| |
| |
| |
Maurras of de ethiek der schoonheid
door Dr J. van der Stap
Charles Maurras. Is het mogelijk een beschouwing aan hem te wijden die niet eindigt met de gebruikelijke kluit modder, hem nageworpen tot aan de overzijde van het graf? Heeft de cultuur-periode die hij zo universeel beïnvloed heeft en die thans door de zerk van Martigues werd afgesloten dan alleen maar negativa opgeleverd?
Het is een moeilijke onderneming om in een luttel aantal bladzijden méér te geven dan enkele structurele lijnen van zijn werk. Maar de talentvolle Maurras en het door hem geconstrueerde mythologisch-realistisch cultuursysteem vormden zo'n eenheid, dat zelfs het uitlichten van enkele structurele lijnen op vivisectie gelijkt. De geschiedenis stelt echter haar eisen. Om daaraan gedeeltelijk te voldoen volgt hier een bespreking van Maurras, schrijver en politicus.
| |
Maurras, letterkundige en estheet
Vivisectie, schreven wij. Inderdaad, hoe kan men anders tenzij door een bedriegelijke dichotomie de letterkundige artist scheiden van de politieke kunstenaar? Maurras, de lyrische zanger van de schoonheid zijner Provence, de humanistische pelgrim van Athene en de dichter van het Latijns-Griekse genie die diep ontroerd werd iedere keer wanneer hij de ‘Griekse muur’ - oudste reliek van de Helleense kolonisten op zijn Provençaalse kust - aanschouwde, deze enthousiaste dichter van schoonheid, rede en orde is dezelfde hartstochtelijke politieke polemist die zijn schoonheidsideaal en zijn politieke aspiraties samengesmolten had in een gesloten systeem. De doofheid die hem op jonge leeftijd trof (en die hem ook op politiek terrein parten speelde door hem veelal verwijderd te houden van het reële) sloot hem op in een wereld waar legende, verbeelding, préhistorie en historie zich dooreenmengden. Als letterkundige en estheet leefde Maurras in een half mythologische, half reële wereld. ‘Een welgevormd afgodsbeeld vindt steeds kopers’. Het afgodsbeeld, ziedaar de mythologie; de kopers, ziedaar de realiteit.
De inspiratie voor zijn Anthinea ontving hij temidden der goden en godinnen van de Olympus. Gezeten ‘aan de oever van zijn gebloemde wateren’ der Provence of wandelend langs zijn Chemin du Paradis is hij in innig contact met de Griekse geesten die boven zijn hoofd dezelfde azuren hemel bevolken als boven het geliefde Hellas. Zijn schoonheidsideaal, vooral bezongen in Anthinea, Chemin du Paradis, Mythes et Fabliaux, Miracle des Muses, is dat der ‘ware schoonheid die het eindpunt der dingen is’, het voltooide en volmaakte zoals de eeuw van Pericles gekend had. Doch niet alles wat Griekenland had voortgebracht werd door deze ‘compatriote van Homeros’ bewonderd. Van Eschylos, de romanticus onder de Griekse dichters, had hij zelfs een afkeer en deze esthetische afkeer van de Griekse romantiek zal zijn
| |
| |
politieke uitdrukking vinden in de genadeloze strijd die hij zijn leven lang gevoerd heeft tegen de Vrijmetselaars, Joden, Protestanten en Vreemdelingen, Liberalen en Democraten, volgens hem, de vertegenwoordigers van de revolutionaire romantiek en van de anti-hellenistische geest. De lyrische poësie en het gebloemde proza zijner jonge jaren kondigen reeds aan hoe hij zich de politieke orde dacht: een staat waar de door geboorte en natuur bevoorrechten hun stempel op de dingen zullen drukken in een harmonisch-esthetisch geheel, een ideale staat van Schoonheid en Orde. Zijn esthetiek bevat dus reeds dit esthetisch fascisme dat niet berust op het materialistische ‘Ras, Bloed en Bodem’, doch op een geestelijke bevoorrechting die de Middellandse Zee volkeren ten deel is gevallen. Enkele maanden voor zijn dood schreef hij nog aan Salazar: ‘Gaat voort, broedervolk, de gouden tak der Orde, der Autoriteit en der schone Vrijheden hoog te houden.... Ik geloof niet veel aan een Latijns ras in physieke zin, maar met geheel m'n ziel belijd ik de Latijnse geest, of liever, Hellenistisch-latijnse geest’.
Maurras, van een delicate sensibiliteit, was ook een man van een sterke logica. De Rede neemt in zijn schoonheidsdromen een equivalente plaats in. Hij was een ‘classicus’ en reeds als zodanig de tegenvoeter van de verwenste ‘romanticus’. De romantiek, van cosmopolitisch-revolutionaire oorsprong, is de oorzaak van alle rampen die over het Latijnse genie zijn neergekomen. Romantiek is het beginsel van wanorde. Zijn strijd voor Schoonheid en Orde, beide geïncarneerd in het Middellandse Zee-genie, wordt gevoerd met een soepele, maar onbarmhartige dialectiek. Zijn nationalistische en politieke slagzinnen ‘La France seule’ en ‘Politique d'abord’ liggen reeds vervat in zijn conceptie van een (heidense) humanistische wereld waar Schoonheid, Rede en Orde de schepter voeren: ‘O Beauté, claire Raison de l'Ordre universel’.
