Streven. Jaargang 6
(1952-1953)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Nu de wereld rond is....
| |
1. Intrede van het luchttijdperkONGEVEER vier eeuwen geleden - precies op 17 September 1519 - ondernam Fernâo de Magelhâes de eerste tocht om de wereld. Hij kwam om in een gevecht op de Philippijnen nadat hij de doortocht van de Pacific, ondanks onnoemelijke moeilijkheden, tot een goed einde had gebracht. Het was zijn luitenant, Sebastian de Elcano, die uit de handen van Keizer Karel V de gouden aardbol ten geschenke kreeg met het vleiend opschrift: ‘Primus circumdedisti me’. Deze eerste circumnavigatie bracht het materieel bewijs van wat men toen nog niet zo heel lang, noch zo heel zeker wist, namelijk dat de aarde rond was. Ze was ook de symbolische en de beslissende daad die de heerschappij van de mens over de oceanen vestigde, een ‘epoche-machende’ gebeurtenis van ontzaglijke betekenis voor de ontwikkeling van de mensheid. Er was een brug gelegd over de oceanen. Een nieuw tijdperk - het maritieme - was aangebroken. Minder spectaculair, omdat er geen verbazende ontdekkingen mee gepaard gingen, maar niet veel minder belangrijk in haar politieke en strategische gevolgen is het recente feit dat contact- en verbindingsmogelijkheden langs de lucht zijn tot stand gekomen over de Poolgebieden heen. Er werd een brug geslagen over de Noordpool. Wat tot dusver geographische waarheid was, is nu ten volle technische en geopolitische werkelijkheid geworden. Eerst nu is de wereld waarlijk rond. Voordien was ze als het ware langwerpig en, na Magelhâes, cylindervormig. Sedert de mens er in geslaagd is - en dit is slechts enkele jaren geleden - de ijsgebieden met machtige en ver-reikende toestellen te overvliegen heeft hij het luchtruim definitief veroverd. En daarmee is de | |
[pagina 17]
| |
laatste onoverkomelijke hindernis weggevallen die de menselijke gemeenschappen nog van elkaar scheidde en waartegen ze veilig konden aanleunen, als tegen een beschuttende wal. Het luchttijdperk is ingetreden. Er is steeds afstand nodig om over de betekenis van nieuwe feiten te oordelen en slechts geleidelijk onthult zich het ware perspectief der dingen. Aan die wet ontsnapt de luchtvaart evenmin als de zeevaart. Toch mag men aannemen dat de vernietiging der afstanden en het uitschakelen van de laatste physische dam die de volkeren nog enige beschutting kon bieden, niet minder grondige wijzigingen in de menselijke verhoudingen en gedragingen zullen teweeg brengen dan die welke vier eeuwen geleden de verovering der oceanen ten gevolge heeft gehad. Dat echter de ommekeer een heel andere richting zal uitgaan dan toen, en dat de verovering van het luchtruim in meerdere opzichten een omgekeerd gevolg zal hebben en, om zeer uiteenlopende redenen, met heel andere verschijnselen zal gepaard gaan, staat nu reeds vast. | |
2. Parallel tussen het maritieme- en het luchttijdperka. EconomischHet openen der oceaanverbindingen leidde tot de onbetwiste hegemonie der maritieme mogendheden. Een nieuw vasteland, Amerika, Azië, het oude continent, en het onontgonnen Afrika werden voor West-Europese penetratie en exploitatie opengesteld. De welvaart en de macht van het Avondland steeg tot ongekende hoogten. Het rad is nu gekeerd. Evenzeer als destijds de wereld plotseling scheen te zijn gegroeid, schijnt zij thans te zijn verkleind. Toen gingen nieuwe horizonten open en daagden nieuwe mogelijkheden op. Thans sluit zich de wereld voor het Westen, dat moeizaam zoekt naar nieuwe bronnen van grondstoffen voor zijn nijverheid en nieuwe afzetgebieden voor zijn handel. Engeland verzaakt aan Indië. Nederland verliest Indonesië. Frankrijk moet zijn overzeese gebieden ten koste van de zwaarste offers verdedigen. Technisch nog in volle bloei verliest het Westen de economisch-complementaire gebieden die voorheen de grondslag vormden van zijn welvaart. Het kan alleen nog hopen op het tot stand komen van een nieuw evenwicht dat steunen zou op intense uitwisseling van afgewerkte producten. IJdel is die hoop niet, maar de overgang leidt over steile paden. | |
