geschreven woord sprak niet voldoende tot hun verbeelding en de begrenzing van het toneeldecor hinderde hun gevoel voor beweging en ruimte. De film bracht voor dit alles de ideale oplossing. De vele avonturen die zij zelf zo graag zouden hebben beleefd, werden werkelijkheid voor hun ogen op dat kleine stuk filmdoek in een donkere barak. De gewone toeschouwer vereenzelfde zich met Douglas Fairbanks, Rio Jim, Pearl White en diens onvergetelijke wederwaardigheden in The Perils of Pauline. Het rinkelende middeleeuwse zwaard had plaats moeten maken voor de knallende revolver, en de schone maagd werd niet langer vergast op luitserenades, maar schreeuwde zelf een lawaaierige song in het ene of andere saloon. Dat was een voor het publiek bekende wereld.
Terwijl de Amerikaanse cineasten opereerden ‘ginds in het vrije veld, waar mannen mannen zijn’; terwijl Chaplin, Mack Sennett, Buster Keaton, Harold Lloyd e.a. de op lachen beluste massa amuseerden, ontdekte het inmiddels tot het expressionisme bekeerde Midden- en West Europa in de film dé gedroomde vorm, die zelfs op zeker ogenblik toneel en poëzie zou kunnen beheersen. De door velen nog gesmade kermisattractie werd voor de zoekende kunstenaar een nieuwe en suggestieve expressie. Door de Russen daarentegen werd de film gebruikt als een overrompelend propagandamiddel, dat via het beeld de menselijke geest zou beïnvloeden en daarom voor de leiders van een massa van analfabeten juist op tijd kwam. Want de Russen zijn eigenlijk de eersten geweest die het sociaal-paedagogische aspect van de film hebben begrepen, en die, lang vóór enig Christelijk Kerkgenootschap, haar erkend hebben als een onovertroffen en uiterst doeltreffend wapen.
Zo bloeiden dan aan het einde van de periode van de stille film, naast de nog steeds populaire cowboyprenten en filmburlesken - waarboven alleen Chaplin, en in zekere mate ook Lubitsch, zich wisten te verheffen - de artistieke film, die niet zozeer naar de inhoud als wel naar de vorm belang had, de pompeuse pseudo-historische film, die nog volop in het theater wortelde, en de Russische tendenzfilm, die, wat de vormgeving betreft, zelfs voor de Westeuropese aesthetici een openbaring was. Daarnaast stonden eenzame figuren als Sjöstrom, Stiller, Dreyer, Griffith, Stroheim, Feyder, Sternberg, Vidor en enkele anderen, die het wezen van de nieuwe kunst begrepen hadden, maar noch bij de super-expressionisten, noch bij het gewone publiek een groot succes wisten te behalen.
De Katholieke Kerk die, zonder zich bepaald vijandig te tonen, toch tijdens die gehele evolutie min of meer afzijdig was gebleven, oefende noch op de vorm noch op de inhoud een noemenswaardige invloed uit. En het was wel vrij laat dat zij haar houding ging bepalen.
Zulks is wel begrijpelijk als men bedenkt dat door de film aanvankelijk niet de minste geestelijke invloed werd beoogd. Zowel de Western als de burleske werd niet meer aandacht waard geacht dan de traditionele circusvoorstelling. De theaterfilm daarentegen beschouwde men eenvoudig als een soort van bewogen fotografische copie, zonder eigen wetten of beoordelingscriteria.