er op, dat dergelijke methoden niet altijd de beste zijn om het algemeen welzijn te dienen.
De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, John Foster Dulles, heeft intussen reeds ondervonden, dat er op het gebied van de buitenlandse politiek subtiliteiten zijn, die niet kunnen worden behandeld op de manier waarop de advocaat van een handelsonderneming of een fabrieksdirecteur bij zijn onderhandelingen te werk gaat.
In het licht van de voorafgaande analyse menen wij het volgende met zekerheid te kunnen zeggen:
Ook de Republikeinen zien in, dat zij hun overwinning bij de jongste presidentsverkiezingen te danken hebben aan stemmen, die meer tegen personen dan tegen de politiek van hun tegenpartij waren gericht, en daarom zullen zij niet overgaan tot ingrijpende veranderingen in de binnenlandse en buitenlandse politiek.
Wij kunnen echter, met het oog op de persoon van de nieuwe president en op de samenstelling van zijn kabinet meer vastberadenheid en een krachtiger, doelbewuster optreden verwachten dan de vorige regering aan de dag heeft gelegd.
Wat de buitenlandse politiek betreft, is de grote vraag: of het accent tot op zekere hoogte van Europa naar Azië zal worden verlegd. Het antwoord op die vraag moet, naar wij menen, beslist ontkennend luiden, zij het dan met enige restricties.
Op de eerste plaats dient te worden bedacht, dat er in de Verenigde Staten - en vooral in de Republikeinse Partij - nog altijd een invloedrijk blok van isolationisten bestaat. Iedere regering, die niet in conflict wil komen met het Congress, moet er op bedacht zijn, dat blok niet te veel tegen zich in te nemen. Toen Dulles zijn geruchtmakende rede hield, waarin hij zei, dat nog een paar teleurstellingen met de Nato zijn regering zouden noodzaken ‘to do a little rethinking’, was dat bedoeld om dit blok tevreden te stellen. Zijn woorden mogen dan ontactisch zijn geweest, zijn taal was toch nog heel wat gematigder dan die van een groot aantal Congress-leden.
De toezegging om een nieuw onderzoek in te stellen aangaande de conferenties van Yalta en Potsdam is eveneens bedoeld om de critiek op deze overeenkomsten, die in de Verenigde Staten voortdurend is toegenomen, te sussen en nu reeds kan worden gezegd, dat die hele zaak met een sisser zal aflopen, nadat de regering het Congress gelegenheid zal hebben gegeven ‘stoom af te blazen’.
De kwestie van Formosa is ietwat gecompliceerder. Op de eerste plaats dient te worden bedacht, dat Eisenhower tijdens zijn verkiezingscampagne met veel pathos heeft beloofd, zeer spoedig ‘iets aan Formosa te zullen doen’. Hij diende daarom op zijn minst een gebaar in die richting te maken en koos daarvoor, uit de vele mogelijkheden, wat voor het ogenblik het minst gevaarlijk en minst ingrijpend was.
Een tweede factor in dit verband is ook weer de noodzaak om een groep binnen de eigen partij tevreden te stellen, namelijk de groep, die de ‘China Lobby’ wordt genoemd. Dit is een combinatie van betaalde ‘lobbyisten’ (die voornamelijk worden gefinancierd door de Chinese nationalistische regering uit fondsen die in de Verenigde Staten zijn bijeengebracht) en van Congress-leden van de Westkust, die sinds lang van mening zijn, dat het gebied van de Stille Oceaan op gevaarlijke wijze wordt verwaarloosd ten behoeve van dat van de Atlantische Oceaan.
Zulke ‘lobbyisten’, die in dienst van verschillende ‘cliënten’ de wandelgangen van het Congress bezoeken om de Congress-leden met propagandistische bedoelingen voor te lichten over aanhangige of te verwachten wetsvoorstellen, waarbij hun opdrachtgevers belang hebben, oefenen in de Verenigde Staten grote invloed uit op de politiek. Het Congress heeft hun een soort rechtspositie toegekend, om het grotere kwaad van de beunhazerij te voorkomen.
Het besluit om Tsjang Kai-sjek de vrije hand te laten, was een gebaar, dat ten doel had de openbare mening in Amerika tevreden te stellen. Het heeft in ieder geval het voordeel, dat nu kan blijken, welke bijdrage Tsjang Kai-sjek in werkelijkheid aan de vrije wereld kan leveren en in hoeverre die bijdrage misschien is overschat, als gevolg van misleidende propaganda en vooringenomenheid.