[pagina 18]
| |
Intussen zijn de Westelijke mogendheden steeds meer op elkaar aangewezen. Zuiver economisch kan Europa het zonder Amerika niet meer stellen - en het omgekeerde is waar, zij het dan in mindere mate. De economische solidariteit van het Westen is voortaan bittere noodzaak. | |
b. PolitiekVier eeuwen lang zwichtte het hele mensdom voor een kleine minderheid van Westerlingen, die van uit een schiereiland van het Euraziatisch continent de hele wereld in hun greep hielden. De vangarmen van hun machtige vloten, eerst de Spaanse en de Portugese, nadien de Nederlandse, de Franse en vooral de Britse, dwongen de volkeren hun gezag waar dan ook te eerbiedigen. Thans wordt het Westen bedreigd. Het bevindt zich in staat van beleg. De bewustwording van de vroegere koloniale volkeren, de ‘stijgende vloed der kleurlingen’, de opgehoopte haat t.a.v. de Westerse overheerser en uitbuiter, de rassenhaat, de ideologische en politieke oppositie ten slotte van een jonge volkerengemeenschap in volle machtsontwikkeling, met name de Sovjet Unie, die met verbazende handigheid al de anti-westerse stromingen weet te kanaliseren en onder haar rechtstreekse of onrechtstreekse leiding te stellen, dit alles plaatst het Westen in een vijandige wereld waardoor zijn bestaan zelf als politiek onafhankelijke groep in het gedrang wordt gebracht. De staat van beleg is het Westen niet vreemd, hoewel hij ons - die nog leven in de herinnering van het jongste verleden - ongewoon voorkomt. Afgezien van dit jongste verleden is de politieke positie van West Europa steeds precair geweest. In een ruim historisch perspectief gezien en rekening houdend met de bestendige geographische en demographische gegevens mag die toestand vrijwel normaal heten. Eeuwen lang was Europa gedwongen zich te weer te stellen tegen de druk uit het Oosten: nu eens tegen de Mongolen, dan weer tegen de Arabieren, en nog niet zo lang geleden tegen de Turken. En steeds weer moest het beroep doen op al zijn gebundelde krachten, om aan die druk het hoofd te bieden. Meer dan eens scheen zijn lot te zijn bezegeld en kon het zich slechts, door een uiterste inspanning, van de ondergang redden. Opnieuw is de meerderheid van de wereldbevolking tegen het Westen opgestaan. Ditmaal is het gevaar groter dan ooit. Niet alleen is wegens het inkorten der afstanden de bedreiging meer nabij en is het | |
[pagina 19]
| |
oude Europa tot zijn uiterste stellingen teruggedrongen - zodat het op het Euraziatisch vasteland nog slechts behoudt wat in militaire taal een bruggenhoofd wordt genoemd, maar bovendien heeft de niet-Westerse meerderheid van de wereldbevolking zich de geheimen en de techniek van de Westerse overheersing eigen gemaakt en gaat het in stijgende mate beschikken over de machtsmiddelen waarmee het Westen zelf haar heeft vertrouwd gemaakt. Tegenover een bedreiging van dergelijke omvang kan het Westen zich niet meer de luxe van innerlijke verdeeldheid - a fortiori van onderlinge conflicten - veroorloven. De lotsverbondenheid van de Westerse mogendheden is voortaan totaal. Hieruit volgt de noodzakelijkheid van saamhorigheid en samenwerking - hoe onaangenaam ze ook mogen wezen voor natiën die elkaar lange tijd bestreden hebben en in zovele opzichten (materiële, sociale, politieke en psychologische) van elkaar afwijken; hoe vernederend ze ook mogen zijn voor mogendheden die terecht op een glansrijk verleden bogen en nu de overmacht van een onder hen moeten erkennen en ondergaan. Geen Westerse natie kan zich nog van de andere losmaken. Isolering en verdeeldheid in het huidige tijdperk staan gelijk met zelfmoord. | |
