| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
TERWIJL de mogelijkheid van 'n samenkomst van Eisenhower, Churchill en Stalin in de wereldpers besproken werd, verdween 5 Maart de Sovjet-dictator plotseling van het aardse schouwtoneel. Menigeen heeft bij het vernemen van dit bericht een zucht van verlichting geslaakt, van mening, dat dit sterven een wijziging in de politieke verhoudingen kan betekenen en de langdurige stagnatie van de koude oorlog kon opheffen. Want geen van zijn opvolgers kan zich hullen in de mythe, waarin deze halfgod gedurende zijn leven verborgen was. Moet men hen geloven, dan is de verdeling van Stalin's politieke erfenis geheel in zijn geest geschied. De sombere Malenkof volgde hem op als voorzitter van het communistisch presidium, dat teruggebracht werd van 35 leden tot 10, ook nog als eerste partij-secretaris en als voorzitter van de raad van ministers, die eveneens van 51 teruggebracht werd tot 25. De onbarmhartige Beria verenigde zijn departement van Veiligheid met dat van binnenlandse zaken, terwijl de anti-westerse Molotof de portefeuille van buitenlandse zaken van Visjinski overnam. Deze moet zich vergenoegen met uitsluitend permanent afgevaardigde te zijn bij de V.N. De invloed van het leger, die door Stalin zorgvuldig was geëlimineerd, werd vergroot door het opnemen van enkele maarschalken in de regering en de benoeming van maarschalk Worosjilof tot president van de Sovjet-Unie, in plaats van Sjwernik, die tegen enkele nieuwe besluiten bezwaar had gemaakt. In een buitengewone zitting, waar ca. 1300 leden van de Opperste Sovjet aanwezig waren, hield de nieuwe dictator een rede, die, in tegenstelling met zijn vroegere uitlatingen, vredelievend mag genoemd worden. ‘Er zijn’, zo sprak hij, ‘geen vraagstukken in de wereld, die niet op vreedzame wijze kunnen opgelost worden’. En met een buiging naar de V. Staten: ‘Ieder land, dat opkomt voor de belangen van de vrede, de Verenigde Staten inbegrepen, kan verzekerd zijn van de
standvastige vredespolitiek der Sovjet-Unie’. De eerste gebeurtenissen stemden echter tot achterdocht. Want in de lucht werden langs de Tsjecho-Slowaakse en langs de Oost-Duitse grenzen Amerikaanse en Britse vliegtuigen door Mig's aangevallen en neergeschoten. Met enige goede wil kan men deze incidenten aan zenuwachtigheid van het nieuwe bewind toeschrijven. Uit hun eerste redevoeringen kon men opmaken, dat zij, sterk aandringend op behoud van eenheid, niet zonder vrees waren, dat de Russische monolieth zou afbrokkelen. En toen negen dagen na de dood van zijn meester kameraad Clement Gottwald dezelfde weg opging, klonk ook in Tsjechoslowakije de oproep om ‘onze waakzaamheid te vergroten tegen al degenen, die de eenheid van onze partij willen ondermijnen’. Evenals in de Sovjet-Unie, waar Malenkof spoedig het secretariaat der partij afstond aan Nikita Kroesjtsef en zich vergenoegde met het minister-presidentschap, werden de functies van Gottwald verdeeld: Zapotocky werd president en Antonin Novotny hoofd van de communistische partij.
De westerse mogendheden laten zich echter niet sussen met vredesklanken: zij willen daden zien en deze zijn nog schaars. De toetssteen van de vredelievendheid van het Kremlin is Korea. In de vergadering der V.N. wierp de republikeinse gedelegeerde, Cabot Lodge, de beschuldiging openlijk voor de voeten: ‘De Sovjet-Unie is vastbesloten de Koreaanse oorlog tot de laatste Chinees te voeren’. De Sovjetdelegatie met zijn vier satellieten stemde tegen een resolutie om de geschokte economie van Korea te herstellen en diende een voorstel in om de commissie met de opbouw belast op te heffen, die in dezelfde verhouding, 55 tegen 5, werd verworpen als de eerste was goedgekeurd.
