Streven. Jaargang 7
(1953-1954)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
Gezinsproblemen van deze tijd
| |
[pagina 147]
| |
dragen tot concretisering van de gedachtenvorming over de problematiek van het gezin van onze tijd, meer speciaal het gezin van de industriele loonarbeider.
De grote en snelle veranderingen van de laatste eeuw, o.a. op het gebied van verkeer, productiewijze en techniek, om slechts de bekendste te noemen, hebben diepgaand ingewerkt op vele maatschappelijke instellingen, waaronder het gezin. Hoe heeft het gezin deze invloeden verwerkt? Voor de gezinnen zouden deze veranderingen verbeteringen kunnen zijn door verlossing uit isolement, verhoging van welvaart en verlichting van arbeid. Zien we naar de werkelijkheid dan constateren we dat de aanpassing aan de wijzigingen nog niet zodanig is dat het gezinsleven in het algemeen er door verbeterd is. Speciaal de gezinnen uit de maatschappelijke klasse die uit die veranderingen m.n. de opkomst van de industriële productie ontstaan is, de klasse van de industriële loonarbeiders, lijden het meest van het feit dat de maatschappij als geheel de verworvenheden van de nieuwe tijd nog niet op positieve wijze geïntegreerd heeft in het dagelijks leven. De opkomst van de industriële productie en de techniek hebben de arbeider wel lichtere arbeid, meer welvaart en vrije tijd gebracht maar ze hebben tevens aan de uit economisch oogpunt geziene onderste lagen der samenleving veel ontnomen: het bezit van een eigen bedrijf en vakkennis, die samen aan het bestaan van deze klasse enig maatschappelijk reliëf en aanzien gaven. De betekenis hiervan, door Marx benadrukt voor wat de gedachtenwereld van de arbeider en de ontwikkelingen in economie, openbaar leven en godsdienst betreft, is niet minder groot, misschien zelfs reëler, voor het gezinsleven. De huidige arbeidersstand is voor een groot deel voortgekomen uit de maatschappelijke laag van kleine boeren, ambachtslieden en neringdoenden. Het gezinsleven van deze categorie van mensen droeg een speciaal stempel door het feit dat de vader vakman was, tevens meestal eigenaar van een bedrijf. Het aan eigen huis verbonden bedrijf maakte het gezin tot een productieve eenheid waar alle gezinsleden belang bij hadden en naar vermogen in meewerkten. De vader was hoofd van dit bedrijf. Zijn werk daarin, vaak langdurig en zwaar, toonde duidelijk ook aan de kleinere kinderen, dat ‘vader voor ons allemaal werkt en zorgt’, dat zijn arbeid al het nodige en prettige verschafte. De grotere kinderen, speciaal de zoons, zagen al gauw dat vader een vak verstond, ze zagen daarom tegen hem op en waren trots en blij als ze hem langzaamaan mochten helpen en wat van hem leren. Tot ver in hun volwas- | |
[pagina 148]
| |
senheid bleef hij vakleraar en ‘baas’, uitbetaler van enig loon of zakgeld. Het respect voor de vader was tegelijk het respect voor leraar en baas, in het bewustzijn leefde het echter als respect voor het vaderlijk gezag, als een vervulling van het 4e gebod. Men was gehoorzaam en eerbiedig, maar een niet beleven van deze deugden zou erge gevolgen gehad hebben.... wie in conflict leefde met zijn vader liep kans slecht eraf te komen in levensonderhoud en vak-scholing, om nog niet te spreken van een niet-erven van het familie-bedrijf wat een wegvallen van een heel stuk bestaanszekerheid betekende. In dat goede, ouderwetse gezin was de moeder de compagnon van haar man, ze werkte mee, door haar taak op boerderij of in de winkel, aan het verdienen van het levensonderhoud. Haar bekwaamheden en belangstelling kon ze