besteden. Er is voorzien in de vakopleiding van zijn jongens, zelfs al zou hij komen te sterven vóór ze groot zijn. Sociale werkers staan de gezinnen bij. Er is, in het centrum van een kring van boerderijen van drie tot vier kilometer, voorzien in de bouw van een ‘borgo’, met kerk en pastorie, lagere school en kleuterschool, politiebureau en postkantoor, water-, gas- en electriciteitsvoorziening, winkels en ontspanningsgelegenheden. Men zou zo zeggen, dat de regering het de Maremmaners vierkant onmogelijk heeft gemaakt, geen volwaardige boerenstaatsburgers te worden.
En de resultaten? Hier beginnen de gemengde gedachten en gevoelens!
De technische resultaten acht men hoopvol. De productietoename varieert van vijftig tot tweehonderd procent in de verschillende streken. Het is minder, zegt men, dan met de milliarden en nog eens milliarden, die in de Maremma gestoken zijn, bereikt had kunnen worden. Vooral de voorstanders van het grootbedrijf beklemtonen dit. Wat ervan zij, hier ís vooruitgang, en wat meer zegt, vooruitgang dank zij de persoonlijke inspanning van de nieuwe eigenaars. Men heeft mij tientallen bedrijven aangewezen, waar ze destijds verwaarloosd en braak land nu tot de laatste centimeter uitbuiten.
De maatschappelijke resultaten? De eigenlijke boerderijen worden toegewezen aan gezinshoofden, die al bewezen hebben een bedrijfje min of meer te kunnen besturen, althans in de gegeven voorwaarden, en dus ook wel hun gezin. En de rest, nog altijd de overgrote meerderheid? Toen ik de sociale werker van een van de ondernemingen van het Instituut vertelde, dat de Denen hun a-sociale landgenoten in kampen opsluiten, riep hij uit: ‘Dan kunnen wij half Italië in kampen zetten!’ In zijn rayon wemelt het inderdaad van het wanhopig slag kerels, dat midden in een onbewoonbaar kot en naast een haveloze vrouw en kinderen er een spiksplinternieuwe Vespa of een televisietoestel op nahoudt, terwijl de hele familie bedelt en scheldt op sociale werkers, Ente Maremma en Regering en alles. Al is het niet overal zó erg, naast de werkelijk armen is het aantal a-sociale Maremmaners legio, en men ziet nog niet goed, hoe ze ‘opgelost’ moeten worden.
En dit te meer, aangezien de politieke resultaten tot heden op 0,0 geschat kunnen worden. Het klinkt ongelooflijk, dat zelfs de huisvaders, die van de regering De Gasperi, Pella of Scelba een complete boerderij zowat cadeau kregen, communist zijn, maar het feit ligt er. Een redelijke verklaring heb ik niet gevonden. De rechtsen, vanaf de bisschop en de gouverneur van Grosseto tot aan de gemeenteklerk van het vlek Gavorrano plegen het hoofd te schudden en te zeggen: ‘Sono ignoranti’. Basta! Inderdaad laat de partij, die de hele landbouwhervorming ongegeneerd openlijk tegenwerkt, de boeren unverfroren zeggen: ‘Wij hebben onze boerderij aan Togliatti te danken’. Deze heer zelf gaat er persoonlijk kennelijk van uit, dat Italianen geen verstand hebben. Eén staaltje: een pater Jezuïet, vergeefs tegen de schoenmaker van Giuncarico betogend, dat Togliatti een atheïst is, roept ten einde raad: ‘Maar vraag het hem dan zelf!’ De schoenmaker meldt per brief de zaak aan compagno Togliatti, met verzoek te antwoorden op: 1. Geloof je in God?; 2. Ontkent de communistische leer het bestaan van God?; 3. Is de partij tegen de Kerk? Prompt arriveert de brief van de leider: ‘Caro Compagno, Die priester trekt het water naar zijn molentje. Blijf trouw aan je partij. Togliatti’. Tot heden ís de onnozelaard trouw gebleven!
En daarmee raak ik tenslotte het grootste vraagteken: de godsdienst. Er is hier