Streven. Jaargang 7
(1953-1954)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |||||||||
Psychologische kroniek
| |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
dergelijke’ (d.i. van een juiste) ‘opvatting van de Christelijke ascese bij de psychiaters alle begrip ontbreekt’. Een uitvoerige bestudering van de psychiatrische literatuur stelt Pater Munsters in het gelijk voor zover het niet katholieke auteurs betreft en dan nog met ten minste één uitzondering (Dr Zilboorg) die zijn regel bevestigt. Aan de overgrote meerderheid van niet-katholieke psychiaters is de diepere betekenis van de ascese (in christelijke zin) ontgaan, misschien omdat noch de ascese, noch ook het volledige mens-zijn begrepen kan worden vanuit een te zeer in het biologische verankerde psychologie. Klaarblijkelijk - dit is aantoonbaar op grond van een uitgebreide literatuurstudie - blijft elke spirituele achtergrond en ondergrond van de christelijke ascese volstrekt vreemd aan niet katholieke psychiaters, die de ascese alleen schijnen te kennen als boetedoening en versterving. Dat de actieve oefeningen van ascese een bedoeling hebben neemt een ieder zonder meer aan, maar bij gebrek aan een geestelijk doel dat niet gekend of erkend wordt, zoekt men het doel in de biologische, bij voorkeur de sexuele sfeer. Het beteugelen van de sexuele drift is voor velen een uitermate verdachte bezigheid, waarmede men de orde van de natuur perverteert en dit des te meer naarmate het met vreugde geschiedt. | |||||||||
Ascese bij FreudDat men bij Freud ten aanzien van de christelijke ascese een scherp omschreven standpunt kan vinden is niet te verwachten, al was het alleen maar op grond van het feit dat ‘de intieme houding van Freud ten opzichte van de godsdienst hemzelf nooit duidelijk schijnt geweest te zijn en dus nooit door Freud voor anderen is duidelijk gemaakt’. Zoals Zilboorg aantoonde is het welhaast zeker dat God en godsdienst door Freud op grond van een psychisch jeugdtrauma zijn verdrongen. Niet slechts 40 jaar - zoals Suzanna Cassirer Bernfeld opmerkte - maar zijn hele leven - zegt Zilboorg - heeft Freud doorgebracht met te trachten de catastrophe te herstellen, die hij in zijn jeugd ondergingGa naar voetnoot2). Gaat men in de verzamelde werken van Freud na hoe dikwijls hij het begrip ascese ter sprake brengt, dan is dit precies viermaal.
1. In band 13 vinden wij de studie: Eine Teufelsneurose im Ziebzehnten Jahrhundert waarin de levensgeschiedenis van de Beierse schilder Christoph Haitzmann, - die een pact met de duivel sloot, - wordt geanalyseerd. Het einde van deze schilder, die monnik werd, bevredigt ons - die aan God en Genade geloven - meer dan Freud. Waar het op aan komt is de volgende tekst:
‘Ook de slechte levensdagen van onze schilder zouden geen duivelsneurose bij hem hebben uitgelokt, indien niet uit zijn nood een versterkt verlangen naar de vader gegroeid was. Nadat echter de melancholie en de duivel hadden afgedaan, kwam het bij hem nog tot een strijd tussen enerzijds de libidineuze “levenslust” en anderzijds het inzicht dat het belang van lijfsbehoud dwingend verzaking en ascese eist’Ga naar voetnoot3). | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
2. In de 11e band: Vorlesungen zur Einführung in der Psychoanalyse is in het hoofdstuk ‘Widerstand und Verdrängung’ sprake over ‘ascetische trekken in de neurose’. Er is hier sprake van de zg. Uebertragungsneurosen onder welk verzamelbegrip Freud de angsthysterie, de conversiehysterie en de dwangneurosen samenbrengt. De tekst luidt: ‘Inderdaad laten reeds enige trekjes van het ceremonieel van onze tweede patiënte dit ascetische, de sexuele bevrediging vijandige, karakter zien....’Ga naar voetnoot4).
Dat deze beide citaten voor de vorming van een begrip van de houding van Freud ten aanzien van de ascese van gering belang zijn, is dunkt mij duidelijk; men ziet hier alleen duidelijk dat de ascese bij Freud betekent strijd tegen sexualiteit, tegen sexuele begeerte.
