| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE premiers Sir Winston Churchill, Laniel en president Eisenhower, bijgestaan door hun ministers van buitenlandse zaken, Eden, Bidault en Forster Dulles, hebben op hun bijeenkomst op Bermuda snel hun instemming betuigd met het Sovjet-voorstel om te Berlijn besprekingen te beginnen over Duitsland en Oostenrijk. Om Oost-Duitsland te weren zal West-Duitsland welks kanselier achter de schermen zijn rol speelt, zich van deelname onthouden. Niet zo snel kwam de solidariteit tot stand over de andere besproken punten. Dit was niet in de eerste plaats te wijten aan de plotselinge ernstige ongesteldheid van Laniel als wel aan de terughoudendheid ten opzichte van de E.D.G., waaraan de Franse premier door de weerstand van de Assemblée gebonden was. Met woorden van hulde aan de dappere troepen, die in Indo-China tot het vitale belang van de verdediging van de vrije wereld bijdragen, keerde Laniel huiswaarts, nadat hij mede het communiqué ondertekend had. Daarin werden de N.A.T.O. en de E.D.G. tot hoekstenen verklaard van de Westerse defensie. De vermindering der internationale dreiging werd aan de groeiende kracht van de N.A.T.O. toegeschreven. En van de E.D.G. werd verklaard, dat zij nodig is voor het verzekeren van de defensie-capaciteit van de Atlantische gemeenschap, waar zij een integraal deel van zal uitmaken. ‘In een voortdurende ontwikkeling van een verenigd Europa, met inbegrip van Duitsland, zien wij het beste middel tot het bereiken van grotere welvaart, vrijheid en stabiliteit voor de vrije volken’.
De N.A.T.O.-Raad van de 14 aangesloten landen, die half December te Parijs bijeenkwam, toonde zich tevreden over hetgeen op militair gebied bereikt was. De streefdoelen voor 1953 zijn ten volle bereikt. Voor 1954 staat op het program verhoging van de numerieke sterkte van de bestaande strijdkrachten en een zeer aanmerkelijke verbetering van haar kwaliteit en doeltreffendheid, vooral wat betreft de voorziening van moderne wapens van het laatste type. Door het talmen van Frankrijk blijft de E.D.G. nog steeds in de lucht hangen. Met Amerikaanse vrijmoedigheid, zonder te letten op de Franse prikkelbaarheid, verklaarde Forster Dulles in een persgesprek, dat langer uitstel wel eens kwade gevolgen voor West-Europa kon hebben. ‘Als de landen van West-Europa zelfmoord willen plegen moeten ze dat maar alleen doen. Mocht het onmogelijk blijken spoedig de Europese eenheid tot stand te brengen, dan zou dit de Amerikaanse regering dwingen tot een pijnlijke herwaardering van haar Europese politiek’. Het dreigement viel niet in goede aarde, want de Fransen houden niet van een stok achter de deur, zelfs als deze, gelijk dit practisch het geval is, niet zonder eigen gevaar door de V. Staten te hanteren valt.
Gelukkiger was Eisenhower, toen hij voor de V.N. zijn belangrijke rede hield over de bezwering van het atoomgevaar. Om de vrees voor het atoom bij de volken van Oost en West te doen verdwijnen stelde hij voor, dat de daarvoor in aanmerking komende regeringen haar voorraden uranium en splijtbaar materiaal onder toezicht zouden stellen van een internationaal orgaan voor atoomenergie, dat onder auspiciën van de V.N. zou staan. De aanvankelijke spot in de Sovjet-pers ontmoedigde Eisenhower niet. Hij liet de hoop niet varen, dat het Kremlin zijn voorstel zou beschouwen als een eerste en doelmatige stap in de richting van overeenstemming op dit gebied. En werkelijk, drie weken later, (21 December) kwam het antwoord van Moskou af. Erkend werd dat een gezamenlijke actie tot het onder internationaal beheer stellen
| |
| |
van de atoomenergie en het tot stand brengen van ontspanning in de internationale toestand noodzakelijk was. Moskou was bereid tot een vertrouwelijk gesprek over Eisenhower's voorstel, dat het overtroefde door de verklaring in overweging te geven onvoorwaardelijk geen atomische waterstof- of andere wapens voor massavernietiging te gebruiken. Dulles vond, ondanks de woordenomhaal, deze nota een hoopvol teken om op basis van Eisenhower's voorstellen tot onderhandelen over te gaan.
