| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE daden, die Eisenhower als bewijs van ernstige vredesbedoelingen van de geheimzinnige machthebbers in het Kremlin geëist heeft, zijn niet van dien aard. dat zij aanleiding geven tot geruststelling. De afschaffing van de contrôle aan de grens tussen de Russische zône en de westelijke zônes in Oostenrijk, de belofte om de Russische grenzen voor het internationaal toeristenverkeer open te stellen, de toestemming aan twee met Amerikanen gehuwde Russische vrouwen om het ‘arbeidersparadijs’ te verlaten vormen geen opzienbarende concessies. Daartegenover staat, dat het Kremlin stappen heeft gedaan om de met de Westerse mogendheden in vriendschap staande landen: Turkije en Yougo-Slavië, voor zich te winnen. Aan de eerstgenoemde mogendheid deelde het mee, dat het afzag van zijn aanspraken op twee Turkse provincies: Kars en Ardehan, en van medezeggenschap over de Dardanellen. Het sloot na twee jaar onderhandelen een accoord, waarbij een stuwdam op Russisch gebied de Turkse provincie Kars van bevloeiing zou voorzien. Aan Tito stelde het voor de diplomatieke betrekkingen weer op te nemen. Deze ging daar gretig op in. Wel verzekerde hij, dat het Balkan-pact met Griekenland en Turkije onverbrekelijk was en dat men de woorden van Sovjetzijde nooit voor honderd procent kan geloven, maar deze communist is op betrouwbaarheid nooit getest.
Of de plotselinge wijziging van koers in Oost-Duitsland sinds de gematigde politicus W. Semjonof er als Hoge Commissaris is benoemd, een voordeel zal blijken voor West-Europa moet worden afgewacht. Het begon met een schuldbekentenis der communistische regering: ‘Er waren ernstige vergissingen gemaakt in het verleden’. Vooral de methoden van dwang bij het innen van de belastingen zouden worden afgeschaft. Daarop volgde een uitvoerige lijst van verbeteringen. De socialistische opbouw werd gestaakt, de collectivering van de landbouw werd niet voortgezet, personen, uitgesloten van de distributie van levensmiddelen, herkregen hun kaart, politieke gevangenen, veroordeeld tot minder dan drie jaar werden vrijgelaten, de vluchtelingen, vooral boeren, zouden met open armen ontvangen worden, de zuivering van het onderwijzend personeel is stopgezet, ‘in het belang van een goede verstandhouding in geheel Duitsland’. Zelfs werd met het hoofd van de Evangelische kerk in Duitsland, bisschop Otto Dibelius, een overeenkomst gesloten, waarbij gearresteerde predikanten in vrijheid worden gesteld, het godsdienstonderwijs hervat kan worden en de ‘Jonge Gemeenschap’ (protestants) haar werk kan voortzetten.
Aan de arbeiders, aan wie een zwaardere last was opgelegd om hun arbeidsprestatie zonder financiële extra-verhoging op te voeren, was bij dit alles niet gedacht. Maar 15-17 Juni kwamen de miskenden in opstand. De demonstratie tegen overbelasting ontwikkelde zich tot een oproer tegen de partijbonzen. De sociale eisen sloegen over tot politieke: ‘vrije en geheime verkiezingen’ en tot verzet tegen de Russische dictatuur. Niet alleen in Oost-Berlijn maar ook in vele andere steden, vooral in het uranium-gebied. Eerst in dit stadium kwamen de Russische tanks en Russische soldaten in actie. Met bloedig geweld, zoals eertijds te Warschau, werd ‘de orde’ hersteld. De westelijke Hoge Commissie veroordeelde de onverantwoordelijke toevlucht tot geweld en de brute daad tegen een onschuldige werkloze, ‘die het geweten van de wereld zal schokken’. De Russische commandant te Oost-Berlijn, Dibrova, heeft dit protest afgewezen, omdat deze maatregelen een einde moesten maken ‘aan de gewelddaden, plundering en brandstichting, door fascistsche agenten georganiseerd’. De Oost-Duitse regering heeft opnieuw haar ‘mea culpa’ uitgesproken over de verwaarlozing van de arbeiders en een tiental beloften afgelegd, waarmee zij hoopt de arbeiders tevreden te stemmen. De arbeidsnorm wordt verlaagd, het
| |
| |
vervoertarief verminderd, de accomodatie in de werkplaatsen verbeterd en voor beter schoeisel en kleding zal gezorgd worden. Om de hongersnood te overwinnen, werden aan de gevluchte boeren gouden bergen beloofd. De opstand in Oost-Duitsland was niet het eerste symptoom van ontevredenheid juist bij de arbeiders. In Tsjecho-Slowakije was de munt zodanig gestabiliseerd, dat men slechts een vijftigste van de oorspronkelijke waarde van de kroon terugkreeg. De arbeiders, de enigen, die nog iets te zeggen hebben, namen dat niet en in verschillende industriegebieden braken hongeroproeren uit. Omdat het IJzeren Gordijn, anders dan in Berlijn, in de satellietstaten volkomen is neergelaten, is het moeilijk zich een beeld te vormen van de toestand. Ook in Polen, Hongarije en Roemenië is de bevolking in onrust gekomen. In ieder geval is voor de buitenwereld gebleken dat het Russische slavenjuk niet zonder weerstand wordt gedragen. In zijn lijkrede op de slachtoffers verklaarde de kanselier van West-Duitsland, Adenauer, niet te zullen rusten voor ook Oost-Duitsland weer vrij zou zijn. En op de ‘Grote Drie’, die 8 Juli op de Barmuda-eilanden zouden samenkomen, deed hij een beroep om hulp, opdat de eenheid en vrijheid van heel het Duitse volk hersteld worde.