3. In dezelfde band antwoordt Freud op het verwijt dat men veertig jaar geleden, ook van katholieke zijde, gaarne richtte tot de psycho-analyse, namelijk dat deze een sexuele bandeloosheid zou propageren. Het was in 1917 dat Freud schreef:
‘Maar, Dames en Heren, wie heeft U dan zo foutief ingelicht? Er is geen sprake van, dat de raad, zich sexueel uit te leven, in de analytische therapie een rol zou kunnen spelen. Alleen daarom al niet, omdat wij zelf hebben geleerd, dat bij de zieke een hardnekkig conflict bestaat tussen de libidineuze drift en de verdringing van de sexualiteit, tussen de zinnelijke en de ascetische richting. Dit conflict wordt niet opgeheven daardoor dat men één dezer richtingen aan de zegepraal helpt over de andere. Wij zien het toch, dat bij de nerveuze mens, de ascese de overhand behouden heeft. Het gevolg daarvan is juist dat de onderdrukte sexuele streving zich lucht verschaft in symptomen. Indien wij nu integendeel aan de zinnelijkheid de overwinning zouden verschaffen, dan zou de opzij geschoven sexualiteitsverdringing (d.i. de ascetische richting; noot van de vertaler) door symptomen worden vervangen. Geen van beide beslissingen kan het innerlijke conflict beëindigen, in beide gevallen bleef één gedeelte onbevredigd. Er zijn maar weinig gevallen, waarin het conflict zo labiel is, dat een factor als het partijkiezen van de arts de doorslag geven kan en deze gevallen behoeven eigenlijk geen analytische behandeling’Ga naar voetnoot5). Freud preciseert dan verder, dat het neurotische conflict niet verwisseld mag worden met de normale strijd tussen physieke krachten; in het neurotische conflict is echter noch de sexuele bandeloosheid, noch ook de verdringing van de sexualiteit een middel tot genezing.
4. In band 8 van de Gesammelte Werke vindt men tenslotte de volgende tekst: ‘In tijden, waarin de bevrediging van de liefde geen moeilijkheden ondervond, zoals bijvoorbeeld ten tijde van de ondergang van de antieke cultuur, werd de liefde waardeloos, het leven leeg, en er waren sterke reactievormingen nodig om de onmisbare gevoelswaarden weer te herstellen. In deze samenhang kan men beweren dat de ascetische stroming van het christendom voor de liefde psychische waarden heeft geschapen, die de heidense oudheid haar nooit kon verlenen. Tot de hoogste betekenis geraakte zij (de ascetische stroming) bij de | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
ascetische monniken, wier leven bijna alleen was vervuld van de strijd tegen de libidineuze bekoring’Ga naar voetnoot6). In deze contekst vindt men ook de volgende merkwaardige woorden: ‘Het is zeker algemeen geldig, dat de psychische betekenis van een drift met zijn verzaking stijgt’.
Wat echter de bevrediging van een drift betreft schijnt een tegenstelling te bestaan tussen het sexuele instinct en de andere instincten; want daalt niet in tegenstelling met de andere instincten - waar dit niet zo is - de waarde die het sexuele instinct zich in de geest verworven heeft onvoorwaardelijk met zijn bevrediging? Freud vervolgt dan: ‘Ik geloof dat men, hoe vreemd het ook klinkt, zich zou moeten bezinnen op de mogelijkheid dat iets in de natuur van de sexuele drift zelf het tot stand komen van de volle bevrediging niet gunstig is’Ga naar voetnoot7).
Freud zegt dus hier:
Het lijkt mij dat Freud hier zonder enige twijfel een positieve zijde belicht van de Christelijke ascese in engere zin van strijd tegen de sexuele bekoring, de enige betekenis die Freud aan het woord toekent. Het verzaken aan een goed heeft in de gedachtenwereld van Freud geen uitsluitende negatieve betekenis en is zelfs door Freud ook gezien als een noodzakelijkheid. Reeds in de biologische orde geeft Freud, getuige ons laatste citaat, aan de verzaking een onmisbare plaats. Maar er is meer. In een van zijn eerste werken kwam Freud al tot de volgende conclusie: ‘Wanneer onze patiënten ons vragen of de psycho-analyse hun het geluk zal brengen moeten wij hen aldus antwoorden: Wij zullen trachten U van Uw symptomen te bevrijden en gij zult U zelf hervinden met het lijden, dat het deel is van de mensheid’. Zoals men ziet acht Freud smart en lijden niet uitgesloten in de staat van gezondheid. Trouwens de analyse zelf vraagt volgens Freud al een klimaat van verzaking. ‘Vanaf het begin van de analyse wordt patiënt aangespoord, noch in zijn beroep, noch ook in zijn burgerlijke staat veranderingen aan te brengen, zo lang hij in behandeling is. Het verloop van een analyse is geen cursus in de kunst zichzelf alles toe te staan; naar aanleiding hiervan mag men nooit vergeten dat de psycho-analytische behandeling geheel voortschrijdt in een atmosfeer van verzaking (Versagung)’. | |||||||||
GevolgtrekkingWanneer dit alles is wat men in de werken van Freud over ascese kan bijeen | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
lezen, dan is allereerst bevestigd de verwachting, dat bij Freud geen systematische behandeling van de ascese te vinden zou zijn. Daarnaast valt sterk op, dat Freud aan het begrip ascese slechts één enkele betekenis toekent, namelijk die van verzaken aan de sexuele drift, van strijd tegen de sexuele drift. Maar dat neemt niet weg, dat Freud in meedogenloze openhartigheid tegelijkertijd vast stelt dat deze ascese zelfs nog een belangrijke betekenis heeft, zozeer zelfs, dat ‘die ascetische Strömung des Christentums' - die Freud niet anders zien kan dan in de beschreven allerbeperkste zin - für die Liebe psychische Wertungen geschaffen hat, die ihn das heidnische Altertum nie verleihen konnte’. Tenslotte is het duidelijk, dat het begrip ascese bij Freud altijd gebleven is buiten de religieuze gezichtseinder. |
|