Met de op 25 Januari te houden conferentie over Duitsland heeft Moskou na lang denken ingestemd. Wellicht werd de vertraging van dit antwoord mede in de hand gewerkt door de binnenlandse toestand waar op agrarisch en op ander gebied nog veel de aandacht vraagt, en door het proces tegen Beria. Deze is niet alleen de schurk, die aansprakelijk is voor het uitblijven van een verhoogde levensstandaard in de Sovjet-Unie, hij, de langdurige vriend van Stalin, heeft zich schuldig gemaakt aan alles wat de Sovjetrepubliek afbreuk heeft kunnen doen. Hij heeft zijn hoogverraad bekend en door het hogere gerechtshof achter gesloten deuren schuldig bevonden, werd hij tot de kogel veroordeeld. Het vonnis is zonder dralen voltrokken.
Om de weg tot overeenstemming op de conferentie te Berlijn voor Moskou te plaveien, verklaarde Sir Winston in het Lagerhuis, dat men de Russen een gevoel van veiligheid, anders dan door macht alleen moest geven en dat zij recht hadden op waarborgen tegen agressie na alles wat zij met de nazi's hadden meegemaakt. De Belgische minister van Buitenlandse Zaken, van Zeeland, kwam met een vast omlijnd plan voor de dag, naar zijn mening en naar die van de andere Westerse staatslieden geschikt om dit gevoel te bevredigen. De Atlantische landen moeten de Sovjet-Unie een non-agressie en wederzijds beveiligingspact aanbieden. Alle Sovjet-troepen moeten uit Oost-Duitsland worden teruggetrokken, zodat een gedemilitariseerde bufferzone ontstaat, terwijl ook de Britse en Amerikaanse troepen zich achter de Rijn moeten terugtrekken. Het aldus ontstane vacuum tussen de Rijn en de geneutraliseerde Oostelijke zone zou gevuld moeten worden met het toekomstige Europese leger.
Als beginpunt van onderhandelingen zou dit program op tafel kunnen gelegd worden, maar het mist de volledigheid van het principe. Althans Dulles beschouwt deze conferentietafel als een plaats, waar wij onze principes doen gelden. En één van die beginselen is, dat de V. Staten weigeren de gedwongen inlijving van de drie Baltische staten bij Rusland te erkennen. ‘Deze onderworpen volken moeten weten, zo vervolgde hij, dat wij niet bereid zijn voor ons zelf een denkbeeldige veiligheid na te streven door een overeenkomst met hun meesters, die hun gevangenschap zou bevestigen’. Het is niet te verwachten, dat Moskou, na dieper in het Westen te zijn doorgedrongen dan het ooit een czaar gelukt is, vrijwillig voor welke westerse beloften ook van zijn oorlogsbuit afstand zal doen.
