna algemeen adnominaal mannelijk zijn en door hij, zijn worden gereflekteerd, zijn in de lijst vermannelijkt: abberdaan, bons, bot (vis), dweil, echo, gang (doorloop), garnaal, gort, kalk, kant (weefsel), kazuifel, keper, Kerstmis, korrel, kruimel, modder, (na)maak, Pasen, pladijs, sabel, schol, schoonmaak, selder(ij), Sinksen, snuif, tarbot, trap (opeenvolgende treden), trouw (huwelijk), vasten, vorst (vriezen), zwavel enz. Hierbij een groot aantal vanouds vrouwelijke stofnamen (cacao, jenever, kaas, koffie, peper, rijst, stijfsel, suiker, tabak, t(h)ee enz.), die evenwel, in aansluiting met het noordelijk taalgevoel, als stofnaam ook ‘als zij-woorden mogen worden behandeld’ (XXV). Deze vermannelijking werd vrijwel algemeen toegepast op jonge leenwoorden, die door de Vries en te Winkel en de latere Noordnederlandse samenstellers van woordenboeken ten onrechte werden vrouwelijk gemaakt: bioskoop, film, japon, jazz(band), jeep, lift, radio, revolver, speech, tank, telefoon, tram, tunnel enz. Dat deze jonge ontleningen ook in de zuidelijke dialekten voor het merendeel mannelijk zijn, is leerrijk voor de richting, waarin zich de gesproken Nederlandse taal beweegt. Een dubbel genusteken m. en v. bij volgens de Vries en te Winkel vrouwelijke substantieven, die in het Zuiden algemeen of bijna algemeen mannnelijk zijn, komt slechts bij uitzondering voor: boot, boterham, distel, fiets, jas, kolk, merel enz. Hierbij de leenwoorden match, quadrille, taks, wals enz. Oorspronkelijke feminina, die slechts in een deel van het zuidelijk taalgebied mannelijk zijn, hebben veelal het genusteken v.(m.), derhalve met fakultatieve hij-aanduiding, gekregen: ader, fakkel, groep, lijst, parel, plant, rol enz. Daar het materieel onmogelijk was het dialektische genusgebruik voor alle volgens de Vries en te Winkel vrouwelijke substantieven woord voor woord na, te gaan, heeft de kommissie in een groot aantal twijfelgevallen het genusteken v.(m.), minder vaak m. of m. en v. gebezigd. Bij de keuze van v.(m.), m. of m. en v. werd niet steeds met vereiste konsekwentie te werk gegaan. In een aantal gevallen heeft de kommissie aan oorspronkelijk mannelijke substantieven, die in het Zuiden algemeen vrouwelijk zijn, het complexe genusteken m. en v. toegekend: burcht, burg, citroen, dood, handschoen, ketting, krokodil, moord, plicht, ploeg (landbouwwerktuig), schotel, spreeuw, straal, streek (list), valk, vink, vrede, zwaan enz. Genusweifeling ten aanzien van het (onzijdig) en de (mannelijk of vrouwelijk) heeft de kommissie slechts in een beperkt aantal gevallen erkend door bij het-woorden een de-genus (vrij vaak bij oorspronkelijk onzijdige bastaardwoorden, die o. en m. of o. of m. worden: aperitief, autaar (zoals altaar), depot, pedaal, schapulier enz.; naast zavel m. en o., riool, vod o. en v.(m.), vereiste o. en v.) en (minder vaak) bij oorspronkelijke de-woorden een het-genus (ce(d)el, kraam, matras, punt (leesteken), sloop, stijfsel, uniform enz.) te aanvaarden. Zoals bij v.(m.) gaat ook hier het genus volgens de Vries en te Winkel in de regel voorop. In enkele uiterst spaarzame gevallen werd een substantief van de het- naar de de-klasse overgeheveld: kamelot v.(m.), zegel (plakzegel) m. Een uit linguistisch oogpunt belangrijk novum is de opheffing van een taal- | |
[pagina 148]
| |