uitleven in dat werk, ze kon zich doen waarderen als een goede kracht, van grote betekenis voor de bloei van het bedrijf. Dit versterkte de band tussen man en vrouw en daardoor de gezinsbandGa naar voetnoot4). Doch ook als verzorgster van de huishouding was de betekenis van vrouw en moeder groot. Haar huishoudelijke apparatuur en arbeid leverde de maaltijden, schone en verstelde kleren, een goed en gezellig tehuis. Slacht en inmaak door haar verzorgd en beheerd verzekerden het hele jaar door een goed voorziene tafel, moeders huishoudelijke bekwaamheid garandeerde een prima verzorging, voor geen geld elders te koop. De arbeider van onze dagen en zijn vrouw kunnen in de ogen van hun kinderen onmogelijk zulk een mooi figuur maken als de hier afgeschilderde ouders, die wat geldverdienste en ‘reële welvaart’ betreft toch huns gelijken waren. Een vader die ver weg ergens op een fabriek gaat werken, geeft aan zijn kleine kinderen geen zintuigelijke gewaarwording van werken en zorgen, en de grotere begrijpen maar al te gauw dat wat vader presteert niets bijzonders is, als ze al weten wat hij doet. Ze zien ook gauw dat vader niets bezit, geen huis, land, werktuigen, dat hij niets kan bijdragen tot hun vakscholing, want al is hij misschien vakman, zijn werktuigen moet hij in de fabriek achterlaten. Was wat de huisvader van vroeger voor zijn verdienste kon kopen in feite niet veel, de fantasie van zijn kinderen reikte niet veel verder dan wat de werkelijkheid aanbood, terwijl nu door reclame en etalages de behoeften, zelfs van de kleintjes, zo groot zijn, dat geen vader-arbeider er ooit aan kan voldoen. Gaan | |
[pagina 149]
| |
zijn kinderen werken, dan brengen ze het in ‘vakkennis’ al gauw even ver als vader, en hun loon verschilt in hun ogen ook al niet veel. In maatschappelijk aanzien denken ze ook gauw gelijk te staan: ze zijn fabrieksarbeider als hij. Gehoorzaamheid en respect t.o.v. een maatschappelijk en economisch zo onbetekenend persoon is moeilijk op te brengen voor jonge mensen die zich in de genoemde opzichten al gelijkwaardig achtenGa naar voetnoot5). Ook moeders rol is niet meer wat die vroeger was. De industrie heeft haar veel werk uit handen genomen; geen inmaak en slacht meer, de kleren kunnen kant en klaar gekocht worden, wassen is geen kunst meer nu een poeiertje ‘zelf’ het vuilste goed reinigt. En zelfs als in het gezin conserven en confectie keurig verzorgd aangeboden worden, vat toch bewust of onbewust de gedachte post dat men buiten een gezin om, wat de verzorging betreft, wel klaar kan komen. De talloze jonge mannen en vrouwen op kamers, die met gascomfoor en blikken het redden, zijn de levende bewijzen van de desintegrerende werking op het gezinsleven van de industriële ontwikkelingen op huishoudelijk gebied. Ook de huishoudelijke scholing van de meisjes geschiedt niet meer door en in het gezin. Hier ligt de zaak wat anders dan bij de vakscholing van de jongens door de vader. Die scholing kan niet meer thuis gegeven worden, ook in de gezinnen die nog een eigen bedrijf hebben. De vorderingen van de techniek hebben ook in ambacht en landbouw nieuwe werkwijzen en machines gebracht. De theoretische en practische kennis die nodig is om met succes een eigen bedrijf te blijven voeren is zo uitgebreid dat de jonge ambachtslieden en boeren vakscholen moeten bezoeken, ook al is hun vader bekwaam in zijn vak. De tijd en de didactische talenten zullen in de regel niet in voldoende mate aanwezig zijn om de jongens een scholing te geven die hen in staat zal stellen ook de ontwikkeling in de toekomst