c. StrategischMeer specifiek aan het huidige luchttijdperk eigen is de diepe ommekeer in de strategische verhoudingen. Ook zonder de ontwikkeling van het luchtverkeer zou de zoëven geschetste economische en politieke evolutie vrijwel onvermijdelijk zijn geweest. De machtsverhoudingen - proporties in acht genomen - zijn door de luchtvaart evenmin grondig gewijzigd: er is nog evenwicht. Het doorbreken van het luchtruim in het Noordpoolgebied verwekt echter een ware strategische omwenteling. Tot nog toe was de wereld een langwerpig militair manoeuvre-gebied. Nu is ze rond - en daardoor veel gevaarlijker. Dekking in de rug is voortaan uitgesloten. Flanken staan plots blootgesteld. Veiligheid is er nergens meer. Iedereen omsingelt nu eenieder en wordt door eenieder omsingeld. Het Westen wordt door het Oosten belegerd, zoals het Oosten door het Westen belegerd is. Reeds is de Poolcirkel met steunpunten bezaaid. Zij vormen de nu noodzakelijke aanvulling van een ontzaglijk verdedigingssysteem dat verspreid ligt over West-Europa, de Middellandse Zee-staten, het Midden Oosten, Indië, Zuid-Oost-Azië, de Philippijnen, Japan en Alaska en dat nu doorgetrokken wordt over Canada tot Groenland en IJsland: een reusachtige veiligheidsgordel bedoeld om de | |
[pagina 20]
| |
expansiedrang van de Communistische wereld in te dammen. Het front is nu globaal en geen schakel daarin mag ontbreken noch begeven. De aanval is op alle punten en langs alle kanten mogelijk, de verdediging moet worden verzekerd in alle richtingen. Die zogenoemde ‘all round defense’ die reeds als tactische regel goldt, wordt nu strategische wet. Geen natie kan zich daaraan nog onttrekken. In een gespleten wereld waar eenieder uiteraard een positie inneemt die niet kan worden opgegeven zonder dat het globale front doorbroken wordt, is de strategische solidariteit volledig. | |
3. De inzet van het nieuwe tijdvakEven oud als de menselijke samenleving is de paradoxale imperatief van de individuele vrijheid en van de maatschappelijke gebondenheid, beide even onontbeerlijk. Op het evenwicht tussen beide sociale krachten: staatsgezag en privé initiatief, steunt elke stabiele beschaving, zoals duurzame vrede berust op evenwicht tussen politieke machten. Wordt dit evenwicht verbroken dan ontstaat er crisis. Geschiedt de breuk ‘ten gunste’ van het individu dan leidt ze tot anarchie. Valt ze ‘ten voordele’ van de staat uit dan verkwijnt de samenleving wegens de geleidelijke uitschakeling van de bron zelf der maatschappelijke veerkracht: het privé initiatief. Zonder in het éne of in het andere voor de samenleving levensgevaarlijk uiterste te vervallen, kan evenwicht op verscheiden niveau's tot stand komen. De optima verhouding hangt vanzelfsprekend af van het relatief ontwikkelingspeil van de betrokken samenleving, van haar natuurlijk milieu, van de materiële vorm van haar bestaan. Niets is bijgevolg natuurlijker dan het ontstaan van diverse beschavingstypen, wat door de geschiedenis overvloedig wordt geïllustreerd. Toch kunnen onder deze typen twee groepen worden onderscheiden. Aan de éne kant, de samenleving die een gesloten groep vormt, waar nauwe politieke en geestelijke solidariteit heerst en die gekenmerkt wordt door sociale gelijkschakeling, sterk staatsgezag, nationalisme, imperialisme (door verovering met geweld), superioriteitscomplex en onverdraagzaamheid. Aan de andere kant, de samenleving die meer open staat voor invloeden van buiten, commercieel georiënteerd, en die gekenmerkt wordt door ruim privé initiatief, individualisme, verdraagzaamheid, zin voor internationale samenwerking, liberalisme in de brede zin van het woord. Van nature is het eerste beschavingstype continentaal en het tweede maritiem. | |
[pagina 21]
| |