Ook bij het voorstellen van een opvolger van de secretaris-generaal, Trygve Lie, in de V.R., die de candidaat aan de algemene Vergadering moet aanwijzen, koos de
| |
| |
Sovjet haar eigen weg. Trygve Lie had verklaard, dat hij drie jaar lang, nl. sinds de oorlog in Korea, van de zijde van de Sovjet-Unie blootgestaan had aan de meest ruwe vorm van druk en dat hij meende te moeten aftreden om het behoud van de positie van de algemene secretaris te verzekeren. Voor een besluit van de V.R. moeten de vijf ‘groten’ het eens zijn en de meerderheid van 7 behaald worden. De candidaat van de V. Staten, de Philippijn Carlos Romulo, werd door Moskou geëlimineerd. De Russische candidaat, de Pool St. Skrzeszewski, haalde de vereiste 7 stemmen niet. Daarop werd de Canadees, Lester B. Pearson voorgesteld, doch, ondanks 9 behaalde stemmen, werd hij door het 56ste veto van Moskou geweerd. Ook de zuster van Nehroe Pandit, door Rusland voorgesteld, kon geen kans maken.
Nochtans behoeft men niet alle hoop op toenadering te laten varen, want juist kleine geschenken begunstigen de vriendschap en als dusdanig kan men de vergemakkelijking van het verkeer naar Berlijn, de bereidwilligheid om enige Britse burgergevangenen in Noord-Korea vrij te laten en een voorstel om de veiligheid van het luchtverkeer te regelen opvatten. Eisenhower heeft doen weten, dat hij elk streven naar toenadering ‘halverwege’ wil tegemoet komen. Indien de optimistische uitspraak gegrond mocht zijn: ‘Het tijdperk-Stalin is nu opgevolgd door het tijdperk-Eisenhower’, zou het moreel van West-Europa in belangrijke mate opleven.
In hoever het vijfdaagse bezoek van Tito aan Engeland daartoe heeft bijgedragen zal men moeten afwachten. Een vriendschapsverdrag, zoals hij met Griekenland en Turkije gesloten heeft, is niet tot stand gekomen. Als lid van de Nato kon hij, zolang het geschil met Italië over Triëst niet is opgelost, niet aanvaard worden, maar de vriendschapsbanden zijn, zoals men dat noemt, nauwer aangehaald. De plechtige ontvangst van deze geloofsvervolger heeft velerlei repercussies te weeg gebracht, waarvan niet de minst reële is: ‘Hoe kan men de gematigde dictator Franco, christen en anti-communist, blijven uitbannen, als men de ongematigde christen-vervolger en communist wel accepteert?’
In de Bondsdag heeft Adenauer in derde lezing zowel de Bonner verdragen als de E.D.G. met ca. 225 tegen ca. 164, die der socialisten, aangenomen gekregen. Hij heeft er bij verzekerd, dat de Franse protocollen niet in het verdrag zullen worden opgenomen en dat naar opneming in de Nato zal worden gestreefd. De veilige haven is niettemin nog niet bereikt. Immers de houding van de meerderheid in de Bondsraad is niet gunstig en het Hof van Karlsruhe kan nog altijd een spaak in het wiel steken door het E.D.G.-verdrag ongrondwettig te verklaren. Voor een wijziging van de grondwet beschikt de kanselier niet over de vereiste twee-derde meerderheid. De Franse regering, welks minister van buitenlandse zaken, Bidault, binnenkort naar Amerika vertrekt om er de plannen te bespreken, waardoor Indo-China, evenals Malakka, met Korea een eenheidsfront zal vormen, wenst er niet met lege handen te komen en heeft zich uitgelaten, dat, indien de Assemblée de E.D.G. niet aanvaardt, hij zijn toevlucht zou nemen tot een beroep op de kiezers, hetzij door een referendum, hetzij door nieuwe verkiezingen.
Nademaal de ‘Adhoc-vergadering’ te Straatsburg aan een tijdschema gebonden was, heeft zij de 113 artikelen van haar concept-grondwet voor Klein-Europa binnen vier dagen afgewerkt en 10 Maart aan de ‘Raad der zes ministers’ een blauwdruk van haar werk aangeboden, die nog op vele manieren moet worden bijgewerkt. Om de betrokken regeringen daarin bij te staan, heeft de grondwetscommissie, wier voorzitter de Duitser von Brentano is, haar bestaan, op verzoek van de vergadering, verlengd. Het ‘Statuut van de Europese Gemeenschap’, zoals de officiële naam luidt, is nóch federaal, nóch confederaal, maar is een politieke gemeenschap met een bovennationaal karakter. Haar wetgevende macht wordt uitgeoefend door een ‘Volkskamer’, voor vijf jaar door de bevolking der aangesloten landen gekozen en door een ‘Senaat’, die door de nationale parlementen wordt aangewezen. In de ‘Volkskamer’ tellen de Fransen, met het oog op hun niet-Europese provincies, 70 leden, Duitsland en Italië elk 63, België en Nederland elk 30 en Luxemburg 12. Ondanks het aandringen van
| |
| |
de Nederlandse afgevaardigden om in de ‘Senaat’ het pariteitsbeginsel toe te passen, verkregen de 3 grote mogendheden elk 21 zetels, België en Nederland elk 10 en Luxemburg en het Saargebied elk drie zetels. Het bestuur van de Europese gemeenschap wordt toevertrouwd aan een ‘Uitvoerende Raad’, waarvan de voorzitter wordt aangewezen door de Senaat, terwijl de voorzitter de andere leden benoemt. Op economisch, militair en monitair gebied zijn nog vele desiderata, wier oplossing met verloop van tijd moet gevonden worden.
