| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
NA heldhaftig verzet is 9 Mei de bezetting van het fort Dien Bien Phoe bezweken. Generaal de Castries is in gevangenschap weggevoerd en de enige vrouwelijke verpleegster, Geneviève de Galard-Terrante, verkoos, boven de onmiddellijke vrijheid, tot het laatste toe bij haar gewonden te blijven. De generaals Ely, Pélissier en Salan zijn naar Hanoi gevlogen om de kritieke toestand, waarin de 80 bataljons Franse Unietroepen in de Delta van de Rode Rivier zich bevinden, te bestuderen. Hun bevinding was, dat de Fransen zich bij Hanoi moesten concentreren, dat 30.000 man ter versterking nodig waren onder bevel van een persoonlijkheid van de hoogste rang (Juin?). De repercussies van het krijgsbedrijf in Indo-China doen zich over de hele wereld voelen. De Nationale Vergadering in Frankrijk zou geen ogenblik geaarzeld hebben de regering-Laniel, die al 10 maanden zich staande weet te houden en waarin de M.R.F. van Bidault, tot veler ergernis, een voorname rol speelt, te doen vallen, indien zij niet beducht was, dat een crisis een ongunstige invloed op de Conferentie van Genève zou uitoefenen. Vandaar dat de motie van vertrouwen, door Laniel gevraagd, met de kleinst mogelijke meerderheid: 289 tegen 287, werd aanvaard. Hij had aangetoond, dat de verantwoordelijkheid voor het gebeurde ook rustte op de 17 voorafgegane regeringen en op de Kamer zelf. Dat zijn minister van Defensie, Pleven, bij zijn bezoek aan Indo-China de toestand optimistisch had beoordeeld, was te wijten aan de omstandigheid, dat een effectief ingrijpen van China niet voorzien was. De Franse regering heeft, zolang zij meende de zaak zelf wel te kunnen redden, bevreesd aan gezag in de Unie in te boeten, rechtstreekse Amerikaanse hulp zoveel mogelijk afgewimpeld. Toen de toestand kritiek was geworden, deed zij pogingen interventie van de V. Staten te verkrijgen. Volgens Eisenhower was Indo-China de kurk op de fles, die de uitstroming van het communisme naar de meer
Zuidelijk gelegen streken zou beletten. Groot was dan ook de ontsteltenis over de verklaring van Dulles, dat het ook mogelijk zou zijn Zuid-Oost Azië te verdedigen zonder Indo-China. Dulles en ook Eisenhower verduidelijkten deze woorden. Zij waren niet bedoeld alsof Washington er van afzag de drie staten Vietnam, Laos en Cambodja te redden. Dat moest echter op hun eigen uitnodiging gebeuren. Indien deze staten enthousiaste deelnemers zijn aan een regionaal defensiepact, zou een veiligheidsorganisatie het recht hebben tussen beide te komen. Na langdurig beraad werd aan Frankrijk meegedeeld, dat de V. Staten een militaire tussenkomst zouden overwegen onder voorwaarde, dat de betrokken gebieden vrij en onafhankelijk zouden zijn (de Franse regering heeft dat juridisch reeds ingewilligd), dat ook andere landen, die er belangen hebben, zullen meedoen en onder goedkeuring van de V.N. en van het Amerikaanse Congres. Zolang echter het uiteindelijk resultaat van de Geneefse besprekingen niet bekend was, wilde Groot-Brittannië omtrent deelneming aan die veiligheidsorganisatie geen beslissing nemen. Eisenhower, overtuigd, dat Australië en Nieuw-Zeeland, beide delen van het Britse gemenebest, zich wel zouden aansluiten, zag de mogelijkheid toch wel een bruikbare organisatie op te bouwen, zonder medewerking van Engeland. Daar wilde Churchill het niet op laten aankomen. De generale staven der belanghebbende landen, met inbegrip van Engeland, hebben te Washington militaire besprekingen over Zuid-Oost Azië geëntameerd. Op de Conferentie van Colombo, waar de premiers van India, Pakistan, Birma, Ceylon en Indonesië beraadslaagden, maakte Indo-China de hoofdschotel uit. Nehroe
| |
| |
had er een bemiddelingsvoorstel ingediend, waarvan aanvaard werd dat het vuren moest worden gestaakt en dat de belligerenten in Indo-China directe onderhandelingen zouden gaan voeren. Ook werd aangedrongen op het toelaten van continentaal China tot de V.N. ‘waardoor de vrede in Z.-O. Azië zou bevorderd worden en de wereldspanning zou verminderen’. Tenslotte verklaarden de premiers zich te verzetten tegen elke vorm van kolonianisme en tegen elke buitenlandse inmenging in hun aangelegenheden. Spoedig daarop werd bekend dat Indonesië, in verband met het feit, dat een wereldmacht krachtige pogingen aanwendt een defensie-blok te stichten, de mogelijkheid overwoog om een non-agressie-pact te sluiten met India, Birma en de Chinese Volksrepubliek. Indonesië heeft er bezwaar tegen, dat ‘koloniale’ mogendheden betrokken worden in het tegenhouden van het communisme, hetgeen ‘door de ontwaakte volken van Azië niet meer kan aanvaard worden’. Roosevelt, die zijn uiterste best gedaan heeft om het ‘kolonianisme’ uit te roeien moet zich in zijn graf omdraaien over zoveel ondankbaarheid!
