| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
HET ziet er naar uit, dat 20 Januari 1953, de dag waarop generaal Eisenhower het presidentschap over de V. Staten aanvaardde, niet de begindatum is van een nieuwe politiek, maar de voortzetting, wellicht op een meer krachtige wijze, van die van zijn voorganger. In die geest had de aftredende president Truman bij zijn afscheid het Amerikaanse volk gewaarschuwd: ‘Het zou volkomen onmogelijk zijn, dat weldenkende mensen een einde aan de koude oorlog zouden willen maken, hetzij door het stellen van een ultimatum, waarin met een totale oorlog zou worden gedreigd, hetzij door het aanwenden van een atoombom. Het einde kan slechts komen wellicht door opstand en wanordelijkheden in de communistische vasalstaten óf door een wijziging in het Kremlin zelf’. In zijn inhuldigingsrede sloot de nieuwe president zich bij deze gedachte aan: ‘Wij zullen nooit onze kracht aanwenden om te trachten andere volken onze politieke en economische instellingen op te dringen’. Naast dit grondbeginsel van zijn toekomstig beleid somde hij een achttal andere op: ‘onze kracht moet zodanig worden opgevoerd, dat zij agressie zal afschrikken; een aanvaller zullen wij nooit bevredigen door onze eer te verkwanselen voor veiligheid; wij zullen er naar streven onze vrienden te helpen bij het bereiken van hun eigen veiligheid en welzijn; van Europa vragen wij, dat verlichte en geïnspireerde leiders van de westelijke landen streven naar de eenheid van hun volken; wij verwerpen elke insinuatie, dat het ene ras of het andere minderwaardig is; wij zullen er naar streven de V.N. te maken tot een doelmatige macht en bij ons streven naar een eervolle vrede zullen wij geen compromissen sluiten’. Uiteraard blijft het de vraag in hoeverre de president op de medewerking en volgzaamheid van het Congres kan rekenen. De verhoudingen liggen zo, dat het Huis van Afgevaardigden 221 republikeinen tegen 211 democraten telt (plus 1 onafhankelijke)
terwijl de Senaat bestaat uit 48 republikeinen, 47 democraten en 1 onafhankelijke. Bij beide partijen ontbreekt echter de eensgezindheid. De leider der republikeinen Taft voelt zich bij Dewey achtergesteld en steekt zijn ressentiment niet onder stoelen en banken. Nauwelijks was de inauguratie van de nieuwe president voorbij, of de Senaat maakte bezwaar tegen de benoeming van Ch. Wilson tot minister van defensie, aangezien deze grote financiële belangen had bij een concern (de General Motors), waarmee hij als minister zaken had te doen. Wilson capituleerde en verkocht zijn aandelen ter waarde van 2,5 millioen dollar. Truman heeft op de zwakheid in de basis van het Sovjet-communistisch regeringsstelsel gewezen met de woorden: ‘De heersers van het Kremlin zijn bevreesd voor hun eigen volk. Vandaar de geheime staatspolitie en de onophoudelijke ‘zuiveringen’. Op deze zwakke plek achter het IJzeren Gordijn moet de aanval gericht worden, niet met materieel geweld, maar door psychologische oorlogvoering. Reeds in October heeft Montgomery, door andere staatslieden gesteund, op een geallieerd directoraat met deze doelstelling aangedrongen. Met hetzelfde doel voor ogen heeft Eisenhower een studie-commissie benoemd.
Welke afmetingen de angst der heersers in Moskou kan aannemen, heeft de ‘onthulling’ bewezen, waarbij een aantal medici beschuldigd werden leidinggevende figuren der Sovjet-Unie uit de weg te hebben geruimd en voornemens te zijn, als agenten van de Britse geheime dienst, nog meer slachtoffers te maken. Met deze ‘ontmaskering’ is - omdat deze medici Joden waren - niet alleen een campagne tegen de Zionisten begonnen, hetgeen de Arabische staten niet onwelgevallig zal zijn, maar werden tevens de organen der staatsveiligheidsdienst van gebrek aan waakzaamheid beschuldigd. Dit zou er op kunnen wijzen, dat het hoofd er van, de beruchte Beria, zijn positie ziet wankelen.
