| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
IN zijn eerste officiële rede voor het Congres heeft president Eisenhower aangekondigd, dat hij zou overgaan tot een krachtiger buitenlands beleid, waarbij aan de aanvaller niet langer de keuze wordt gelaten van plaats, tijd en middelen om ‘ons een zo groot mogelijke schade te berokkenen tegen de laagst mogelijke kosten voor hem zelf’. Een eerste bewijs van dit krachtiger optreden was de opdracht aan de zevende vloot om de neutralisering van Formosa op te heffen. Om uitbreiding van het Koreaanse conflict tot een wereldoorlog te voorkomen had Truman het nationalistisch leger van Tsjian-Kai-Sjek door deze afsluiting verhinderd zich in de strijd te mengen. Het communistisch China van Mao nam echter wel deel aan de Koreaanse burgeroorlog, met het gevolg, dat deze volksrepubliek in haar flank door de Amerikaanse vloot beveiligd werd. Aldus in staat gesteld ongestraft Amerikaanse en met hen verbonden soldaten in Korea te doden. Volgens Taft bestaat er reeds een, zij het latente, oorlog met China, waarvan de druk in Korea verminderd kan worden door bespoedigde strategische hulpverlening aan Formosa en aan de Fransen in Indo-China. Dezelfde Taft achtte een marine-blokkade van de Chinese kustlijn zeer wenselijk, indien deze zonder te veel internationale complicaties uitgevoerd zou kunnen worden. Zelfs ten opzichte van een economische blokkade is dit niet het geval. Want de Britse regering zou met ‘bezorgdheid vervuld zijn’, wanneer aan Engeland's wettige handel op China en Hongkong beletselen in de weg werden gelegd. En indien Russische schepen zouden worden aangehouden, zou dit feit als een oorlogsdaad, met alle gevolgen van dien, kunnen worden opgevat. Vandaar dat zowel Dulles als Bradley de president tot een voorzichtige koers hebben geadviseerd.
Voor láter kondigde de president een besluit aan, dat de huidige regering zich niet gebonden voelt door geheime afspraken uit het verleden, waardoor volken in slavernij zijn gebracht. Hij doelde hierbij op de afspraken tussen Stalin en Roosevelt te Yalta, waarvan o.a. Polen het slachtoffer is geworden.
Om poolshoogte te nemen over de trage vorderingen van de E.D.G. ondernamen de minister van buitenlandse zaken Dulles, en Harold Stassen, hoofd van de ‘Wederzijdse Beveiliging’ een tiendaagse reis naar des zes aangesloten landen van West-Europa. Bij zijn terugkeer in Amerika verklaarde Dulles bemoedigd te zijn door de verklaringen der leidende persoonlijkheden en te zullen aandringen op een energieke voortzetting van de Amerikaanse hulp. Men moet wel een onverbeterlijke optimist zijn om ‘bemoedigend’ een niet te groot woord te noemen. In West-Duitsland, waar niet alleen de socialisten afkerig van deze E.D.G. zijn, is de verbittering nog gegroeid sinds de nieuwe Franse minister van buitenlandse zaken, Bidault, ook om het eigen binnenlands verzet tegen de ratificatie te verbreken, met een negental protocollen naar voren is gekomen, die zelfs door de goedwillende Adenauer een ‘ernstige dreiging’ voor de Duitse ratificatie zijn genoemd. De kern dezer protocollen is, dat Frankrijk in het Europese leger de volle zeggingschap over zijn eenheden wil behouden en voor zijn in West-Duitsland gestationeerde troepen bizondere rechten blijft opeisen, met het gevolg, dat de Bondsrepubliek niet als volwaardige partner zou worden aangezien. Om nog sterker tegen een potentieel machtig Duitsland te staan heeft de Franse regering bij Londen aangedrongen op een zo nauw mogelijke samenwerking. Maar wat Churchill in 1940, toen hij in de strijd tegen Hitler alleen stond, Frankrijk had aangeboden, is hij niet van zins te aanvaarden, nu hij ruimer kan ademhalen. Voorlopig kwamen de besprekingen tot de povere uitspraak, dat een voortdurende en volledige steun van Groot-Brittannië aan de E.D.G. van essentieel belang is voor deze organisatie. Middelerwijl zag Bidault zich in het binnenland geplaatst tegenover een meer dan honderd leden tellende groep van parlementsleden, die van mening zijn, dat
| |
| |
aan de goedkeuring van het verdrag een grondwetswijziging moet voorafgaan. In België is de Raad van State van dezelfde opinie. Nederland is het land, waar het E.D.G.-verdrag het eerst bij de Tweede Kamer is ingediend. De regering deelde daarbij mee, dat troepen bestemd voor overzee, troepen voor de V.N., de lijfwacht van het staatshoofd, de koninklijke marechaussée buiten de E.D.G. worden gehouden. Een poging van Bidault om op de bijeenkomst der zes ministers van ‘Klein Europa’ te Rome (24 Februari) de protocollen aanvaard te krijgen mislukte. Na een gesprek onder vier ogen met Adenauer en bemiddeling van de Gasperi wijzigde Bidault zijn formulieren zodanig, dat het ‘Europese leger’ gered scheen.
