Brief uit Tokio
‘WAARHEEN moet de Japanse intellectueel zich wenden?’ - Deze voor ons zo belangrijke vraag zou ik in deze brief even willen belichten.
De beste uitdrukking van de geestestoestand van onze intellectuelen vindt men ongetwijfeld in het maandblad ‘Sekai’ (De Wereld). Het is een der beste en belangrijkste tijdschriften in Japan, dat alle problemen van politieke en economische aard behandelt, maar tevens in ieder nummer enkele letterkundige bijdragen opneemt. De uitgever is de voornaamste en de meest onderlegde van ons land, nl. Iwanami. Weliswaar is ‘Sekai’ niet geslaagd in zijn opzet om, met alle middelen van de journalistische propaganda, het ‘eenzijdige’ verdrag van San Francisco, dat ‘zowel het Sovjetblok als onze buur China ignoreert’ te verhinderen. Doch het stelt nog immer alles in het werk om een middenweg te vinden tussen Amerika en Rusland en om het ‘hoge ideaal’ van de Grondwet, die ieder militarisme wil weren, te verwezenlijken. De zogenaamde ‘Iwanami-groep’ omvat de beste en meest representatieve denkers en schrijvers van het huidige Japan. Ze zijn er stellig van overtuigd geenszins utopisten, maar op economisch en politiek gebied realisten te zijn. Jammer genoeg zijn er slechts zeer weinig katholieke schrijvers zodat ‘Sekai’ het Katholicisme vooral opvat als een al te burgerlijk gedoe.
Daartegenover vertoont de nationale stroming, beheerst door de ‘liberale’ regering, duidelijke tekenen van een ‘terugkeer naar het verleden’. Ik geef slechts één voorbeeld aan op religieus gebied. In de herfst werd een grootse ceremonie georganiseerd in het Ise-heiligdom, de heilige plaats bij uitstek van Japan. Men vierde de overbrenging van de heilige schatten naar de nieuw-gebouwde tempel. Alhoewel dit heiligdom, overeenkomstig de bepalingen van de Grondwet, onafhankelijk staat van de regering en een particuliere godsdienstige instelling is geworden, groeiden de feestelijkheden uit tot een nationale manifestatie. Zelfs de landelijke organisatie van de bond voor ouders en leraren had het plan opgevat officiëel er aan deel te nemen. Deze opzet lokte heel wat tegenkanting uit, omdat ze in strijd is met het principe van de wet ‘op de godsdienstvrijheid en de opvoeding’, die nadrukkelijk de staatsopvoeding scheidt van de godsdienst. Toch merkt men hoe, sedert het vredesverdrag van San Francisco, de shintoïstische en boeddhistische feesten overal weer opleven. Feitelijk zijn we allen verplicht voor zulke feesten onze geldelijke bijdrage te storten aan de district-groeperingen.
De Japanse leraren-unie is een machtige organisatie. Deze unie werkt samen met verschillende andere belangrijke syndicaten en de huidige minister van onderwijs zoekt naar middelen om een ‘politieke beweging’ in de leraren-unie te voorkomen. Toch is deze unie geenszins rood getint. Onder haar leden telt ze practisch geen communisten en haar koers wordt bepaald door enkele figuren uit de Iwanami-groep, die in 't geheel niet pro-communistisch zijn.
Doch overal in Japan stoten we op studentenagitatie: protest-meetings, manifestaties, stakingen en relletjes met de politie. Onlangs nog werd een grootscheepse demonstratie op touw gezet door de studenten in Kioto, de vroegere hoofdstad van Japan, om ‘de scholen te hervormen’ naar democratische beginselen. Hier zijn het altijd een min of meer groot aantal actieve links-gerichte jongelui, die de touwtjes in handen hebben. De sociale gezindheid van deze studenten staat boven alle twijfel; jammer genoeg, kunnen ze geen middenweg vinden zodat ze gemakkelijk vervallen in het extremisme.