De eigen aard van elke beschaving drukt haar stempel op al de menselijke gedragingen en opvattingen, tot de religieuze toe. Het is daarom geen wonder, doch een bijna natuurlijk verschijnsel, dat het christendom - in verband met zijn universele moraal en zijn erkenning van de menselijke waardigheid - vooral, hoewel niet uitsluitend in de naar de zee georiënteerde gebieden verspreiding heeft gevonden. Gehoorzamend aan de historische wet der geleidelijke verruiming der maatschappelijke en politieke verhoudingen, zijn de maritieme volkeren zich steeds enger bij elkaar gaan aansluiten en vormen ze nu een cultuur- en belangengemeenschap - de Atlantische - die in het teken staat (al wordt dit niet altijd toegegeven) van de christelijke beschavingsidee. De machtigste deelgenoot van deze gemeenschap, namelijk de U.S.A., onderstreept herhaaldelijk het maatschappelijk en moreel ideaal waarvan hij de verdediging en de verspreiding nastreeft. Daartegenover staat de niet minder geconcentreerde groep der continentale mogendheden, onder de leiding van de U.S.S.R., waarvan de levensbeschouwing en de collectivistische structuur, steunend op het historisch materialisme, de negatie vormen van de zojuist genoemde spiritualistische en individualistische beschaving. Beide machtsgroeperingen, beide beschavingstypen, dingen om de wereldhegemonie. Zij zijn reeds in koude en - op beperkte schaal - in warme oorlog gewikkeld. Het is de strijd tussen ‘walvis en olifant’. De lucht heeft een nauwer contact tussen beide tot stand gebracht en - nu de wereld rond is - zijn ze overal in voeling getreden. Welke groep - en bijgevolg welk beschavingstype en welke levensstijl - zal het halen? Het antwoord op die vraag zal het nieuwe tijdvak brengen. Hier moet nochtans onmiddellijk aan worden toegevoegd dat, in haar ongeschakeerde vorm, de vraag slecht gesteld is. Het opdringen door een bepaalde gemeenschap van haar eigen, langzaam gegroeide en aan haar specifieke behoeften aangepaste levensstijl, aan een andere gemeenschap die sedert eeuwen, om redenen die haar eigen zijn, in een andere richting geëvolueerd is, kan niet anders dan tot politieke en sociale chaos leiden. Bovendien beantwoorden de huidige tegenover elkaar staande systemen blijkbaar niet geheel aan de specifieke noden van een tijd, die, in verband met de technische evolutie naar een nieuw maatschappelijk evenwicht zoekt. De huidige schaal der menselijke bedrijvigheid vergt meer sociale gebondenheid en een sterker gezag. Des te moeilijker | |
[pagina 22]
| |
wordt de beveiliging van het minimum individuele vrijheid zonder welke de mens door de staat dreigt te worden verpletterd. Ook het Westen maakt een aanpassingscrisis door. Niet zo zeer de uitkomst van de strijd tussen Oost en West is daarom hoofdzaak, als wel de oplossing van een crisis waaraan heel de mensheid lijdt, en waaraan ze gevaar loopt te bezwijken indien ze er niet in slaagt zich tijdig en zonder te grote schokken aan ‘de nieuwe tijd’ aan te passen. Intussen bestaat het gevaar dat een van beide gemeenschappen van een momenteel machtsoverwicht zou misbruik maken om aan de andere met geweld haar systeem op te dringen, wat de kennelijke bedoeling is van het Oosten. Dit zou een militair en sociaal conflict uitlokken van ongekende omvang en een toestand in het leven roepen die de ondergang van alle cultuurwaarden met zich zou kunnen slepen. Dit te voorkomen is de meest dringende taak die op de schouders van de Westelijke mogendheden rust. Ze kan slechts tot een goed einde worden gebracht door een voortdurende waakzaamheid, gepaard met de uitbouw van een machtsorganisatie die in staat is om aan elk gewelddadig optreden iedere kans tot slagen te ontnemen. | |
4. Imperatieven van een globale strategiea. EenheidDe grote wet die elke belegerde gemeenschap moet naleven, wil ze niet ondergaan, is de wet der eenheid. Daarom moet elk positief streven naar samenwerking, naar coördinatie, naar integratie op alle gebied, naar verzoening, en, omgekeerd, elke poging tot uitschakeling van alles wat de Westerse volkeren van elkaar scheidt, onvoorwaardelijk worden gesteund. Dit geldt o.m., en speciaal wat Europa betreft, voor: Benelux, de Europese Organisatie voor Economische Samenwerking, de Raad van Europa, de Europese Gemeenschap voor steenkolen en staal, de Europese Betalings-Unie, de Europese Defensiegemeenschap, de Noord-Atlantisch-Pact-Organisatie en vooral de Organisatie der Verenigde Volkeren. Critiek kan nuttig en nodig zijn. Doch geen samenwerking zonder offers en compromissen is denkbaar. Nu moeten de offers worden gebracht vooraleer de vruchten er van kunnen worden geplukt. Elke jonge gemeenschap is daarom onderhevig aan een groeicrisis. Vandaar de thans heersende malaise in verband met de onaangename | |