In Oost-Duitsland is met de arrestatie van de C.D. Dertinger, die de zwakheid
| |
| |
heeft gehad om als minister van buitenlandse zaken met de communisten samen te werken, de terreur in volle hevigheid ontbrand. Alle functionarissen, die niet tot de communisten behoren, bezitten een ‘bourgois-mentaliteit’, zijn onbetrouwbaar en spionnen voor het westen. Iedereen moet gezuiverd worden. Zelfs belangrijke communistische leiders voelden zich niet veilig en het aantal vluchtelingen - waaronder een relatief hoog aantal Joden - naar West-Berlijn bedroeg gemiddeld een honderd per uur. Deze vluchtelingen-toeloop is voor Adenauer een nieuwe zorg. Terwijl hij hoe eerder hoe liever het E.D.G. geratificeerd wil zien en getracht heeft daarvoor de leider der socialistische oppositie, Erich Ollenhauer, te winnen, wenste het Franse kabinet-Mayer, meer wantrouwend geworden, de inhoud enigszins te wijzigen. Sinds de Britse veiligheidsdienst een zestal kopstukken der ex-nazi's - de groep-Naumann -, beschuldigd van een poging om weer aan de macht te komen, arresteerde en een Amerikaans opinie-onderzoek heeft uitgewezen, dat de Hitler-geest bij de jeugd herleefd en zelfs in de regeringspartij der Frei-Deutschen geïnfiltreerd is, wordt dit wantrouwen, ondanks Adenauer's schouderophalen, ook door andere partners van het E.D.G. gedeeld. Zij vragen zich met bezorgdheid af, waarheen het eenmaal machtige, gewapende Duitsland, in de Europese gemeenschap opgenomen, hen wel voeren zal?
Het heeft de Italiaanse regering de Gasperi veel tijd, geduld en geweld gekost om in de Tweede Kamer haar kieswet-hervorming de overwinning te verschaffen. Om bij de verkiezingen van Mei a.s. de communisten en de neo-fascisten (uiterst rechts en links) buiten de regering te houden, stelde de Gasperi voor, dat aan de partijen, die meer dan de helft der uitgebrachte stemmen op zich zouden verenigen, twee derde van het aantal zetels toegewezen werden. Vechtpartijen in en buiten het parlement, moties en eindeloze verklaringen dienden om de behandeling onmogelijk te maken. Maar onbewogen hield de Gasperi voet bij stuk, en haalde zijn ontwerp binnen, waarvan de uitwerking ook voor zijn partij fataal kan zijn.
President Tito's poging een nationale katholieke Kerk te stichten is afgestuit op de onverzettelijkheid van het Yoego-Slavisch episcopaat. 8 Januari had hij een conferentie met zeven katholieke hoogwaardigheidsbekleders. Enige weken later verklaarden deze, dat zij niet van zins waren het doodvonnis der Kerk te ondertekenen en dat zij eerst bewijzen moesten zien, dat de republiek met haar onrechtvaardigheden tegen Kerk en gelovigen zich niet de vernietiging van de godsdienst ten doel stelt. Met de Turken kon Tito makkelijk tot een coördinatie van verdediging komen.
Terwijl Churchill op zijn vacantiereis naar Jamaica ten huize van de staatsman achter de schermen, Bernard Baruch, bij Eisenhower pogingen aanwendde om volledige inlichtingen te krijgen over de stand der Amerikaanse atoomwapens en om de economische betrekkingen tussen beide landen te verbeteren, herleefde in Egypte de eis, dat de Britten de Kanaal-Zone zouden evacueren, alhoewel de onderhandelingen over deze kwestie nog gaande zijn. Vermoedelijk was dit een afleidingsmanoeuvre der regering, daar zij op het spoor was van een complot van politici en officieren om Naguib ten val te brengen. De generaal greep tijdig in, nam 25 officieren gevangen, verbood alle politieke partijen, legde beslag op haar bezittingen en vestigde een persoonlijk ‘interregnum’ van drie jaar, teneinde het democratische stelsel in Egypte te consolideren.