Ook in het andere brandpunt van internationale verwikkeling, in Korea, is de toestand verward geweest. Het krijgsgevangenenaccoord was gereed, de neutrale commissie van toezicht was samengesteld, over de demarcatie-lijn was men het eens, toen de president van Zuid-Korea, Syngman Rhee begon te vrezen het kind van de rekening te worden. Als resultaat van deze driejarige bloedige strijd had hij zich de hereniging van Noord- en Zuid-Korea onder zijn presidentschap voorgesteld. Dit bestand te ondertekenen zou zelfmoord zijn. Liever wenste hij de strijd alleen of in verbond met Tsjang Kai Sjek voort te zetten; hij kondigde de staat van beleg af en was slechts dan tot ondertekening bereid, indien alle buitenlandse troepen Korea zouden verlaten en indien de V. Staten, voordat het verdrag van wapenstilstand getekend werd, een wederzijds veiligheidsverdrag met Zuid-Korea zouden tekenen. President Eisenhower weigerde verder te gaan dan tot de belofte te zijner tijd over zulk een verdrag te zullen onderhandelen en, mits het Congres toestemde, de Amerikaanse hulp aan Zuid-Korea voort te zetten. Als laatste poging om het bestand in de grond te boren gaf Rhee bevel alle ‘loyale gevangenen’ vrij te laten. Voordat de troepen der V.N. tussenbeide konden komen bevonden zich een 25.000 Koreaanse krijgsgevangenen op vrije voeten, wier opsporing door de tegenwerking der bevolking bemoeilijkt wordt. De Zuid-Koreaanse president heeft door deze verbreking van de band met de V.N. bereikt, dat de Noordelijken de onderhandelingen hebben afgebroken, en de Britse regering zich diep geschokt verklaarde. Eisenhower zond een persoonlijke vertegenwoordiger, Robertson, naar Seoul, die besprekingen ná de wapenstilstand, maar vóór de politieke conferentie voorstelde. Rhee, die eerst uitgeroepen had: ‘wij zullen tot de dood vechten’, werd in zover gekalmeerd, dat hij toegaf, dat ‘onze wederzijdse inzichten heel wat verhelderd zijn’.
De maand Juni bracht in Frankrijk het onverkwikkelijk schouwspel van een Assemblée nationale, machteloos om een nieuwe regering in het zadel te zetten, geleid als zij werd door het partijbelang. Na de afwijzing van Renaud was het Pierre Mendès-France, die 13 stemmen te kort kwam. De volgende candidaat voor het minister-presidentschap, Bidault, haalde op één na, het vereiste aantal stemmen (314). Daarna kwam André Marie met een vaag compromis-program, maar met slechts 272 (42 te weinig), stemmen geraakte hij dieper in de put dan zijn voorgangers. Daarop deed Auriol een beroep op de ex-premier Pinay, die in conservatieve kringen het vertrouwen geniet. Hij was zo voorzichtig om, voordat hij openlijk de investituur aan de Assemblée ging vragen, de verschillende partijleiders over zijn kansen te polsen. Zodra hem bleek, dat de Volksrepublikeinen (M.R.P.) van hem niet gediend waren en dat de Gaullisten voorbehoud maakten, wees hij de opdracht van de hand.