kundig niet te verantwoorden dubbel genus bij zg. gemeenslachtige of gemeenkunnige substantieven, d.w.z. persoons- en diernamen, die wezens van beiderlei sekse aanduiden en die volgens de traditionele grammatika mannelijk of vrouwelijk waren naar gelang dat een mannelijk of een vrouwelijk wezen wordt bedoeld (b.v. persoon). De kommissie heeft aan deze substantieven het genus toegekend van de zuidelijke dialekten, die de genusonderscheiding mannelijk: vrouwelijk (formeel gekenmerkt door vormverandering in de uitgang van het adnominale woord) nog bewaren en geen gemeenslachtigen kennen, derhalve: albedil, (be)moeid, deugniet, gast, gids, kameraad, leerling, lieveling, persoon, schreeuwlelijk, slokop alle mannelijk. Aan samengestelde gemeenkunnige woorden werd, eveneens in aansluiting met het zuidelijk gebruik, in de regel het genus van het laatste lid toegekend: bonestaak, dikkop, grompot, wipneus m.; babbelkous, filmster, zuurpruim v.(m.). Persoonsnamen, die uitsluitend mannen of vrouwen aanduiden en waarbij het zuidelijke levende genus niet overeenstemt met de sekse, krijgen een genusteken overeenkomstig de sekse: bakvis, jongensgek, motorengel v.; pikbroek m. Ten aanzien van dergelijke woorden was de kommissie van oordeel, dat de aanduiding door zij resp. hij de voorrang heeft op het dialektische adnominale gebruik. Enkele Noordnederlandse leden vreesden trouwens ‘zich belachelijk te maken’ door woorden als bakvis met m. aan te duiden, wat nochtans in elk Duits woordenboek geschiedt. Deze ‘seksualiserende’ uitzondering werd evenwel niet doorgetrokken tot mannelijke resp. vrouwelijke samengestelde diernamen met moer-, wijfjes- of mannetjes- in het eerste lid, die het genus van het laatste lid behouden: moervos, wijfjesolifant m.; mannetjeseend v.(m.). Journalistengrapjes over de ‘mannelijke’ wijfjesolifant zijn volkomen bezijden de waarheid. Het genus blijkt immers in de eerste plaats uit het adnominale gebruik, niet uit de voornaamwoordelijke aanduiding resp. vervanging. De reeds volgens de Vries en te Winkel ‘mannelijke’ wijfjesolifant is dan ook niet ‘belachelijker’ dan het ‘onzijdige’ moerkonijn en een ‘onzijdig’ genus voor meisje en kind, die veelal door zij resp. door hij of zij worden gereflekteerd. Gemeenslachtige substantieven, voor welker genus het levende taalgebruik in het Zuiden geen houvast biedt (branie, concierge, novice, paria), en samengestelde de-woorden met een onzijdig laatste lid (brekebeen, domoor, heethoofd) alsook gesubstantiveerde hoedanigheidswoorden en deelwoorden (zieke, gewonde) hebben het genusteken m.-v., d.w.z. zijn mannelijk of vrouwelijk naar gelang de sekse. Wees, dat de gemoederen der kommissieleden sterk in beweging heeft gebracht, werd na langdurige besprekingen m.-v. (in plaats van het ‘taalkundig’ juiste v.(m.)). De linguistisch niet te verantwoorden genusaanduiding bij pluralia tantum (uitsluitend in het meervoud gebruikte substantieven, b.v. manen) werd door de kommissie opgeruimd, daar het Nederlands in het meervoud geen genusverschil bij de adnominale woorden kent. Wat de naamvals-n betreft, deze mag uitsluitend worden geschreven bij lidwoorden, adjektieven en bijvoeglijk gebruikte voornaamwoorden, die betrekking hebben op woorden met een genusteken m., m. en v. of m.-v., in het laatste geval alleen wanneer geen vrouwelijk wezen wordt bedoeld. Bij gemeenkunnige substantieven van het type gast wordt het gebruik der naamvals-n niet verboden, ook indien een vrouw is bedoeld. | |
[pagina 149]
| |
De genitiefvormen der, dier, dezer enz. mogen enkel en alleen worden gebruikt bij substantieven, die het teken v., v.(m.) of m. en v., m.-v. hebben, in de beide laatste gevallen slechts wanneer het woord als zij-woord wordt behandeld. Met hun als bezittelijk voornaamwoord ook voor het vrouwelijk meervoud toe te laten (XVII-XVIII) heeft de kommissie slechts een feitelijke taaltoestand erkend. Het nog steeds onderwezen verschil tussen hun (datief) en hen (akkusatief) heeft de kommissie alsnog gehandhaafd (XVIII-XX).