Het hoofddoel der conferentie lag echter op economisch terrein. De stelling der Nederlandse regering, meermalen te Straatsburg verkondigd en sinds 10 Februari, de dag, waarop de Kolen- en Staalgemeenschap in werking trad, actueel geworden, nl. dat de economische integratie van Europa niet in verschillende fasen dient te worden doorgevoerd en dat zij slechts kan slagen door tegelijkertijd politieke integratie na te streven, vormde de hoofdschotel. Minister Beyen, met groot vertoon te Rome ontvangen, had voor deze gedachte de Italiaanse regering reeds gewonnen en diende op de conferentie een memorandum in, waarbij binnen vijf jaar een Europese tolunie zou worden ingesteld. In beginsel aanvaardde de ministers-bijeenkomst dit voorstel, dat ter nadere uitwerking naar een speciale commissie werd verwezen.
Ook in Zuid-Amerika is de gedachte aan een tolunie verlevendigd door het bezoek, dat president Juan Péron van Argentinië aan de president van Chili, Ibanez heeft gebracht. Zij hopen een economische kern te vormen, waaromheen de grenslanden Bolivia, Brazilië en zo mogelijk de overigen zich zouden kunnen groeperen. Onbedoeld heeft de Britse regering dit streven in de hand gewerkt door van het eiland Decepcion, dat wordt beschouwd als tot de Falkland-eilanden te behoren, Argentijnen te verdrijven en een Chileens gebouw af te breken, alhoewel beide betreffende regeringen op dat eilandje aanspraak maken.
De verkiezingen in Oostenrijk hadden tot uitslag dat de uiterste partijen (de zg. Onafhankelijken en de Communisten) enigszins zijn ingetoomd, maar dat de christelijke Volkspartij 3 zetels heeft verloren. De stand is 74 christelijken tegen 73 socialisten. De coalitie zal worden voortgezet en de socialisten zullen zonder twijfel ten nadele van de christelijke politiek hun eisen hoger stellen.
Terwijl Groot-Brittannië in Midden-Afrika poogt zijn territorien Noord- en Zuid-Rhodesia en Nyassaland in één federatie onder blank bestuur bijeen te houden, is het in het Nijlgebied volledig op de terugtocht. Eden heeft aan generaal Naguib moeten toestaan, dat de Soedan, na een overgangsperiode van drie jaar, vrijelijk zal beslissen of de bevolking lid van de Britse gemeenschap zal zijn, dan wel of zij de voorkeur geeft aan aansluiting bij Egypte. Gedurende dit ‘Interim’ blijft weliswaar de Britse gouverneur-generaal het bestuur uitoefenen, doch hij staat onder toezicht van drie commissies, onder wier waakzaamheid valt of de gouverneur zonder voldoende motief zijn macht gebruikt, of de Soedanisering voldoende voortgang vindt en of de verkiezingen voor een wetgevende vergadering regelmatig verlopen. Met dit succes is Naguib - die door een aanvulling in de Grondwet een ‘Raad van Revolutie’, bestaande uit militairen en ministers, voor drie jaar heeft opgericht, waarna een ‘volledig democratisch bewind’ zal worden gevormd onder handhaving van het koningschap - niet tevreden. Nauwelijks was het accoord te Cairo getekend, of de generaal stelde de ontruiming van de Suez-zone aan de orde. Eden wenst echter zekerheid, dat in oorlogstijd het Kanaal afdoend beschermd wordt. Om dit te bereiken, zou een aansluiting van Egypte bij het Middellandse-Zee-verdrag wenselijk zijn, desnoods in geval van oorlog de tijdelijke terugkeer der Britse troepen naar de Kanaal-zone. Over de modaliteiten van een dergelijk accoord worden thans de onderhandelingen voortgezet.