Als redder in de nood verscheen de eveneens rechtse Joseph Laniel, wiens program: ratificatie van de E.D.G. na overeenstemming over de Saarkwestie en na een accoord
| |
| |
met Groot-Brittannië, geen nieuwe belasting-decreten, de oorlog in Indo-China internationaal te doen oplossen, met grote meerderheid (398 stemmen) aanvaard werd.
De langdurige crisis is het land reeds te staan gekomen op meer dan 100 milliard francs. Bidault had de stabiliteit van zijn regering willen bevorderen door de garantie, dat hij minstens 18 maanden zou aanblijven. Intussen heeft een commissie van de Assemblée een amendement op de Grondwet voorgesteld, waarbij de benoeming van een premier in het vervolg bij eenvoudige meerderheid wordt bevestigd.
De Centrum-coalitie in Italië onder de Gasperi is er niet in geslaagd de verkiezings-premie, nl. tweederden van de Kamerzetels te bezetten als zij 50% plus 1 stem der uitgebrachte stemmen op zich zou verenigen, binnen te halen. Tegenover de communisten, de neo-fascisten en de monarchalen kon zij niet op. Zij bracht het tot ruim 49% en bleef aldus met 5 zetels méér de sterkste partij, die nochtans een zware strijd zal hebben te voeren in de Kamer met haar 590 leden. In de Senaat echter behield de coalitie de absolute meerderheid met 125 van de 237 zetels.
Generaal Naguib heeft de lijn van zijn binnenlandse politiek doorgetrokken en, na vader Faroek, ook het jeugdige koninkje afgezet. Hij verklaarde Egypte tot republiek en maakte zichzelf tot eerste minister en president onder voorbehoud van een later te houden referendum.
| |
Nederland
De Tweede Kamer is begonnen met de bespreking van een concept, door de geleerde jurist, prof. Meyers, ontworpen. Het betreft de herziening van het Burgerlijk Wetboek, in 1838 tot stand gekomen, dat aangepast moet worden aan de maatschappelijke veranderingen, die hebben plaats gehad. Het is geen werk op korte termijn. Want alles tezamen zullen er wel negen jaar mee gemoeid zijn voor de invoering een feit zal zijn. Het is de vraag of de 73-jarige professor, die in ‘jeugdige overmoed’ deze taak op zijn schouders heeft genomen, het eindsucces zal beleven. De juristen onder de Kamerleden hebben aan de behandeling van dit onderwerp een vette kluif. De enige, die ernstig bezwaar maakte, professor Gerbrandy, deed dit om persoonlijke redenen. Hij stelde geen vertrouwen nóch in de socialistische bewindsman van Justitie, Donker, nóch in de Joodse rechtsgeleerde, wier beginselen hij vreesde in het ‘nationaal’ wetboek neergelegd te zien. Over zijn ruwe openhartigheid terecht gewezen - zijn vrees was trouwens ongegrond - gaf hij het principieel juiste antwoord: ‘Men kan geen gevoelens eerbiedigen, die men verderfelijk acht. Men kan alleen de persoon van de tegenstander eerbiedigen’. Maar in dit laatste was hij toch enigszins tekort geschoten.
Parallel met de Franse regeringscrisis verliep die in Indonesië. Het kabinet-Wilopo bood naar aanleiding van de grondverdeling in N.-Sumatra zijn ontslag aan en eerst na het einde van de maand kon een nieuw ministerie optreden.
Over zijn rondreis in het verre Oosten verklaarde onze minister van buitenlandse zaken, Luns, dat zijn bezoek aan Djakarta het hoogtepunt vormde. Het tijdstip was echter ongelukkig gekozen. Immers niet lang daarvoor had de Nederlandse regering aangetoond, dat wat de Indonesische regering een schipbreuk van uitgeputte militairen noemde, die uit hun koers geraakt, toevallig op Nieuw-Guinea waren aangespoeld, een bewuste poging was tot infiltratie in dit Nederlandse gebied. Met argwaan zag de Indonesische regering bovendien de vriendschappelijke verhouding tussen Nederland en Australië, waarachter zij een militair verbond, gericht tegen haar expansiezucht, vermoedde. Het laatste tegensprekend maakte minister Luns duidelijk, dat de Nederlandse regering haar houding ten opzichte van Irian niet heeft gewijzigd. Deze uitspraak viel niet in goede aarde. De Indonesische pers vatte vuur en sprak van verwaande arrogante uitlatingen, waarop maar één antwoord paste: opheffing van de Unie en van de R.T.C.-overeenkomsten.