Deze verschillende besprekingen en uitlatingen hebben betrekking op een verwijderde toekomst. De eerste vraag is wat Genève in dit opzicht tot stand zou brengen. Voor Dulles was het geen plezierige gewaarwording Eden zo vriendschappelijk te zien omgaan met Molotof en Tsjoe en Lai. Hij verliet Genève, belastte de onder-minister Walter Bedell met de waarneming van zijn functie als hoofd van de Amerikaanse delegatie en vertrok naar Washington, na te Milaan met Scelba een onderhoud te hebben gevoerd over Triëst. Molotof vestigde er de aandacht op, dat een bespreking over Indo-China nutteloos zou zijn als er geen vertegenwoordigers van Ho Tsji-Minsh aan zouden deelnemen. Niet zonder moeite werd van keizer Bao Dai, die te Cannes resideert, een voorwaardelijke instemming verkregen. De Vietminh-delegatie, die al voor de deur stond, hartelijk verwelkomd door Tsjoe en Lai, Nam Il en Gromyko, verklaarde bij monde van haar leider, Pham Van Dong, dat zij gekomen was om bij te dragen tot de vreedzame regeling van de Indo-Chinese kwestie. De conferentie over Indo-China telt negen leden: de Grote Vier, China, Laos, Cambodja, Vietnam en de Vietminh. De eerste rede werd gehouden door Bidault, die, alsof er bij Dien Bien Phoe geen nederlaag was geleden, vastberaden met een voorstel voor de dag kwam, waarvan hij zeker was, dat de Westerse bondgenoten het steunden. Voor Vietnam behelsde het: de geregelde strijdkrachten in nader te bepalen gebieden bijeen te brengen, onmiddellijk alle krijsgevangenen vrij te laten, een algemene staking van het vuren na ondertekening van de overeenkomst en internationaal toezicht op de naleving van deze maatregelen. Uit Laos en Cambodja zouden alle troepen van de Vietminh geëvacueerd worden. Van zijn kant beweerde Pham Van Dong, dat er nog twee leden aan de Conferentie ontbraken: nl. de ‘regering’ van Laos onder Pathet Lao en die van Cambodja onder Khmer. Welke verzetsgroepen echter door Bidault
‘fantoomregeringen’ werden genoemd en verworpen. Zelfs Molotof meende, dat de Conferentie over dit punt niet moest struikelen en stelde voor deze kwestie op de achtergrond te houden. Afgezien daarvan waren de door Vietminh gestelde eisen nog onaanvaardbaar genoeg. Pham Van Dong vroeg erkenning van Vietnam als ‘democratische republiek’ over het gehele gebied van Vietnam, terugtrekking van alle buitenlandse troepen en vrije verkiezingen in de drie landen. Verder uitwisseling van gevangenen en onmiddellijke staking van de vijandelijkheden. Daartegenover kwam de afgevaardigde van Vietnam mededelen, dat Vietnam elke regeling die zou leiden tot verdeling van het staatsgebied verwierp, dat alleen de door Bao Dai geregeerde staat rechtsgeldigheid bezit en dat het leger van die staat het enige nationale leger is. Deze principiële punten van militaire en politieke aard, ofschoon onderling samenhangend, konden niet vliegensvlug
| |
| |
gelijktijdig in behandeling komen. Daarom werd het voorstel van Molotof aanvaard om zich in de volgende geheime bijeenkomst te beperken tot de bespreking van vijf algemene beginselen voor een bestand. Deze waren: staking van het vuren, zônes waarin de strijdkrachten van beide partijen moeten worden gegroepeerd, maatregelen ter voorkoming van militaire versterking tijdens het bestand, bestandscontrôle, garanties tegen schendingen en vrijlating van gevangenen. Om de twee eerste punten op gang te krijgen, stelde Eden voor, dat vertegenwoordigers der beide oppercommando's, als adviseurs der delegatieleiders zouden uitgenodigd worden. Deze, hoewel geringe, toenadering der partijen, is voornamelijk te danken aan de bemoeingen van Krisja Menon, Indiase afgevaardigde bij de V.N., die achter de schermen een belangrijke verzoeningsrol speelt. Ook de mededeling van Eden, dat de Britse regering, als het er op aan komt, met Washington zal samenwerken, zal haar uitwerking niet gemist hebben op de speculatie van een kloof tussen beide westerse mogendheden.
