In tegenstelling met de Kolen en Staal Gemeenschap beschikt de Defensie Gemeenschap niet over het recht belastingen te heffen en is zij geheel aangewezen op de bijdragen der deelnemende staten.
Dit is een typisch voorbeeld hoe in de structuur van de Defensie Gemeenschap de nationale souvereiniteit minder wordt aangetast dan in de structuur van de Kolen en Staal gemeenschap.
De basiseenheid van de Europese Defensie strijdkrachten is de lichte divisie waarvan drie types zijn bepaald: infanterie divisie, gepantserde divisie en gemechaniseerde divisie welke de sterkte van ongeveer 13.000 man bedraagt. Frankrijk zal veertien divisies leveren, Duitsland en Italië elk twaalf, de Beneluxlanden gezamenlijk zes.
Deze basiseenheden worden samengevoegd in legerkorpsen van drie divisies. Elk legerkorps zal bestaan uit divisies van twee verschillende nationaliteiten (art. 68).
De tactische en logistieke ondersteuningseenheden van de divisies die deel uitmaken van een zelfde legerkorps hebben een geïntegreerde samenstelling op het niveau van regiment of bataljon, maar worden over de nationaliteiten verdeeld in de verhouding welke bestaat tussen de basiseenheden. Met andere woorden elk legerkorps zal in zijn geheel bestaan uit troepen van ten hoogste twee verschillende nationaliteiten.
De benoemingen van divisiecommandant en van bevelhebber van een legerkorps geschieden bij eenstemmigheid door de Raad van Ministers.
De toekenning der graden bij de homogene divisies geschiedt in overleg tussen de nationale overheid en het Commissariaat.
Voorlopig blijft zij echter vallen onder de bevoegdheid van de nationale overheden, en een van de z.g. Franse protocollen heeft als gevolg dat deze voorlopige periode bestendigd blijft tot dat zij door een eenstemmige beslissing van de nationale ministers wordt opgeheven.
Wat de productie van oorlogsmateriaal betreft is de regeling in het verdrag op dezelfde leest geschoeid als die van de manschappen.
De productie van oorlogstuig is in de regel verboden. Zij is slechts toegelaten mits toestemming van het Commissariaat en onder een zeker toezicht van die overheid.
De instellingen van de Gemeenschap zijn: het Commissariaat; de Vergadering der Gemeenschap; de Raad der Nationale Ministers en het Hof voor geschillen. De meeste bevoegdheden liggen in handen van de Raad der Nationale ministers die nu eens bij eenstemmigheid, dan weer bij gekwalificeerde meerderheid en soms ook bij eenvoudige meerderheid instructies geven aan het Commissariaat. De bevoegdheden van de Raad zijn zo vastgesteld dat geen enkele belangrijke beslissing kan genomen worden tegen de wil van een der deelnemende staten.