Omtrent het herstel van de politieke eenheid der katholieken is naar buiten nog
| |
| |
weinig gebleken. Het partijbestuur der K.V.P. heeft besloten unaniem een beleid te voeren dat op positieve wijze wil bijdragen tot herstel van de eenheid. Prof. Romme schreef, dat de oproep van de kardinaal ‘een woord van gezag is voor alle katholieken. Het is de taak van de K.V.P. die nu eenmaal de politieke eenheidsorganisatie is en wier werkzaamheid door de dragers van het kerkelijk gezag gekend is, deze uitspraak te verbreiden en te helpen verwezenlijken door ons open te stellen voor elk gesprek dat men met ons zou willen hebben over grieven’. ‘Deze eenheid’, zo verklaarde hij later, ‘is geen nieuwe verplichting, maar een blijvende noodzakelijkheid tegenover het gevaar van het communisme, het socialisme en zelfs om de voorstelling tegen te gaan alsof onze natie protestants-christelijk moet zijn’. De katholieke werkgemeenschap in de P.v.d.A. heeft zich voorzover kan waargenomen worden, nog weinig van het vermaan van de Kardinaal aangetrokken. Zij meent, dat eenheid in ‘Katholieke Actie’ voldoende is! De K.N.P. van Welter heeft daarentegen gereageerd met grieven, die volgens de beantwoording er van op misverstand zouden berusten.
1-7-'53
K.J.D.
| |
België
Het is opvallend, hoe in de jongste maanden de gebeurtenissen met zuiver binnenlandse betekenis hoe langer hoe meer zijn overschaduwd geworden door die welke ons land rechtstreeks in het internationale leven betrekken. We beginnen werkelijk in een Europees klimaat te ademen en de geesten maken langzaam maar zeker de wending naar Europa mee. Misschien laten de politieke feiten nog een tijdje op zich wachten, maar dat verandert niets aan de geboorte van Europa.
Betekent dit dat de zuiver binnenlandse gebeurtenissen tot een tweederangsrol veroordeeld zijn? Dat is zeker niet het geval. Voorlopig is het nog enkel het nationale kader dat telt. Daarbij bevinden we ons in het laatste jaar van de legislatuur; gemeenteverkiezingen concentreren alle aandacht op de enge gemeentepolitiek - en dus is het niet te verwonderen, dat de nakende kamerverkiezingen in België de nationale problemen en tegenstellingen nog eens zeer scherp in 't licht zullen stellen. Vooral drie vlakken zullen daarbij betrokken zijn: het sociale, het Vlaams-Waalse, tenslotte dat der partijverhoudingen.
Het sociale probleem kristalliseert zich rond het gewaarborgd weekloon, waaromtrent 8 dagen later dan beloofd was, de regering een zeer matig ontwerp heeft ingediend. Reeds vóór de indiening ervan verklaarde het A.C.V. er niet mee te kunnen instemmen. Verbonden met het voorstel De Paepe lijkt het regeringsontwerp nochtans - in de gegeven omstandigheden - een hele verwezenlijking te bevatten. Groot dynamisme gaat verder uit van de middenstandsbeweging die besloten schijnt, resultaten af te dwingen. Ze begeeft zich daarbij tot op de grens van de huidige kaders en zou ze morgen wel eens kunnen doorbreken. De voorzitter van het N.C.M.V. bracht op het jongste congres de corporatieve gedachte naar voren. Te Antwerpen werd, in de schoot van de C.V.P. weliswaar, een ‘Christelijke Volksbond’ opgericht (5 Juni) die door velen voor het spook van een nieuwe standenorganisatie zo al niet van een scheurpartij werd gehouden. Wezen en streven van de Volksbond zijn nog betrekkelijk vaag gebleven, maar zijn loyauteit t.o.v. de C.V.P. schijnt vooralsnog niet twijfelachtig.