Na zeven dagen van ondergrondse kuiperijen en verwarde openbare zittingen heeft de Franse Republiek in de persoon van René Coty, ondervoorzitter van de Senaat, een waardig president gekregen. Bij de laatste stemming, de 13de, waren de 946 stemgerechtigden - de leden van de Assemblée en van de Raad van de Republiek onder de naam van Congres te Versailles verenigd - tot 871 geslonken. Met 477 stemmen behaalde Coty de vereiste absolute meerderheid. Dit Congres was geen verheffend schouwspel. In vele opzichten deed het denken aan een ouderwets conclaaf van vóór de Contra-Reformatie en de Franse pers noemde het oneerbiedig ‘Het circus van Versailles’. De candidaat der socialisten, Naegelen, was van den beginne aan geblameerd door de steun der communisten. Om de rechtse candidaat Laniel te dwarsbomen handhaafden de radicalen zo lang mogelijk de uitzichtloze Delbos. Behalve door partij- en persoonlijke gevoelens werd de achtergrond van dit betreu- | |
| |
renswaardig steekspel gevormd door de vraag hoe de betreffende candidaten stonden ten opzichte van de E.D.G. en niet in het minst door de tegenstelling tussen de laïcistische en de ‘clericale’ opvatting omtrent de ‘vrije’ school. Nadat Laniel zich teruggetrokken had kwam de tot het uiterste vermoeide Congresmeerderheid tot een compromis en koos de 71-jarige, gelovige en eenvoudige katholieke advocaat tot President van het land. Achteraf gezien is, volgens het woord van Laniel, de Republiek in goede handen. Met een zinspeling op de recente gebeurtenissen, herinnerde Coty er aan, dat een regiem zich niet kan verdedigen als het zich niet weet te hervormen en dat vrijheid het recht is zich de plicht op te leggen niet geleid te worden door anderen.
Coty wacht een moeilijke taak. Een nieuw kabinet zal, gegeven de partijstrijd, niet in een handomdraaien gevormd zijn. Indo-China is een zorgenkind. Op de uitnodiging van Laniel jl. October gedaan heeft de verzetsleider, Ho Chi Minh geantwoord, dat, indien de Franse regering het regime van Vietminh zou erkennen, een wapenstilstand mogelijk was. Dit zou echter betekenen het in de steek laten van de trouw gebleven drie Geünieerde regeringen. Einde December heeft Ho Chi Minh zijn strategische en politieke positie verbeterd door zijn opmars naar de grens van Siam, waardoor hij na 7 jaren van strijd Indo-China, zoals in Korea het geval is, doormidden heeft gesneden.
| |
Nederland
Na de onder zware druk vóór Kerstmis afgehandelde begrotingen verdedigde de voorzitter der Tweede Kamer, Dr Kortenhorst, deze haast met het argument, dat anders de regering verleid zou kunnen worden tot het doen van uitgaven, welke niet tevoren door de Staten-Generaal zijn goedgekeurd. Dit betekent dus geen belachelijke hobby, maar het volbrengen van een grondwettelijke plicht van de eerste orde. De betrokken ministers smaakten de voldoening hun begroting telkens zonder hoofdelijke stemming te zien goedgekeurd, al waren de Kamerleden niet in alle opzichten tevreden gesteld. De minister van Oorlog en Marine, Staf, verkreeg de uitbreiding van 3 tot 5 divisies, zoals de Nato gewenst had, en hij verdedigde de uitgaven, die tot en met 1957 op 4400 millioen geraamd waren, met de onbetwistbare stelling, dat, indien wij aandringen op verdediging van Nederlands grondgebied, wij met onze strijdmacht ook een behoorlijk aandeel moeten leveren.
Bij de behandeling van ‘Onderwijs’ maakte minister Cals bekend, dat hij een wetsontwerp zou indienen, waarbij voor de leerplichtige jeugd geen schoolgeld meer zou betaald worden. Voor diegenen, die hun studie voortzetten zal het schoolgeld maximum kunnen stijgen tot 200 gulden, een bedrag, waarop ook de collegegelden worden vastgelegd. Dat voor goed onderwijs meer selectie moet worden toegepast bleek uit het beschamende feit, dat bij het L.O. jaarlijks circa 12% der leerlingen blijft zitten, bij het V.M.H.O. is dit 25%, terwijl 60% der leerlingen geen diploma behaalt. Aan de universiteiten komt 40% der eerstejaars nooit aan het doctoraal toe. Voor 1954 stelde de minister 3900 nieuwe schoollokalen in het vooruitzicht en verhoging van hooglerarensalarissen tot maximum 17.000 gulden.
