Streven. Jaargang 7
(1953-1954)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |
Ashanti-stoelen, zinrijke en fraaie voorwerpen uit de Afrikaanse cultuur
| |
[pagina 392]
| |
woord een ogenblik de aandacht van de leek voor deze boeiende voorwerpen te vragenGa naar voetnoot1). | |
Ashanti-volkDe Ashanti, ten getale van ongeveer een half millioen, zijn de krachtigste ondergroep van de matriarchaal georganiseerde en de Twi-taal sprekende Akan-volkeren aan de Goudkust. Omstreeks 1700 wist Osai Tutu de onafhankelijke stammen tot een stevig koninkrijk samen te smeden, waarover, na Osai Tutu tot aan de onderwerping aan de Engelsen in 1895, nog minstens twaalf koningen met krachtige hand hebben geheerst. Het kerngebied ligt in het binnenland van de Goudkust, rondom de hoofdstad Kumasi. Aan het einde van de 17-de eeuw traden de Ashanti in de geschiedenis door hun handel (slaven, goud) met de Europeanen. De koning had er het goudmonopolie en de goudsmeden-kopergieters vormden er een erfelijke adelstand. Deze laatsten vervaardigden, van koper of brons, de bekende ‘goudgewichten’ of mrammuo, oorspronkelijk voor het wegen van het goudpoeder, en de rituele vazen of kuduo. Al snijden de houtbewerkers in het land zeer eigenaardige vruchtbaarheidspoppen of akwa ba en ook nog ander figuratief en toegepast snijwerk, hun belangrijkste werkstukken zijn voorzeker de hoofdmansstoelen of gwa. | |
BeschrijvingDe Ashanti-stoelen of ‘-tronen’ bestaan altijd uit een plat, rechthoekig, plankvormig voetstuk en een hol gebogen zitting van dezelfde grondvorm; deze beide delen kunnen door een steunend middenstuk van verschillende vorm zijn verbonden (soms zelfs een dier als kariatide), doch vaak, zoals bij onze twee voorbeelden, door vijf verticale poten, waarvan de middenste hol, cylindervormig en opengewerkt (geajoureerd) is. Onze beide exemplaren vertonen dezelfde vorm, ofschoon ze aanmerkelijk van grootte verschillen: de kleine stoel ET. 1001 meet 52 cm lengte, 30,5 cm diepte en 37 cm hoogte; de grote, ET. 5731, successievelijk 76, 43,5 en 61 cm (Afb. 1). De holle middenpoot is in beide gevallen van rechthoekige, op zijn verband geplaatste openingen doorbroken, en steunt op een - tussen de vier hoekzuilen uitgespaard - verhoogd deel van het voetstuk. Deze | |
[pagina t.o. 392]
| |
Afb. 1. Twee zgn. tronen van het Ashanti-volk, Goudkust, West-Afrika. - Ethnogr. Verzameling van de Kon. Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel. Nos. ET. 1001 en ET. 5731.
Foto A.C.L. Brussel
Afb. 2. Dezelfde Ashanti-tronen van onderen gezien.