Een ernstig incident scheen geschapen, toen burgemeester Van de Meulebroeck de Dag van het Vlaamse Lied die op 14 Juni te Brussel moest doorgaan, verbood, nadat het optreden van Vlaamse extremisten en de hetze van ‘patriotieke’ en linkse kringen een woelig verloop had laten voorzien. De verontwaardiging in het Christelijke kamp was algemeen en er werd een interpellatie in de Kamer aangekondigd. De burgemeester van Brussel gaf echter kort daarna zijn vergunning voor de Dag op 12 Juli, waarna de storm luwde. Aan de andere kant kwamen de Waalse ‘grieven’ voor de dag op het congres der Waalse Provinciën, waar o.m. een lans gebroken werd voor
| |
| |
de geografische senaat. Dat intussen de Vlaamse grieven nog het zwaarst wegen, bewijst de gang van het ontwerp De Gryse die welhaast met een Echternach-processie te vergelijken is. Hypocrisie, onbegrip en kwaadwilligheid hebben hier een nefaste rol gespeeld en ook wanneer de wet gestemd wordt, zal veel kwaad gesticht zijn. In Frankrijk en in Italië staat men met de gevaarlijke verzwakking van het Centrum, hoofdzakelijk doordat rechtse kringen een geheel eigen weg zijn gaan zoeken. Indien iets dergelijks in België moest gebeuren zou het Centrum niet geheel schuldeloos uitgaan: men heeft de rechtse demagogie sommige troeven in de hand gespeeld, die er niet meer hadden mogen zijn.
Op de positie van de regering schijnt al dit voorafgaande niet de minste weerslag te hebben. Sinds lang zat ze niet zo onbedreigd in het zadel als thans. Zelfs de socialistische maneuver, een grondwetsherziening te eisen vooraleer het E.D.G.-verdrag goed te keuren, lijkt evenmin als het gehele complex van Europese Gemeenschap en Grondwetsherziening van aard, ernstige schokken te kunnen wekken. De werkelijke moeilijkheden en gevaren worden daar gevoeld waar de minister van Financiën Janssen nieuwe belasting noodzakelijk acht, als de buitengewone begroting integraal moet worden uitgevoerd. De bezuinigingen evenmin als de blokkering der credieten tot 50% hebben dat vraagstuk uit de wereld geholpen. De lening die met haar opbrengst van 4,4 milliard toch enigszins beneden de verwachtingen bleef, bezorgde zeker geen opklaring. En wanneer het E.D.G.-verdrag nu niet bekrachtigd wordt, valt op een bepaalde buitenlandse hulp helemaal niet meer te rekenen.
Inzake de E.D.G. zijn de posities intussen klaar geworden. De tegenstand van de twee eerste burgers van het land kon de partijraad van de C.V.P. evenmin weerhouden zijn goedkeuring te geven als de moedige verdediging door Rifflet en Dehousse de partijraad van de B.S.P. ervan kon afhouden het door Buset gedecreteerde standpunt in te nemen: geen E.D.G. vóór de grondwet herzien is en de Europese Politieke Gemeenschap omschreven. De regering blijft van oordeel, dat het verdrag gestemd dient vóór de grondwetsherziening, die strikt genomen enkel met het oog op de politieke gemeenschap noodzakelijk is. Op 25 Juni diende ze haar ontwerp-verklaring tot wijziging van de grondwet in: het gaat om de kleine herziening die mits enkele formele correcties en een bevestiging van de eenheid met Kongo, enkel de voorwaarden moet scheppen om de Europese integratie constitutioneel mogelijk te maken. In werkelijkheid kan men zich afvragen of al dat gescherm rond de grondwettelijkheid niet ijdel is? Weegt het vóór van Wigny en Dehousse niet op tegen het verzet van Struye en Rolin? De dringende goedkeuring van het E.D.G.-verdrag is politiek noodzakelijk, al was het maar om Amerika's positieve houding t.o.v. de Europese verdediging en t.o.v. het Europees herstel te behouden. Dus moet de regering ervoor zijn en - in de lijn van haar obstructiepolitiek - de oppositie ertegen. Al de rest is literatuur: grondwettelijke scrupules moesten voor het E.D.G.-verdrag niet méér gelden dan voor het E.G.K.S.-verdrag. De hoofdzaak in dit opzicht was, dat een spoedige grondwetsherziening in het vooruitzicht werd gesteld, niet om een of ander verdrag, om een of andere étape mogelijk te maken, maar om de constitutie aan te passen aan de Europese ontwikkeling in haar geheel.
Met dat al heeft het er alle schijn van, dat het verdrag toch niet meer zal bekrachtigd worden vóór het parlementair verlof. Met de late indiening van het ontwerp door de regering en de drukke bespreking in de commissie zal de normale datum zeker overschreden worden, en van een verlenging van de zittingsperiode zal allicht geen sprake zijn. Dat betekent dus verschuiving, met al de gevolgen van dien.
L. Deraedt
|
|