Premier Mossadeq van Iran heeft de gewoonte onverwachte dingen te doen. Nauwelijks had hij van het Perzische parlement een motie van vertrouwen ontvangen of hij deed, zonder met wie dan ook er over gesproken te hebben, het voorstel om zijn dictatoriale volmachten met nog een jaar d.w.z. tot 11 Februari 1954, te verlengen. Met deze macht toegerust hoopt Mossadeq de nieuwe kieswet, die de bevoegdheden van het parlement aanzienlijk zal inkrimpen, tot stand te brengen. Zelfs zijn trouwe medewerker, Makki, die in de olie-kwestie een belangrijke rol speelt, vond deze eis te exorbitant en verliet woedend de vergadering. De op zijn beurt bedlegerige voorzitter van het parlement, Kasjani, achtte dit verzoek strijdig met de grondwet en uitlopend op dictatuur. Makki en Kasjani bonden echter in, toen grootscheepse volksbetogingen
| |
| |
zich voor Mossadeq verklaarden. Het parlement boog het hoofd en in afwezigheid van de oppositie werd het voorstel met 1 stem tegen aanvaard, met dien verstande, dat Mossadeq om de drie maanden verslag moet uitbrengen van zijn verrichtingen.
| |
Nederland
Januari 1953 heeft drie onbevredigende indrukken achtergelaten: de straf door de Haagse rechtbank tegen de aanvallers op overste Harjono uitgesproken, de houding van de Duitsers ten opzichte van de ontsnapten uit de strafgevangenis van Breda en het antwoord van minister Staf op de vragen van het kamerlid Stokmann.
De vonnissen over de daders van hetgeen feitelijk een moordaanslag was, vielen zo licht uit, dat niet alleen het Hoge Commissariaat van Indonesië zich zeer teleurgesteld over deze uitspraak verklaarde, maar dat ook de minister-president, opmerkend dat de regering geen invloed heeft op de rechterlijke macht, tot nog toe ‘het gevelde vonnis niet begreep’. Het O.M. is in hoger beroep gegaan. Met belangstelling wordt de revisie van het vonnis tegemoet gezien.
Van de zeven naar Duitsland ontsnapte oorlogsmisdadigers lopen er nog vijf op vrije voeten rond. In het algemeen kennen de Duitsers geen oorlogsmisdadigers, maar slechts oorlogshelden. Vandaar dat de rechter te Kleef, de Bondsdagafgevaardigde die een hunner de weg naar de vrijheid wees, zelfs de Duitse opsporingsdienst en leden van de regering als het ware samenspanden om deze zgn. ‘politieke’ vluchtelingen een asyl te verlenen. Op de duur echter brak het inzicht door, dat om deze kwestie de verhouding tot Nederland niet vertroebeld mocht worden. Adenauer keurde dit talmen af en de Nederlandse regering heeft een verzoek tot uitlevering - niet tot uitzetting - ingediend, waarvan het resultaat afgewacht moet worden. Intussen is de minister van Justitie, Donker, tot zulke harde maatregelen overgegaan, dat menigeen zich afvraagt, of deze het secundaire doel van gevangenschap: verbetering van de schuldigen, niet ver voorbijschieten en het beleid van zijn voorgangers vernietigen.
Het antwoord van minister Staf omtrent het verlof aan het ‘Humanistisch Verbond’ verleend, om de militairen tot ‘bezinning’ te brengen, heeft althans de katholieken niet gerustgesteld. De minister erkende wel, dat er groot verschil bestond tussen het godsdienstig werk der kerken en het verzorgingswerk van het ‘Humanistisch Thuisfront’, doch zag in het laatste nog ‘een uiting van ethische welzijnszorg’. In verschillende bladen en in dit tijdschrift is nochtans betoogd, dat dit verbond, zich tooiend met de onschuldige, vage naam van ‘humanisme’, in feite atheïstisch is en dat een christelijke staat deze ondermijning van het geloof, zich geenszins mag laten welgevallen, laat staan ze begunstigen. In de Tweede Kamer heeft de katholieke fractie niet genoegzaam geattendeerd op dit gevaar, maar in de Eerste Kamer heeft het katholieke Kamerlid, Kropman, in een principieel en fel debat met de humanist In 't Veld, onomwonden het katholieke standpunt uiteengezet. In het land zijn door katholieke bonden en katholieke kiesverenigingen protesten uitgegaan, die niet bevreesd voor eventuele politieke gevolgen, het beginsel tegen de opportuniteit wensen te handhaven.