Wat de spelling der Nederlandse woorden betreft, heeft de kommissie de schrijfwijze der o-, e- en s-klanken (bij de Vries en te Winkel nog gedeeltelijk oo, ee en sch) in overeenstemming gebracht met de thans in België en Nederland geldende spelling-1946. Hoofdstuk II van de leidraad licht de grondbeginselen der Nederlandse spelling toe. De kommissie achtte zich niet bevoegd om de h in (al)thans en thuis te schrappen, daar deze schrijfwijze in de spelling-1946 vastliggen.
In de geest van de onuitgegeven Richtlijnen voor de spelling van bastaardwoorden van de Nederlands-Belgische spellingkommissie-1935 en in overeenstemming met de haar van regeringswege verstrekte opdracht is de kommissie bij de regeling van de schrijfwijze der bastaardwoorden veelal behoudend te werk gegaan, in elk geval veel minder ver dan door de meerderheid der Vlaamse leden wenselijk werd geacht. De kommissie had in deze kiese aangelegenheid een bijna onuitvoerbare taak te vervullen. Het resultaat van langdurige gedachtenwisselingen was noodgedwongen een kompromis tussen de vernederlandste schrijfwijze, die vooral door de Vlaamse leden werd gewenst, en de traditionele noordelijke schrijfwijze. Zo werd de vervanging van de als k uitgesproken c door k door de meeste Noordnederlandse leden nadrukkelijk ontraden. Afkeer voor het Duitse woordbeeld was stellig niet vreemd aan het Nederlandse konservatisme. De schrijfwijze met k is dan ook slechts in enkele gevallen (karton, kat(h)oliek, komedie, kritiek, lokaal enz.) de enige geworden. Eveneens blijft c voor de als s gesproken c vrijwel algemeen bewaard: cent. Toegevend aan de sterke toeneming van de k-spelling in Vlaanderen, waar men juist omgekeerd minder gevoelt voor de Franse c, heeft de kommissie nochtans voor de als k gesproken c in bijna alle gevallen de schrijfwijze met k naast die met c aanvaard, met voorkeur doorgaans voor c (academie, accomodatie, acrobaat, advocaat enz., ook akademie, akkomodatie; daarentegen met voorkeur voor k: akkoord, elektricien, karikatuur, oktober praktisch, produkt enz., ook accoord). Hierbij vervallen opzettelijke spellingonderscheidingen zoals commies: kommies. Verder blijft c in afleidingen van eigennamen met c (calvinist, Canadees) alsook in kennelijk vreemde woorden, ook al worden die algemeen gebruikt: cachot, cadeau, café, coiffeur, complex enz. In de verbinding cc (= ks) wordt soms ks naast cc toegelaten: accent, accijns, succes, ook aksent. Waar s naast k wordt gesproken, staat c voor s en k voor k: cineast of kineast. De als k gesproken qu blijft doorgaans bewaard (antiquair); in enkele gevallen wordt k als bijvorm (quitte, quotient, ook kiet, kotient), zelden als hoofdvorm (koketterie, ook coquetterie) aanvaard. De als kw gesproken qu wordt kw, veelal naast qu als voorkeurspelling, minder vaak omgekeerd: kwaliteit, kwestie; consequent, ook konsekwent; kwantiteit, ook quantiteit; kwestieus, ook quaestieus. | |
[pagina 150]
| |
Ook bij de als oe gesproken ou wordt slechts uitzonderlijk de oe-spelling als enige aanvaard: koers, soeverein(iteit), toerist. In het merendeel der gevallen wordt oe naast de voorkeurvorm ou toegelaten: douane, gouverneur, ook doeane, goeverneur, oe heeft voorrang in boeket, ook bouquet, in loep, ook loupe. Uitsluitend met ou worden journalist, souper en tournee gespeld. Radikaler is de vereenvoudiging van ae veelal tot e, gedeeltelijk met bijvorm ae (encyclopedie, equator, et(h)er, pedagogie, prestatie; prehistorie, presidium en andere samenstellingen met pre- (prae-), ook praehistorie, praesidium enz.), zelden met voorkeur voor ae (gynaecologie, ook gynecologie). Afwijkend is de behandeling van de inlautende ae in pharis/zaeër, verouderde schrijfwijze voor farizeër. De kommissie heeft farizeër, hebreër, nazireër enz. als ‘afleidingen van grondwoorden