In de aanslag op de Russische legatie te Tel-Aviv heeft Moskou, plotseling antisemitisch geworden, aanleiding gevonden een felle nota tot de regering van de staat
| |
| |
Israël te richten. De Israëlische president, Ben Zvi, mocht al verontschuldigingen en schadevergoeding aanbieden, het baatte niet: de diplomatieke betrekkingen werden verbroken, omdat ‘de elementaire voorwaarden voor een normale diplomatieke werkzaamheid ontbraken’. Nederland heeft zich er mee belast de belangen van Israël te Moskou te behartigen.
Ook over Denemarken is het Kremlin niet tevreden. Niet bevredigd door de nota der Deense regering dat zij geen agressieve plannen tegen de Sovjet-Unie heeft, herhaalde Visjinski de beschuldiging, dat de ter beschikking stelling van Deens grondgebied aan de Nato voor het vestigen van bases een handelwijze was, waarvan de verantwoordelijkheid voor mogelijke gevolgen volkomen voor de Deense regering blijft.
| |
Nederland
De watersnood van 1 Februari in het zuid-westelijk deel van ons land was een nationale ramp, waarbij, om niet te spreken van de materiële en financiële verliezen, zeker niet minder dan 1500 mensen het leven lieten. Deze ramp heeft over het hele land rouw gebracht, maar zij heeft ook, naar het fijnzinnige woord van koningin Juliana: ‘Overal waar leed is, is zegen nabij’, daden van saamhorigheid en heldhaftige liefde voortgebracht, die terecht bewondering wekten voor de deugden en krachten, die in het Nederlandse volk verborgen liggen. Vanaf de eerste dag vloeiden spontaan de giften in geld en natura. Kledingstukken in zulk een overvloedige mate, dat het aanzienlijk overschot ook voor andere behoeftige landgenoten ter beschikking is gesteld. In één maand tijds ontving het ‘Nationale Rampenfonds’ meer dan 60 millioen gulden. De regering schreef een eerste lening uit van 200 millioen om langs redden en verzorgen tot herstellen te komen. De hulp uit het buitenland, men mag wel zeggen uit de hele wereld, was van zulk een verrassende omvang, dat hij niet zozeer te verklaren scheen uit de goodwill, die ons land elders geniet, als wel uit de recente gedachte van de saamhorigheid der volken.
Op de saamhorigheid van het Nederlandse volk maakte de C.P.N. een uitzondering. Bij monde van de afgevaardigde in de Tweede Kamer Gortzak trachtte zij uit de volksramp politieke munt te slaan, verweet aan de regering nalatigheid en wierp de schuld van de vloedgolf op het imperialisme van Amerika, welks soldaten op hetzelfde moment met levensgevaar reddingspogingen in het werk stelden. In een rondschrijven van de overige politieke partijen werd gewezen op de dubbelhartigheid der communisten, die, van de ene kant de eer van de Februari-staking (24 Februari 1941) als protest tegen de Duitse Joden-vervolging voor zich opeisen en anderzijds, nu achter het IJzeren Gordijn niet alleen de Christenen, maar ook de Joden heftig vervolgd worden, met geen woord van afkeuring zijn voor de dag gekomen. Van een gezamenlijke herdenking der staking kon dan ook geen sprake meer zijn.
Onder druk van de katholieke verontwaardiging heeft de christelijk-historische minister van Oorlog, Staf, verschillende concessies van zijn experiment met het Humanistisch Verbond teruggenomen. Dergelijke bezinningsbijeenkomsten mogen militairen uit een religieus milieu niet bezoeken. Alleen militairen, die uitdrukkelijk verklaren, dat zij slechts in humanistisch milieu hun geestelijke verzorging willen hebben, mogen daaraan deelnemen, terwijl minderjarigen daarvoor de toestemming van hun ouders moeten hebben. Verder is de minister bereid in overleg te treden met de verschillende ‘Thuisfronten’. Geleerd door de ondervinding van zijn collega, liet de socialistische minister van Justitie, Donker, omtrent de geestelijke verzorging van de buitenkerkelijke gevangenen zich slechts provisorisch uit. Hij wilde eerst nog het advies van de ‘Commissie van Advies voor de Geestelijke Verzorging van de buitenkerkelijke gedetineerden’ inwinnen. Nochtans stond één voorwaarde bij hem vast: deze geestelijke verzorging mocht in geen enkel opzicht die van de zijde der erkende kerkgenootschappen belemmeren of de bij de gedetineerden nog levende godsdienstige gevoelens kwetsen of verzwakken.