Bij de behandeling van Buitenlandse Zaken gaf minister Beijen toe, dat hij op de Haagse Conferentie van de zes ministers van klein-Europa overstag was gegaan en aanvaard had, dat de op te richten ‘Kamer der Volkeren’ rechtstreeks door alle kiesgerechtigden der 6 deelnemende staten zal worden gekozen. Voor het overige stond de regering op het standpunt, dat zij in een politieke gemeenschap alleen wil deelnemen, als deze gemeenschap, met supra-nationale bevoegdheden uitgerust, ook
| |
| |
de economische integratie kan verwezenlijken. Minister Luns had zich hoofdzakelijk te verantwoorden over het beleid ten opzichte van Indonesië, doch slaagde er niet in alle Kamerleden te overtuigen. Het ging niet over de bevreemdende oprichting van een bureau ‘ter coördinatie van pogingen om Westelijk Nieuw Guinea bij Indonesië in te lijven’. In overeenstemming met Australische autoriteiten, kan men deze schertsmaatregel meer beschouwen als een poging om de Indonesische kiezers te epateren. Wel ging het over de erkenning van de regering der Zuid-Molukken. De minister stond op het standpunt, dat men rekening moest houden met de harde werkelijkheid, dat de proclamatie van de republiek der Zuid-Molukken een daad van verzet was tegen Indonesië, die juridisch niet te verdedigen was. Derhalve kon de Nederlandse regering, die bovendien geen mogelijkheid verzuimde om de betrekkingen met Indonesië te verbeteren, zich niet wagen aan een interventie, die geen schijn van kans had. Dit realisme vond geen onverdeelde instemming.
Bij enkele begrotingen, namelijk die van Oorlog en van Sociale Zaken, kwam de propaganda der humanisten ter sprake. Beide keren beet Pater Stokman de spits af. Zijn standpunt was, dat de kerken alléén een taak te vervullen hebben tegenover hen, die tot geen kerk behoren, nóch een godsdienst belijden. Hij wees humanistische geestelijke verzorgers voor de strijdkrachten af. Om redenen van verdraagzaamheid wilde hij het humanistisch vormingscentrum ‘De Ark’ wel toelaten, maar dan uitsluitend voor buitenkerkelijken. Dat minister Staf zo gul was om naast de 7 katholieke en de protestantse militaire tehuizen nu reeds 3 huizen voor de humanisten te steunen vond hij bedenkelijk. Bij ‘Sociale Zaken’, welk departement staat onder het P.v.d.A.-lid, minister Suurhof, leidden de grieven tot een motie, die door het gelovige deel der Kamer werd aanvaard. Hoewel er in de D.U.W.-kampen nog geen 100 arbeiders het humanisme aanhangen, stelde de minister meer geld beschikbaar voor de 3 humanistische verzorgers dan voor de 5 katholieke verzorgers. De motie bracht tot uitdrukking, dat de subsidiëring van de godsdienstige en geestelijke verzorging ook in de D.U.W.-kampen nadere overweging behoeft en dat daarbij ook de verzorging van buitenkerkelijken door verzorgers van godsdienstige gezindte dient te worden betrokken. De regering werd verzocht de uitwerking van dit standpunt in studie te nemen, van de resultaten daarvan aan de Kamer mededeling te doen en de omvang der subsidiëring te beperken tot de daarvoor over 1953 toegestane gelden.
In een vergadering van de K.A.B. heeft Mgr Alfrink dit standpunt gerugsteund. ‘Al degenen, die nog iets van de katholieke geloofsovertuiging over hebben, kunnen wij niet aan dit moderne humanisme overlaten’. En over de doorbraak voegde Z.E. er o.a. aan toe. ‘Men moet niet vergeten dat men bij de doorbraak uit eigen huis altijd terecht komt niet in een gemeenschappelijk huis maar in het huis van een ander en dat men bijgevolg maar zal moeten afwachten wat men bij de ander in huis zal te zeggen hebben’.