Wegens de onverzoenlijkheid der standpunten is de kwestie-Korea op dood spoor geraakt. De kern van het verschil is, of de verkiezingen voor de hereniging van Korea niet of wel onder toezicht van vreemde mogendheden moeten plaats hebben, terwijl Syngman Rhee, die al dat gepraat te Genève onvruchtbaar vindt en aan wapens de voorkeur geeft, op het standpunt stond, dat in Zuid-Korea al genoeg verkiezingen zijn gehouden (laatstelijk nog op 20 Mei). De onvermoeibare Eden, bijgestaan door Bidault, stelde als woordvoerder der 16 Korea-landen, nl. die aan de strijd in Korea hebben deelgenomen, voor, dat de verkiezingen vrij en geheim zouden zijn en derhalve onder controle van de V.N. maar dat de deelnemers aan deze contrôle niet noodzakelijk dezelfde hoefden te zijn, die aan de strijd hadden deelgenomen. Daarvoor zou makkelijk een groep van neutrale landen te vinden zijn. Zonder deze contrôle is geen enkel redelijk en duurzaam accoord mogelijk. Daarna kon een formule gevonden worden voor een terugtrekking van de vreemde strijdkrachten. Bedell Smith vond dit voorstel duidelijk, gematigd en redelijk en onderstreepte, dat de V.N. aangewezen zijn om de Koreaanse bevolking te helpen ter overbrugging van de door jaren van scheiding en oorlog geschapen kloof. De V. Staten zouden niet het principe prijsgeven waarvoor 140.000 Amerikaanse soldaten hun leven hadden gegeven.
In de nieuwe zitting van de Raad van Europa hield Adenauer een rede, waarin hij betreurde, dat de eenheidmaking van Europa in sterke mate bedreigd werd. En toch moest men de historische kansen niet verzuimen, omdat Europa voor de Sovjet-Unie een begerenswaardig object blijft, dat zij minder door een openlijke militaire aanval dan door middel van subversieve acties tracht te ondermijnen. Een hoofdeis voor de eenheid is, dat het geschil over het Saargebied uit de weg is geruimd. Door bemiddeling van Spaak kwamen Adenauer en Teitgen tot een vage verklaring, dat zij de oplossing van het geschil in étappes wilden bereiken. Deze étappes hebben betrekking op de economische deelneming van West-Duitsland in de opbrengst van dit mijngebied. De wederzijdse opvattingen lopen het meest uit elkaar over de vraag of vóór het tot stand komen van een Duits vredesverdrag een definitieve regeling kan worden aanvaard. Teitgen vond van wel, doch Adenauer was bevreesd, dat in de toekomst een regeling van de Duitse grenzen in het gedrang kon komen. Daarom verklaarde hij zich voor een voorlopig accoord. Verder is men niet gekomen. Dat de Sovjet-Unie nog meer pijlen dan ‘ondermijning’ op haar boog heeft bewijst de vijandige houding tegen Oostenrijk. De geallieerde Raad over Oostenrijk had voorgesteld, de Oostenrijkse burgerluchtvaart, ook met het oog op reddingstoestellen voor het gebergte, enige vliegtuigen toe te staan. De Russische generaal Kraskevitsj weigerde, want een dergelijke concessie kon een ‘militaire dreiging’ in het leven roepen. Een paar weken
| |
| |
later werd de Oostenrijkse regering beschuldigd anti-Russische literatuur naar de Russische zone door te laten. Kanselier Raab ter verantwoording geroepen, diende scherp van repliek, gaf de schuld van recente incidenten aan de Russen en achtte het begrijpelijk, dat het Oostenrijkse volk na negen jaar van bezetting zijn vrijheid wil.
