Streven. Jaargang 6
(1952-1953)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 433]
| |
Lord Pakenham's AutobiographieGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 434]
| |
ongeduld ter hand zal worden genomen door lezers van sterk uiteenlopende levenshouding en levensbeschouwing. Niet dat de combinatie katholiek-socialist zo zeer verbaast; indien men toch enigszins op de hoogte is van de toestanden in de Engelse binnenlandse politiek en zich niet aan de dwaasheid te buiten gaat het socialisme van de Labour partij in zijn geschakeerdheid eenvoudig op één lijn te stellen met het socialisme op het vasteland, wekt het feit van een katholieke socialist geen bevreemding; hij is te vertrouwd met het feit van katholieke labour-parlementsleden. Maar wat tot lezing prikkelt is hoe deze katholieke socialist zich thuis voelt in het gezelschap van een extremistische richting als vertegenwoordigd door Bevan, die met twee van zijn vrienden ontslag nam uit het Atlee-ministerie waarin Pakenham minister voor burgerluchtvaart was. Met spanning zal de lezer uitzien naar Pakenham's houding in zake de school-kwestie, die door Atlee's regering allesbehalve bevredigend voor de katholieken werd opgelost. Hij zal volle aandacht besteden aan zijn reactie op de voor zovelen te ver gaande staatsbemoeienis in het sociaal-economische leven, hetgeen vooral in de fel doorgevoerde nationalisatie-wetgevingen tot uiting kwam. Eveneens zal hij wachten op diens oordeel over de hoge belastingen en death-duties die velen onrechtvaardig en dom voorkwamen. Wie met deze en dergelijke - overigens voor de hand liggende - verwachtingen dit boek begint te lezen, zal enigszins worden teleurgesteld. Lord Pakenham schreef een autobiographie; hij schreef niet een geschiedenis van de Labour partij-aan-de-macht; hij schreef geen verhandeling over het programma van de Labour-regering, en hij gaf ook geen verslag van de werkwijze en successen van het Atlee-bewind. Daarom zwijgt hij, behoudens een enkele verwijzing, over de door Atlee gevoerde binnen- en buitenlandse politiek; daarom zwijgt hij over de moeilijkheden binnen de partij en binnen de regering; de ernstige scheuring die het vorig jaar op de grote Labour meeting te Morecambe naar voren trad wordt enkel vermeld. Dit betekent echter geenszins dat Lord Pakenham zich in de Labour partij niet thuis zou gevoelen; moest hij vandaag opnieuw de keuze doen, zo bekent hij, dan zou deze hetzelfde uitvallen als een vijftien jaar geleden: ze zou echter met veel minder aarzeling plaats vinden. Het is ook niet dat Lord Pakenham over zijn politiek leven als socialist heen glijdt. Maar als autobiograaf gaat het hem toch in de eerste plaats om het ‘hoe kwam ik er toe’ en vervolgens om eigen beleven van het socialistische ideaal. En geen serieus lezer zal kunnen klagen dat hier de schrijver onduidelijk is. Ofschoon zijn academische studiën hem indirect in contact brachten met de werken van Karl Marx, is het toch allerminst langs deze weg dat hij overging tot het socialisme. Maar wanneer hij vanuit Oxford in directe aanraking komt met de ellendige toestanden in de zgn. ‘Potteries’ van midden-Engeland, en in zijn vrouw, reeds langer socialiste, het brandend verlangen om te helpen ziet, draait hij het conservatisme de rug toe. Ik ben socialist omdat ik christen ben, zegt hij bij deze eerste bekering, ofschoon hij er aan toe voegt dat zijn christendom toen maar weinig meer bevatte dan christelijke ethiek. Wanneer hij katholiek wordt, blijft hij socialist en lid van de partij omdat de ideeën en idealen van Rerum | |
[pagina 435]
| |
Novarum en Quadragesimo Anno zich het meest verwezenlijken in de leer en gedragslijn van deze partij. De socialistische leer der gelijkheid - en men vergete nooit de achtergrond van een beschamende ongelijkheid in het maatschappelijk leven van Engeland: men denke slechts aan de erbarmelijke woningtoestanden - is voor Lord Pakenham slechts een logische toepassing van het christen-zijn op de politiek. Voor hem is socialisme naastenliefde en recht op rechtvaardigheid voor iedereen. Dit behelst dat socialisme geen leer is van de arbeidersklasse die zich organiseert om vooruit te komen, en dat het evenmin is een philanthropische beweging om ontberingen en gebrek uit te bannen. Socialisme betekent ‘the ceaseless striving to apply universal principles of human justice’. Het is onmiddellijk duidelijk hoe iedere eenzijdigheid dit socialisme vreemd is. Het gaat niet om de arbeider tegen de kapitalist; en evenmin gaat het om een klassestrijd, die deze christen-socialist een uitgesproken gruwel is, als ingaande zowel tegen alle socialisme als tegen alle christen-zijn. Duidelijk ook hoe Lord Pakenham door deze visie zowel pro-Duits als pro-Iers als pro-neger is, en zelfs pro-Rusland mits men onder Rusland niet verstaat het communistisch systeem. En uit zijn boek blijkt dat zijn leer omtrent een internationale broederschap niet enkel leuze is of leer, maar hoe hij tracht deze te verwezenlijken. We menen hiermede reeds de oorzaak aangegeven te hebben waarom dit socialisme van Pakenham zo aantrekkelijk aandoet. Het woord ‘socialist’ is in ons