1-1-1954
K.J.D.
| |
België
Wat er gebeurde tijdens de maand December heeft weinig ophef gemaakt. Het was daarom niet minder belangrijk. Het verried strevingen en bekommernissen die eerlang het politieke leven geheel zullen bepalen. Het gaf een eerste trilling weer van de dubbele werking die wegens de komende verkiezingen voelbaar wordt: voorbereiding door de partijen van hun stellingen en hun munitie, geheime en openlijke strijd voor het opmaken der candidatenlijsten.
| |
| |
Het is vooral in dit raam dat de zaak St Remy gezien dient te worden. De groepering, door deze volksvertegenwoordiger opgericht, heeft toch wel als hoofddoel een macht te scheppen die de aanstaande verkiezing van haar voorman moet mogelijk maken. Daarbij rijst de vraag: als candidaat op de lijst van de CVP, of als dissident? St Remy houdt niet op, zijn trouw aan de partij te betuigen. Hij weigert echter de politieke activiteit van zijn beweging stop te zetten en - op het politieke plan - zijn volledig vertrouwen aan de CVP te schenken. In die omstandigheden is het duidelijk dat er onverenigbaarheid bestaat tussen zijn Verzameling voor Volk en Vrijheid en de partij zelf. Het arrondissement Brussel weerde St Remy en zijn mannen dan ook van de candidatenlijst. De bruggen zijn nog niet opgeblazen. Maar men kan zich afvragen of een terugkeer van het Brusselse kamerlid, politiek gezien, nog mogelijk is.
Ook wanneer we deze kwestie aldus situeren, is het niet te loochenen, dat ze gecompliceerd wordt door de middenstandsproblemen. Langzaam breekt weliswaar het inzicht door, dat die problemen misschien meer verband houden met de structuur, de organisatie en de bewustwording van deze middenstand zelf, dan wel met politieke moeilijkheden. In werkelijkheid heeft de middenstand over de gevoerde politiek weinig of niet te klagen. Het lijdt geen twijfel, dat verschillende maatregelen nog niet boven het ontwerp-stadium zijn uitgekomen, terwijl men ze reeds voltooid zou wensen. Maar de grote rem ligt hier bij de middenstand zelf: onklaarheid over zijn eigen aard, ongewisheid van zijn grenzen, ingeworteld individualisme van de middenstanders, verdeeldheid nopens de formule om bepaalde zaken, zoals b.v. pensioenen voor de zelfstandigen, te verwezenlijken. Evenals de puber tegenover volwassenen, kan deze groep-in-wording opstandig worden tegenover meer gevestigde machten welke hij meent verantwoordelijk te kunnen stellen voor moeilijkheden, die eigenlijk in hemzelf wortelen. Intussen mocht de middenstand in 1953 successen boeken als de vertegenwoordiging in de Nationale Arbeidsraad, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, en in tal van andere sociaal-economische organen; de verdubbeling van de kinderbijslagen: de stemming van de grendelwet voor vijf jaar. Voor het einde van de legislatuur zal deze lijst wellicht nog worden aangevuld.
