| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
NA de abrupte weigering van Tito om op het Italiaanse voorstel tot het houden van een plebisciet in Triëst in te gaan hebben de bezettende machten, Engeland en de V. Staten, zonder de betrokken partijen vooraf te raadplegen, besloten, dat zij de A-zone aan Italië zouden overdragen. Tegen dit besluit was de reactie van Tito feller dan zij verwacht hadden: ‘Ons geduld is uitgeput. Wij leggen ons niet goedsmoeds neer bij deze gang van zaken en zijn vastberaden er ons desnoods krachtig tegen te verzetten’. Om zijn woorden kracht bij te zetten trok hij troepen in de B-zone samen en dreigde, dat, als Italiaanse soldaten één voet in de A-zone zouden zetten, Jougoslavische troepen er zouden binnenrukken. Washington en Londen, ofschoon beseffend dat zij een blunder hadden geslagen, weigerden met nadruk op hun besluit terug te komen. Daarop bond Belgrado in en verklaarde zich bereid tot een onderlinge overeenkomst met Italië. Minister Pella greep zijn kans. Hij maakte in de Italiaanse Senaat bekend, dat hij gedreigd had te zullen aftreden - een stap, die het Natoverdrag zou kunnen aantasten - indien de mogendheden op haar besluit van 8 October zouden terugkomen. Hij zou slechts in een conferentie toestemmen, zodra de A-zone geheel aan Italië zou zijn overgedragen zonder daarom zijn aanspraken op het door Jougoslavië bezette gebied op te geven. Hij herhaalde zijn voorstel van een volksstemming, die, om aan Jougoslavië tegemoet te komen, beperkt zou zijn tot personen, die vóór 4 November 1918 in dit gebied geboren waren. Inmiddels zag Moskou kans de kwestie te vertroebelen. Visjinski, terugkomend op het reeds verouderde vredesverdrag met Italië, diende bij de V.R. een resolutie in om de Zwitserse kolonel Fluckiner tot gouverneur van Triëst te benoemen en een voorlopige bestuursraad voor het vrije gebied van Triëst in te stellen. Zelfs Tito wees deze
ongewenste steun af: hij bleef wel communist, doch was niet van zins zijn onafhankelijkheid prijs te geven. Om de diplomatieke actie der ‘Drie Groten’ niet te doorkruisen, heeft de V.R. besloten het debat over het Sovjet-voorstel uit te stellen, hopende, dat een beraad tussen de 5 betrokken mogendheden - want ook Frankrijk is van de partij - uitkomst zou brengen.
Een ander brandpunt in de internationale politiek vormt de politieke conferentie over de vrede in Korea. Het besluit der V.N. om slechts de 16 deelnemende staten en desnoods het ‘neutrale’ Rusland aan de conferentietafel uit te nodigen viel niet in de smaak van Peking en Moskou: Visjinski trachtte de V.N. op dit gesluit te doen terugkomen. Bij monde van Tsjoe En Lai liet Peking weten, dat het niet volledig kon instemmen met de resolutie, en dat aan een ronde-tafel ook nog India, Pakistan, Birma en Indonesië moesten uitgenodigd worden. Het gold hier immers een zaak, waarin geheel het Verre Oosten geïnteresseerd was. De tegenpartij bleef onverzettelijk op haar standpunt staan, maar ook Peking gaf niet toe. Na driemaal uitgenodigd te zijn, stemde Peking toe in een vóórbespreking op 26 October - twee dagen voor de uiterste datum, waarop de eigenlijke conferentie, volgens afspraak, moest geopend worden (28 October) - te Pan Moen Djon, onder voorbehoud echter van het recht om de samenstelling van de deelnemers te berde te brengen. Met de bespreking van dit laatste punt liep de Octobermaand ten einde, zonder dat nog plaats en datum der conferentie ter sprake was gekomen.