te volgen. In de huishouding is de techniek ook wel doorgedrongen maar toch op een andere manier; een echte bekwame huisvrouw zou haar dochter wel een volledige opleiding en training voor de practijk kunnen geven. Hier constateren we echter, dat in de maatschappelijke laag waar we onze aandacht speciaal op gevestigd hebben er over het algemeen een groot gebrek is aan huishoudelijke bekwaamheid. Dit feit wordt dikwijls vermeld in de vorm van een verwijt, bij nader toezien blijkt evenwel dat dit verwijt niet steeds, misschien slechts zelden, verdiend is. Huishoudelijke kennis is eeuwen en eeuwen van moeder op dochter | |
[pagina 150]
| |
doorgegeven. Rijke tradities van keuken en linnenkast leefden in families, streken en landen en vormden bescheiden maar waardevol een grote cultuurschat. In welvarende boeren- en burgergeslachten wordt die vandaag nog, aangepast aan nieuwe omstandigheden en eisen, doorgegeven, de goedverzorgde tafel, linnenuitzet en woning worden er als vanzelfsprekend geaccepteerd. Ook in aan tradities minder rijke milieus bestaat nog steeds een degelijke huishoudelijke kennis, doorgegeven van moeder op dochter, aangevuld door het bezoek aan een goede, vanoudsbekende huishoudschool waar de huishoudelijke tradities in ere gehouden worden. Hoe staat er in dit opzicht het arbeidersmilieu voor? De industrie recruteerde in de tijd van haar opkomst de arbeiders uit een klasse die, hoewel bescheiden van welstand, toch ook een zeker cultureel bezit en tradities had, zeker op huiselijk en huishoudelijk gebied. Deze tradities waren veelal gebonden aan beroep, bedrijf of woonplaats, en de verandering in een of meer van deze opzichten, waarmee de overgang naar de staat van loonarbeider gepaard ging, bracht zeker op den duur een verlies van deze tradities met zich mee. De uitbuiting van de arbeider waarmee de groei van de industriële productiewijze gepaard is gegaan, gaf bij dit verlies de doorslag. De nieuwe maatschappelijke groep van de loon-arbeiders begon daardoor haar bestaan in grauwe armoe en traditie-dodende ellende. De lange werktijden deden zinvolle ontspanningen verdwijnen, de gezinnen concentreerden heel hun bestaan om de voldoening van de eerste behoeften; de lage lonen dreven ook de vrouwen naar de fabrieken, waardoor ook nog de laatste restanten van een verzorgd huiselijk leven verdwenen. Tevoren was al veel uit huis verdwenen wat het gezin nog aan oude huishoudelijke tradities bond, meubels en waardevol (misschien antiek) huisraad waren verkocht, kleding en linnengoed versleten. Het kleine loon maakte het onmogelijk behoorlijk nieuw aan te schaffen. De huisvrouw had ook niet veel te doen, de schamele maaltijden en armelijke kleding gaven haar weinig arbeid of animeerden haar weinig, er was toch geen eer te behalen. Kon ze zo haar dochters veel van huishouden leren? Was het wonder dat waar er weinig te verzorgen viel de traditie van huishoudelijke zorgzaamheid verloren ging? Weinig is er op gewezenGa naar voetnoot6) dat de grote traditie-breuk op huishou- | |
[pagina 151]
| |