[pagina 23]
| |
Amerikaanse ‘inmenging’ in Europese aangelegenheden, het moeilijk overbruggen van politieke, economische en sociale tegenstellingen onder de West Europese volkeren, de twijfel van Amerikaanse zijde omtrent de Europese wil tot economische integratie en collectieve defensie, ondanks de zware offers die met dit doel door de States werden gebracht. Het is voldoende de elementaire en fundamentele gegevens van het vraagstuk waarvóór het Westen heden gesteld wordt in herinnering te brengen en in alle eenvoud de ware toestand te belichten waarin het Westen zich bevindt - en dit was de bedoeling van deze bijdrage - om te doen inzien dat er werkelijk geen keuze is: het Westen behoeft al zijn krachten om stand te houden en de solidaire verdediging in alle richtingen en in alle sectoren is een noodzakelijkheid die geen miskenning duldt. De wens van sommige Europeanen om hun verantwoordelijkheid te beperken tot het Europees grondgebied - of in het geval van de Britten, tot het Commonwaelth - mist evenzeer realiteitszin als de nostalgie van het isolationisme die bij sommige Amerikanen nog voortleeft. En de beruchte twist over ‘prioritaire’ defensie van Europa of van Azië, heeft, in het licht van een globale strategie gezien, nog slechts een academische betekenis. Niet het Kremlin begaat de vergissing te denken dat overwinning of nederlaag op een bepaald gebied of op een bepaald punt van het front zonder weerslag zou zijn op andere gebieden of op andere sectoren van het front. Een enkel typisch voorbeeld: De communistische aanval in Indo-China, rechtstreeks bedoeld om een der Aziatische randgebieden, die de communistische wereld omknellen, te veroveren en aldus de weg open te stellen naar de schiereilanden van de Pacific, is tevens een probaat middel om het tot stand komen van een Europees leger te verhinderen of te vertragen. De militaire en financiële inspanning die in casu van Frankrijk gevergd wordt, heeft een rechtstreekse terugslag op het toetreden van dit land tot de vorming van de Europese defensiegemeenschap doordat ze het aantal beschikbare Franse divisies vermindert en derhalve ook de Franse vrees voor een wederopbouw van de Duitse militaire macht versterkt. Gelijktijdig met deze militaire en psychologische druk, wordt met alle middelen de mening verspreid dat de Franse weerstand in het Oosten de kansen op een conflict met de U.S.S.R. in Europa verhoogt, wat voor West-Europa een grotere ramp zou betekenen dan de Russische overheersing in Oost-Azië en in de Pacifiek. Het geldt hier een klassieke methode om een wig te drijven in een | |
[pagina 24]
| |
coalitie door een der geallieerde mogendheden een nederlaag toe te brengen die de anderen niet kunnen of willen voorkomen. Het Koreaans conflict is niet minder rijk aan dergelijke mogelijkheden en dit is wellicht de voornaamste reden waarom het voortduurt. De Russen zijn meesters in het schaakspel - ook in het politieke en militaire schaakspel: elke zet dekt menigvuldige bedoelingen en laat de mogelijkheid van verscheidene manoeuvres open, naar gelang van de reacties van de tegenstander. Zij missen geen gelegenheid om de Westerse Alliantie langs één of andere weg aan het wankelen te brengen. Daarom kan nooit genoeg worden onderstreept dat het Westen zich zelf en zijn beschaving slechts kan redden in zover het al de beschikbare krachten weet te bundelen en onder één doelbewuste leiding te stellen. Het uiteenvallen van de Westerse Alliantie zou het onmiskenbaar teken zijn dat de Derde Wereldoorlog onvermijdelijk is geworden. Want dán krijgt de communistische aggressie een kans. | |
