| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
NA ruim drie weken vergaderd te hebben zijn de ‘Grote Vier’ 18 Februari jl. uiteengegaan met de verklaring, dat zij over de Duitse en Oostenrijkse vraagstukken en het probleem der Europese veiligheid geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. Dit negatief resultaat zal niemand verwonderen. Enerzijds ligt het niet in de lijn van Moskou om de eenmaal onrechtmatig verkregen positie te ontruimen; anderzijds wensen de Westerse mogendheden de deur niet open te zetten voor een verdere verbreiding van het communisme. Men mag zich verheugen over de vastberaden eensgezindheid, waarmee de ‘Grote Drie’ de stormloop van Molotof op de E.D.G. en op de Nato hebben afgeslagen. Reeds bij het eerste voorstel voor een vredesverdrag met Duitsland kwam de aap uit de mouw: Alle strijdkrachten der bezettende mogendheden moeten na één jaar worden teruggetrokken en alle buitenlandse militaire bases op Duits gebied moeten worden opgeheven. Duitsland mag niet deelnemen aan een verbond, dat gericht is tegen enig land, dat in de tweede wereldoorlog heeft gestreden. De regering van een verenigd Duitsland zal niet verplicht zijn door Oost- of West-Duitsland aangegane verplichtingen op politiek of militair gebied over te nemen. Het gebied van de Duitse staat zal worden bepaald door de grenzen, die op de overeenkomst van Potsdam zijn vastgelegd. Omtrent de voorlaatste eis verklaarden de Westerse Drie dat de Bondsrepubliek weliswaar de E.D.G. aanvaard heeft, maar dat een regering voor heel Duitsland uitdrukkelijk de bevoegdheid zal hebben om internationale verplichtingen van de beide bestaande regeringen over te nemen, doch evenzeer om ze te weigeren. Daarom, en niet minder omdat de inhoud van het eventuele vredesverdrag nog niet vaststond, was het, zoals Bidault opwierp, volkomen zinloos op Molotof's alternatief in te gaan: een volksstemming over de vraag, of het Duitse volk een vredesverdrag dan wel de E.D.G. wenste. Na deze
onvruchtbare praeliminairen kwam eindelijk het reeds vroeger vermelde plan-Eden ter sprake. Molotof keerde het om. In plaats van met vrije verkiezingen, die te zeer een formele constitutionele geest ademden en te veel aandacht schonken aan parlementaire finesses, te beginnen, wenste hij in de eerste plaats de samenstelling van een voorlopige regering, wier taak het zou zijn een ‘echt democratische’ kieswet op te stellen. De verkiezingen zouden gehouden worden onder contrôle der bezetters, ieder afzonderlijk in de eigen zone. Voordien moesten echter de bezettingstroepen teruggetrokken zijn. Dulles verwierp met klem dit voorstel, waarvan de consequentie zou zijn, dat ‘niet alleen West-Duitsland, doch ook geheel West-Europa zou worden opengelegd voor de machtige strijdkrachten, die ten Oosten er van bestaan’. Ook op dit punt teruggeslagen kwam Molotof met een ‘Europees Veiligheidspact’ voor de dag, dat hij zelf niet in ernst kon bedoelen. Het was niet meer dan een slechte grap, die dan ook met een niet al te beleefd gelach door de westelijke ministers werd ontvangen. In feite was het een kinderlijke poging de Nato uiteen te scheuren. In plaats van groepen van Europese staten die tegen andere Europese staten gericht zijn zou een algemeen Europees veiligheidsverdrag tot stand moeten komen, waarvan de leden niet zouden deelnemen aan bondgenootschappen, welke in tegenspraak zijn met de bedoelingen van het verdrag. Het communistisch China en de V. Staten zouden waarnemers kunnen zenden naar de bijeenkomsten van de organen van dit lichaam. Bidault en Eden antwoordden hierop, dat zij zich geen Europese veiligheid konden voorstellen
| |
| |
zonder ook de V. Staten te omvatten. En Dulles ging wat dieper op de zaak in, toen hij in herinnering bracht, dat de Sovjet-Unie de verdeling van Europa, o.a. door het opslokken van de Baltische landen en door het uitvloeien van haar grenzen tot zij een derde deel van de mensheid overheerste, op haar geweten heeft. ‘Zo is Europa verdeeld in “opgezogen” staten en in landen, die niet opgezogen wensen te worden’. Tot ontmoediging van de socialisten-leider Ollenhauer, die nog gehoopt had op de Duitse eenheid in ruil voor de E.D.G., liet Molotof het herstel van de Duitse eenheid in de steek. Geen vrije verkiezingen, maar wel neutralisatie en geallieerd toezicht op de politietroepen. Onder protestbetogingen in West-Berlijn tegen Molotof en in Oost-Berlijn tegen de ‘Grote Drie’ namen de vier ministers hoffelijk van elkaar afscheid, waarbij Molotof de samenwerking prees, die zijn collega's hem geboden hadden.