| |
[pagina 393]
| |
verhoging is onderaan (in het bodemvlak) rechthoekig uitgediept bij het grote, trapsgewijze bij het kleinste meubel; in het midden van die uitdieping bevindt zich de opening van de cylinderholte van de middenzuil (Afb. 2). De voorkant van de verhoging waarop de middenzuil staat is bij de kleine stoel met een geometrische vlakvulling (fijn zigzag- en tandwerk) versierd, bij de grote met vijf rechthoekige openingen doorboord. Alle steunen vertonen - en dat is esthetisch zeer goed verantwoord! - een kleine zwelling naar het midden toe (cf. de ‘emphasis’ der Griekse zuilen); hun doorsnede is bijna rechthoekig in het ene, bijna halfcirkelvormig in het andere geval; een baard van veertien driehoekige tanden versiert de buitenkant van de hoeksteunen bij de eerste en een van zes halfcirkelvormige motieven bij de tweede stoel; bij de laatste kregen de steunen nog een fijn zigzaglijn-motief verticaal op hun voorkant. Het doorbuigend zitvlak vertoont, onderaan en iets beneden de buitenboord, een halfcylindervormige knop of ‘oor’. Deze uitwassen heten inderdaad ‘oor’ en vaak is door elk ervan een snoer gestoken waaraan een bel hangt (R., a, 110, en afb. 36). De baard van getande of halfcirkelvormige motieven aan de buitenkant van de hoekpijlers wordt soms verklaard als zijnde een ver doorgedreven stilisatie van de slang - welke inderdaad een bekend vruchtbaarheidsmotief bij de Ashanti is en uiteraard dus bij de zin van deze tronen (vgl. beneden) past -, en de vier hoekzuilen zelf worden in verband gebracht met de vier hemelrichtingen. Ik kreeg deze inlichtingen van missionarissen die onder de Ashanti werkzaam waren; bij Rattray heb ik over beide feiten niets aangegeven gevonden. Links en rechts, tussen elk steunenpaar, is de zitting met een band van rechthoekige en halfcirkelvormige doorbrekingen verrijkt. Midden en dwars over het zitblad van de kleine stoel is de decoratieve baan in licht reliëf getekend. Deze ‘tronen’ zijn tegelijk sierlijk en majestueus van lijn. De hoge boorden van de zitting kunnen dienen als steun voor de handen en enigszins voor de voorarmen. Voor- en achterzijde van de stoel zijn op dezelfde wijze bewerkt, zodat zowel de ene als de andere zijde als vooraanzicht kan dienen. | |
Stoelenmakers en StoelentypesMerkwaardig is hoe deze stukken uit één blok hout, d.i. monoxyl, zijn gehakt. Als werktuig (zie afb. 152 bij R., b) gebruikt de stoelenmaker: dissels (met recht of hol gebogen blad), beitels, mes, priem, gebogen mes met twee handvatten. | |
[pagina 394]
| |
Twee generaties terug, ‘had elke gebruikte stoel zijn bepaalde betekenis en zijn geëigende naam die het geslacht, of de sociale rang, of de clan (= familiegroep) van de bezitter aanduidde. Het dorp Afwia, op enige mijlen afstand van Kumasi, was in vroegere dagen het centrum van de stoelenmakerij. Zonen van de stoelenmaker en zonen van zijn zusters waren gelijkelijk berechtigd de kunst van het houtsnijden te leren van respectievelijk vader of oom’ (R., b. 271). Vrouwen hadden tot dit ambacht geen toegang; tijdens haar katameniale periode mochten zij zelfs geen arbeidende stoelenhouwer naderen; een ontrouwe vrouw zou oorzaak zijn voor haar onwetende echtgenoot-stoelenmaker dat ‘zijn werktuigen hem erg zouden kwetsen’. De algemene naam voor de Ashanti-hoofdmansstoelen is gwa. Van 31 voorbeelden geeft Rattray (b, afb. 157-187) foto's, en zegt (p. 269): ‘Deze reeks is mogelijkerwijze nagenoeg volledig’. Van elke stoel geeft hij de naam met vertaling en korte uitleg (p. 272-273). ‘Vele van de hier getoonde modellen waren het “copyright” van