delijk gebied een geweldige debet-post is op de rekening van de zo fataal verlopen opkomst van de moderne productie-methodenGa naar voetnoot7). Als er dus in menig arbeiders-gezin een schromelijk tekort is aan huishoudelijke kennis moet men daarin niet te gauw individuele schuld zien, maar een treurig gevolg van ongelukkige omstandigheden. Verwijten zijn dan niet op hun plaats, deze negatieve reactie moet vervangen worden door positieve actie, zoals verderop in 't kort zal worden aangegeven. Willen we het vorengaande in één formule samenvatten dan kan men zeggen dat het gezin, speciaal het arbeidersgezin, verschillende functies heeft verloren. We stipten aan de functies van economische productie, die van scholing en die van de verzorging (deze laatste ten dele). Ook andere functies zijn kortelings aan het gezin ontvallen b.v. de ontspanningsfunctie. O.a. door de verbeteringen in het verkeer is ook de minder welgestelde in staat om zich voor zijn ontspanning van huis en woonplaats te verwijderen. Fiets en bus zijn goedkope vervoermiddelen die de arbeider in zijn vrije uren, op Zondagen en in de vacantie (ook een nieuw element in zijn leven) onafhankelijk maken van huis en gezin. De film, zelf een product van techniek en industrie, biedt ook ontspanning buitenshuis, evenals de actieve en passieve sportbeoefening, pas massaal mogelijk geworden door de kortere werktijden. Het gezin dat tevens bedrijfseenheid was bond ook in de ontspanning de leden meer samen. De oude boeren- en ambachtstradities kenden bepaalde seizoensfeesten, gezamenlijke rustpozen van de bedrijfsgenoten tevens huisgenoten. Dit functieverlies door het gezin is niets nieuws. In andere tijden en andere culturen vielen aan het gezin veel meer taken toe, in de echte patriarchale culturen werden zelfs alle levensterreinen vanuit het gezin ‘bediend’. Daar viel b.v. de verzorging van de godsdienst toe aan het gezin, in huiselijke eredienst met de patriarch als priester. De priesterlijke waardigheid van de patriarch was een voornaam steunpunt voor zijn gezag. Uit de geschiedenis van het Israëlitische volk weten we hoe daarvoor in de plaats de tempel-eredienst met aparte bedienaren gekomen is. In het Christendom is de verzorging van de eredienst overgenomen door de Kerk, wat niet wil zeggen dat in de beleving van de Christelijke godsdienst het gezin geen functie zou hebben. Dat in rechtszaken het gezinsleven betreffende, of geschilpunten tussen gezins- en familieleden | |
[pagina 152]
| |
de burgerlijke rechter tussenbeide komt vinden wij normaal; toch zijn er tijden en plaatsen aan te wijzen waar de beoordeling over recht en onrecht, schuldig en onschuldig in deze aangelegenheden tot de onaantastbare rechten van gezinshoofd of familieraad behoorden. Aan het verlies van de formele godsdienstige en juridische functies door het gezin zijn wij gewoon, deze wijzigingen in de status van de maatschappelijke instelling ‘gezin’ is bezegeld, maar zal ongetwijfeld in de tijd dat ze zich voltrok ook tot deiningen in vele gezinnen aanleiding gegeven hebben. Daar deze ontwikkelingen langzaam hebben plaats gehad is het te denken dat de repercussies op het gezinsleven niet zo hevig waren als die van de snelle veranderingen van de laatste tijd. Is het nu noodzakelijk dat het jongste functieverlies een desïntegratie van het gezin als zodanig meebrengt? Blijkbaar heeft het gezin het verlies van veel functies overleefd. Zal het ook in staat zijn de recente, naar alle schijn wel de laatst mogelijke verliezen, te boven te komen? Moet men met de pessimistische sociologen van mening zijn dat het gezin uit de tijd is daar het t.o.v. de individuen en de maatschappij weinig of niets meer te bieden heeft? Gezien van het standpunt van productie en scholing b.v. heeft het gezin bovendien maar povere resultaten geleverd verre overtroffen door fabrieken en vakscholen; de producten van de ‘huishoudindustrie’ kunnen ook concurreren tegen de op tijdrovende en primitieve wijze tot stand gebrachte voortbrengselen van de huishoudkunst van onze grootmoeders. Maar waren de bedoelde functies nu