Voor de Oostenrijkse regering was, zo mogelijk, de ontgoocheling nog wranger. Sinds 1949 lag een concept-staatsverdrag op tafel, hetwelk, hoewel allesbehalve gunstig voor Oostenrijk's financiën, de westerse mogendheden bereid waren te tekenen in overeenstemming met de regering van dit land. De minister van buitenlandse zaken, Figl, was vol goede hoop te Berlijn aanwezig. Maar Molotof, beducht, dat de verbindingsweg, die door Oostenrijk loopt, met de Sovjet-troepen in Hongarije en Roemenië verloren zou gaan, maakte thans bezwaren tegen het ongewijzigd aanvaarden van dat concept. Hij beweerde een ‘Anschlus’ te moeten voorkomen en daarom zou Oostenrijk zich moeten verplichten neutraal te blijven, een eis, waartegen Figl geen bezwaren had. Het meest verraderlijke was echter het voorbehoud, dat, zolang er geen Duits vredesverdrag is, de troepen der vier landen in Oostenrijk moesten blijven. Bij deze woorden liep het Dulles koud over de rug en Figl verklaarde, dat in Oostenrijk alle begrip voor deze eis ontbrak, omdat men zich geen onafhankelijkheid kan voorstellen, gepaard gaande met een bezetting.
Niettemin zijn de westerse mogendheden niet zonder hoop. Door middel van de vier hoge commissarissen in Duitsland denken zij de gevolgen van de verdeling van Duitsland te kunnen verzachten. Zij zullen met Moskou van gedachten wisselen om tot een geslaagde oplossing van een ontwapeningsovereenkomst te komen. Het contact is niet afgebroken en, zoals Bidault opmerkte, ‘Wat nog niet rijp is in Februari kan heel goed gerijpt zijn enige tijd later’. De ‘geheime besprekingen’ hebben geleid tot het besluit om op 26 April a.s. te Genève een conferentie der ‘Grote Vijf’ te beleggen over Korea en Indo-China. Nóch het uitnodigen tot het bijwonen van de conferentie, nóch het houden zelf ervan zal kunnen worden uitgelegd als een diplomatieke erkenning van het bewind van Peking, voor zover dit nog niet erkend is. Nochtans maakten zich nationaal China en Z.-Korea ongerust over deze stap, die zij beschouwen als een overwinning van het Kremlin en een inleiding tot de erkenning van Peking door de V. Staten.
