| |
| |
| |
Brief uit Oxford
Een Eigenaardige Universiteit: Oxford
OXFORD is een grote naam. Deze schilderachtige stad aan de boorden van de Theems, bezit de oudste universiteit van Groot-Brittannië. Haar ontstaan klimt op tot in de eerste helft der 12e eeuw, d.i. driehonderd jaar vóór de stichting van Leuven, de oudste universiteit van de Lage Landen. Tal van beroemde geleerden doceerden er, te beginnen met Roger Bacon in de 13e eeuw. De twee grootste Engelse kerkhervormers, Wycliffe in de 14e en Wesley in de 18e eeuw, waren er fellow van een college. De grandioze beweging onder leiding van Newman, die de Kerk van Engeland nieuw leven wilde instorten, maar uiteindelijk naar Rome bleek te leiden, staat voor altijd bekend als. The Oxford Movement’. De twee voornaamste Engelse romanschrijvers van onze dagen, Graham Greene en Evelyn Waugh, studeerden te Oxford, evenals de grootste cultuurhistoricus van onze tijd, Christopher Dawson.
De universiteit van Oxford met haar 7.000 studenten, haar talrijke bekeerlingen elk jaar, waaronder soms professoren en clergymen, met haar enorme invloed op het geestesleven in Engeland en haar in de hele wereld hooggeprezen universitaire graden, is in haar organisatie en haar studie-ordening zo eigenaardig, of misschien beter, zo merkwaardig dat het de moeite loont er nader kennis mee te maken. Daarenboven is, voor een juist begrip van de figuur van Kard. Newman, de eminente bekeerling, die men een ‘kerkvader’ van de 19e eeuw heeft genoemd, een zekere kennis van Oxford onontbeerlijk.
| |
1. Colleges
Hoe wonderlijk het ook moge klinken, de universiteit van Oxford bestaat in zekere zin uit colleges. Dit zijn een soort paedagogieën, waar de studenten kost en inwoning genieten, maar waar ook de meeste professoren en ambtenaren van de universiteit als fellow verblijven. Als men door de brede toegangspoort, waarboven meestal een massieve gothische toren oprijst, een college binnengaat, komt men gewoonlijk op een grote vierkante binnenplaats, quadrangle, of nog beter quad geheten; meestal zijn er ook nog een tweede en een derde quad. In het continue gebouwencomplex rond de quads zijn de kamers van de fellows en van de studenten, de hall of eetzaal, de common rooms of recreatiezalen en de soms rijke bibliotheek ondergebracht. Bij elk college behoort een kapel of kerk, en het studentenkoor van verscheidene hiervan lokt heel wat Oxfordse bezoekers. In Newman's tijd, toen de professoren en de studenten een eed op de 39 Artikelen, de samenvatting van het Anglicanisme, moesten afleggen, was kerkbezoek verplichtend; daar nu ook katholieken en dissenters zijn toegelaten en de vrijzinnigheid veld heeft gewonnen, staat het bijwonen der kerkelijke plechtigheden vrij. Toch fungeert de chaplain enigszins als geestelijke leider van het college. Elk college heeft natuurlijk zijn sportterreinen aan de rand van de stad en zijn boothuis en roeiboten op de Theems. In Oxford zijn er 22 dergelijke colleges, maar met de andere gelijkgestelde instellingen en met de 5 colleges voor meisjesstudenten, zijn het er 32, die elk tussen de 150 en de 340 studenten tellen. Nu het aantal studenten de laatste jaren zo is opgelopen - 60% hebben een of andere studiebeurs - moeten deze vanaf hun derde en soms vanaf hun tweede jaar in de stad logeren, maar ook in
dat geval blijven zij voor vele zaken aan hun college verbonden.