wel de kern van het gezin?Ga naar voetnoot8). Wat blijft er voor het moderne gezin over als het van al die, vroeger als essentieel beschouwde functies beroofd is? Wat kan het voor de gezinsleden en de maatschappij presteren als de genoemde taken met succes overgenomen zijn door andere maatschappelijke instellingen? Verschillende hedendaagse auteurs komen langs uiteenlopende wegen tot de conclusie dat één functie, de hoofdfunctie, het gezin niet ontnomen kan worden, en deze is de voldoening van het gevoelsleven van de personen, ouders zowel als kinderen, die het gezin vormenGa naar voetnoot9). | |
[pagina 153]
| |
Inderdaad, liefde, vertrouwelijkheid, geborgenheid, geluksbeleving, waar zal een kind, waar zal een mens die vinden als het gezin hem die niet biedt? Geen enkele maatschappelijke groepering is daartoe in staat, geen kostschool, club, vriendenkring of welke andere gemeenzame levensgemeenschap ook, kan zijn leden dat gevoel geven van geheel en al aanvaard te zijn, hem toestaan volkomen zich zelf (chez soi) te zijn, open te staan naar de anderen en wederkerig in de ander te treden. Liefde en tederheid zijn thuis in het gezin, ze zijn het zaad waaruit het ontkiemt als een man en vrouw hun genegenheid maatschappelijk gestalte geven in het stichten van een gezin en het uitbreiden met uit liefde geboren nieuwe gezinsleden. ‘Le mystère de l'amour qu'est le monde familial’Ga naar voetnoot10) doet de verliefdheid en de liefde van de jonge man en vrouw uitgroeien tot levenslange trouw en de ontroerende aanhankelijkheid van het oude echtpaar, schept het klimaat dat het kinderleven paradijselijk kan maken, geeft de menselijke persoonlijkheid kans tot rustige, heerlijke ontplooiing.
Temidden van al de sombere perspectieven van het huidige gezinsleven biedt deze conclusie een hoopvol uitzicht. Want als werkelijk de hoofdfunctie van het gezin ligt op het terrein van de liefde, en allerlei nevenfuncties het gezin ontnomen zijn, dan mogen we toch ook vaststellen dat er nu ruime tijd en gelegenheid is voor het gezin om zich aan zijn hoofdfunctie te wijden. Een ouderpaar dat in gezinsverband de handen vol had met beroep en bedrijf, verzorging en scholing der kinderen kon alleen in het vervullen van die nevenfuncties de liefde en genegenheid voor elkaar en de kinderen beleven. Hoe veel kwam het evenwel niet voor dat de beslommeringen met het dagelijks werk zo groot waren, de zakelijke instelling zo overheersend dat althans de uiting van de liefde verschrompelde. In 't harde werken voor 't dagelijks brood of in 't gezamenlijke streven naar meer welvaart vielen betuigingen van tederheid gauw uit de toon, zeker wanneer, zoals in onze streken, een weinig expansieve aard en puriteinse uitleg van de Christelijke kuisheid meewerkten aan afkeuring van lichamelijke uitdrukking van liefdegevoelens. Het gezin van de oude stempel waar het bedrijf en de moeizame verzorging alle krachten opeisten, had weinig tijd en ambitie voor langdurig, koesterend spel met het kleine kind, voor regelmatig zorgeloos in ontspanning bijeen zijn, voor inhoudsvolle, vertrouwelijke gesprekken, | |
[pagina 154]
| |
het zakelijke overheerste, het tedere kwam op de achtergrond, men kende het nauwelijks, schaamde er zich bijna voor. Het moderne gezin dat z'n hechtheid niet meer kan ontlenen aan factoren die het gezinsleven in andere tijden schraagden, heeft de kans om voor de gezinsleden te zijn wat het moet zijn: de groep die gelukkig maakt, waar men geheel toe behoort, die de vertrouwelijkheid en geborgenheid die ieder mens behoeft niet geeft maar is.