Niet de bejaarde de Gasperi, die als partijsecretaris van de christen-democraten veel invloed kan uitoefenen, maar de geweldenaar, de ‘ijzeren’ Scelba heeft in Italië een nieuwe regering gevormd. Voorzichtiger dan zijn mislukte voorganger Fanfani had hij zich bij voorbaat van een meerderheid, zij het een kleine, verzekerd. De democratische middencoalitie, bestaande uit de christen-democraten, de socialisten van Saragat en de liberalen beschikt ongeveer over 303 zetels tegenover 287 der oppositie, terwijl de kleine Republikeinse Partij, zonder aan de regering deel te nemen, haar steun in de volksvertegenwoordiging heeft toegezegd. Het regeringsprogram wijkt niet ver af van dat van Fanfani: doortastende sociale hervormingen, trouw aan het Atlantisch Pact en de vaste wil de stabiliteit van de lire te handhaven. Hoewel Scelba een zware dobber zal hebben - de extremisten van links, de communisten, en die van rechts,
| |
| |
de neo-fascisten en de monarchalen zijn van hem afkerig - is hij er de man niet naar voor hen op zij te gaan. In de Kamer en in de Senaat werd hij door deze vertegenwoordigers allesbehalve vriendelijk of beleefd ontvangen. Dit nam niet weg, dat de Senaat hem met 123 tegen 110 stemmen haar vertrouwen schonk. Opgehitst door communistische agitatoren demonstreerden arbeiders tegen de nieuwe regering. Op Sicilië kwam het tot botsingen waarbij doden vielen. In Turijn en andere steden werden stakingen afgekondigd, die echter niet die hevigheid hadden, welke de communistische leiders er van gehoopt hadden.
In Frankrijk werd meer dan aan de wisselvallige strijd tegen de Vietmingh in Indo-China de aandacht getrokken naar enige disciplinaire maatregelen in de katholieke Kerk. Sinds de Generaal der Dominicanen 3 Franse Provinciaals liet vervangen en aan enkele paters verdere publicaties van hun geschriften verbood, is het reeds in Januari door het H. Officie genomen besluit om tegen 1 Maart het experiment der ‘priester-arbeiders’ van Kardinaal Suhard te vervangen door een meer geordend systeem van parochiële samenwerking, het voorwerp geworden van politieke en sociale hartstochten. De communisten trachtten te bewijzen, dat de Kerk sociaal aan de zijde van het kapitalisme staat, de socialisten hielden een politieke interpellatie in de Kamer. Onder de katholieken heerste verwarring, die er niet minder op werd, toen Mauriac tot op zekere hoogte het herstel van het Concordaat bepleitte, al was 't maar om de invloed van de nuntius en dus van Rome in te perken! Mauriac meende, dat hij spreken moest voor hen, wien het zwijgen was opgelegd en sprak de hoop uit, dat, na de genezing van de Paus, de zaak nog eens bezien zou worden. Het was echter overbodig dat Mauriac zich tot tolk maakte van de ‘zwijgenden’. Want 73 priester-arbeiders hebben een verklaring in het licht gegeven in bewoordingen, die op zich alleen reeds bewezen hoezeer ingrijpen noodzakelijk was. En de proprefect van het H. Officie, waarvan de Paus zelf de Prefect is, heeft onomwonden verklaard: ‘Er is geen kwestie meer van de priester-arbeiders. Er is slechts kwestie van gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid. Laten zij, die nog hopen op een ommekeer zich geen illusies maken’. Hoeveel bewondering men ook moge koesteren voor de heldhaftigheid en de offers door de priester-arbeiders gebracht, juist om de strekking van het bekende werk Les Saints vont en enfer in andere zin te voorkomen heeft de Kerk deze definitieve beslissing moeten nemen. Een aantal
hunner uit Parijs en omgeving hebben een ongelukkige brief aan kardinaal Feltin gericht, waarin zij kardinaal Suhard tegen de tegenwoordige trachten uit te spelen. Op 1 Maart is gebleken dat de meesten de eed van gehoorzaamheid, bij hun Priesterwijding afgelegd, zijn nagekomen.
Bijna gelijktijdig zijn in het Oosten, in Egypte en in Syrië, twee presidenten tot aftreden gedwongen. In Egypte moest generaal Naguib zijn plaats afstaan aan de 36-jarige kolonel Gamal Abdel Nasser, althans in zoverre, dat Nasser wel minister-president werd, maar dat de functie van staatspresident voorlopig open blijft. Naguib had zich de ontevredenheid van de ‘Revolutionaire Raad’, bestaande uit jonge officieren, op de hals gehaald door zijn streven de macht aan deze Raad te onttrekken en alles in eigen handen te nemen. De eerzuchtige, anti-Britse Nasser, die het vertrouwen geniet van de ‘Broederschap der Moslem’, door Naguib kortelings opgeheven, geniet populariteit bij de ambtenaren, de boeren en bij de Egyptische bevolking. De staatsgreep heeft echter in de Soedan onrust veroorzaakt, wijl Naguib uit deze landstreek geboortig is.