Nu is dit het merkwaardige. Slechts wie in een college is ingeschreven en door een college wordt voorgesteld, wordt door de universiteit als student aangenomen en tot het toegangsexamen toegelaten. Daar de colleges hun faam willen hooghouden,
| |
| |
stellen zij bepaalde eisen aan hun candidaten op gebied van studie en gedrag en nemen in bepaalde gevallen zelf een eerste examen af. De colleges geven elk van hun studenten ook een tutor of studieleider, waarover wij verder spreken. Elk college heeft een eigen staf gegradueerde leden, de fellows, die een of andere functie aan de universiteit vervullen en meestal cursus geven. Vroeger had elk college het uitsluitend recht zijn eigen fellows te kiezen: dat zien wij b.v. bij de keuze van Newman als fellow van Oriel op 12 April 1822; nu moeten die benoemingen door de universiteit worden goedgekeurd. Dit geeft een grote speelruimte in de keuze der leerkrachten. Zo zijn er aan de universiteit, die tot voor enige decenniën een burcht van Anglicanisme was, op het ogenblik verscheidene katholieke professoren, waaronder zelfs twee Jezuïeten.
Het leven in een college, zoals trouwens ook het uiterlijk van die colleges, doet voortdurend aan een abdij en aan monniken denken. Elk college vormt één grote familie. Fellows en studenten dineren er samen in de grote hall en vormen als het ware één studiegemeenschap. Gedurende de terms, waarover dadelijk, zijn de studenten zelden afwezig: zelfs voor een weekend moeten zij van het hoofd van het college een bijzondere permissie hebben. In Newman's tijd gebeurde het, dat de provost van Oriel aan een student met tegenzin de vergunning gaf om naar de begrafenis van een oom te gaan, en hem zei: ‘Ik had liever gehad dat het een nadere verwante was geweest’! Nu is men wel iets ruimer geworden.
Zo is het Oxfordse college als het ware een voortzetting en aanpassing van het gezinsleven en van de contrôle gedurende het middelbaar onderwijs. Elk college heeft zijn eigen geest en solidariteit en er heerst ook een zekere emulatie om boven de andere colleges uit te steken. Dit laatste komt vanzelfsprekend naar voren bij de beroemde boat-races, bij rugby- en voetbalmatches, maar toch ook in de naijver waarmee gestreefd wordt naar het behalen van de first-classes, de grote onderscheidingen bij het beëindigen van de universitaire studie.
| |
2. Studie-ordening
Op de tweede Zondag van October begint de Michaelmas Term met acht cursusweken, waarop zes vacantieweken volgen; op de derde Zondag van Januari vangt de Hilary Term aan met eveneens acht weken cursus en zes weken onderbreking, en tenslotte volgt einde April de Trinity Term met weer acht cursusweken, waarna het studiejaar door een grote vacantie van zestien weken wordt besloten. Zoals wij reeds zeiden, zijn de studenten gedurende de cursusperiode druk aan het werk te Oxford, waarna ze thuis onder de vacantietijden persoonlijk verder kunnen doorwerken.
Terwijl aan vele universiteiten op het vasteland de studenten verplicht zijn de cursussen van bepaalde professoren te volgen, bij wie zij dan, meestal aan het einde van het studiejaar, ook een examen over de stof moeten afleggen, wordt aan de universiteit van Oxford - evenals aan die van Cambridge - een geheel andere opvatting gehuldigd. De studenten leggen er na drie, soms na vier jaar één groot examen af, waarvan de stof uitvoerig in de Examination Statutes staat aangegeven. Zij moeten zelf echter uitmaken hoe ze dat het best zullen klaarspelen. Aangezien zowel de colleges als ook de universiteit professoren en docenten benoemen, is het aantal cursussen zeer groot. Voor geschiedenis b.v. - de meest bezochte faculteit van Oxford - worden er in nagenoeg alle colleges voorlezingen gehouden, soms acht op hetzelfde uur.