Maar hoe komt het dan dat juist onze tijd zo'n crisis kent in het gezinsleven, dat uithuizigheid, echtscheiding, weigering van kinderzegen, kinderverwaarlozing en andere symptomen van gezinsverval zo frequent zijn? Het is gemakkelijk dit alles toe te schrijven aan zedenverwildering, egoïsme en genotzucht, bij nauwkeuriger toezien op de individuele gevallen en een doordenken op de algemene oorzaken, blijkt dat er van persoonlijke schuld vaak geen sprake isGa naar voetnoot11). Algemene ideologische en feitelijke oorzaken maken het voor de individuen uiterst moeilijk om een in alle opzichten gaaf huwelijks- en gezinsleven te leiden. Het zou te ver voeren daar op in te gaan, hier zij alleen naar voren gehaald dat het voor de mens nodig is, wil hij de geestelijke waarden handhaven, dat deze innig verbonden zijn met, en beleefd worden in een stoffelijke vorm. De geestelijke waarde ‘liefde’ op geheel geestelijke wijze beleven en uitdrukken zal de mens pas gegeven zijn in de hemel; ook de meest geestelijke liefde, die tot God, zoekt in het aardse leven steeds naar stoffelijke uitdrukking, kan daar zelfs niet buiten. Hoe veel te meer de menselijke liefde! Dat in het oude gezin ondanks beslommeringen van gezinsbedrijf en druk huishoudelijk werk de echtelijke en gezinsliefde bleven bestaan en zich op beslissende ogenblikken manifesteerden, kwam omdat ze zich voedde aan, en gedragen werd juist door de op de andere gezinsleden en hun verzorging gerichte arbeid. De innerlijke betekenis van het zwoegen van vader en moeder lag in de toewijding aan elkaar en hun kinderen, in wat vader verdiende lag zijn liefde uitgedrukt, in wat moeder op tafel bracht demonstreerde zij haar tederheid. Een verzaken aan het werk zou tevens een verzaken | |
[pagina 155]
| |
zijn aan de liefde, een volhouden, ook in schijnbare sleur was op zich zelf al een levend houden van een minimum aan genegenheid, op een wijze die begrijpelijk was voor allen. Al waren de uitingen van genegenheid in veel gezinnen van vroeger dan ook gering, de materiële ondergrond was breed en gevarieerd; kwam daarbij dan nog de steun die bezit, vakkennis en maatschappelijk aanzien aan het gezag der ouders gaven, dan stonden de kansen voor een hecht gezinsleven goed. De materiële steunpunten van de liefdebindingen en de basis van het ouderlijk gezag zijn in het moderne gezin, zeker in dat van de industriële loonarbeider uitermate smal in vergelijking met vroegere periodenGa naar voetnoot12)! Als echter de gezinsband en het ouderlijk gezag uitsluitend berustten op economische grondslagen, dan mocht het wel wonder heten dat er vandaag in de klasse van de loonarbeiders nog één gaaf en goed gezin was. Het feit dat de werkelijk verworden gezinnen toch nog verre in de minderheid zijn, bewijst dat er buiten de algemene oorzaken die werken in de richting van verval van het gezin nog bijzondere krachten werkzaam zijn die het gezinsleven schragen. Met voorbijgaan van de grote krachten die voor de versterking van het gezinsleven gelegen zijn in godsdienst, locaal gemeenschapsleven en gezonde traditie, moge hier een beschouwing volgen over een heel bijzondere kracht en mogelijkheid waarover iedere vader en moeder kan beschikken tot opbouw van een mooi gezinsleven.