De opstand tegen president Sjislakli van Syrië begon in Aleppo. Daar hadden de Syrische Druzen reeds rebellie tegen Sjislakli bedreven en vonden een leider in de militaire commandant van Aleppo, kapitein Moestafa Hamdoen. Men was ontevreden
| |
| |
omdat Sjislakli nagelaten had de corruptie te bestrijden, een democratisch bewind in te voeren en de vereniging van Syrië met Irak niet had bevorderd. Van zijn voorlopige opvolger Maamoen Koesbari verwacht men meer activiteit. Welke weerslag deze mutaties op de internationale politiek zullen uitoefenen is onzeker. Maar de koningen van Irak en Jordanië zullen alvast besprekingen voeren om hun houding te bepalen.
| |
Nederland
Op de vraag vain de heer Romme, welke kleur de P.v.d.A. heeft, antwoordde Mr Burger, dat de P.v.d.A. geen levensbeschouwing heeft, maar een verzameling is van verschillende levensbeschouwelijke richtingen met als einddoel ‘de volledige ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid’. In de Eerste Kamer gaven de niet in deze controverse betrokken partijen uiting aan hun beduchtheid, dat de samenwerking tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. verbroken zou worden, waarvan zij slechts onheil voor het land verwachtten. De terugkeer tot een christelijke coalitie zowel als de vorming van een ‘derde macht’ werd aldus impliciet afgewezen. De leider van de katholieke Eerste Kamer-fractie, Mr Kropman, achtte het moment gekomen om in een principiële rede de katholieke levensbeschouwing uiteen te zetten. ‘Wat kennen en begrijpen andersdenkenden van het katholicisme? Onze opvattingen van barmhartigheid, van maagdelijkheid, van ascese, van kinderzegen, van gehoorzaamheid aan de Paus maken zij tot een caricatuur. En wat de volledige ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid betreft, die wordt alleen bereikt, als men het doel van het leven juist ziet: God te dienen. Daarom is nu meer dan ooit voor ons eenheid nodig ook op politiek gebied, omdat de plaats, die ons in staat en maatschappij toekomt - de spreker bewees dit met cijfers - nog lang niet bereikt is’.
De ‘Kleine Commissie’, bestaande uit delegaties van Nederland, de Antillen en Suriname, heeft na eerst in Willemstad vergaderd te hebben, 7 Februari te Paramaribo algehele overeenstemming bereikt over de nieuwe redactie in 61 artikelen met een toelichting van een ontwerp-statuut voor het Koninkrijk nieuwe stijl. Aruba, dat ten opzichte van Curaçao ‘separacion’ wenst, is voorlopig met een commissie van onderzoek tevreden gesteld. Hierbij merkte minister Kernkamp op, dat ‘die eilandsregeling niet per se voor altijd hoeft te zijn’. Wat er precies bepaald is, blijft geheim tot de voltallige delegaties der R.T.C. na voortvarende behandeling in ieders eigen land, de inhoud hebben goedgekeurd. De minister koesterde zo weinig twijfel aan die goedkeuring, dat hij een bijeenkomst van de R.T.C. zelf overbodig achtte.
De arrestaties van Nederlanders in Indonesië hebben een protest uitgelokt van de Nederlandse regering. De Hoge Commissaris te Djakarta heeft zich zeven maal schriftelijk gewend tot het ministerie van buitenlandse zaken met het verzoek om inlichtingen, waarop geen rechtstreeks antwoord werd gegeven. Evenmin werd hij in staat gesteld aan deze Nederlanders consulaire bijstand te verlenen, terwijl zij nog niet in de gelegenheid waren hun wensen kenbaar te maken in zake rechtskundige bijstand. Op het schriftelijk verzoek deze gevangenen te mogen bezoeken werd slechts vernomen, dat deze aangelegenheid onder het oog der betrokken instanties was gebracht. Volgens de uit Indonesië uitgewezen journalist Evenhuis - uitgewezen, omdat hij de opgeblazen zaak van het Simpang-hotel te Surabaja tot redelijke proporties had willen terugbrengen - heerste er in Indonesië een hetze tegen Nederlanders, die vooral door de Pemoeda's werd aangestookt. Ook volgens buitenlandse bladen deed de Indonesische regering beter met de orde en de welvaart te bevorderen dan het land open te laten liggen voor communistische infiltraties. Haar pogingen om
| |
| |
de opstand in Atjeh te bedwingen zijn te zwak om enig gunstig resultaat te bereiken, zodat er al gesproken wordt van een erkenning der Atjese autonomie.