Dat de overgrote meerderheid der Chinese krijgsgevangenen doof zijn gebleven voor de ‘uiteenzettingen’ en boetepreken der ‘overtuigers’ en onder hoon en spot hebben geantwoord de voorkeur te geven aan de nationalistische regering op Formosa, heeft op de aard van hun ‘vrijwilligheid’ een voor Peking beschamend licht geworpen. De neutrale repatriëringscommissie, onderling verdeeld over de te volgen handelwijze: zachte drang of geweld, zit met de handen in het haar, teleurgesteld over de onverwachte vertraging in haar taak; het einde is nog niet in zicht.
| |
| |
Ook de wapenstilstand tussen Israël en de Arabische Liga is er ver van af in een vredesverdrag over te gaan. Aan grensincidenten heeft het niet ontbroken. Toen echter gewapende Israëlische benden het Jordanisch dorp Kybia in de nacht overvielen en er 54 personen doodden, onder het motief het recht in eigen hand te nemen, bracht de Arabische Liga deze schennis voor de V.R. en achtte de tijd gekomen voor drastische maatregelen. De V.R. ontbood eenparig ter voorlichting de chef van de militaire staf van de bestandscommissie, generaal Bennike, terwijl de V. St. besloten geen financiële hulp aan Israël meer te verstrekken, zolang deze staat ten nadele van Syrië water onttrok aan de Jordaan. Het rapport van generaal Bennike bevestigde, dat de overval gepleegd was door goed-geoefende Israëlische soldaten. Het wees op de ‘oude grensgeest’ en toonde aan, dat gedurende dit jaar Israël 21 en de Jordaniërs 20 grensschendingen hadden bedreven. Elders is opgemerkt, dat vele Arabische boeren door een willekeurige grenslijn van hun akkers gescheiden zijn, die zij slechts tersluiks en des nachts kunnen bereiken. Zo ontstaan er grensincidenten.
Frankrijk doet wanhopige en kostbare pogingen om de Franse Unie met de drie staten in Indo-China: Cambodsja, Laos en Vietnam door te voeren. Maar Saigon en de andere staten stellen zulke hoge eisen omtrent zelfbestuur en onafhankelijkheid, dat menigeen in Frankrijk zich afvraagt of het verlies aan mensenlevens en geldmiddelen niet te zwaar is voor een doel, dat steeds verder aan de einder ligt. Vandaar dat de Assemblée met 315 tegen 251 stemmen een resolutie aanvaardde, waartegen de regering-Laniel geen bezwaar maakte. De strijdkrachten der verbonden Indo-Chinese staten zouden ontwikkeld worden, opdat deze geleidelijk de plaats der Franse troepen zouden kunnen innemen. De regering moet er naar streven om door onderhandelen een algemene vreedzame regeling der vraagstukken in Azië te bereiken. Of ook met China, met de leider van de opstand Ho Tsji Minh, of met beiden contact moest gezocht worden, werd niet nader aangeduid. Mochten echter de Unie-leden van plan zijn het Unieverband te verbreken heeft het dan nog zin de strijd voort te zetten.
In Brits-Guyana heeft de gouverneur zich genoodzaakt gezien om de grondwet buiten werking te stellen en de staat van beleg af te kondigen, omdat de ‘progressieve Volkspartij’, onder leiding van dr Jagan, het communisme trachtte in te voeren. Jagan heeft de overmoed gehad zich in Londen te gaan beklagen, waar hij kan rekenen op de steun van de uiterst linkse Labourleden, die met hem het officiële Britse Witboek als onbetrouwbaar afwijzen.