Ieder mens draagt een, helaas al te vaak onontgonnen schat mee door het leven in de onvervangbare waarde van de persoonlijkheid. Hier wordt daarmee bedoeld die speciale samenstelling van aanleg en mogelijkheden mét de ontwikkeling daarvan, die ieder mens tot iets unieks maken, hem een speciale waarde geven, in zich onvergelijkbaar met de waarde van ieder ander persoon. Die enigheid en onvervangbaarheid speelt in 't bijzonder in het gevoelsleven een eerste rol, maakt een persoon, die voor alle anderen gewoon en onaantrekkelijk lijkt, in de ogen van hen die haar beminnen ineens tot wat zij is, n.l. de enige, de onvervangbare. In de wereld van het gezin waar het gevoelsleven per definitie thuis is, ligt ook het terrein van de waardering van ieder mens als persoonlijkheid. Man en vrouw, ouders en kinderen, broers en zusters staan | |
[pagina 156]
| |
hier niet tegenover elkaar als neutrale ‘medeleden’, die zonder aan het geheel afbreuk te doen, willekeurig verwisseld kunnen worden, maar staan in zeer krachtige gevoelsrelatie tot elkaar, juist berustend op het horen bij een en hetzelfde gezin, een en dezelfde liefdeband. De betekenis van het unieke bezit der persoonlijkheid voor de opbouw van het gezinsleven is groot. Het wil zeggen dat iedere man of vrouw er in kan slagen voor zijn of haar kinderen iets heel bijzonders te zijn, bemind en geëerd, erkend als de enige en onvervangbare, afgezien van wat hij of zij voor de buitenwereld, voor de maatschappij betekent. Er in kan slagen. Dat niet allen dit lukt is zeker, getuige de vele gezinnen waar gehoorzaamheid en eerbied verdwenen zijn, waar zelfs de liefde zoek is en de gezinsleden alleen door sleur of menselijk opzicht bijeen gehouden worden, totdat deze gezinnen misschien ook ten ondergaan in echtscheiding of gerechtelijke ontzetting der ouders uit de macht over hun kinderen. En ook hier weer zijn we verplicht te vragen of er steeds sprake is van individuele schuld, of niet algemene oorzaken bijgedragen hebben aan de onmogelijkheid waarin veel echtparen en ouders verkeren om zich in de huiselijke kring als de persoonlijkheden die ze in wezen zijn te doen kennen en waarderen. Het antwoord hierop kan m.i. niet anders zijn dan dat de algemene omstandigheden van onze tijd sterk werken in de richting van een onderdrukking van de persoonlijkheid, van een bemoeilijking van haar ontplooiing, zeker voor de arbeidersklasse. Het onderwijs werkt in dit opzicht tot nu toe weinig positief (uit welke oorzaken dan ook), het productiesysteem werkt voor velen, het massale ontspanningsleven voor practisch allen negatief, om slechts enkele, algemeen werkende maatschappelijke factoren te noemen. Temidden van al die nivellerend op hun persoon inwerkende krachten groeien de jonge mensen op en drijven vóór zij de kans gehad hebben zich zelf te leren kennen, laat staan hun mogelijkheden te ontwikkelen, het beroeps- en huwelijksleven in. Dan moeten ze verantwoordelijkheden op zich nemen waarop niemand hen heeft voorbereid. Hebben ze werkelijk geen kans gehad? Dit mag eigenlijk niet meer gezegd worden sinds de standsorganisaties steeds meer de nadruk leggen op de persoonlijkheidsvorming van hun jonge leden, de jeugdbeweging naar aparte vormen zoekt tot beïnvloeding van de bedrijfsjeugd en er van alle kanten gegrepen wordt naar de ‘ongrijpbare’ jeugd. Uit het standpunt van de bezorgdheid om het gezin moet dit onverdeeld toegejuicht worden, al mag het op het eerste gezicht schijnen dat al dat ‘beweeg’ de jeugd uit het gezin haalt. De bewuste werking aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid in de richting van gezinswaarden | |
[pagina 157]
| |