de Ashanti-koning, en mochten, in geen geval, worden verkocht op een open markt (Wie zulks toch deed, zou zijn gedood); ze werden eerst aan de koning gegeven, die ze dan aan die hoofdlieden overhandigde die hij er mee wilde vereren’ (R., b, 271). Ik heb getracht onze twee exemplaren aan de hand van deze 31 stoeltypes te identificeren. Wat de kleinste stoel betreft meen ik te mogen beweren dat dit is gelukt: de stoel stemt zeer goed overeen met die van afb. 169 bij Rattray, b, en waarvan deze schrijver op blz. 272 zegt: ‘Fig. 169. Mma 'gwa. “De Vrouwenstoel”; een man geeft bij zijn huwelijk gewoonlijk aan zijn vrouw een dergelijke stoel’. En de ‘Zilveren Stoel’ van de Koningin-Moeder van Mampon’ (zie beneden), dus ook een ‘vrouwenstoel’, afgebeeld als Fig. 106 door Rattray in zijn eerste boek, Ashanti, heeft inderdaad eveneens deze vorm. Voor onze andere stoel is de overeenkomst het grootste - ofschoon niet zo volledig als in voorgaand geval - met de stoel van Fig. 171, waarvan Rattray, b, blz. 272, als naam en vertaling aangeeft: Mmarima 'gwa, ‘De Mannenstoel’. Het is te hopen dat deze identificering: ‘vrouwenstoel’ in het ene en ‘mannenstoel’ in het andere geval, juist is, reeds om deze reden dat we dan een niet onaardige symboliek zouden kunnen zien in het groot verschil tussen de afmetingen van beide stukken! Ofschoon bij Rattray geen afmetingen worden aangegeven zodat het feit niet met zekerheid uit te maken is, dunkt mij toch dat onze grote stoel in verhouding hoger is dan de door voornoemde schrijver afgebeelde, zodat een extradikke boomstam voor ons meubelstuk is gebruikt. | |
[pagina 395]
| |
VervaardigingsritueelDe geëigende boom voor het vervaardigen van een waardigheidsstoel is de Osese (Futumia sp.) en de Nyame dua (Alstonia gongensis). Maar de zwarte ambachtsman kan niet zo brutaal en zorgeloos te werk gaan met boom en hout als onze timmerlui dat zouden doen! Immers, de boom is, volgens het volksgeloof van de Ashanti, een ‘bezield’ wezen. Hiermee is niet bedoeld dat een of ander ‘geestelijk wezen’ de boom als zetel heeft verkozen - wat in bepaalde gevallen inderdaad het geval kan zijn -, doch wel dat alle bomen en planten een onstoffelijk bestanddeel bezitten. Bij vele, nl. de geringere gewassen, kunnen die geestelijke krachten worden veronachtzaamd, doch niet bij die bomen waaruit men stoelen houwt! Zoals de beul bij de Ashanti, aleer tot de onthoofding over te gaan, zijn voorzorgen neemt t.o.v. de ziel van het slachtoffer, ‘tracht de houthakker de geest gunstig te stemmen van de boom waaraan hij de bijl gaat leggen, door offergaven er vóór te plaatsen’. Daarbij hoort een gebed als dit: ‘Osese-boom, ontvang dit ei en eet, laat niet toe dat het mes mij snijdt’, terwijl hij het ei tegen de stam breekt (R., b, 5-6). Daarmee is de verzoeningsritus niet ten einde. Aan de verstoorde, ‘ontlichaamde’ en nu zwervende ‘boomziel’ moet haar zetel weer worden teruggegeven, zij moet weer worden verbonden met haar vroegere stoffelijke verblijf. Vandaar de opeenvolgende consecratie-ritussen bij de voltooide stoel. ‘Aldus wordt de stoel een schrijn voor de ontlichaamde geest van de Osese of Nyame dua’ (R., b, 6). Ook met zijn gereedschap gaat de Ashanti-ambachtsman voorzichtig en ritueel te werk, alvorens zijn ‘belangrijke arbeid te beginnen, en ook in geval dat het niet wil vlotten daar het alaam ‘weerbarstig’ blijkt te zijn. Palmwijn wordt er over gesprenkeld en evenzo het bloed van een kip, terwijl het traditionele gebed wordt gericht tot de werktuigen opdat zij zouden ‘meewillen’ en niet uitschieten en hun meester wonden (R., b, 271). (Voor deze animistische opvattingen: vgl. bij ons kindertaal, dichterlijke beeldspraak en in onze taal nog vele reminescenties aan dergelijke animistische feiten uit ons eigen zeer oud volksgeloof). Nadat boom en werktuigen met het vereiste ritueel zijn bedacht, zal de houtsnijder nog niet aan het werk gaan vooraleer ook elk krakeel en elke grief t.o.v. zijn ouders is opgelost. | |