op -ee’ (XLI) beschouwd en een schrijfwijze farizeeër enz. (overeenkomstig feeërie naast fee) voorgeschreven. Afgezien van farizee, dat niet tot het beschaafde taalgebruik behoort, en het hapax hebree (bij Vondel) gaan bedoelde geleerde woorden uit op -eër (van Latijn -aeus, Grieks αῖος) in het enkelvoud en op -eën in het meervoud. Gelet op het bestaan van een regelmatige enkelvoudsvorm op -eër is de ontwikkeling van een retrograde singulatieve afleiding op -ee (zoals in farizee) naast pluralia op -eën, zoals bij benamingen van plant- en diersoorten op -(c)ee naast pluralia op -(c)eeën (uit Latijn -ceae) weinig waarschijnlijk en de gelijkstelling van farizeeër met onderzeeër derhalve een misvatting. Daarentegen zou de vervanging van Latijn ae (pharisaeus) door e (farizeër, verouderd pharis/zaeër) in overeenstemming met de behandeling van ae in bastaardwoorden zijn geweest. Verder heeft de schrijfwijze met -eeë- tot gevolg, dat afleidingen op -ees van dergelijke grondwoorden overeenkomstig de regel Goereese: Goeree steeds met twee e's worden gespeld: farizeese. Een twijfelgeval blijft Arameese (zo in de lijst), waarbij niet vast te stellen is, of men beter Arameese (vanwege Arameeër) dan wel Aramese (vanwege Aram, cf. Dinantese: Dinant) spelt. Met Europese (zo in de lijst) is de kommissie alleen niet in de knel geraakt, omdat ze Europeër niet heeft opgenomen. Immers een spelling Arameeër impliceert noodzakelijk ook Europeeër en dit op zijn beurt Europeese (tenzij men Europese naast Europa zoals Chinese naast China spelt!). Voor bastaardsuffixen wordt evenwel enkele e geschreven: farizeïsch, farizeïsme, nazireaat. De door de kommissie voor de ie-klank aanvaarde regel heeft ten gevolge, dat Semietisch en dgl. (door vakgeleerden vrijwel algemeen met ie gespeld) thans met i dient geschreven: Semitisch (zo reeds volgens de Vries en te Winkel en Beets, die evenwel jezuïetisch spelden), markiezaat wordt voortaan markizaat, doch karmelietes blijft met ie! Ook het ‘geleerde’ Sanskrit moet het voortaan afleggen bij Sanskriet, waardoor de betekenisonderscheiding Sanskrit: Sanskriet in de spelling komt te vervallen. In eindlettergrepen wordt in de regel ie geschreven, derhalve branie (i.p.v. brani), doch niet in de ‘vreemde woorden’ mimi, ski, souvenir, taxi enz. ie naast i heeft biscuit, ook biskwie, artist wordt nu artiest overeenkomstig de uitspraak. In verkleinvormen, verleden tijd en deelwoorden wordt ie geschreven: mimietje (zoals tralietje), taxiede, getaxied. Radikaal zijn de algehele vervanging van ph en rh door f en r (filosofie, reumatiek) en het toelaten van -izeren, -izatie, -izator naast -iseren, -isatie, -isator (evangeliseren, evangelisatie, improvisator, ook evangelizeren, evangelizatie, improvizator) alsook van bloeze, faze, filozofie, oaze, prezent enz. naast voorkeurvormen blouse, fase, filosofie, oase, present enz. | |
[pagina 151]
| |
Een belangrijk novum is de schrapping van h in de verbinding th voor medeklinker, aan het woordeinde en na f en ch (antraciet, astma, atleet, etnoloog, chrysant, diftong, autochtoon), terwijl ook voor vokaal h mag worden geschrapt: apot(h)eek, met(h)ode, t(h)eologie. De meerderheid der kommissieleden wenste ook hier vereenvoudiging tot t. Daar evenwel de behoudzuchtigen een zodanige maatregel een te geweldige ommekeer in het bestaande spellingsbeeld achtten, werd ten slotte een tussenvoorstel aanvaard. Verder heeft de kommissie regelingen getroffen ten aanzien van de hiernavolgende letters en letterverbindingen in bastaardwoorden: De als sj gesproken ch blijft doorogaans bewaard: chocola(da); doch chic, ook sjiek. Bestaat de uitspraak k (zuidelijk) naast ch (noordelijk), dan worden beide schrijfwijzen toegelaten, met voorkeur voor ch: chronisch, ook kronisch. é wordt in de beginlettergreep vervangen