Al deze verwikkelingen zijn koren op de molen van Moskou. Zwijgzaam als Stalin beantwoordt Malenkof de herhaalde uitnodigingen tot vredelievend overleg ontwijkend of negatief. Een conferentie te Lugano, te houden op 15 October, heeft hij afgeslagen. Een nieuwe bijeenkomst der ‘Grote Drie’, te Londen herhaalde het voorstel om in November te Lugano, zonder deelneming van China, alleen maar de kwestie van Duitsland en Oostenrijk te bespreken. Het voorstel bleef (voorlopig) onbeantwoord. Adenauer, ofschoon niet tegenwoordig, maar thans de machtigste man van Europa, heeft weten te voorkomen, dat men gratis aan Moskou een garantie van veiligheid aanbood, waarvoor het, naar eigen zeggen, toch geen belangstelling had. Churchill die met alle geweld, vóór het afsluiten van zijn politieke carrière, als vredesstichter wil fungeren, is onder Amerikaanse drang er van weerhouden naar Moskou te gaan om in een vriendschappelijk gesprek met Malenkof zijn plan te verwezenlijken van een bijeenkomst op het hoogste niveau. Wanneer deze bespreking echter zou mislukken, waarvoor alle kans bestond, zouden de vredesmogelijkheden volkomen uitgeput zijn. Een ‘koude oorlog’ verdient de voorkeur.
Sinds het Poolse episcopaat in 1950 een overeenkomst met de Poolse regering heeft gesloten, waarin het Vaticaan lijdelijk heeft berust, is gebleken, dat een vergelijk van de Kerk met het communistische systeem een hersenschim is. In een historisch document van 8 Mei 1953 hebben de Poolse bisschoppen verklaard, dat de ‘regering bezeten is van de krankzinnige wens de katholieke Kerk te vernietigen. In zijn gehele geschiedenis heeft vrij Polen nog nimmer zulke pogingen tot onderwerping van de
| |
| |
Kerk gekend’. Deze ernstige beschuldiging werd op bevel van het Kremlin beantwoord met een proces in Sovjettrant tegen enige bisschoppen en met de gevangenneming van kardinaal Wyszynski. Tegen dit onrecht is hoofdzakelijk de katholieke wereld in verzet gekomen, overal werden protestbetogingen en bidstonden gehouden, die getuigden van het meeleven met de ‘Kerk in de stilte’ en in de vervolging. Kardinaal Griffin deed een beroep op de westelijke staatslieden, om de ogen niet te sluiten voor deze wrede aanval op de godsdienstige vrijheid in Polen. ‘Het zou werkelijk een tragiek zijn, indien dit zwijgen werd uitgelegd als een berusten’. President Eisenhower sprak dan ook zijn afkeuring over deze gewelddaad uit.
Na langdurige onderhandelingen kwam in Augustus een Concordaat tussen Spanje en de H. Stoel tot stand. Het vorige was na de revolutie van 1931 door de socialistische regering opgezegd. Van de 36 artikelen vermelden we het principiële: ‘De katholieke Kerk wordt erkend als de draagster van de religieuze eenheid van de Spaanse natie’. De vrijheid van het belijden van een andere godsdienstige overtuiging wordt toegestaan. De bisschopsbenoeming geschiedt door de Paus, maar niet in volkomen vrijheid. Wanneer na vertrouwelijk overleg een lijst van zes candidaten is opgesteld, kiest de Paus er drie uit, waarop Franco één dezer drie aan het Vaticaan ter definitieve benoeming voorstelt. Evenals met Griekenland heeft Washington met Spanje een accoord getekend, waarbij Spanje enige vloot- en luchtbases inruimt tegen een bedrag van 226 millioen dollar ter beveiliging.