Een leerrijk gevalIn 1922 schonken de ‘koningin-moeders’ (d.i. hoofdmansmoeders, | |
[pagina 396]
| |
clanmoeders) van Ashanti een zilveren stoel als huwelijksgeschenk aan de Engelse prinses Mary, viscountess Lascelles. Het stuk was een repliek van de stoel van Sewa Akoto, de koningin-moeder van Mampon, en van hetzelfde type (cf. supra) als onze kleine Ashanti-stoel. De gift was vergezeld van een boekje dat de overreikingstoespraak van deze oudste koningin-moeder van Ashanti bevatte, bovendien een kort opstel over de moederrechtelijke stamorganisatie der Ashanti alsmede een relaas over het vervaardigen en consacreren van deze troon. Rattray was de opsteller van dit gedenkschriftje en op de blz. 296-298 van zijn boek Ashanti heeft hij de gegevens over de stoel overgenomen. Aangezien de daar beschreven wijze van doen de traditionele is voor het tot stand komen van de Ashanti-tronen, put ik het volgende uit dit leerrijk geval. Allereerst kregen de stoelenmakers van de opdrachtgeefster, koningin-moeder Sewa Akoto, van Mampon, een ei, een kip en wat stofgoud. Dan kozen zij in het woud de Osese-boom. Als zoenoffer voor diens sunsum (‘ziel’), opdat deze zich niet zou wreken noch op de stoelenmakers noch op de stoelgebruik(st)er, werd het ei tegen de stam stuk geslagen onder het gebed: ‘Osese-boom, aanvaard dit ei en eet, en als het kind van Engelands Koning op u is gezeten, geef haar dan lang leven. Dat het mes mij niet snijde’. Het stofgoud werd aan de voet van de boom gelegd, de kip geslacht en haar bloed op de stam gesprenkeld; dan werd de boom geveld. Op de boomstomp werd het kippenvlees geplaatst en het stuk stam, waaruit de stoel zou gehakt worden, naar de buitenrand van het dorp vervoerd, alwaar in de daarvoor klaargemaakte, tijdelijke werkplaats, de stoel werd gehouwen en vervolgens door de zilversmeden met zilverblad belegd. Na deze technische afwerking was de stoel bijlange nog niet gereed voor het gebruik: de rituele voltrekking moest nog volgen. De ‘Zilveren Stoel’ werd naar de koningin-moeder gebracht. Het meisje dat hem kwam afhalen vroeg een lap stof om hem in te wikkelen: ‘daar zij die morgen niet had gebaad’ mocht zij hem niet aanraken. Op het binnenplein van het verblijf der koningin-moeder werd dan de volgende wijdingsritus voltrokken. De koningin-moeder en haar oudste dochter namen plaats op hun stoelen en tegenover elkaar; tussen hen stond een laag tafeltje voorzien van een met zijde overtrokken kussen: daarop werd de Zilveren Stoel, omgekeerd, geplaatst. Naast het kussen, op de tafelhoek, stond een schaaltje met een ei, wat roet, een mes en enkele stokjes (R., a, afb. 107). Sewa Akoto, de moeder, brak het ei, liet het wit er van op de grond vallen en de dooier in de schaal. Bij deze handeling behoorden de woorden: ‘Osese-boom, ontvang dit ei en eet; | |
[pagina 397]
| |