door e: etage. Aan het woordeinde blijft é doorgaans bewaard: refugié, doch komitee naast voorkeurvorm comité! In verkleinwoorden van woorden op -é en -er wordt steeds -eetje geschreven: cafeetje, dineetje. Behoudens in vrouwelijke persoonsnamen wordt -ée aan het woordeinde -ee: soiree, doch refugiée. Niet uitgesproken h is niet konsekwent geschrapt: ulaan, sawa, da(h)lia, boeddhisme, sirih (doch brahmaan vanwege de uitspraak). gh wordt gedeeltelijk tot g, kh algemeen tot k vereenvoudigd: getto, larg(h)etto, kaki. Franse leenwoorden met gemouilleerde ll worden veelal met ll geschreven, daar de lj-uitspraak (zoals in biljart, miljard, miljoen [uitsluitend met lj]) in het Noorden thans voor minder beschaafd geldt. oe voor gesproken ee wordt bijna algemeen e (economie, feniks); doch homoeopaat. In oecumenisch, oedeem enz. beslist de uitspraak ten gunste van oe. Voor oi, oy (= oo) wordt de spelling oo als bijvorm aanvaard: oir, requisitoir, ook oor, rekwisitoor. sch (= sj) wordt veelal sj: gletsjer, ook gletscher; doch schibbolet, ook sjibbolet, sh (= sj) wordt slechts uitzonderlijk sj: shintoïsme, ook sjintoïsme. tie (= sie) blijft bewaard: advertentie. u (= oe) wordt oe: boeddhist, goeroe. Gedekte u wordt uu in de eindlettergreep: bruusk; kaduuk, ook caduc. In verkleinvormen wordt uu geschreven: parapluutje. bolsjewiek, nirwana enz. mogen ook met v worden gespeld: bolsjeviek, nirvana. x (= ks) blijft doorgaans ongewijzigd (complex, flexie), x wordt definitief ks in tekst, fakultatief in eksamen naast examen, met voorkeur voor ks in sekse, ook sexe. Vokalische y blijft meestal bewaard (mysterie, symbool, type), doch wordt i in nimf, piramide, ritme, y heeft voorrang in papyroloog, ook papiroloog; i in cilinder, ook cylinder. Meervouden, genitieven en verkleinvormen van woorden op -y (met voorafgaande medeklinker) worden met weglatingsteken geschreven: baby's, baby'tje. Konsonantische y blijft doorgaans bewaard: yaleslot. Daarnaast evenwel yoghurt, ook joghurt en jak, ook ya(c)k.
Ten aanzien van de letterverbinding -ion- (-jon-, -yon-, -eon-) heeft de kommissie een uiterst praktische regel uitgewerkt, die een aanzienlijke vereenvoudiging betekent. Voor onduidelijke klinker wordt -nn-, elders -n- geschreven: | |
[pagina 152]
| |
akkordeonist, mayonaise, miljonair, revolutionair, spionage, spioneren, rayonnen, spionnen. In afleidingen van bastaardwoorden op korte è en enkele medeklinker (in de woordenboeken regelloos met enkele of dubbele medeklinker gespeld) wordt deze laatste thans algemeen verdubbeld: banketteren zoals etiketteren, budgettair, modelleren, parallellisme. Ook paket(boot) en patriotisme worden voortaan pakket(boot) en patriottisme (reeds patriottisch). Enkele veel gebruikte leenwoorden werden in de spelling radikaal (deels fakultatief) vernederlandst: kooks, reel, toost, trem naast cokes, rail, toast, tram.
De regeling van de schrijfwijze der Nederlandse en vreemde historische namen alsook van de vreemde aardrijkskundige namen werd opgedragen aan een subkommissie bestaande uit Hollandse en Vlaamse deskundigen, die bij het verrichten van hun taak de algemene spellingbeginselen aangaande de bastaardwoorden tot uitgangspunt dienen te nemen. Daar nu deze woorden voor een belangrijk deel als vreemde en niet als ingeburgerde woorden worden beschouwd, staat de schrijfwijze ervan niet op één lijn met die der bastaardwoorden, zodat b.v. in Grieks-Latijnse eigennamen de spelling ph, a fortiori ae, kan bewaard blijven. Te eniger tijd zal een afzonderlijke lijst van historische en aardrijkskundige namen verschijnen. De in België sinds 20 december 1949 bij koninklijk besluit geregelde aanpassing van de schrijfwijze der Nederlandse aardrijkskundige namen aan de spelling-1946 zal eerlang ook voor Nederland wettelijk worden voorgeschreven.