Dit verdrag heeft Franco waarschijnlijk de moed gegeven om tijdens een betoging van de Falanx Gibraltar, ‘bezet gebied’ te laten opeisen en de overmoed om te verklaren: ‘het hoogste dat men in deze wereld kan bereiken, is: Spanjaard te zijn’!
| |
Nederland
Op advies van de ‘drie wijze mannen’ heeft de regering in het geschil tussen de werkgevers en de werknemers omtrent de verlangde loonsverhoging de knoop doorgehakt door de lonen met vijf procent omhoog te laten gaan. De Vakcentralen hadden 6% gewild, de werkgevers achtten 4% voldoende. De 3 leden van de commissie van advies waren tot de slotsom gekomen, dat 4,8% een redelijke verhoging was, waarop de regering door afronding omhoog het percentage op 5 bracht, verplicht voor werknemers van 23 jaar en ouder. De leiders der drie vakverenigingen toonden zich zeer teleurgesteld. De voorzitter van de K.A.B., de heer Middelhuis, zeide ‘geen illusies meer te hebben over de sociale gezindheid der werkgevers’. De heer Ruppert, voorzitter van de C.N.V. keurde de ‘millimeterpolitiek’ af en legde de nadruk er op, dat de grotere welvaart te danken was aan het beheerste optreden van de vakvereniging. De scretaris van het N.V.V., de heer Vermeulen, was de eerste, die er op wees, dat de cijfers door het Centraal Bureau van Statistiek aan de bemiddelaars verstrekt op verkeerde basis berustten. Omdat echter de toepassing van dit besluit afhankelijk is van de vraag, of het regeringsvoorstel dat nog ingediend moest worden, omtrent de verhoging der huren alsmede van de opheffing van de nog resterende verbruiksbeperking ongewijzigd door de Kamers zou aanvaard worden, was het nog te vroeg om ernstig verzet te verwachten. Te minder, omdat ‘De Stichting van de Arbeid’ zich met deze beslissing heeft verenigd.
Bij de algemene beschouwingen diende de fractie-voorzitter van de K.V.P., prof. Romme, een motie in, waarin hij, als reactie tegen het dirigisme van de staat, voorstelde, met behoud van de thans aanvaarde loonvloer, de loonvorming in handen te leggen van de bedrijfstak, doch binnen de grenzen van de doelstellingen der regering en bewaakt door de Rijksbemiddelaars en later door de S.E.R. Tevens vroeg hij voor de kleine zelfstandigen de vereveningsheffing niet te doen gelden voor de eerste 10.000 gulden per onderneming. Bij de leden van de P.v.d.A. vond dit voorstel heftige tegenstand. De minister-president, Drees, was in zijn antwoord gematigder. Hij vond de motie praematuur. De regering had over de vrijere loonvorming reeds 19 November 1952 advies gevraagd aan de S.E.R. Daarop had zij de ministers van Sociale Zaken,
| |
| |
Economische Zaken en de P.B.O. opdracht gegeven deze zaak te bestuderen. Naar aanleiding van de uit te brengen rapporten zal de regering overleg moeten plegen met het bedrijfsleven en de heer Romme deed beter daarop te wachten. In zijn repliek verklaarde Romme gevoeligheden te willen ontzien. In afwachting van het resultaat der besprekingen borg hij zijn motie voorlopig in de ijskast op, gereed ze weer voor de dag te halen, als binnen redelijke tijd geen bevredigend verloop heeft plaats gehad. De vereveningverlichting kwam de minister van financiën te duur uit. Dit zou de Staat op 23 millioen komen te staan. Wel was hij bereid aan de kleine middenstand enige financiële concessies te doen. De klachten over het zich steeds uitbreidende ambtenarenapparaat, over te hoge staatsuitgaven werden door de regering min of meer gelukkig afgewezen of gesust. Ds Zandt bracht de ‘note gaie’ in de Kamer, toen hij met grote ernst aandrong op de intrekking van het bankbiljet van 25 gulden. Hij had er Sint Martinus, met een stralenkrans op ontdekt en vreesde, dat het zover in het protestantse Nederland zou komen, dat op een goede dag het afbeeldsel van de paus of van Carl Marx onder protestantse ogen werd gebracht. Drees trachtte zijn bezwaar weg te werken met de opmerking, dat Sint Martinus een figuur was uit de tijd van de ongespleten christenheid, dat Salomon de hoofdfiguur was, aanvaardbaar ook voor Ds Zandt en dat ook een tekst uit de Statenbijbel er bij stond. Tot verdriet van de dominee was het de minister-president niet bekend, dat dit biljet zou worden ingetrokken.