b. BeheersingHierover werd reeds in een vorige bijdrage gehandeldGa naar voetnoot1). Als middel om de christelijke beschaving of de Westerse levensbeschouwing onder andersdenkenden en anders geëvolueerden te verspreiden is geweld allerminst geschikt. Naast éénheid, die de voorwaarde is van de macht, is beheersing daarom geboden. In dit verband is het voorbehoud begrijpelijk waarvan de West-Europese natiën blijk geven t.o.v. de tendenz der nieuwe Amerikaanse Administratie om de indammingspolitiek (containment) t.o.v. het Communisme te vervangen door een bevrijdings- of ‘terugdrijvingspolitiek’ (roll-back). Sommige verklaringen vanwege bepaalde raadgevers van President Eisenhower zijn in dit opzicht vrij onrustwekkend, hetgeen voor de matigende invloed van het Oude Europa een gerede aanleiding zou kunnen zijn om zich te doen gelden. Even gevaarlijk als toegeeflijkheid - die door de Sovjets slechts als zwakte zal worden geïnterpreteerd en nieuwe machtsgrepen van hunnentwege zal uitlokken - is de voortvarendheid die tot uiterste spanningen zou kunnen leiden en explosies teweegbrengen, waarvan de kettingreacties niet meer zouden te controleren zijn. In een wereld als de onze wordt niet met vuur gespeeld. Hier zijn de uitermate kwetsbare Europeanen om begrijpelijke rede- | |
[pagina 25]
| |
nen dieper van overtuigd dan de Amerikanen. Weegt de hoop om een einde te maken aan de koude oorlog, door het opnemen van ‘berekende risico's’ wel op tegen het gevaar van uitgesproken meningsverschillen onder de Westerse geallieerden, die het verlies van de koude - en misschien van de hete oorlog - zouden betekenen? Indien het waar is, zoals beweerd wordt, dat de matige en realistische politieke denkbeelden van George KennanGa naar voetnoot2) die de vorige Administratie in de U.S.A. inspireerden, thans zouden wijken voor de stoutmoedige aanvalsstrategie en kruistochtactie van James Burnham - die een niet toevallige gelijkenis vertonen met de methodes van het communismeGa naar voetnoot3) - dan is dit te betreuren. Duidelijk inzicht in de Sovjetmethoden en doelmatig verweer daar tegen - krachtiger verweer dan tot nog toe het geval was - kan niet anders dan het Westen dienen. Maar is het handig de strijd met een tegenstander aan te binden op het terrein dat het zijne is, met name dat der zuivere machtsverhoudingen? Mangelt het zó zeer aan zelfvertrouwen en aan vertrouwen in de toekomst dat een onmiddellijke ‘roll-back’ van de Sovjet-macht, desnoods met geweld, als noodwendig wordt beschouwd? Dit mag niet waar zijn, want het zou betekenen dat het Westen het geloof in zijn levenskracht, in zijn uitstralings- en aanpassingsvermogen en vooral in zijn superieure moraal zou hebben verloren. | |
c. Loutering en doelbewustheidDat het Westen een geestelijke en morele crisis doorworstelt staat buiten twijfel. De idealen van de Westerse mogendheden worden gewoonlijk in twee woorden samengevat: democratie en vrijheid. Maar deze woorden klinken soms hol. In verband met de groeiende en dikwijls onvermijdelijke staatsinmenging in het privé-leven, vraagt men zich af wat er van de individuele vrijheid ten slotte zal overblijven. En wat de democratie betreft, is een ieder thans getuige van het politieke verval van natiën die een ‘democratisch’ stelsel huldigen. Het is duidelijk dat niet zo zeer een bepaalde maatschappelijke structuur noch een bepaalde staatsvorm de | |
[pagina 26]
| |
enig ware uitdrukking zijn van de Westerse beschaving, maar de levensbeschouwing waarop zij berust. De wanhoopsphilosophieën die in West-Europa aanhangers vinden zijn het onmiskenbaar teken van morele stuurloosheid die niet zonder gevolg kan blijven op het weerstandsvermogen van de betrokken volkeren, en bijgevolg op het moreel der strijdkrachten. Ook aan de overzijde van de Oceaan heerst malaise: ‘Ons volk - aldus M.F. Armstrong - moet bevrijd worden, of juister geholpen worden om zich zelf te bevrijden van een onbehaaglijk gevoel van onwerkelijkheid, van het gevoel dat misschien zijn grote inspanning sedert het einde van de oorlog en het offeren van zijn zonen in Korea niet gericht zijn naar duidelijke en practische (practicable) doelstellingen’. Er is behoefte aan een centrale geestelijke leiding. Momenteel