| |
Nederland
Binnen vijf dagen is de sinds 1952 afgebroken R.T.C. met de West tot een goed einde gekomen. Begonnen op 20 Mei voltooide zij haar besprekingen op 25 Mei, waarna 3 Juni de officiële slotzitting werd gehouden. Nederland, Suriname en de Ned. Antillen hebben uit vrije wil een nieuwe rechtsorde aanvaard, waarin zij de eigen belangen zelfstandig behartigen en op voet van gelijkheid de gemeenschappelijke belangen verzorgen. De Koning wordt vertegenwoordigd door de gouverneur door Hem benoemd. Gevolmachtigde ministers uit deze gewesten nemen deel aan de vergaderingen van de Raad van ministers voor aangelegenheden die het betrokken land raken. Een procureur-generaal houdt toezicht, ter uitvoering van artikel 3, over veiligheid en verdediging. Dit sluit de bevoegdheid in, dat hij de politie alle voorstellen in dit opzicht kan doen, die hij dienstig acht en dat van haar kant alle politionele instanties verplicht zijn hem de nodige inlichtingen te verschaffen. Deze principiële regeling zal nog nader in afzonderlijke wetten worden vastgelegd en zal zonder twijfel bijdragen tot versteviging van de sterke banden van geschiedenis en traditie. Drees wees daarop, toen hij zeide, dat de voorwaarden voor een rustige en vreedzame ontwikkeling van verworven eigen meesterschap en voor een blijvend samengaan gunstig zijn. ‘Temidden van een verwarde en bezeten wereld kunnen wij, hoe klein wij ook tezamen zijn mogen, een voorbeeld geven van redelijkheid, onderling begrip, samenwerking en vrijheid’.
Met Indonesië is het tegenovergestelde het geval. De verwijdering tussen de leden van de Unie wordt steeds groter. Op Koninginnedag kwam het zelfs voor, dat te Bogor, waar de ‘Nederlandse Vereniging’ ter herdenking bijeenkwam het zingen van het ‘Wilhelmus’ verboden werd, krachtens een beslissing van het ministerie van binnenlandse zaken. Het zingen mocht alleen geschieden in de ambtswoning van de H.C. en de commissarissen van het Koninkrijk. Dit discriminerend verbod gold alleen ten aanzien van het Nederlandse volkslied, hoewel in Nederland het Indonesische volkslied: ‘Indonesia Raya’ aan generlei beperking is gebonden. In de Eerste Kamer sloegen vele Kamerleden een sombere toon aan over de toestanden aldaar. Voor Nederlanders was geen rechtszekerheid, missionarissen en zendelingen werden geweerd, de Ambonezen werden onderdrukt, westerse economische krachten werden ten koste van de volkswelvaart uitgeschakeld, zodat vergeleken met 1938, de productie tot 60% is teruggelopen. Men vond het niet raadzaam thans de onderhandelingen over de Nederlands-Indonesische Unie te heropenen, daar het beter was te wachten tot na de verkiezingen in Februari 1955. Dan immers zou er eerst een parlement en een Indonesische regering op democratische wijze tot stand zijn gekomen. En wat N.-Guinea betreft, Nederland heeft er morele verplichtingen, terwijl het volkenkundig en geografisch meer voor de hand zou liggen, dat Indonesië Engels-Borneo of Portugees-Timor trachtte in te lijven. Minister Luns was het met al deze bezwaren eens. Ook hij keurde het af, dat deze wantoestanden, hetzij door onwil, hetzij door machteloosheid, werden toegelaten. Van het zelfbeschikkingsrecht was niets terechtgekomen. Daar moesten we ons maar bij neerleggen. Want de kans, dat de V.N. zich actief met deze schendingen zouden bemoeien was practisch nihil. Niettemin was de
| |
| |
regering van mening, dat het nog steeds nut heeft aan de conferentietafel te gaan zitten. Zij was echter niet van plan in een ongeconditionneerde wijziging der Unie-overeenkomst toe te stemmen.