| |
| |
Met ingang van 1 Februari is tot staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen benoemd mej. dr A. de Waal, lid van de K.V.P. Kamer-fractie en van de Utrechtse gemeenteraad. Na langdurig uitstel is tot gouverneur van Nieuw-Guinea benoemd de anti-revolutionnair dr J. van Baal.
1-3-1953
K.J.D.
| |
België
Het Belgische grondgebied werd door de waterramp minder erg geteisterd dan Nederland. De springvloed bracht er echter niet enkel ontreddering aan kust en Scheldeoevers, maar ook in de Wetstraat en de omgeving van het Paleis.... Men kan wel zeggen dat de regering-Van Houtte zelden zulk een pijnlijke en lastige maand heeft doorgesparteld. De tragi-comedie rond de griep van de Koning, zijn vertrek naar de Azuren Kust op een tijdstip dat men hem normaal in de noodgebieden verwachtte, zijn terugkeer, hernieuwd vertrek en herhaalde plotse afreis uit Antibes is voldoende bekend. Communiqués, doktersadviezen, verklaringen en logenstraffingen in cascade, binnen- en buitenlandse persberichten van vaak bedenkelijk allooi, tot een interpellatie in de Kamer toe, stoffeerden het stuk en brachten heel wat spanning en sensatie teweeg, vooraleer de Eerste-Minister op 26 Februari het incident categoriek gesloten verklaarde en daarop de zegen van zijn groep ontving. Het werkelijke belang van de zaak ligt natuurlijk niet in de uiterlijkheden die de publieke opinie beroerden. Wij zien vooreerst twee reële problemen: dat van de betrekkingen van de Kroon met de buitenwereld, en dat van de omgeving van de Koning. Men kan wel nauwelijks loochenen dat de jongste gebeurtenissen het gebrek aan contact tussen de Kroon en haar omgeving eensdeels en de regering, de bevolking, de openbare mening anderdeels in een scherp licht hebben gesteld. Hoezeer de woordvoerders van de oppositie ook beklemtonen dat de incidenten de Koning niet in het gedrang brengen, hoezeer de regering zich ook verantwoordelijk stelt, de feiten hebben een ook voor de Kroon pijnlijk klimaat geschapen. Een klimaat dat, met het nodige contact, nooit ontstaan zou zijn. Men moge de constitutionele monarchie als een vormkwestie, als een instelling, als een traditie beschouwen. Het regime is in de grond alleen maar gezond, wanneer tussen vorst en volk een oprechte verhouding van bekommernis en toewijding van de
ene, eerbied en liefde van de andere kant bestaat. De jongste gebeurtenissen en de commentaren er om heen hebben die verhouding bepaald geschaad. Wanneer men het koningschap in België ernstig opvat, moet men zorgen voor een feilloos contact tussen de Kroon en de buitenwereld. En hier rijst zonder twijfel het vraagstuk der omgeving. Bemoedigend is reeds, dat een persattaché zal worden aangesteld. Van de andere kant is het gewenst, dat door een klare stellingname ten opzichte van de status van de Prinses van Réthy een pijnlijke en - ergerlijk misbruikte - gelegenheid om de Kroon aan te tasten zal worden uitgeschakeld.