Z.H. Paus Pius XII heeft voor een gehoor van hoogleraren en studenten der Europese Universiteit te Brugge de grondlijnen aangegeven inzake de Europese eenheid. Z.H. wees op de verschillende structuur-verschillen der Europese staten en op de noodzaak een duidelijk begrip te hebben van wat de ‘Europese geest’ genoemd wordt. Deze is niet gebaseerd op economische noodzaak, maar op gemeenschappelijke geestelijke waarden, die door het Christendom zijn gevormd, en het bewustzijn hebben gewekt van vrije mensen te zijn, niet alleen verantwoordelijk voor het eigen, individuele lot, maar wel degelijk ook voor het lot van de samenleving, waartoe zij behoren.
Nog geen maand na de ondertekening van het Brits-Egyptisch verdrag over Soedan verweet Naguib de Britse beambten in de Soedan, dat zij op gewelddadige wijze de stemming der bevolking beïnvloedden, en het verdrag naar letter en geest hadden geschonden. Hierop antwoordde de waarnemende Britse minister van buitenlandse zaken, Lloyd, dat de Britse regering vast besloten was er op toe te zien, dat de Soedanezen in vrijheid en zonder druk van buitenaf zich over de toekomstige status van hun land zouden kunnen uitspreken. De ontruiming van het Suez-kanaal wil Naguib niet op de lange baan geschoven zien, maar hij staat er op, dat een onvoorwaardelijke ontruiming in zes maanden tijds een feit moet zijn.
Over de definitieve staatsvorm van Egypte: republiek of monarchie, zal na onderzoek van een commissie door plebisciet beslist worden. Naguib zelf schijnt nog niet tot een besluit gekomen. Wel liet hij toe dat de schoonmoeder van Faroek naar Rome ging, waar deze haar dochter Narriman overhaalde haar echtgenoot te verlaten. Zij deed dit ‘om een persoonlijke aangelegenheid’, naar zij verklaarde, en keerde met verlof van Naguib naar Egypte terug, haar zoontje (voorlopig) bij Faroek achterlatend.
| |
Nederland
De Tweede Kamer heeft na nu en dan oplaaiende debatten de nieuwe Zondagswet van minister Beel aangenomen. De bestaande wet dagtekende van 1815 en was een dode letter geworden. De minister meende de tijd gekomen om de wet aan de gewijzigde omstandigheden aan te passen. Gegeven de gemengde bevolking moest de nieuwe wet het karakter dragen van een compromis en niet meer voorschrijven dan in de volksconsciëntie leeft. Vandaar dat de wet zich onthoudt van rigoureuse voorschriften en zich beperkt tot verbodsbepalingen. Het is verboden zonder stricte noodzaak in de nabijheid van kerken gerucht te verwekken, of gerucht te verwekken dat op een afstand van meer dan 200 meter te horen is. Op Zondagmorgen en daarmee gelijkgestelde feestdagen zijn tot 13 uur openbare vermakelijkheden, niet-godsdienstige optochten of bijeenkomsten in de open lucht verboden. Naargelang de plaatselijke omstandigheden heeft het gemeentebestuur bevoegdheid ontheffing te verlenen. De termen der wet zijn rekbaar en voor een ‘Engelse Zondag’ behoeft geen ongerustheid te bestaan.