taalgebruik helaas overgroeid van vele onplezierige associaties, die hun oorsprong vinden zowel in de bronnen waaruit dit socialisme werd geput als in de wijze waarop het werd gepropageerd. In Pakenham's boek staat het naast christelijke naastenliefde, en het is deze christelijke naastenliefde waarop het zich steeds meer zal moeten baseren. Er is geen zweem van materialisme in dit socialisme; en het begrip ‘gelijkheid’ betekent voor Pakenham een gelijkheid naar boven toe, dit niet alleen in stoffelijke zin waardoor de minderbedeelden bevrijd worden van materiële zorgen, maar nog veel meer in geestelijke zin waardoor de lagere klassen deel gaan krijgen aan de geestelijke goederen van de betere standen, waaronder de kostbare erfenis van traditionele opvattingen en gebruiken niet de geringste is. En in plaats van klassestrijd is er ‘the christian charity towards opponents’. Het lezen van 'n dergelijk boek is een verkwikking. Lord Pakenham is realist, en we zouden zeggen katholiek, genoeg om te beseffen dat dergelijk socialisme noch in de Labour partij noch ergens op aarde gevonden wordt. Dit socialisme is natuurlijk groter dan de Labour partij of welke socialistische partij ook. Maar dat hij dit alles niet in volle zuiverheid vond in de Labour partij, en dat hij bijgevolg het geenszins in alle punten eens is met het programma of zelfs met de doctrien van de Labour partij, is geen reden om zich af te scheiden, in de oppositie te gaan, laat staan een nieuwe partij te stichten. Nergens echter vindt hij grotere moeilijkheden om zijn christelijk socialisme verwezenlijkt te zien dan in deze partij. Het is ook wel duidelijk, menen wij, dat deze uitgesproken christelijke instelling niet door al zijn partijgenoten wordt gesavoureerd; wanneer Bevan spreekt van een foutieve beslissing met betrekking tot Lord Pakenham's aanstelling als minister | |
[pagina 436]
| |
voor Duitsland omdat deze zich meer geallieerd zal voelen met de Duitse christelijke democraten dan met de sociaal-democraten, heeft een goed verstaander genoeg aan dit halve woord. Lord Pakenham's bekering tot het katholicisme vindt in zekere zin zijn oorsprong in zijn socialisme. Het is het gemis aan houvast en het instinctief zoeken naar de hechtste basis voor zijn socialisme dat deze nooit zijn geloof verzakende maar toch zeer onkerkse professor uiteindelijk terug voert naar de grondslag van alle ware naastenliefde en rechtvaardigheid, Christus; dit aanvankelijk tot grote afschuw van zijn vrouw, die echter na zes jaar zijn goede voorbeeld volgde. Het tot nu besproken aspect van deze autobiographie biedt de lezer, die enigszins op de hoogte is van Engels socialisme en Labour partij, weinig nieuws; het is bevestiging van wat hij reeds wist. Toch is ook voor hem dit boek, niettegenstaande zijn tekorten wat betreft stijl en een weinig elegante compositie, een kostbaar iets. Het is immers een weldaad grote mensen te ontmoeten; welnu, Lord Pakenham brengt ons in contact met zoveel grote mensen dat we geneigd zijn het een boek over anderen te noemen in plaats van een autobiographie. Er is hier natuurlijk geen sprake van het vernemen van intieme nieuwtjes over mannen met grote namen; dit is een bevrediging van nieuwsgierigheid en een betrekkelijk nutteloos tijdverdrijf. Maar Lord Pakenham maakt door een enkel woord of eenvoudig incident een vaak gehoorde naam in eens tot een levende en beminnelijke mens. De in de politiek optredende persoon is zo vaak onpersoonlijk, zo weinig mens. Het is dan een weldaad een dergelijke politicus als mens te leren kennen. We spraken zo juist van ‘grote mensen’, maar Pakenham maakt nooit de fout om alleen Bevan en Atlee, Adenauer en Schumacher, Churchill of Molotof als ‘groot’ te beschouwen; hij vergeet niet voor ons even te tekenen de chauffeur die hem naar 10 Downing street brengt, zijn kinderjuf, zijn tweede secretaresse, en andere trouwe helpers. Voor God zijn ze allemaal gelijk, en Lord Pakenham maakt weinig onderscheid. Soms maakt dit boek de indruk van een opsomming van namen te zijn, maar alleen namen van mensen die Lord Pakenham van dienst waren en door hem nooit vergeten kunnen worden. Bizonder mooi zijn de schetsjes van Atlee en Bevan. Sommigen zouden mogelijk als desideratum van dit boek naar voren willen brengen dat Lord Pakenham ons een kijkje achter de schermen van parlement en partij had kunnen of moeten geven. Veel kostbaarder is ons echter dat kijkje achter de politicus zelf. Daardoor opent hij ons een wereld van veel vriendschap, van veel hulpvaardigheid, van belangeloze toewijding aan een grote zaak: dienst van het volk en het gehele mensdom. Dit alles is voor Lord Pakenham uiteindelijk ook veel belangrijker dan tastbare resultaten bereikt tijdens een bepaalde vorm van bestuur; daarom maakt hij zich betrekkelijk weinig zorgen over gemaakte fouten. Zolang de christelijke naastenliefde en rechtvaardigheid, die zin en leven en toekomst geven aan het socialisme, de leiders en de leden van de partij inspireren, is er reden tot onbeperkt optimisme. Zo werd deze autobiographie geen politiek document, maar een menselijk getuigenis dat een weldaad is voor iedere goede mens. |
|