Het eigenaardige is echter, dat alle cursussen vrij zijn. Zo kan het gebeuren dat men in een bepaalde cursus wel een honderdtal toehoorders aantreft, terwijl men, tot zijn verbazing in het volgende uur de enige gegadigde blijkt te zijn om te profiteren van des professoren wijsheid ende wetenschap. In het begin van de term zijn de plaatsen doorgaans nogal bezet, maar met het vorderen der acht weken vermindert het aantal liefhebbers zienderogen, zodat een professor bij zijn achtste college soms
| |
| |
nog een derde of een vijfde van zijn geacht auditorium voor zich heeft; ja, het kan gebeuren, dat hij op een goede morgen niemand in de aula vindt om naar zijn woorden te luisteren. Een beroemd professor, die soms driehonderd studenten om zijn katheder vergaderd zag en in een grote aula zijn colleges gaf, moest na een maand naar een kleiner lokaal verhuizen, en ook dit zat op het einde van de term nog slechts half vol.
Een voordeel van dit stelsel is ontegenzeggelijk dat de professoren gedwongen worden hun colleges goed te verzorgen; anders staan zij voor lege banken. En dat kan ook weer meebrengen, dat het college waar hij fellow is, zijn mandaat van fellow na verloop van een bepaald aantal jaren niet vernieuwt. Een tweede voordeel ligt o.i. hierin: het soms overdreven aantal verplichte cursussen aan onze universiteiten brengt de studenten zo gemakkelijk tot het memoriseren van de opgegeven stof, zonder persoonlijke studie en zonder het lezen van boeken, terwijl in onze tijd van grote boekenproductie het universitair onderwijs er toch op gericht moest zijn, de studenten te leren zelf hun boeken met zorg te kiezen, ze critisch door te werken en er persoonlijk over na te denken.
Er zijn echter ook tal van nadelen aan het systeem verbonden. Meer dan eens kan een student er niet over oordelen of een kwestie of uiteenzetting al dan niet nuttig of nodig is. Een professor van Oxford zei me: ‘De na-oorlogse studenten zijn zo op het practische afgestemd en zo door het voorbereiden van hun examens in beslag genomen, dat zij geen zin meer hebben voor echte wetenschap en hogere cultuur. Indien ik, zo ging hij voort, rijen namen en data gaf en een overzicht van de grote gebeurtenissen, dan liep dit lokaal vol, en hij wees naar de banken waar drie studenten zaten, maar ik vertik het mij daartoe te verlagen’. Een ander nadeel: ook studenten zijn zwakke mensen en het is heel wat gemakkelijker op zijn kamer te blijven en zijn eigen zin te doen, dan door koude of regen of hitte, naar een klaslokaal te gaan en daar stilzwijgend en aandachtig een college te volgen. In de zomerterm verkiezen de meeste studenten van Oxford en Cambridge de persoonlijke studie in een bootje op de rivier boven de colleges, wat aanleiding gaf tot het bekende gezegde: wat zouden Oxford en Cambridge prachtige centra van wetenschap zijn, indien zij niet aan een rivier lagen! Daarenboven, hoe voortreffelijk persoonlijke lectuur ook moge wezen, niets vervangt de kracht van het gesproken woord, de stemverheffing en stembuiging, het begeleidend gebaar en de mimiek, heel de voordracht van de spreker en de stemming onder een gehoor. Tenslotte, zoals een bekend professor mij eens zei: de vakken die men voor zichzelf heeft moeten bestuderen, kent men nooit volledig en men krijgt daardoor moeilijk zelfvertrouwen in zijn kennis. Is dit trouwens niet het grote tekort van de autodidact?
Deze nadelen worden echter zoveel mogelijk ondervangen door het beroemde, wij kunnen misschien zeggen, het geniale tutorstelsel.
| |
3. Het tutorstelsel
Eigenlijk is de vorming van de Oxfordse student toevertrouwd aan de tutor of studieleider. De oorsprong hiervan ligt in de tijd, toen de colleges nagenoeg zelfstandig waren. Het sprak vanzelf dat oudere fellows zich enigszins verantwoordelijk voelden voor de opvoeding en het gedrag van die vaak zeer jonge studenten. Het geschil van Newman en enige andere fellows van Oriel met de provost over de opvatting van het tutorship is voldoende bekend. In die tijd, toen nagenoeg alle tutors geestelijken waren, meende Newman dat deze niet enkel hun pupillen hadden op te leiden in de wetenschap, maar ook voor hun moreel en godsdienstig gedrag moesten instaan. Na een hele ontwikkeling is dit nu ongeveer de toestand.