betreffende het kind van de Koning van Engeland dat zal huwen: als zij op u zal zijn gezeten, laat haar lang leven hebben’. De dochter veranderde de stokjes in borsteltjes door de vezels van één eind los te rafelen - de gewone manier waarop vele Zwarten ook hun ‘tandenborstel’ maken -. roerde eierdooier en roet onder elkaar. Als deze zalf gereed was keken moeder en dochter hemelwaarts, strekten de geopende handen vóór zich en ter hoogte van de kin, om in deze fraaie gebedshouding de volgende smeekbede als het ware aan het Opperwezen aan te bieden (R., a, afb. 108): ‘Opperste Wezen op Wie wij mensen steunen en dan niet vallen: wat betreft Mary, het kind van mijn Heer de Koning van Engeland, die zal huwen, ik bid u, geef haar lang leven en gratie. Ik zit hier op deze stoel’. Dan haalde de koningin-moeder uit een zakdoek 14 zilveren shillings, groepeerde die om de uitdieping van de stoelbodem: dat was de ‘artiestenfooi’; indien deze niet werd uitgekeerd dan zou zij die, zoals we dadelijk zullen zien, de tekeningen op de stoelbodem moet aanbrengen, gevaar lopen blind te worden. Amma Agyiman, de dochter, ‘zalfde’, met haar borsteltje, nu de stoel. Ze begon met de trapvormige uitdieping rond de cylinderholte in het bodemvlak; de verdere zalving werd nu eerder een beschildering of versiering, want het bodemvlak werd thans met een eigenaardig, niet onfraai spel van telkens drie evenwijdige lijnen verlevendigd. Bij dit werkje stond de moeder haar dochter met raad en daad bij (R., a, fig. 109-110). Na deze behandeling dan was de stoel, eindelijk, volkomen gereed. | |
Volksreligieuze Opvattingen en PraktijkenNog belangrijker dan de zorg waarmee een Ashanti-stoel wordt voltooid, is zijn betekenis voor het volksgeloof! ‘Een Ashanti-stoel wordt verondersteld de rustplaats te zijn voor de ziel van zijn bezitter, en om deze reden zijn er miniatuurkluisters geplaatst rond de centrale stoelpijler, “om de ziel maar te binden”. De stoel is voorwerp voor al de taboes (verbodsbepalingen) van zijn bezitter. Een Ashanti-man of vrouw laat zijn of haar niet-gebruikte stoel nooit rechtop staan, doch kantelt hem in dit geval tegen iets aan of draait hem op zijn zijde, opdat niet een of andere zwervende geest er op plaats zou nemen. Zou dit laatste gebeuren, dan zal dit door de bezitter vroeg of laat worden ondervonden, want hij zou pijn lijden in de lenden of zich anderszins onwel gevoelen’ (R., a, 298). Ook na de dood van de bezitter wordt zijn ziel verondersteld de stoel | |
[pagina 398]
| |
als verblijfplaats te nemen. En zo kunnen we hier het merkwaardig feit vermelden dat bij de Ashanti de stoel de plaats heeft ingenomen van het - gewoonlijk houten - vooroudersbeeld. ‘Als na de dood van een wijs opperhoofd het wenselijk wordt geacht zijn of haar naam en gedachtenis te bestendigen, dan wordt de witte stoel van laatstgenoemde “gerookt” of gezwart door hem geheel in te smeren met roet vermengd met eigeel. Hij wordt aldus een “zwarte stoel” (apunnua), die geborgen in het stoelenhuis (akonnua dan), de waarde verkrijgt van een als een schat bewaard erfstuk (agyapadie) van de clan. De stoel die tijdens het leven van zijn bezitter zo innig verbonden was (letterlijk en figuurlijk gesproken) met diens ziel of sunsum wordt op deze wijze na zijn dood een schrijn waarin de ontstegen geest, bij speciale gelegenheden, kan worden opgeroepen om er weer verblijf te houden’ (R., a, 92). Een dezer gelegenheden is de Adae-ritus, waarvan er twee in de loop van elke 43 dagen worden gehouden. De ceremonie wordt in het stoelenhuis voltrokken: op elke stoel wordt door de hoofdman een lepel voedsel geplaatst (bananen- of jamsbrij), een schaap wordt geslacht, het bloed door de ‘stoelendragers’ met hun hand over de stoel gestreken en een stuk van de lies wordt rond de middensteun van de stoel gebonden; vervolgens wordt nog schapenvlees, aan een stokje geregen, op elke stoel gelegd, en op