Wat betreft het voorbereiden van stellingen en munitie, drukken de Socialisten het zo uit: de CVP heeft het werkverschaffingsvraagstuk ontdekt. Deze bewering is onrechtvaardig, maar ze vindt haar oorsprong in de ongewone belangstelling die in de jongste tijd in christelijke kringen aan dit probleem wordt gewijd. De uiteenzetting van de Eerste Minister in de Kamer op 9 December geeft zeer duidelijk de omvang van het vraagstuk aan, alsook de redenen waarom de getroffen maatregelen niet konden voldoen. Concrete voorstellen zoekt men er echter te vergeefs. Het is natuurlijk delicaat voor een regering die dan toch vier jaar lang het land bestuurd heeft, nu met een programma te komen. Men kan echter niet zeggen, dat de excuses uit de lucht zijn gegrepen. De herbewapeningslasten zijn een realiteit. En evenzeer moet men zich hoeden voor een werkverschaffingspolitiek die de stabiliteit van het economisch leven in het gedrang zou brengen. Toch zijn er tekorten geweest. Denken we maar aan de lijdensweg van het ontwerp 639 dat, indien het nog moest gestemd worden, toch niet zou kunnen bijdragen tot de oprichting van nieuwe werkgelegenheid in de gebieden met structurele werkloosheid, aangezien de bepalingen tot geografische beperking eruit geschrapt werden. Deze zaak is zeer complex. De economische structuur, met een industrieel zwaartepunt in een Wallonië dat zijn positie niet wil zien teloorgaan, speelt er een hoofdrol in. Maar de combattiviteit van de Walen - hun reactie op de dreigende sluiting van de Cockerill-mijnen bewijst het eens te meer -
| |
| |
en de bevreemdende passiviteit van de Vlaamse volksvertegenwoordiging zitten er evenzeer tussen. Om nog te zwijgen van de - én in het urgentieprogramma van het ACV én door Prof. Vandeputte op de studiedagen van de Boerenbond - terecht aangeklaagde carentie van het kapitaal, vooral in Vlaanderen, waar de arbeidskrachten al te lang al te goedkoop waren!
Het zojuist genoemde urgentieprogramma, dat wellicht op de Sociale Week van begin Januari zal verduidelijkt en aangevuld worden, vat het werkverschaffingsprobleem resoluut aan. De wijze waarop dit gebeurt - aanduiding van meer dirigisme, vraag naar een participatiemaatschappij, aanwijzing van gebeurlijke fiscale gunstmaatregelen mits nuttige wederbelegging - maakt het programma dubbel belangrijk omdat hier de echo hoorbaar wordt van werkzaamheden in de studiediensten van de CVP zelf. Zullen de daar gegroeide opvattingen nu bepaald doorbreken? Voor de werkverschaffing is het te hopen. Dat dit niet tot het rijk der onmogelijkheden behoort, wordt duidelijk, wanneer men gaat overwegen, dat de beperking van de rijksmiddelen ook op het punt staat minder scherp te worden, aangezien de herbewapeningsplannen op 1954 waren gericht.
Blijkbaar zoeken de socialisten het materiaal voor hun propaganda elders dan op het sociale terrein. Het gebaar van dhr Rolin, die de stemming van de wetten op de administratieve epuratie mogelijk maakte, neemt niet weg dat deze - van civiel standpunt uit - volkomen aanvaardbare wetten op de meest stuitende wijze worden geïnterpreteerd en verdraaid. Er wordt druk naar een nieuwe Debodt gezocht. Reeds werd een proef genomen met een in Zwitserland levend journalist, als een tweede Van Coppenolle. Voorlopig slaat dat nog weinig in. Dat is ook nog niet de bedoeling. Intussen is het in dit klimaat zeer begrijpelijk, dat een stemming van de wet tot wijziging van art. 123 sexies, die een beperking van het aantal aan incivieken ontnomen rechten op het oog heeft, zo kort voor de verkiezingen door vele leden van de meerderheid gevreesd wordt - vooral omdat het een algemene maatregel geldt. De voorzitter van de CVP heeft meer dan één lans ten voordele van zulke maatregelen gebroken. Maar hij mocht er niet in slagen die wijziging vóór de Kerstdagen te doen aanvaarden. Dat stelt de meerderheid voor het dilemma, hetzij een patriotieke verontwaardiging, hetzij een aangroei van de pro amnestiestrekking te verwekken. In 't manoevreren is ze nooit sterk geweest....
Tenslotte dient nog de proefstemming over Europa vermeld die - zoals verleden jaar in het Noorden te Delft en te Bolsward - thans op 20 December te Roeselare en te Verviers doorging. Tussen 60 en 70% van de kiezers namen aan dit niet-verplichte referendum deel, en 83 resp. 74% spraken zich uit in het voordeel van een verenigd Europa onder een Europese overheid en met een democratische vertegenwoordiging, omschreven in een Europese grondwet.
L. Deraedt
|
|