Met betrekking tot de schrijfwijze der tussenletter -s- heeft de kommissie in hoofdzaak de voorschriften van de Vries en te Winkel gehandhaafd, s wordt geschreven waar men deze klank inderdaad hoort (liefdesverklaring), in woorde, waar de aanwezigheid van s blijkt uit de verscherping van de volgende zachte medeklinker (gevoelszaak) en ten slotte analogisch naar verbindingen met -s- (rijksschool zoals rijksinstituut). Ten aanzien van het gebruik van -en- of -e- in samenstellingen heeft de kommissie regels uitgewerkt, die beslist eenvoudiger zijn dan die van de Vries en te Winkel. Men schrijft thans -en- of -n- in die gevallen, waar het eerste lid dwingend de gedachte aan een meervoud opwekt (aalbessenjenever, beukenbos, beukenlaan, boekenkast, woordenlijst), voorts in samenstellingen met een persoonsnaam als eerste lid (boerenwoning, herenhuis, weduwenkas), behalve wanneer het eerste lid één bepaalde (vrouwelijke) persoon aanduidt (Koninginnedag, Onze-Lieve-Vrouwekerk) en in hereboer en de samenstellingen met pete- (petekind). Elders wordt de tussenklank als -e- geschreven: beukebast, beukehout, hondebrood, kattestaart (ook als plantnaam), kippeëi, notedop. In twijfelgevallen, waar de onderscheiding tussen noodzakelijk meervoud of enkelvoud niet of moeilijk te treffen is, heeft de kommissie moeten ‘hakken’, veelal ten voordele van de e-vorm: krullekop, kurketrekker, hondehok, mussenest, konijnevangst (doch garnalenvangst!), hondeziekte (doch -en- in samenstellingen met -kunde en -leer: ziektenkunde, ziektenleer). Wanneer een persoonsnaam of kennelijk meervoud geen plurale op -n heeft, wordt het eerste lid in de samenstelling als -e- geschreven: danseusejurk, horlogewinkel.
De hoofdstukken IV, VI-IX van de leidraad brengen algemene richtlijnen ten | |
[pagina 153]
| |
aanzien van de lettergreepverdeling, de schrijfwijze der hoofdletter en de woordtekens (koppel-, deel- en weglatingsteken), welker gebruik in niet geringe mate wordt beperkt en vereenvoudigd. Zo worden namen van windstreken (behoudens als zij tot een aardrijkskundige naam zijn geworden), weekdagen, maanden en jaargetijden voortaan met kleine letter geschreven. In verbindingen met Sint wordt het koppelteken voorschrift: Sint-Niklaas. De genitief- en meervouds-s wordt in Nederlandse en bastaardwoorden alsook in eigennamen vast aan de naam geschreven, behalve na vokalen, die zonder weglatingsteken ten onrechte met een gedekte klinker zouden kunnen worden gelezen: bureaus, etuis, jockeys, logées, logés enz., doch Anna's, menu's, piano's enz. Het meervoud van woorden op niet uitgesproken -s verschilt in de spelling niet van het enkelvoud: bourgeois, rendez-vous. Bij pluralia van woorden op niet uitgesproken -x of -z wordt s vast aan het woord geschreven: entre-deuxs, cache-nezs. In de verkleinvormen wordt -tje aan het grondwoord aaneengeschreven: rendez-voustje, cache-neztje, entre-deuxtje (ook entredeutje). De verkleinvormen van woorden op niet uitgesproken -e worden met -je (-pje of -tje) vast aan het grondwoord gespel: cakeje, framepje, dictionairetje (maar dan ook directoiretje i.p.v. directoirtje in de lijst). Het gebruik van het deelteken in bastaardwoorden is niet bindend: vacuüm of vacuum. Voor het aaneenschrijven van woorden werden geen vaste regels ontworpen (zie de ‘Inrichting van de lijst’, 1). Wel werd uitgemaakt, dat in telwoorden de veelvouden van 100 en 1000 alsook de gehele getallen beneden 100 worden aaneengeschreven: tweehonderd, tweeduizend, eenendertig, vijfhonderd drieëntwintig. Samenstellingen van er met een voorzetsel worden als één woord geschreven: eraan, ervan zoals daaraan, hiervan.