Na drie jaar in arrest geweest te zijn, verscheen begin Maart Sultan Hamid II van Pontianak, beschuldigd van hoogverraad, voor zijn rechters. Aan de overval op Bandung, door Westerling, als hoofd van de Apra geleid, was hij, volgens eigen verklaring, onschuldig. Wel gaf hij toe, hem opdracht te hebben gegeven de Indonesische kabinetsleden op de kabinetsvergadering van 24 Januari 1950 te arresteren en de sultan van Djocja, minister van oorlog Hamengku Buwono, te doden. Volgens getuigenis van deze laatste verschilden zij van mening over ‘republikein of niet- | |
| |
republikein’. De beklaagde, sultan Hamid, echter schreef aan koningin Juliana, wier persoonlijke bemiddeling hij inriep, dat ‘bij het streven naar uitbreiding van het gebied via de opheffing der deelstaten door de Republiek gebruik wordt gemaakt van onwettige middelen, waarbij de bepalingen van de constitutie met voeten werden getreden’. Van de Nederlandse regering, gebonden door de R.T.C.-besluiten, verwachtte hij geen hulp, omdat deze ‘te fatsoenlijk zal zijn zich met onze zaken te bemoeien’. Als straf werd 18 jaar gevangenis geëist.
1-3-'53
K.J.D.
| |
België
Maart scheen een maand van ontknopingen te moeten worden en wel inzake het probleem der ziekteverzekering en inzake de financiële moeilijkheden. Hij loste die belofte slechts gedeeltelijk in! Wel hield dhr Vanden Daele op de vervaldag 15 Maart aan zijn besluit vast en werd het conflict door de vlammende reactie van de Socialisten zuiver gesteld: communiqués, interpellaties, stakingsvooropzeg. Hoewel een hele reeks sociale eisen daarbij betrokken werd, ging het de Socialisten in hoofdzaak om het lieve geld dat ze eigenlijk tot aanzuivering van hun vroegere rekening hadden moeten betalen. De Christelijke mutualiteiten gaven echter blijk van begrip en zo kwam men tot een overeenkomst waarbij de andere landsbonden in de aanzuivering zouden tussenkomen. In de grond hebben de Socialisten daarbij belangrijke concessies gedaan: ze schijnen immers de beginselen van de hervorming te aanvaarden. Waakzaamheid blijft evenwel geboden wat de toepassing betreft....
Intussen rees het vraagstuk van het gewaarborgd weekloon, waarbij de vakbonden schouder aan schouder staan, ja tegen elkaar opbieden. De werkgevers kunnen op dit stuk, inzover een meeruitgave nodig wordt, onmogelijk toegeven. Hun standpunt dient als het gezonde erkend. Het is daarentegen een veeg teken dat de vakbonden, nu een onloochenbare daling in de economische conjunctuur is opgetreden en België's concurrentie-positie op de internationale markt door onze top-lonen ernstig bedreigd is, niet de verantwoordelijkheidszin tonen, hun troepen te doen inzien dat, om een gevaarlijk woord te gebruiken, een ‘sociale pause’ vitaal is. Alsof de financiële moeilijkheden waarvoor het land staat, niet ernstig genoeg waren. Hoe men de begroting zal doen sluiten, blijft een open vraag. Al wordt na de wrijvingen van Februari een grote inspanning gedaan om bezuinigingen door te voeren, lijkt het toch nog niet uitgesloten dat op belastingen beroep zal dienen gedaan. Anderdeels valt een deflatoire tendenz te bespeuren met de daaraan inherente gevaren. Er is zeker geen reden om van een crisis te gewagen, en de economisten menen dat de daling van de conjunctuur eerlang kan opgevangen worden. Met dat al blijft de mogelijkheid bestaan dat maatregelen zouden moeten getroffen worden, die hetzij onder financieel hetzij onder sociaal oogpunt minder aangenaam zijn. Het is wellicht die toestand die in sommige hoofden de gedachte aan een coalitie weer heeft aangewakkerd: voor één partij, zelfs als ze de volstrekte meerderheid bezit, kan de noodzakelijkheid tot sociale indijking of belastingverhoging fataal worden. Deze vage en, zoals we reeds zeiden, van iedere grond ontblote coalitiegeruchten werden begin Maart door bepaalde oppositiemiddens opgedreven, tot de ondubbelzinnige logenstraffing van oud-Eerste minister Eyskens er een einde aan maakte. Tevens verzette hij zich beslist tegen de gedachte, dat het land reeds een pre-electorale periode zou
doormaken. Toch dient toegegeven dat dezelfde extreme tegenstelling tussen regering en oppositie die eensdeels de gedachte aan een coalitie onmogelijk maakt, anderdeels een klimaat schept dat soms zeer pre-electoraal gaat aandoen. Het gaat er niet meer om te regeren en te controleren, het gaat er om, aan het roer te blijven en ontbinding te verwekken. Al was die tegenstelling merkbaar vanaf de eerste dagen van de homogene regering, ze wordt toch voortdurend scherper en zal waarschijnlijk het laatste jaar van de legislatuur tot een onmeedogend en aan onzekerheden rijk strijdjaar maken. Van haar kant is de beslissing van de homogene regering, vol te houden zoals dat
| |
| |
met een volstrekte meerderheid normaal is, te begroeten. Voor de C.V.P. is het inderdaad een vitaal experiment, én voor de uitvoering van haar programma én voor haar toekomst als meerderheidspartij. Ondanks alle, vaak gerechtvaardigde, critieken (economische politiek 1951, repressie/epuratie, gelijkberechtiging der Vlamingen) dient erkent dat deze partij een bewonderenswaardige inspanning voert tot uitbouw en vastlegging van het politieke kader waarin ook een vrije christelijke activiteit kan plaats vinden. De kranige stijl van enkele van haar voormannen kon in het geheel wel meer uitkomen, toch heeft de C.V.P. bewezen, voldoende taaiheid te bezitten, om blijvende successen te behalen die de democratie en de christelijke gemeenschap ten goede komen.