Elk college tracht onder zijn fellows specialisten te hebben voor alle vakken die aan de universiteit worden gedoceerd, zodat men slechts zelden op krachten buiten het college een beroep hoeft te doen. Bij het begin van het jaar wijst de senior tutor
| |
| |
van het college aan elke student zijn tutor aan, een gegradueerde in het vak dat hij bestudeert. De tutor gaat onmiddellijk na, hoever de kennis van zijn pupil reikt, welke richting hij het best zou kunnen kiezen, welke leemten hij aan te vullen heeft, welke cursussen hij met vrucht kan volgen. In de regel brengt de student elke week een bezoek aan zijn tutor (tutorial). Elke week ook moet hij een brok bestuderen en zijn verworven kennis in een essay uiteenzetten, dat dan door tutor en pupil samen onder de loupe wordt genomen, onderzocht en verbeterd. De tutor geeft op welke boeken, artikelen en encyclopaedieën de student met vrucht kan lezen of naslaan, en hij oefent een voortdurende contrôle op het persoonlijk werk van zijn pupil uit. De tutor neemt het tutorial doorgaans in zijn kamer af, maar studenten in de physica, chemie of biologie zal hij eerder in het laboratorium leiding geven om er zijn proefnemingen na te gaan.
In elk college komen de tutors regelmatig samen, meestal eens in de week, om over hun pupillen te spreken, met het gevolg dat het hoofd van het college soms een student laat roepen om hem terecht te wijzen of zelfs een week of twee te schorsen. Aan het einde van iedere term leveren de tutors een geschreven verslag over al hun pupillen in, en de studenten worden een voor een bij de provost geroepen, die hen aan de hand der rapporten de nodige lofprijzingen, aanmoedigingen of berispingen uitdeelt. Indien de student na waarschuwing ernstig in gebreke blijft, kan hij eenvoudig worden weggestuurd. En een ander college zal een dergelijke student niet gemakkelijk aannemen.
Een schaduwzijde van het stelsel is wel, dat de tutors ontzaglijk veel tijd aan hun pupillen moeten besteden, maar dit geldt enkel voor de helft van het jaar. Een ander nadeel, of toch minstens een gevaar is, dat de Oxfordse studenten te gemakkelijk boekengeleerden worden, ontzaglijk veel weten, maar zich niet genoeg inspannen om hun kennis in een synthese onder te brengen en ze voor anderen bevattelijk te maken.
Hoeveel studerenden hebben niet een bepaald inzicht in hun vak, een bepaalde geesteswending of zelfs een bepaalde kijk op het wereldgebeuren gekregen door gesprekken met een van hun professoren. Indien nu dit persoonlijk contact een institutioneel karakter krijgt, dan wordt daardoor - al zijn niet alle tutors markante mensen en ideale leiders - een ruime mogelijkheid geschapen om aan de studenten het maximum aan wetenschappelijkheid en vorming mee te delen.
| |
4. Universiteit
Maar wellicht heeft men zich reeds afgevraagd: waarin bestaat dan wel de rol van de universiteit als geheel? In de constitutie van de universiteit zijn twee factoren van belang. Enerzijds is de universiteit een autonome corporatie, waarvan het bestuur wordt uitgeoefend door de Congregation, bestaande uit de masters of arts en andere gegradueerden, die actief aan het universitair werk deelnemen. Ofschoon de staat voor 70% de kosten van de universiteit dekt, is deze toch volledig autonoom, en in zoverre verschilt ze van alle Engelse en buitenlandse universiteiten, Cambridge alleen uitgezonderd.