schijnt het Christendom niet bij machte om een homogeen moreel Westelijk éénheidsfront op te richten dat zou kunnen opwegen tegen het communistisch éénheidsfront. Toch wordt nergens in het Westen de allesoverheersende waarde in twijfel getrokken van de grondslag zelf van de Westerse beschaving: met name de onschendbaarheid van de menselijke persoon, het beginsel dat het Christendom uit de puinen van de ineengestorte Grieks-Romeinse beschaving heeft gered. Deze onschendbaarheid beveiligen in de nieuwe sociale, economische en politieke verhoudingen van heden is de zware opdracht van het Westen. Rond deze opdracht kunnen al de materiële en morele krachten van het Westen zich kristalliseren. Want, met het vervullen er van zal meteen ook het nieuwe evenwicht tussen mens en maatschappij tot stand zijn gebracht. En hier rijst voor het Westen een grote hoop en een groot vertrouwen. Dit nieuwe evenwicht kan een stelsel, dat berust op een vergoddelijkt staatsabsolutisme, integraal geleide economie, maatschappelijke dwang en bindende ideologie onmogelijk tot stand brengen - of althans handhaven. Een dergelijk stelsel is gegrondvest op een fundamentele vergissing, namelijk het droogleggen van de bron zelf van maatschappelijke hernieuwing en aanpassing: de menselijke vrijheid. Het is ten ondergang gedoemd. Geen periodieke ‘zuivering’ kan het bestendig saneringsproces dat een stelsel van vrijheid eigen is, vervangen. | |
5. PerspectievenHet communisme wordt terecht als een bedreiging van het Westen | |
[pagina 27]
| |
beschouwd. Maar waarom zou het niet die bedreiging zijn die het Westen van verval en ondergang redt? Is het niet juist in die bedreiging dat het de kracht zal putten om zich zelf te louteren, boven zich zelf uit te stijgen en onder de druk van buiten in een uiterste inspanning voor zelfbehoud de geestelijke, sociale, economische en politieke hernieuwing door te voeren, waarvoor het anders de moed wellicht niet zou hebben gevonden? Nu reeds staat het vast dat West-Europa in een chaos van morele, sociale en stoffelijke ellende zou ten onder zijn gegaan, indien uit het Oosten geen gevaar had gedreigd. Is uit dit gevaar niet de Westelijke solidariteit ontstaan die Amerika de reddende hand deed uitsteken? Is daaruit het Europees pogen tot integratie niet gegroeid? Hier speelt de historische wet van spanning en antwoord; hier heerst de wet van het leven zelf. Het maatschappelijke leven heeft met het physische leven gemeen, dat het strijd vergt. Het ís strijd. En de dag waarop de strijd voor zelfbehoud ophoudt, al was het bij gebrek aan bedreiging, is het leven in gevaar en tot trage verkwijning veroordeeld. Indien ooit de Westelijke beschaving de maatschappelijke en politieke problemen van deze tijd tot een goede oplossing weet te brengen, dan zal het - men vergeve de paradox - ten dele aan de bedreiging vanuit het Oosten te danken zijn. * * *
Doch ook in het Oosten, althans in het Verre Oosten, smeult nog het vuur van oude beschavingen die steunden op de eerbied voor de mens. Indien Oost en West elkaar ergens ooit vinden dan kan het niet anders zijn dan op de pure hoogten waar de mooiste bloem van hun cultuur ontloken is: de broze Alpenbloem der menselijke waardigheid, die niet gedijen kan in het klimaat van een laag-materialistische samenleving als de communistische. Waarom zouden Oost en West, over het geestelijke vacuum van de communistische wereld héén - ééns elkaar de hand niet kunnen reiken? Die hoop is nog ver. Maar ze is niet denkbeeldig. Zij zal werkelijkheid worden wanneer het Verre Oosten, en bepaaldelijk China, zal ingezien hebben dat het met geweld niets bereiken kan en dat het verbond met de Sovjet-Unie slechts leidt tot politieke en geestelijke verknechting. Dán zal, met het uiteenvallen van het Oostelijk blok, de wereld opnieuw ontvankelijk worden voor de boodschap van ware vrijheid en verdraagzaamheid. En dan breekt wellicht de tijd aan dat de wereld, die nu technisch en militair rond is, eindelijk ook één wordt. |
|