Aan de samenstelling van de eigenlijke woordenlijst werd grote zorg besteed. De woordenlijst is allerminst maakwerk en willekeur, maar de vrucht van zorgvuldige en vaak langdurige besprekingen. Zo heeft de kommissie bij een groot aantal substantieven op -te en op onbeklemtoonde -ie de uitbreiding van de meervoudsuitgang -s ten koste van -n erkend: dikten en diktes (Beets dikten), gewoonten en gewoontes (Beets gewoonten), acceptaties (Beets acceptatiën en acceptaties), academies en academiën (Beets academiën en academies), evangeliën en evangelies (Beets evangeliën), minder vaak bij substantieven op -de en op beklemtoonde -ie: liefdes en liefden (zonder meervoud bij Beets), harmonieën en harmonies (Beets harmonieën), compagnies en compagnieën (Beets compagnieën). De jonge ontwikkeling van een vrouwelijke meervoudsuitgang op -s (naast -n tegenover uitsluitend -n voor het mannelijk) werd bij een aantal voor het merendeel afgeleide vrouwelijke persoonsnamen op -e, algemeen bij die op -iste erkend: amazonen en amazones (Beets amazonen), kampioenen en kampioenes, collectanten en collectantes, pianisten en pianistes, telefonisten en telefonistes en, met voorkeur voor -s, typistes en typisten. Verder verdringt -s als duidelijke meervoudsuitgang de (behoudens in sandhi) niet uitgesproken uitgang -n in het meervoud van bastaardwoorden op -e, minder vaak bij echt-Nederlandse woorden: akten en aktes (Beets akten), ballades en balladen (Beets balladen en ballades), mossels en mosselen (Beets mosselen en mossels). | |
[pagina 154]
| |
De kommissie heeft de wisseling s: z in een aantal meervouden en infinitieven aanvaard: kruisen en kruizen (figuur, muziekterm, lichaamsdeel), onsen en onzen, polsen en polzen, sausen en sauzen (meervoud en infinitief) niesen naast niezen. Het femininum van boud is boude en boute. Het in Vlaanderen gebruikelijke Kempisch werd (vrij radikaal) verworpen voor Kempens. Bij werkeloos naast werkloos wordt niet langer betekenisverschil aanvaard. De verleden tijden en deelwoorden van aanschouwen, mogen, schrikken (schrik krijgen), uitscheiden (ophouden), vriezen, willen en zweren (etteren) zijn: schouwde aan, aangeschouwd naast aanschouwde, aanschouwd; gemogen of gemoogd, gemocht; schrok, geschrokken; scheed uit, uitgescheden (voor gesproken schee uit, uitgeschejen) naast scheidde uit, uitgescheiden; vroos naast vroor; wou, wouden (voor gesproken wouen) naast wilde(n); zweerde naast zwoor. Bij delven, kerven werden zwakke vormen aanvaard. Bij kruien werden de sterke en bij leggen de lei-vormen geschrapt, bij aantijgen de zwakke vormen, enz. Bij substantieven vermeldt de woordenlijst het genus en het meervoud, bij adjektieven de verbogen vorm en de trappen van vergelijking (voor zover verschillend van het grondwoord + -e, -er of -st), bij de werkwoorden de verleden tijd en het verleden deelwoord. Bij dubbel genus, meervoud enz. betekent ‘of’ gelijkwaardigheid, ‘en’ ongelijkwaardigheid, in welk laatste geval het vooropgestelde steeds voorrang heeft. ‘Zie’ verwijst naar een spellingdoublet (van een voorkeurvorm), ‘zie ook’ naar een vormdoublet.