1-3-'54
K.J.D.
| |
België
Het werd tijd, dat het land juist wist, wanneer de verkiezingen zouden doorgaan. Want in de betrekkelijke ongewisheid die tijdens de maand Februari heerste, won het pre-electoraal klimaat al maar aan intensiteit en werd het parlementaire werk al maar moeilijker. Weliswaar ging het officieus meer en meer vaststaan, dat op Palmzondag naar de stembussen zou worden gegaan, maar dit werd tot begin Maart nergens officieel bevestigd. Door een ondubbelzinnige mededeling had de regering zeker ook in het heersende klimaat meer klaarheid kunnen scheppen. Nu is het wel niet onbegrijpelijk dat zolang gewacht werd met de kennisgeving van de fatidieke datum: de meerderheid wil zo veel mogelijk nog afwerken van haar legislatief programma, dat helaas bij het begin niet voldoende scherp werd gesteld. Maar het spreekt vanzelf dat de oppositie van haar kant zoveel mogelijk aan obstructie doet, en tevens nog zoveel mogelijk van de parlementaire tribunes gebruik maakt om haar aanvallen te lanceren en haar stellingen te verkondigen. Dit was een van de oorzaken voor het hortend aflopen van dat legislatief programma. Een andere oorzaak ligt wel in het feit dat een bepaalde strekking gaarne vertragingsmaneuvers had uitgevoerd ten opzichte van het E.D.G.-verdrag in de Senaat. Het lijkt echter toch vast te staan dat de bekrachtiging van dit verdrag de ontbinding nog zal voorafgaan.
Intussen kan de oppositie zich niet bijster beroemen op haar interpellaties. Zowel die over de 21 maanden als vooral die over de Wet de Gryse en het rondschrijven van 1950 brachten de interpellanten eer nadeel dan voordeel. Minister Jansen wist het prachtig aan boord te leggen om de hypocrisie van de Socialisten in het tweede geval aan de schandpaal te spijkeren. Hij bewees dat zij niet alleen zelf in tempore non suspecto geheel accoord gingen met de maatregelen tot rehabilitatie van bepaalde slachtoffers van het incivisme, maar dat zij privé even goed voor zulke personen tussengekomen zijn als leden van de meerderheid dat hebben gedaan. Men vraagt zich af, of de exploitatie van het patriotisme, vooral dan van hoera- en haat-patriotisme, die de linksen bij de gemeenteverkiezingen zo voortreffelijk gelukt is, en waarop ze ook thans als op een hoofdtroef rekenen, hun ditmaal nog succes zal bezorgen. Zo worden hun maneuvers toch doorzichtig genoeg om bij de nuchter gereputeerde Belg verzet te wekken tegen die wansmakelijke actie. Misschien zal een opgemerkt artikel als dat van dhr Scheyven, volksvertegenwoordiger voor Brussel en een van de leidende koppen in het verzet tijdens de bezetting, daartoe nog bijdragen - terwijl men anderdeels moeilijk de houding van dhr Fosty begrijpt die als christen journalist het linkse spel blijft voortspelen. Maar het is tevens te betreuren, dat van Christelijke zijde in dit opzicht van onvoldoende doorzicht wordt blijk gegeven, zoals in het geval van oud-minister Brasseur, wiens vrouw sterk geïnteresseerd was in een Belgische Messerschmitt-firma....