Een gunstige indruk heeft in Amerika en in het overige buitenland gemaakt de verklaring van de Nederlandse regering, dat zij wegens onverwachte toeneming van goud- en dollarreserves heeft afgezien van economische dollarhulp voor het fiscale jaar 1951-1953, zonder daarbij op de toekomst te prejudicieren.
De herdenking van Schaepman's sterfdag, vijftig jaar geleden, heeft veel bijgedragen om de gedachte van de noodzakelijke eenheid der katholieken, - waarop deze grote leider altijd gehamerd heeft - te verlevendigen. Het Centrum van Staatkundige Vorming heeft een brede commissie samengesteld, waarin de verschillende maatschappelijke groepen vertrouwen kunnen stellen, die de noodzaak van staatkundige eenheid der katholieke Nederlanders in studie heeft genomen.
1-2-1953
K.J.D.
| |
| |
| |
België
Het jaar werd ingezet met een donderslag: het Koninklijk Besluit houdende reorganisatie van de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, getroffen op 31 December 1952 en op Nieuwjaar 1953 in het Staatsblad verschenen. Dit Besluit, naar de verantwoordelijke minister vaak Besluit-Van den Daele geheten, voerde volgende hervormingen in de ziekteverzekering: verdeling der inkomsten (bijdragen) door het Rijksfonds onder de verzekeringsorganismen volgens het stelsel der criteria (beroep, leeftijd, geslacht, samenstelling van het gezin, gezondheidsgraad van de woonplaats) zodat het organisme met de grootste risico's ook de ruimste inkomsten boekt, beheersverantwoordelijkheid der verzekeringsorganismen; inzake uitbetaling der prestaties, verdeling der risico's in grote (verplicht te dekken) en kleine (facultatief, volgens vrije bepaling door de organismen te dekken).
Op verschillende punten wordt door het Besluit een ware gezondmaking bereikt. Sinds 1948 kende de verzekering een regelmatig deficit van rond 200 millioen 's jaars, voor het overgrote deel langs de kant der socialistische mutualiteiten. Het stelsel der voorschotten volgens de uitgaven gaf daartoe rechtstreeks aanleiding. Wat de Socialisten vooral tegen het Besluit opzette was enerzijds dat zij hun debetrekening (± 700 millioen) tegen 1960 moesten aanzuiveren, anderdeels dat het gehuldigde pluralisme lijnrecht indruiste tegen hun principiële opvatting van een nationale gezondheidsdienst. Ze begonnen dus een hevige campagne, rijk aan slogans, arm aan zakelijkheid. De Kamergroep van de B.S.P. vroeg een dringende interpellatie aan. De Gemeenschappelijke Actie stelde aan de regering een ultimatum; het kwam tot enkele wilde stakingen. De Christen Werkersbeweging wier belangen ditmaal geheel aan die van de Socialisten tegengesteld waren, risposteerden door een knappe voorlichtingscampagne en de vorming van een Comité voor Overleg en Actie.
Na een bespreking van de Eerste Minister met de socialistische voormannen geloofde men eerst aan een socialistische afkoeling. Toen alras bleek, dat zij integendeel hun actie voortzetten en geleidelijk weer hun beginselen als inzet van de strijd naar voren brachten, werd aan de regering van sommige kanten verweten, eens te meer toegevingen te hebben gedaan t.o.v. gewelddreigingen.