De K.V.P. heeft een groot verlies geleden door het aftreden van haar voorzitter, de heer J.W. Andriessen. Op medisch advies heeft hij besloten deze zware functie neer te leggen en zich te beperken tot het Kamerlidmaatschap. Hoewel voortgekomen uit arbeidskringen genoot hij aller vertrouwen. Zijn ervaring, zijn kennis van zaken, zijn uitnemende eigenschappen en vooral zijn liefde voor de partij stempelden hem tot een uitnemend partijvoorzitter.
1-11-1953
K.J.D.
| |
België
De eerste maand na de hervatting van de parlementaire werkzaamheden bewees, dat de standpunten tegenover de grote vraagstukken van het ogenblik heel wat ingewikkelder zijn, dan de zwart-wit tegenstelling regering-oppositie laat vermoeden. Het bleek dat er bij elk van de twee grote partijen in eigen boezem heel wat tegenstrijdige strekkingen bestonden, wier overbrugging de leiding voor zware problemen stelt. De Socialistische Partij vooral zal het niet gemakkelijk hebben een programma te vinden, dat iedereen binnen de partij zal bevredigen.
De Kamer hervatte intussen haar werkzaamheden, zonder dat die problemen al aan het licht gekomen waren. Twee vraagstukken beheersten op dat ogenblik de politieke scene. Het eerste was de nieuwe werkloosheidsreglementering, door de syndicaten niet al te best onthaald, en waarover bijna onmiddellijk geïnterpelleerd werd. Het andere betrof de beruchte parlementaire timing. Zou er behalve EDG, Grondwetsherziening, de begroting van 's Rijks middelen en het contingent voor 1954 nog een verder programma afgewerkt worden of niet? Na heel wat aanvankelijke onklaarheid is de meerderheid dan tenslotte toch tot het besluit gekomen, af te werken wat afwerkbaar is. Zulks bleek uit de verklaring die de Eerste Minister voor de Senaatsgroep aflegde, uit het communiqué van het Nationaal Comité van de C.V.P. d.d. 17-10 en uit het precieze artikel van Voorzitter Theo Lefèvre, waarin een concreet en tamelijk uitgebreid actieprogramma werd aangegeven. De Socialistische voorzitter, dhr Buset, mag dan smalend van euphorie gewagen, het spreekt voor de ongebroken geest en voor het doorzettingsvermogen van de regeringspartij, dat ze tot het einde toe wil blijven verwezenlijken wat maar enigszins mogelijk is. Het zou trouwens wel eens kunnen gebeuren dat ze die bijkomende verwezenlijkingen erg nodig zal hebben!
We denken hierbij vooral aan de Middenstand die zich ietwat verwaarloosd voelt en naar een wetgeving op de grootwarenhuizen en de vestiging snakt, terwijl de
| |
| |
stemmen van de behoeftigen die een pensioen voor de zelfstandigen wensen, al maar luider worden. Hierbij komt nog, dat deze stand zich ten zeerste bedreigd voelt door de nieuwe wet betreffende de overdrachtstaxe, waarvan men het contrôlestelsel, met vooral de mogelijkheid tot huiszoeking, grondig verafschuwt. Wellicht zullen verschillende van deze wetten werkelijkheid worden, terwijl anderdeels de fiscale amnestie inzake overdrachtstaxe verlengd werd tot 31 December en de geduchte wet zelf wellicht iets van haar scherpte zal inboeten. Intussen zijn de moeilijkheden met de ‘partijtjes binnen de partij’, die grotendeels in middenstandsontevredenheid hun oorsprong vonden, nog niet opgelost. Ten bate van de democratie die noch met talrijke noch met kleine partijtjes gediend is, mag men hopen dat het niet tot acute crisissen of tot een effectieve scheuring komt.