Voor de oppositie waren deze incidenten een gelegenheid om de regering het leven lastig te maken. Ze gebruikte hierbij een spectaculaire tactiek die echter niet zo gevaarlijk was. Heel wat ernstiger waren de moeilijkheden voor de regering toen een fractie van haar eigen meerderheid zich verzette tegen de financiële ontwerpen tot herstel van de waterschade. Tegen deze koppige weerstand moest ze haar voornemen tot belastingverhoging laten varen. Het compromis waartoe werd besloten, op 24 Februari, redde haar van een dreigende val en de meerderheid van een voortijdig einde - het gefluister over coalitiepogingen dient immers als fantastisch van de hand gewezen. De regering heeft in deze zaak de ene psychologische fout na de andere begaan; maar gevaarlijker leek ons het verschijnsel, dat zij van de Scylla der linkse, socialistische oppositie in de Charybdis van haar eigen rechtse aanhangers geraakte. Het scheelde niet veel, of zij was gevallen op het punt waarop de socialisten sinds lang haar val voorspellen: het financieel beleid. En dan vraagt men zich plots af, of de bedoeling van de oppositie niet steeds geweest is, met gewelddreigingen de regering zoveel mogelijk te dwingen op hun eisen in te gaan en haar aldus er toe te brengen
| |
| |
haar eigen aanhangers ontevreden te maken, zodat ten slotte de basis van haar meerderheid ineenstort. Is 20 October 1951 niet als zulk een poging te interpreteren, komt dat ook niet tot uiting in de eisenreeks betreffende de ouderdomspensioenen: eerst op 25.000 fr., kort daarna op 26.000, de uitbetaling vanaf 1-1-'53 en nu 26.000 fr. aan het indexcijfer 400? Staan we, op een ander gebied, niet voor een parallel geval, wanneer de repressie- en epuratieproblemen nog steeds hun oplossing niet hebben gevonden? O.i. begaat de regering hier een ernstige fout, niet een klare stelling in te nemen en zich er dan ook aan te houden. Na de gemeenteverkiezingen werd van haar een dergelijk ondubbelzinnig, concreet en verwezenlijkbaar programma gevraagd. Aan de hand daarvan had ze de socialistische demagogie kunnen afwijzen, terwijl de splijtzwam geen gelegenheid zou hebben gehad, zich in de eigen gelederen te ontwikkelen. In die besliste, daadkrachtige houding ligt het heil van de ploeg van dhr. Van Houtte en van de haar steunende partij. Niemand kan loochenen, dat het werk en de verdiensten van de regering eerbied afdwingen: wat zij tot stand bracht inzake onderwijs wordt nog steeds niet naar waarde geschat. Maar voor de nuchtere blik van onze landgenoten blijft het een tekort dat b.v. de werkloosheid niet beter kon ingedamd, dat de toekomst niet beter kon worden verzekerd door een meer consequente gezinspolitiek (want zoals de pensioensector zich ontwikkelt, raken de komende generaties al zwaarder gehypothekeerd), ja dat onze bevolking verwend is geworden en haar zin voor de vitale inspanning bedenkelijk verzwakt schijnt. In geweten mag men deze verschijnselen niet over het hoofd zien en moet erop aangedrongen worden, dat de tijd zal worden benut!
De kwesties rondom de reizen van de Koning en de belastingontwerpen van de regering hebben de aandacht nogal afgeleid van belangrijke debatten zoals die aangaande de begroting van Buitenlandse Zaken. De nadruk viel daarbij wel op het voorzichtig en logisch beleid van dhr. Van Zeeland: Atlantisch en Europees voor zover de omstandigheden het vereisen, maar behoedzaam t.o.v. Amerika's drukkende economische invloed en een al te grif verzaken van de nationale souvereiniteit bij de bouw van Europa. De interpellanten van de oppositie konden noch die wijsheid, noch die consequentie, noch hun eenheid daartegenover stellen. Dhr Spaak met zijn vurig federalisme, dhr. Larock met zijn Bevanistisch wantrouwen tegenover Amerika en zijn neiging om met het communisme te coquetteren, deze twee exponenten van de B.S.P. kwamen enkel overeen in hun stellingname tegen de regering. En dit is slechts één enkel aspect van de soms diepe doctrinale verdeeldheid die de grootste oppositiepartij zo weinig tot regeringspartij voorbestemt.
Intussen is de Europese Kolen- en Staalgemeenschap op 10 Februari van wal gestoken, en gaat Europa aan 't groeien. Naar men hoopt met minder wrijving, vertragingen en crisissen dan Benelux, waar de laatste van een reeks practisch vruchteloze besprekingen eindelijk enig licht laat schijnen. Vast staat, dat de pogingen op die weg toch voortgezet moeten worden, want - zoals dhr. Eyskens het in het Tijdschrift voor Politiek opmerkte - de problemen waarvoor wij in Benelux staan, rijzen niet minder op in het raam der Europese integratie. De economische politiek van België dient dan ook steeds aangepast aan nieuwe noodwendigheden. Waarbij de voorzitter van de C.V.P.-Kamergroep vooropstelt: bevordering der investeringen en verhoging der productiviteit, maar ook maatregelen in de distributiesector.
L. Deraedt
|
|