Anderzijds zijn ook de colleges volledig zelfstandig. De groeiende behoefte aan centrale instellingen echter zoals een uitgebreide bibliotheek - de Bodleian library telt nu 1.500.000 boeken - en wetenschappelijke laboratoria en musea, en tevens het groeiend aantal vakken en faculteiten hebben de colleges genoodzaakt een deel van hun onafhankelijkheid prijs te geven. Behalve voor de natuurwetenschappen benoemen de colleges alle tutors en een aanzienlijk deel van de professoren; de universiteit echter benoemt een deel der leerkrachten en bevestigt de andere, zij bepaalt de programma's en de vereisten voor de examens, zij coördineert de cursussen die in en door de colleges gegeven worden, zij kent de graden toe. De intieme samenwerking
| |
| |
van universiteit en celleges is verzekerd doordat het bestuur van de universiteit uitsluitend uit de hoofden en de fellows van de colleges bestaat.
Eigenlijk is het hoogste bestuursorgaan van de universiteit de Convocation, bestaande uit alle afgestudeerden van Oxford die master of arts zijn of een hogere graad hebben: in 1951 was hun aantal 13.924. Het is duidelijk, dat deze convocation slechts in zeldzame gevallen geraadpleegd wordt, zoals voor het kiezen van een kanselier, het toekennen van erediploma's, enz. Het effectief besturend lichaam is de Congregation, die alle ambtenaren met leeropdracht of administratieve functie aan de universiteit omvat en in 1951 uit 984 personen bestond. Dit bestuursorgaan wijst de Hebdomadal Council, het wekelijks bestuur aan, dat uit 18 leden bestaat. Dan is er nog de kanselier - een ere-ambt -, de vice-kanselier, die practisch het hoofd van de universiteit is, terwijl de twee proctors uitvoerende macht hebben vooral voor de discipline, en ook op de wetgeving grote invloed uitoefenen.
Een gebeurtenis uit Newman's leven stelt ons die organisatie levendig voor ogen - al is sindsdien de centralisatie aanmerkelijk toegenomen -. In Februari 1841 had Newman, fellow van Oriel, zijn beroemde Tract 90 uitgegeven, waarin hij een zeer katholieke interpretatie van de Anglicaanse 39 Artikelen gaf. Drie jaar later publiceerde zijn vriend W.G. Ward, fellow van Balliol, zijn boek Ideal of the Christian Church, dat wel een uitdaging aan de Anglicaanse Kerk leek, zo katholiek was het. Nu besloot de Hebdomadal Council in te grijpen en riep voor 13 Februari 1845 de Convocation samen. Op die koude winterdag, terwijl de sneeuw in dichte vlokken neerviel, waren meer dan 1100 leden van heinde en ver saamgekomen in het Sheldonian Theatre, terwijl de uitgesloten studenten op straat Ward een warme ovatie brachten en de vice-kanselier met sneeuwballen bekogelden. Ward's boek werd met 777 stemmen tegen 391 veroordeeld, en Ward zelf werd met 569 stemmen tegen 511 gedegradeerd. Tenslotte werd de veroordeling van Tract 90 in stemming gebracht: terwijl voor en tegen gestemd werd, klonk plots de stem van de senior proctor als een trompet: ‘nobis procuratoribus non placet’, wij proctors zijn ertegen! Een oorverdovend applaus volgde en de vice-kanselier nam zijn toga samen en holde de trappen af en het Theater uit, alsof het veto van de proctors de zaak beslecht had. Aldus bespaarde de universiteit zich de schande zijn grootste zoon te veroordelen.
Zo is de universiteit van Oxford een eigenaardig geheel van traditie en aanpassing. Zij doet voortdurend denken aan het Engelse politieke stelsel, dat door meer dan zeven eeuwen ontwikkeling is gevormd en een parlementair regiem heeft geschapen waarop al onze hedendaagse parlementen teruggaan en dat wellicht nog het best van alle functionneert. De universiteit van Oxford vertegenwoordigt in de bouw van haar statige gothische en tudorgebouwen, door de persoonlijke verhouding van tutor tot pupil, door het familieleven in de colleges en door haar hoge wetenschappelijke en culturele standaard, een der meest markante instellingen van hoger onderwijs van de hele wereld.
Dr M. Dierickx S.J.
|
|