Zulk een radicale ontknoping zal wel evenmin de verdeeldheid binnen de Socialistische partij bezegelen. Het is zelfs te verwachten dat het Congres van 7 en 8 November hier reeds een oplossing zal brengen waarbij de ‘vijand’, de regeringspartij, het verenigend element zou zijn. Op dit ogenblik botsen de meningen nochtans scherp tegen elkaar op, zowel wat het Vlaams-Waalse vraagstuk als wat de EDG betreft. Bij de debatten over de verklaring tot Grondwetsherziening waren de socialisten het er hoogstens over eens, dat de herziening niet beperkt mocht blijven tot de artikelen uit het regeringsontwerp. Vooral inzake het federalisme bleek niet de minste eensgezindheid te bestaan, en kwam zelfs de tucht, in deze rangen zeer geprezen, in 't gedrang. Tenslotte stemden 33 linkse mandatarissen voor een bespreking van het federalisme. Van rechtse zijde, waar het federalisme als verdelende tendens unaniem werd afgewezen, is deze houding gebrandmerkt, bijna als separatistisch. Zulk een strekking is weliswaar bij enkele heethoofden onder de Wallinganten te vinden. Toch is het onrechtvaardig, separatisme en federalisme zo maar over dezelfde kam te scheren. Vele federalisten geloven, dat hun formule, een losse band, de enige mogelijkheid is om de eenheid te bewaren tussen twee centrifugale entiteiten die de vaste band als een dwang aanvoelen. Die polariteit, om ze niet nog scherper te noemen, kwam ontstellend duidelijk tot uiting in het rumoer rond de zgn. herstelbedevaart van het IJzerfront. Deze verschijnselen blijven trouwens ook voor de leden der meerderheid niet onopgemerkt. Vanwaar anders de bezorgdheid om het idee van cultuurkamers, door dhr Van Elslande naar voren gebracht en dat, zij het dan zonder grondwetsherziening zeer concreet door het Nationaal Comité van de C.V.P. werd aanvaard? Vanwaar anders ook de verklaring van dhr De Schrijver, in verband met het amendement Verroken over het taalgebruik, en die neerkomt op ‘in Vlaanderen
Vlaams’, ja zelfs een overheidstussenkomst in de economische sector voor mogelijk houdt? Zoveel is zeker, dat de noodzakelijkheid van deconcentratie en decentralisatie én in meerderheids- én in oppositiemiddens tenvolle wordt ingezien. Beide formules zullen onder de dwang der omstandigheden nu eindelijk geconcretiseerd worden, en het valt te verwachten dat de twee grote partijen met een nauwkeurig programma dienaangaande voor de dag zullen komen. Onder die voorwaarden kan zonder twijfel de Belgische eenheid gevrijwaard blijven, maar men mag dan ook met de verwezenlijking niet langer talmen. Want anders konden de federalisten wel eens gelijk krijgen.
Reeds in een vorige kroniek hadden we gelegenheid te wijzen op de verdeeldheid die aangaande de EDG in alle partijen heerst. Deze verscheidenheid van meningen binnen de BSP is thans zeer duidelijk gebleken uit de antwoorden die door de socialistische gewestelijke federaties gegeven werden op de vraag of de EDG al dan niet geratificeerd dient te worden. Verschillende Waalse federaties zijn voor goedkeuring, tal van andere onderschrijven de stelling van de partijraad: pas na de grondwetsherziening, in geen geval onder de huidige legislatuur. Zal dit uitlopen op een toelating tot individuele stemming zoals die inzake het federalisme gegeven werd, en zoals door een motie Spaak in de Brusselse federatie van de BSP wordt voorgesteld? In dat geval is de kwestie van het Defensieverdrag geen probleem meer.
L. Deraedt
|
|