is zelfs het in de naam tot uitdrukking komende programma van de ‘Mater Amabilis’- en ‘Pater Fortis’-scholen. In 't licht van de hier aangegeven oorzaken van het gezinsverval is de doelstelling van deze vorm van onderwijs hoopgevend voor gezinsherstel. Met voorbijzien van alle nuances in de wijze van beïnvloeding van de arbeidersjeugd kan immers vastgesteld worden dat alles wat gedaan wordt om deze jeugd een persoonlijkheidsvorming te geven, d.w.z. te brengen tot een eigen wijze van denken, spreken en doen, (langs de weg van eenvoudige en concrete middelen) vaders en moeders kan kweken met eigen oordeel over de grote vragen van godsdienst, arbeid, geld, liefde, huwelijk enz. die ook in staat en gaarne bereid zijn hierover met hun kinderen te praten en die in hun daden tonen dat ze menen wat ze zeggen. De persoonlijkheidsvorming die zich verder ook richt op ontdekken van eigen aanleg en mogelijkheden en helpt aan het ontwikkelen daarvan heeft ook weer haar eigen waarde voor het gezinsleven, en, zet men de gezinswaarde in het middelpunt, dan is het zaak de ontwikkeling van de mogelijkheden te zoeken in de richting van bekwaamheden die zinvol zijn voor het gezinsleven. Gevoel voor lijn en kleur ontwikkelen tot vaardigheid in naaien, borduren, tekenen en knutselen voor huishoudelijk gebruik, kan betekenen vaders en moeders de kans geven een persoonlijk stempel te zetten op huisinrichting en kleding, maar wat veel voornamer is, er wordt daarmee een basis gelegd voor concreet contact en samenwerking met de kinderen, voor bewondering om vaardigheid, voor dankbaarheid om resultaat, voor een afhankelijkheidsverhouding als 't kind wat van zijn ouders leert op hun speciale terrein. Het tot ontplooiing brengen van muzikale aanleg, intellectuele begaafdheid, liefde voor bloemen en planten kan allemaal betekenis hebben voor het gezinsleven, niet alleen door de bijdrage aan huiselijke gezelligheid en verhoging van het peil der conversatie, maar vooral door het reliëf dat de persoon van vader of moeder daardoor voor de kinderen krijgt. Aan de onstoffelijke liefde wordt een stoffelijk aangrijpingspunt gegeven. De subtiele psychische relatie van genegenheid en liefde wordt met materiële elementen verstevigd. Belangstelling voor, en deelname aan het verenigingsleven, een resultaat vaak voortkomend uit lidmaatschap van de jeugdbeweging, werkt zou men zo zeggen, een versterking van het gezinsleven tegen. Toch kan ook dit een opbouwend element zijn, als die deelname voor de kinderen in haar betekenis duidelijk wordt, zeker als vader (of moeder) een bestuursfunctie bekleedt wat een zeker maatschappelijk prestige | |
[pagina 158]
| |
met zich meebrengt. Het duidelijk maken van deze zaken vergt van de ouders weer een toeleg op gespreks-contact met hun kinderen, wat op zich zelf al een versterking van de onderlinge band meebrengt. Het is een treurig feit dat dit contact in heel veel arbeiders- (en andere) gezinnen totaal ontbreekt, eenvoudig omdat de ouders uit de vlakheid van hun persoonlijkheden niets aan hun kinderen te zeggen hebben. Zo bezien krijgt ook de huishoudelijke ontwikkeling van de meisjes (van alle standen!) een veel bredere betekenis dan alleen een materiële. Hoog boven de betekenis voor de nationale economie en de volksgezondheid, voor zuiniger huishoudelijk beheer en betere verzorging van de individuen staat de waarde voor de gezondheid van het gezinsleven van degelijke huishoudelijke kennis van de huismoeders. Gecumuleerde dankbaarheid voor smakelijke maaltijden, goed verzorgde kleding en een gezellig tehuis geven toch wel een degelijke voedingsbodem voor bewondering en liefde, voor aanhankelijkheid en trouw in een hecht gezinsleven. Konden de moeders in vroegere tijden zulk een verzorging slechts bieden ten koste van lange arbeidsuren, in onze tijd is deze prestatie met heel wat minder inspanning te leveren en blijft er (uitgezonderd in de zeer grote gezinnen, hun problematiek is nog weer ingewikkelder) nog tijd over voor huiselijk spel en ontspanning. Op dat terrein kunnen de ouders wier persoonlijkheid min of meer ontwikkeld is ook weer veel voor hun kinderen betekenen. Voor hen is de ‘besteding’ van de vrije tijd en die van hun kinderen geen probleem, ze hebben er steeds te kort!
In dit overzicht van een bepaalde kant van de gezinsproblematiek van onze tijd, zijn de kleuren, zowel de lichte als de donkere, wat sterk aangezet; nuancering ervan zou deze beschouwing te lang maken en is door de lezer zelf ook gemakkelijk aan te brengen. Hoofddoel was een groepering van enkele gedachten over problemen die ons allen aangaan en bij tijd en wijle verontrusten, en een heenwijzen naar een perspectief dat hoop mag geven voor de toekomst. |
|