iedere stoel nog wijn geplengd. Bij dit alles horen natuurlijk gebedstoespraken. De stoelen staan op een hoop, schuin tegen elkaar gezet, en hun voorouderszielen worden nu alleen gelaten om spijs en drank te kunnen genieten (R., a, 92-93, afb. 20-35). Er bestaat ook een analoge ritus voor de stoelen van de overleden clanmoeders (R., a, 105-106). Behalve het Adae of eigenlijke vooroudersfeest zijn er nog andere gelegenheden waarbij de voorouderszielen in hun stoelschrijn worden vereerd. Zo is het eerste deel van de Afahye-ceremonie (R., a, 203-205), een soort van oogstfeest bij gelegenheid van het binnenhalen der nieuwe vruchten, aan de voorouders gewijd: de hoofdmansstoel wordt met water en zand geschrobd, de wanden van het huis der voorouderstronen met witte en de vloer met rode klei opgefrist; 's anderendaags begeeft zich het opperhoofd met zijn gevolg naar het stoelenhuis, offert wijn op de stoelen, houdt een gebedstoespraak; daarna wordt elke stoel door zijn speciale drager naar de rivier gebracht; hier wordt er water op gesprenkeld met een koestaartkwast, terwijl de stoel op de nek van de drager blijft rusten; met dezelfde kwast wordt nu water gesprenkeld over het opperhoofd, zijn zonen en clanleden; volk en stoelen keren dan naar het stoelenhuis terug, waar een schaap wordt geslacht zoals bij de | |
[pagina 399]
| |
Adae-ritus, en de eerstelingen van de oogst worden geofferd; daarna eet ook de hoofdman voor het eerst van de nieuwe vruchten. | |
Sociale BetekenisHet is, na deze uitweidingen, niet moeilijk te zien welk belangrijk sociaal begrip en zinnebeeld de stoel bij de Ashanti is. Hij is er het symbool van rang en gezag, het waardigheidsteken bij uitstek. Het koningschap, of het hoofdmanschap in het algemeen, wordt zeer kenschetsend eenvoudig ‘de Stoel’ geheten. Men denkt hier onvermijdelijk aan wat bij ons ‘de Kroon’ betekent (‘Kroonbezit’, enz.) en aan de treffende woordelijke overeenkomst met onze benaming ‘Heilige Stoel’. Stoelendragers - mannen voor de mannenstoelen, vrouwen voor de vrouwenstoelen - zijn bij de Ashanti een speciale soort van waardigheidsbekleders, doorgaans herkenbaar aan een eigen haartooi. De in rang eerste stoelendrager was een belangrijk personage aan het hof (R., a, 94). De keuze van een nieuwe hoofdman (of koning) deed praktisch de ‘koningin-moeder’ (clanmoeder) want zij bezat een vetorecht. De nieuw gekozene werd bij zijn investituur en beëdiging driemaal te reke op de stoel gezet en van dan af was de plaats der clanmoeder in alle vergaderingen links van haar ‘gestoeld kind’. Zij vergezelde steeds de hoofdman, had het recht diens eerste vrouw te kiezen. Deze op haar beurt is ‘regentes’ als de koning ten strijde trekt, ofschoon de koningin-moeder eigenlijk de hofhouding blijft leiden. Deze eerste vrouw van de koning zit dan, als regentes, op een speciale stoel: een mannenstoel, door mannen gedragen en in het mannenstoelenhuis bewaard. Dat is de enige keer dat een vrouw op een mannenstoel mag zetelen (R., a, 82-83). Er heerst bij de Ashanti een soort feodaal stelsel en bij de verheffing van zijn leen begint de leenman zijn eed van trouw met de woorden: ‘Daar gij mij op deze stoel hebt geplaatst....’. En zoals er bij ons oudtijds sprake was van ‘heerlijke rechten’; zoals straten en vage gronden ‘heerlijk goed’ waren geworden, en zoals er nog steeds ‘kroondomeinen’ bestaan, zo zijn er bij de Ashanti analoge ‘stoelrechten’ en -inkomsten, ‘stoel-landbezit’ enz. (R., a, 225-231). | |