We mochten vorige maal bijzonder de aandacht vestigen op het verschijnsel der scheurlijsten dat de meerderheidspartij heeft aangetast. Dit verschijnsel blijft zich verder angstwekkend ontwikkelen. En helaas moet men al te dikwijls vaststellen: een candidaat die zich ergens bedreigd of achteruitgesteld voelt, sluit meestal zijn oren voor de eisen van het algemeen belang, en richt liever een scheurlijstje op dat hem hoogstwaarschijnlijk niets kan bijbrengen, maar enkel een negatieve werking kan uitoefenen. Voorzeker mag men dit niet veralgemenen. Voorzeker lijkt ook op ver- | |
| |
schillende plaatsen het gezond verstand en de zin voor meer dan eng begrepen persoonlijk belang het te halen. Maar bewegingen als die van dhr St Remy en die van de zgn. Christelijke Volksunie in Antwerpen blijven in hun eroderende strekking zeer gevaarlijk. Het kan van een kleinigheid afhangen of ze tot de daadwerkelijke kristallisatie van de ontevredenheid leiden. Zeker wendt de meerderheid tegen die strekking een patent middel aan. Na de mislukking van het ontwerp van pensioenwet voor de zelfstandigen, werd een ontwerp tot verbetering van het pensioen der vrijverzekerden, dat in feite verschillende interessante bepalingen van voormeld ontwerp behelst, goedgekeurd. Na amendering door de Senaat werd de grendelwet op de grootwarenhuizen door de Kamer definitief aanvaard. Zo wordt de ene verzuchting van de middenstand na de andere met positieve maatregelen beantwoord. Ook op gebied van vergoedingspensioenen en oorlogsschade is het positieve werk van de regering opvallend en tegemoetkomend genoeg om de onvoldaanheid van de patrioten op te vangen. Maar zelfs waar men de regering tekortkomingen mag verwijten, zoals inzake liquidatie van repressie en epuratie, of inzake bepaalde taaltoestanden (o.m. op Buitenlandse Zaken), is het verkeerd de ontevredenheid door een scheurlijst te willen kristalliseren Het resultaat kan
slechts negatief zijn - én voor de eenheid der Christenen én voor de betrokken belangen.
Over het algemeen zal veel afhangen van de wijze, waarop het de C.V.P. lukt de bevolking bewust te maken van haar rol bij het scheppen van de toestand, die heden in België werkelijk goed is. Instinctief voelt de bevolking dat zonder enige twijfel aan. De verrassende onderschrijving van de nieuwe lening die einde Februari reeds de beste verwachtingen overtroffen had, bewijst het economisch vertrouwen van het volk en de algemene gewaarwording van voorspoed en veiligheid. Het is wel waar, dat de levensduurte plots weer op een peil is komen te staan dat het tot hier toe bereikte maximum gevaarlijk dicht benadert, maar dit is zonder twijfel een voorbijgaand verschijnsel dat wellicht met de lente zal verdwijnen. Het is van belang, dat sociale bijverschijnselen vermeden worden, hoewel de oppositie daarop zal aansturen in de hoop de totale indruk van sociale vooruitgang en rust die het homogeen beleid kenmerkte, op het laatste ogenblik te overschaduwen. Op dat gebied is het niet zo moeilijk de opinie aan het wankelen te brengen. Een andere electorale strekking die zich bij de linksen aftekent, nl. de anticlericale, zal hun daarentegen weinig helpen. Wellicht zal blijken dat het ‘chercher la bête’ dat b.v. gebeurt bij de bespreking van de Conventie met de H. Stoel betreffende Kongo verloren moeite is geweest.
Daarmee treden we de laatste maand voor de verkiezingen in. De Senaat is op zijn beurt bezig de artikelen van de Grondwet aan te duiden die voor wijziging vatbaar zijn. Hij is daarbij niet noemenswaard afgeweken van de zienswijze van de Kamer, o.m. inzake sociale rechten, gelijkberechtiging der vrouw, federalisme, enz. België blijkt trouw te blijven aan de eerbied voor de Grondwet en de geest waarin ze werd opgevat. We blijven daarin een goed teken zien.
L. Deraedt
|
|