* * *
De nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse Taal vertoont duidelijk de kenmerken van een kompromisregeling in betrekkelijk behoudende richting. Vooral ten aanzien van het genus en het pronominale gebruik werd bewust gestreefd naar een voor allen aannemelijk beginsel van vereenvoudiging. Hoezeer ook de hier geboden oplossing van het netelige genusprobleem zoals elke bemiddelingspoging een kunstmatig en vaak opportunistisch karakter vertoont, de kommissie heeft in deze ongemeen lastige materie ongetwijfeld verdienstelijk werk geleverd. Zij vertrouwt die regeling te hebben gevonden, die zowel het noordelijk als het zuidelijk taalgebruik en de schrijftaaltraditie recht laat wedervaren. Met name de v.(m.)-aanduiding geeft ruim baan en aan het zuidelijk konservatisme en aan de Noordnederlandse (gedeeltelijk ook Westvlaamse) neiging tot vermannelijking. Bij de spelling van bastaardwoorden gevoelden vooral de Noordnederlanders meer voor geleidelijke vernederlandsing van het vreemde woordbeeld. De Vlaamse neiging tot radikale vernederlandsing, zoals deze o.m. in het Modern Woordenboek van Verschueren konkreet tot uitdrukking komt, werd door de kommissie bewust geremd. De kommissie heeft niet willen voorschrijven, doch hoofdzakelijk slechts vaststellen, hoe het huidige gebruik is. Wat nu tot stand werd gebracht, geeft alleen de mogelijkheid van heden weer. Vanzelfsprekend kunnen bij een volgende druk van de woordenlijst de wijzers worden bijgezet. Inmiddels is een strikte toepassing van de nieuwe schrijfwijze overeenkomstig de voorschriften van de woordenlijst vrijwel uitgesloten. Van de behoudzuchtigen kan immers niet worden verwacht, dat ze de progressieve spelling (k, ks, oe enz.) zullen gebruiken in alle gevallen, waar de woordenlijst deze schrijfwijze aanbeveelt (klassiek, sekse, loep) of als enige aanvaardt (komedie, soeverein (iteit)). Omgekeerd zal de progressistische schrijver steeds geneigd zijn om op | |
[pagina 155]
| |
woorden met aanbevolen of zelfs uitsluitend konservatieve spelling (brancardier, inclusief, macaber, secundair, viaduct enz.)Ga naar voetnoot2) de vernederlandste schrijfwijze toe te passen. Wie analyzeren (naar -izeren), ekskuseren, elektricien, kanneleren, kolporteren, kreatie, foerage spelt, zal onvermijdelijk ook * katalyzator (naar improvizator), * ekskluzief, * ekskursie, *mekanicien, * kannelure, * kolporteur (naar direkteur, kondukteur), * kreëren, * doeblet schrijven voor katalysator, exclusief, excursie, mecanicien, cannelure, colporteur, creëren, doublet (uitsluitend zo in de lijst). Velen die zonder enige schroom k voor c spellen, zullen zich bij filozofie (dat in elk geval storender is dan * katalyzator) alsnog betomen. Zoals steeds bij kommissoriaal werk hebben de samenstellers der lijst vaak hun persoonlijke voorkeur moeten offeren. Men kan betreuren, dat bij de splitsing in fakultatieve en verplichte zij-woorden praktische overwegingen eerder dan strikt wetenschappelijke hebben gegolden en dat met name de schrijfwijze der bastaardwoorden te veel dubbelvormen toelaat. Ten aanzien van genus en bastaardwoorden heeft de kommissie opzettelijk niet radikaal ingegrepen, maar bewust kool en geit gespaard door twee vormen resp. twee spellingen toe te laten. Haar oplossing is er een van een vergaand kompromis tussen behoud en progressie, waarbij de behoudende richting het althans uiterlijk van de vooruitstrevende heeft gewonnen. In vrijwel de meeste gevallen drukt de woordenlijst een voorkeur uit voor het traditionele en zuidelijke genus bij vanouds vrouwelijke substantieven met dubbel genus v.(m.), voor de traditionele en noordelijke schrijfwijze bij bastaardwoorden met dubbele spelling (c of k, qu of kw, th of t enz.). De thans geldende Leidraad en Woordenlijst van de Nederlandse Taal zijn lang niet volmaakt, maar als handleiding bij spelling en genusregeling bruikbaar en zelfs waardevol, terwijl anderzijds deze door Hollanders en Vlamingen gemeenschappelijk samengestelde woordenlijst een alleszins betrouwbaar beeld geeft van de levende taal van Noord- en Zuid-Nederland.
* * *
Wat de officiële invoering der nieuwe spelling betreft, heeft de Nederlandse regering afgezien van haar oorspronkelijk voornemen om de nieuwe schrijfwijze onmiddellijk zonder overgangstermijn verplicht te stellen. De datum van inwerkingtreding (voor Nederland uiterlijk 1 september 1955) zal in overleg met de Belgische regering eerlang worden vastgesteld. Ten aanzien van de toepassing der spellingregels in bastaardwoorden met dubbele schrijfwijze, is het nagenoeg zeker, dat de Nederlandse ministerraad de konservatieve voorkeurspelling voor het onderwijs en het ambtelijk gebruik zal aanbevelen, zonder daarom de vooruitstrevende schrijfwijze te verbieden. In België heeft de kommissie van advies tot taak de regering omtrent de keuze der schrijfwijze van bastaardwoorden te adviseren. Welke ook de voorkeur der Vlamingen zij, het Vlaams belang in België vordert ten deze een eenvormige regeling voor Noord en Zuid. |
|