In een defensienota van 278 bladzijden heeft minister Staf een uiteenzetting gegeven van de strategische toestand voorheen, nu en later. Voor de eerste drie jaar, dus tot 1957, zijn telkens 1350 millioen nodig. Deze gelden zullen in de eerste plaats besteed worden aan de opbouw van 5 divisies, bestemd voor de verdediging van het Rijn-IJselfront en uitgerust worden met Amerikaans materiaal. Eveneens met Amerikaanse steun zal de luchtmacht opgevoerd worden tot 14 à 15 squadrons. Dit is nog te weinig, maar de personeelsvoorziening laat niet toe verder te gaan. Onze zeemacht, aan wie door de Navo slechts een beperkte plaats is toegewezen: bescherming van de havens en haar toegangen, zullen we grotendeels zelf moeten bekostigen.
1-6-54
K.J.D.
| |
België
De nieuwe, liberaal-socialistische regering is verbluffend snel gestart, waarbij de sensatie niet van de lucht was. Toch verkeert het land in politiek opzicht nog steeds in een overgangsperiode, en er heerst nog geen klaarheid in de nieuwe gegevens.
Wel is het zeker dat, in tegenstelling tot de homogene regering, die haar bewind a.h.w. achter een nevelgordijn voerde, de nieuwe linkse ploeg met vuurwerk regeert. Daags na het vertrouwensvotum in de Senaat voerde ze de militaire diensttijd van 18 maanden in. De week nadien werd de verhoging van het ouderdomspensioen tot 28.000 Fr. formeel aangekondigd. Weer een week later kwam dhr Liebaert voor de dag met een beperkt stelsel van forfaitaire taxatie en met een gunstregime tot bevordering van investeringen. Iedere kabinetsraad stond in het teken van een spectaculaire beslissing en de journalisten bereiden zich iedere Vrijdag op een vet kluifje voor.
Dit schitterend uiterlijk verbergt echter een problematische achtergrond, zowel wat de houding en de bedoelingen van de partijen als wat de kern van de behandelde vraagstukken betreft. De homogene ploeg heeft zo lang geregeerd en de volstrekte meerderheid zo lang het parlement gekenmerkt, dat bepaalde gewoonten ingekankerd blijken te zijn. Zo gaat de socialistische fractie, thans in de meerderheid, nog evenzeer te keer als toen ze in de minderheid was, en ze besteedt meer tijd en energie aan oppositie tegen de.... oppositie dan aan de verwezenlijking van een ware meerderheidshouding. Aan de andere kant leeft de C.V.P. zich slechts geleidelijk in haar nieuwe oppositierol in, hoewel zij reeds een knap werkstukje leverde toen ze de socialisten dwong hun eigen vroegere demagogische voorstellen te verwerpen. Toch is de C.V.P. nog niet bekomen van de slag, die haar op 11 April werd toegebracht. Wel wordt hard gewerkt om een nieuwe opgang voor te bereiden, maar het gebrek aan gezag, zoals bleek bij de mislukte coöptatie van minister Janssen in de Senaat, en het gemis aan eensgezindheid, dat zich o.m. verraadt in campagnes en insinuaties rondom het voorzitterschap, zijn nog lang niet overwonnen.
Intussen kan de glans van de wittebroodsweken der cartel-regering de reeds opkomende schaduwen niet wegnemen die in de toekomst nog dreigender zullen worden. De B.S.P. is uit de verkiezingen met een buitengewoon zelfvertrouwen voor de dag gekomen. Haar ambitie is, en ze steekt het niet onder stoelen en banken, de volstrekte meerderheid. Aan dat doel zal wel heel haar politiek worden ondergeschikt gemaakt. Maar in dit opzicht werkt het samengaan met de Liberalen eerder remmend, en tal van stemmen zijn opgegaan om een echt socialistische politiek te eisen, o.m. die van partijvoorzitter Buset (welke zoete koekjes hij voorlopig ook over de coalitie bakt),
| |
| |
van dhr Gailly die het huwelijk met de liberalen ‘geenszins onverbreekbaar’ noemde, van de nationale secretaris van het A.B.V.V. Renard vooral, die met klem herinnerde aan een reeks echt socialistische eisen, tot nationalisaties toe. Toch krijgt men de indruk dat dhr Liebaert en zijn mannen zich niet ongeschikt verdedigen.