Zakelijk kan men echter de regering nauwelijks iets verwijten. Een andere vraag is, of ze niet de loyauteit van de Socialisten te hoog heeft geschat. In hoever hebben deze enkel tijd zoeken te winnen? De omstandigheden waren een actie hunnerzijds weinig gunstig. Thans krijgt men de indruk dat; ze druk bezig zijn een geschikter klimaat te scheppen en hun actiemiddelen op punt te stellen. We zegden het reeds: ze komen weer meer met hun beginselen voor de dag. Ze bewerken op het parlementair vlak en in de pers de opinie inzake de militaire diensttijd (eis tot invoering van de 18 maand), het incivisme (interpellatie Rolin, verlaten van de Senaat), de sociale politiek (verlaten van de Kamercommissie), de stijgingen van huurprijzen, tramprijzen enz..... Dhr. Spaak richtte een ‘plechtige waarschuwing’ tot de regering. Men krijgt de indruk dat zij terwille van hun prestige bij de eigen troepen, eerlang zullen moeten trachten een beslissing af te dwingen: sinds 1950 is de homogene regering zogezegd geen maand buiten gevaar geweest en heeft men niet opgehouden ‘ontbinding!’ te schreeuwen. De socialistische man in de straat wil eindelijk iets zien gebeuren. Het is dan ook niet uitgesloten dat regering en oppositie naar een misschien beslissende krachtproef gaan. De Liberalen, als wier voorzitter dhr. Liebaert dhr. Motz heeft opgevolgd, hopen wellicht de rol van derde hond te kunnen spelen. In ieder geval is vanwege de regering waakzaamheid geboden.
Uit de activiteit van de regering vallen naast het Besluit Van den Daele de verhoging der ouderdomspensioenen te vermelden (26.000 fr. vanaf 1 Januari 1953), de prijsverlaging der pharmaceutische specialiteiten, de voorbereiding van een grote campagne tegen de krotwoningen en tenslotte de inbeschikbaarheidstelling van secretaris-generaal J. Kuypers door de minister van Openbaar Onderwijs. Deze maatregel was na het verwerpen van de herziening door het Hof van Verbreking en na de
| |
| |
weigering van betrokkene, een speciale opdracht te aanvaarden, op zijn minst normaal. Hij kan echter bijdragen tot de emotionele sfeer waaraan de oppositie behoefte schijnt te hebben.
* * *
Er is in Januari meer dan één gelegenheid geweest, om philosophische beschouwingen aan te knopen aan de verminderde kwaliteit van de wetgeving en het verband daarvan met de algemene productie-tendenz naar vergankelijke, in korte tijdspanne te vervangen waar of het verschrompelen van een serene politiek van vooruitziendheid, wikken en wegen, voorzichtige maar geldige beslissing ten voordele van een opgejaagde, avontuurlijke politiek, meer object dan subject t.o.v. de gebeurtenissen. Het Besluit Van den Daele is één aanleiding daartoe. De verdere ontwikkeling van de Europese Kolen- en Staalgemeenschap (E.K.S.G.), het lot van het ontwerp-verdrag tot instelling van de Europese Defensiegemeenschap (E.D.G.), de debatten te Straatsburg in de Assemblée ‘ad hoc’ (een soort prae-constituante op Europees vlak) over het voorontwerp-verdrag tot instelling van een Europese politieke gemeenschap, leiden tot dergelijke beschouwingen. De gemeenschappelijke markt van de E.K.S.G. treedt in werking, voor ijzer en kolen op 10 Februari, voor staal op 10 Maart. Het is pas wanneer het raderwerk begint te functioneren dat men het Schuman-plan zal kunnen beoordelen uit de ervaring en naar de practijk. De Hoge Overheid en de regering zijn het echter eens dat de tijden rijp zijn en het is met betrouwen en doelbewustheid dat men zich in dit eerste Europese experiment mag begeven.
De E.D.G. heeft blijkbaar voor haar tot stand komen met groter moeilijkheden te kampen. Voor België schijnt dit ontwerp het constitutioneel probleem duidelijker te stellen dan zulks met het E.K.S.G.-verdrag het geval was: voor beide draait het vraagstuk nochtans rondom dezelfde kern: mag, volgens de Grondwet, het beheer van de Belgische kolen- en staalsector of van het Belgisch leger overgedragen worden aan een supranationale overheid en mag zulk een verdrag, zonder grondwetherziening worden goedgekeurd? Het E.K.S.G.-verdrag werd gestemd zonder veel bekommernis om de grondwettelijkheid ervan, en zonder dat het advies van de Raad van State erover gevraagd werd. Voor het E.D.G.-verdrag werd dit advies wel gevraagd. Onrechtstreeks gaf dit aanleiding tot een incident toen de socialistische pers, tuk op iedere gelegenheid om ontbinding te eisen, vervroegd het bericht lanceerde dat de Raad van State zich tegen de grondwettelijkheid had uitgesproken en dat dus voor de goedkeuring een grondwetherziening zou nodig zijn. Van links werd gepoogd daar politieke munt uit te slaan, van rechts zochten sommigen een politieke achtergrond voor het advies. Zoals overtuigend door Prof. De Visscher betoogd werd (Nation Belge van 15-1-'53) is de opdracht van de Raad van State enkel van technische aard en behoort het aan het Parlement politiek stelling te nemen: het kan zich, op eigen verantwoordelijkheid, aan het advies van de Raad houden of niet. Het advies inzake E.D.G. werd op 15-1-'53 aan de regering overgemaakt. Het zou soepel opgesteld zijn en voor de regering de mogelijkheid open houden zich op het noodrecht te beroepen. Op de Kabinetsraad van de volgende dag werd dan ook beslist het wetsontwerp tot ratificatie van het E.D.G.-verdrag in te dienen.