‘Gouden Stoel’ en StaatsgodsdienstDe 4e der bekende koningen, Osai Tutu, die mogelijk omstreeks 1700-1730 regeerde, maakte van de Ashanti een sterk en verenigd volk. Hij kon dit werk voltrekken dank zij de steun die hij vond in een vorm | |
[pagina 400]
| |
van staatsgodsdienst, waarvan het hoge embleem juist een stoel, de ‘Gouden Stoel’ of Sika 'Gwa, is. De volle titel er van luidt: Sika 'Gwa Kofi: de ‘Vrijdaagse Gouden Stoel’, omdat hij op een Vrijdag op magische wijze door een machtige priester, Anotchi, uit de hemel zou zijn gedaald en neergekomen op de knieën van Osai Tutu. Anotchi openbaarde dat deze deels met goud belegde houten stoel de sunsum (ziel of geest) bevatte van de Ashanti-natie, en dat hun macht, gezondheid, moed en welvaart er in lagen vervat. Om het feit te bezegelen, mengde Anotchi wat haar en stukjes van vingernagels van alle opperhoofden, mannen en vrouwen, met een drankje, waarvan een deel werd gedronken en de rest over de stoel gestreken. Wat er ook zij van deze overlevering, zij werd door de Ashanti tot op onze dagen in ere gehouden. De gewone hoofdmansstoel een schrijn voor de voorouderszielen en de Gouden Stoel een schrijn voor de ziel en welvaart der hele natie: het is een mooi sluitend geheel waarvan het staatkundig belang proefondervindelijk is bewezen. De Gouden Stoel heeft een zitting, ondersteund niet door vijf maar door drie stutten waarvan de twee buitenste schuin zijn geplaatst zó dat ze naar boven toe uit elkaar lopen (R., a, 289; b, fig. 158). Een der goudgewichten uit onze verzameling vertoont dezelfde vorm (Afb. 3). Voor oningewijden zij opgemerkt, dat de Ashanti een buitengewoon frisse en interessante volkskunst bezitten: de in ‘verloren (was)vorm’ gegoten ‘gewichten’ voor het wegen van het goudpoeder, waarop allerlei onderwerpen staan uitgebeeld (mensen, dieren, voorwerpen, spreekwoorden). Bij de 31 stoel-types door Rattray (b, fig. 158-187) afgebeeld, komt, behalve de Gouden Stoel, nog slechts één model voor met drie steunen: fig. 186: Animinkwa 'gwa, de stoel van Animinkwa, een hoofdman van Wasaw; zodat er grond is voor de mening, dat de gieter hier de Gouden Stoel heeft willen weergeven.
* * *
Ons onderwerp geeft ons een treffend voorbeeld van de eenheid, op Afrikaanse bodem, van het sociale en religieuze leven. Ook is gebleken welk innig verband er bestaat tussen de kunst in Afrika en de inheemse cultuur, zodat de kunst er door kennismaking met deze cultuur is te begrijpen en te waarderen. Ten slotte hebben we, vooral in het geval van de Gouden Stoel, kunnen opmerken hoe iets, dat voor ons tot louter symbool is geworden, bij primitieve volken nog een waarachtige inhoud bezit. | |
[pagina 401]
| |
En na deze uiteenzetting zal de ware inhoud van de woorden door de oude Sewa Akoto, de Koningin-Moeder, gesproken toen zij in 1922 de zilveren stoel voor Prinses Mary van Engeland overreikte, worden begrepen: ‘De stoel bevat niet onze ziel gelijk onze Gouden Stoel dat wel doet, maar hij bevat al de liefde van ons, Koningin-Moeders, en van onze vrouwen. De geest van deze liefde hebben we aan de stoel gebonden met dezelfde zilveren kluisters waarmede wij gewoon zijn onze eigen geest te binden aan de basis van onze stoelen’. Wat voor een oningewijd lezer in deze woorden louter dichterlijk toeschijnt, was voor de spreekster en haar stamgenoten echt en letterlijk. Slechts voor ‘beschaafden’ vervaagt de woordinhoud tot ledige symbolen en ‘dichterlijke’ metaforen!
Afb. 3. Zgn. goudgewicht van de Ashanti, blijkbaar de ‘Gouden Stoel’ voorstellend. - Ethnogr. Verzameling van de Koninkl. Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, Nr. ET. 53.13.1. Hoogte 34 mm. breedte 65 mm.
|
|