Ook wat betreft de politieke problemen is de grond van de zaak allesbehalve klaar. Het was een levenskwestie voor de socialisten, de diensttijd te verminderen. Maar het is een groot vraagteken of ze dat inderdaad gedaan hebben, zonder België's militaire en internationale positie te verzwakken. Het antwoord van de ministers op de interpellatie van dhr van Zeeland in de Senaat was niet afdoend, en de ontredderingsstelling werd niet concreet weerlegd. Maar waarom heeft SHAPE zich dan niet feller verzet? Is het dan toch waar dat het zelf nieuwe normen voor de verdediging van het Westen heeft uitgewerkt? Toch kan men zich niet van de indruk ontdoen, dat de socialisten handig poker spelen. Ook in het geval van de inventaris wordt zulks zeer duidelijk. Het lijdt geen twijfel, dat minister Janssen zeer zorgvuldig en orthodox heeft beheerd. De inventaris is dan ook slechts een algemene uitvlucht, zowel om zich af te maken van bepaalde uitgaven als om later eventuele tekorten te verklaren. In dezelfde lijn lag de zet van minister Troclet om zijn voorganger met alle zonden Israëls te beladen, teneinde de concrete verwezenlijking van het 28.000 Fr. pensioen naar een onbepaalde toekomst te verschuiven. In ieder geval zijn bij de linksen sedert ze aan de regering zitten de ogen al aardig opengegaan en ze trachten zich zo goed en zo kwaad mogelijk te redden. Want ook inzake de fiscale ontwerpen van dhr Liebaert blijkt dat de saus pikanter is, dan de zeer bescheiden inhoud!
Intussen kan de christelijke gemeenschap in dit land niet dan met bezorgdheid de ontwikkeling volgen van bepaalde tendenzen der huidige meerderheid. Tot de eerste aangekondigde wetsvoorstellen behoorden die van Mevr. Groesser-Schroyens betreffende de scheiding en het huwelijksstelsel, voorstellen die in de praktijk wel niet alle grond ontberen, maar toch een ernstige bedreiging voor het gezin insluiten, daar ze op de duur ertoe leiden de echtelijke banden losser te maken. Even ernstig lijkt de ontwikkeling die Kongo tegemoet gaat. Weer is een afvaardiging van het A.B.V.V. daarheen vertrokken, en men kan zich niet ontdoen van de vrees, dat het linkse syndicaat daar een ontvoogdingspolitiek zal gaan voeren die in anti-blanke autonomiestrevingen moet uitmonden. Dhr Housiaux drong anderzijds in le Peuple aan op een spoedige verwerping van de Conventie met de H. Stoel, opdat deze later niet toch zou kunnen bekrachtigd worden. Tenslotte bleek duidelijk uit de uiteenzettingen van minister Buisseret, dat de nieuwe koloniale politiek ‘anti-clericale’ bedoelingen heeft. Wantrouwen baart vooral de oprichting van een hoge Raad voor Onderwijs.
Minister Collard heeft tenslotte op ondubbelzinnige wijze bevestigd, dat hij een geduchte tegenstander zal zijn van het confessioneel onderwijs. IJskoud kondigde hij aan een benoemingsmonopolie te zullen invoeren ten voordele van het officieel onderwijs (daarbij de grondwet negerend) en het is reeds mogelijk, sporen van maneuvers te ontdekken om terug te komen op sommige benoemingen. Dit geschiedde trouwens reeds met de directeursbenoemingen volgens art. 18. Ook andere feiten, zoals de verheffing van oud-secretaris-generaal Kuypers tot kabinetschef, wijzen erop dat de linksen het vuur klaarmaken voor een echte benoemingsoorlog. Kortom, naast maatregelen die een gunstig karakter vertonen en die dienen om de bevolking te winnen, tekent het sectarisme en de vete-mentaliteit van een groot gedeelte der huidige meerderheid zich scherper af. De vraag is of het algemeen belang hiermee gediend zal zijn.
L. Deraedt
|
|