Wat België's internationale positie betreft, staan de Europese integratieproblemen in het midden der belangstelling. Deze problemen zijn van economische en van juridisch-politieke aard. Zoals reeds aan het voorbeeld van Benelux kan gemeten worden, vormt onze zwakke concurrentiepositie een ernstige stoornis, temeer daar de huidige conjunctuur-ontwikkeling geen aanpassing van de vreemde lonen naar boven toelaat en beperkende maatregelen inzake het handelsverkeer tegen de stroming ingaan. Na de hoop die Luik schijnbaar gewettigd had, is de brief van dhr Zijlstra de schone verwachtingen inzake Benelux komen stukslaan. De economische unie zit bepaald in een slop, en er zal nog een hele ontwikkeling moeten over heen gaan, vooraleer een nieuwe vooruitgang mogelijk wordt. Tot die ontwikkeling zullen ongetwijfeld de besluiten van de E.O.E.S.-vergadering te Parijs bijdragen, waarbij Engeland en Duitsland een ruimere liberalisatie van het goederenverkeer toestonden. De offshore-bestellingen waarop dhr Van Zeeland in Amerika is gaan aandringen alsook de exportbevorderende maatregelen van de regering zijn eveneens van aard, België's stand in de internationale economie hoog te houden.
De eigenlijke Europese integratie schrijdt intussen voort. Op 15 Maart trad een concrete regeling in voege voor de gemeenschappelijke markt van de E.G.K.S. inzake kolen, ijzererts en schroot. Het grote vraagstuk wordt hier evenwel gevormd door de Europese Defensie-gemeenschap (E.D.G.) die na de ratificatie door Duitsland en de bezoeken van ministers van West-europese landen aan de Verenigde Staten - waar men bijzonder op de oprichting van de E.D.G. aandringt - in een acuut stadium is getreden. In België heerst er nog lang geen eensgezindheid omtrent dit verdrag. Op een voor de openbare opinie veel voelbaarder wijze dan bij het E.G.K.S.-verdrag wordt hier aan de nationale souvereiniteit afbreuk gedaan. Hoe zal een natie zonder nationaal leger haar souvereiniteit nog verdedigen? Wat heeft het te betekenen, als de strijdkrachten niet meer onder een nationaal opperbevel staan, als de begrotingen door een supra-nationaal orgaan vastgesteld, de wetten betreffende militie door een supra-nationaal orgaan bepaald worden? Behoudens deze problematiek en de andere welke met die tussen de Atlantische en de Europese gemeenschap samenvalt, wordt de grondwettelijke nog opgeworpen. Is het E.D.G.-verdrag al dan niet in strijd met de Belgische grondwet? Dient een grondwetsherziening vóór of na de stemming van het verdrag te geschieden? Mag een zo belangrijk en revolutionerend verdrag aangegaan worden, zonder de bevolking de gelegenheid te geven, zich op dit stuk uit te spreken? Deze vraagstukken werden o.m. behandeld op de studiedag van de C.V.P. op 28 Maart. Minister Van Zeeland herhaalde er zijn in de Kamercommissie gedane verklaring dat het verdrag ten hoogste a-constitutioneel, maar geenszins anti-constitutioneel is en dus geen grondwetsherziening noodzakelijk maakt. De tegenstanders van de bekrachtiging lieten helaas hun stem niet horen. Daarmee heeft - zij het nog officieus - de meerderheidspartij blijkbaar positief stelling gekozen. Ondanks de
voorzichtige tendenz Larock zouden ook de Socialisten reeds tot een betrekkelijke instemming zijn gekomen. Deze belangrijke bekrachtiging lijkt dan ook voor de deur te staan.
L. Deraedt
|
|