Dit verdrag krijgt dus een zeker verband met de grondwetherziening. Er is een strekking (die normaal in 1954 zou vallen) tot een omvattende hervorming over te gaan. Het heeft er echter meer de schijn naar, dat men zich zou beperken tot de strikt noodzakelijke aanpassing aan de Europese ontwikkeling. Dat bewijst toch hoe stevig de waarde van onze grondwet nog steeds blijft, felle tegenstelling tegen het ephemere van zoveel moderne wetgeving! Het E.D.G.-verdrag houdt tevens verband met de Europese politieke gemeenschap waarvan de fundamenten door de Assemblée ‘ad hoc’ gelegd worden. De debatten die in Straatsburg plaats grepen, waren veelbetekenend, en van rechtstreeks belang voor ons land. De E.P.G. (zoals we ze maar zullen noemen) dient eigenlijk tot overkoepeling van de gespecialiseerde gemeenschappen. Sommigen willen daarvan maar onmiddellijk een federatie maken,
| |
| |
en de Assemblée ging in haar aanbevelingen ver die weg op. De Raad der nationale ministers zou weinig meer dan een verbindingsopdracht behouden, voor het overige zou de uitvoerende bevoegdheid in handen liggen van een Executieve Raad. De Wetgevende macht zou berusten bij een twee-kamer-parlement, met een Volkerenkamer, door de Europese bevolking, gekozen volgens de evenredige formule en een Senaat volgens de ‘gepondereerde’ formule. Dit is de ongunstigste formule voor de kleine landen en het is jammer dat de amendementen Wigny niet in hun samenhang aanvaard werden: evenredige Kamer en paritaire Senaat (evenveel zetels voor ieder land). Eens te meer dient opstellers en stemmers van het voor-ontwerp gemis aan realisme en aan zin voor maatvol, ernstig werk verweten. Verschillende Belgische afgevaardigden zijn niet zonder schuld, o.m. de socialistische Prof. Dehousse en de voorzitter Spaak. Met dat al dient het ontwerp practisch geheel herzien, wil het ooit door de Europese staten aanvaard worden.
* * *
Belgisch Kongo behoort bij België. Meestal komt zulks in kronieken binnenland niet tot uiting, ditmaal zijn er echter goede redenen om het uitdrukkelijk te bevestigen. In hoever een samenhang bestaat met de plannen tot oprichting van een Centraal-Afrikaanse federatie (Britse gebieden) willen we buiten beschouwing laten, maar op het Centraal Afrikaans congres te Boekavoe werd een rede uitgesproken die in die Centraal-Afrikaanse zin nogal separatistisch moet getint geweest zijn t.o.v. België. De zaak is blijkbaar ernstig genoeg geweest om minister Dequae ertoe te brengen voor de ‘Cercle Royal Africain’ ondubbelzinnig te verklaren dat ‘België en Belgisch Kongo een en dezelfde staat uitmaken, dat het Belgisch grondgebied en dat van Kongo samen het nationaal grondgebied uitmaken en dat de Belgische nationale souvereiniteit zich tegelijk over België en over Belgisch Kongo uitstrekt’. Onze kolonie, die het voorwerp van zoveel aanslagpogingen uitmaakt - o.m. in de U.N.O. - verdient meer belangstelling en aandacht in het binnenland!
L. Deraedt
|
|