Deze vooringenomenheid voor de ‘roeping’ van de Middellandse Zee volkeren maakte van hem een onhandelbaar mens. Iedere normale dialoog met hem was uitgesloten. Hij had steeds gelijk en zelfs de fijnzinnige abbé Bremond, Fransman zoals hij, dichter zoals hij en hellenist zoals hij, moest voor de dialecticus van Martigues steeds het onderspit delven. Ook als litterair criticus, tenslotte, wist hij slechts te waarderen hetgeen in zijn systeem paste. Al het andere was dwaasheid en alle anderen waren dwazen. Hij bezong zijn Ideaal en hij had slechts oor voor die ‘Musique intérieure’ die alleen een dove kan verstaan. Zijn zwanenzang (La Balance intérieure) gezongen in de kerker van zijn republikeinse vijanden waar hij, tot schande van deze vijanden, verbleef voor een niet bedreven politiek delict, herhaalt nog eens en voor de laatste maal, maar in tonen die zijn verzoening met God en de wereld schijnen aan te kondigen, het onnavolgbare ideaal waarvoor zijn buitengewone geest een leven lang gestreden had.
| |
Maurras, politicus en polemist
Action Française, ziedaar de beide woorden die zijn politieke activiteit resumeren. In Frankrijk is de eerste helft van deze eeuw een periode
| |
| |
waar de politieke arbeid van Maurras gestrengeld ligt door de godsdienstige geschiedenis der Kerk. In ons korte bestek moeten wij ons beperken tot een summiere historische schets, verdeeld over drie tijdvakken, nl. vóór, tijdens en ná de interdictie der Action Française.
| |
1. Vóór de interdictie der Action Française
Hoewel wars van iedere philosophie - hij wenste geen wijsgeer genoemd te worden - werd Maurras grotelijks beïnvloed door het positivisme van Auguste Comte. Ook hij was van mening dat de sociaal-politieke orde het resultaat is van zuiver physieke wetten die men slechts rationeel heeft toe te passen om de ideale staat te scheppen. Vervolgens meende hij, dat het christendom, mits gezuiverd van Joodse, Semitische en Bijbels-Orientalische smetten, een natuurlijke factor van Orde en Autoriteit was die wonderwel sloot in zijn politiek systeem. Voor Maurras (Politique d'abord) is de godsdienst, waarvan hij slechts het sociale feit erkende, aan de politieke orde onderworpen. Hiermee zijn de beginselen gegeven die hem, vroeg of laat, maar noodzakelijk met de Kerk in conflict moesten brengen en die hem dan ook feitelijk de veroordeling hebben bezorgd.
De Dreyfus-Affaire werd de aanleiding tot de stichting der A.F. en tot de oprichting van het gelijknamige blad. Tot in het diepste van zijn ziel aangegrepen door de corruptie van de politieke orde door Joden, Vrijmetselaars en andere romantische intriganten, wenst Maurras een nieuwe, zuivere, politieke Orde te stichten die beantwoordt aan zijn schoonheidsideaal. Zijn ethiek is een esthetiek. Hij had de Schoonheid gedeïfieerd. Ook van het vaderland maakte hij een afgod op wiens altaar hij zijn talentvolle gaven, zijn geld, have, goed, vrienden en vijanden offerde. Tegenover het revolutionaire individualisme der ‘anarchisten’ stelde hij zijn ideale ‘archistische’ staat ἀϱϰη waar de individuen, in functie van hun sociale waarde, een geordende plaats innemen als in een natuurlijke pyramide, bekroond door het koningschap. Als contra-revolutionair wil Maurras in zekere zin terug naar het Ancien Régime met zijn uitgesproken decentralisatie, zijn regionalismen, zijn intermediaire corporaties en zijn gedeeltelijke kiesrechten. Van nature noch geboorte is ieder individu gelijk. Natuurlijke gaven, familietradities, intellectuele capaciteiten, het zijn alle factoren waarmee rekening dient gehouden te worden. Het is tegen de Rede in een welgeorganiseerde staat aan alle leden dezelfde waarde en dezelfde functie toe te kennen. Het zojuist geciteerde vers uit zijn Musique intérieure resumeert zijn ethisch-esthetisch ideaal: ‘Beauté, claire Raison de l'Ordre universel’. Frankrijk, niet het theoretische, juridische, anarchistische ‘pays légal’, waarvoor hij slechts haat en minachting kent, doch Frankrijk het levende, archistische ‘pays réel’ incarneert de politieke orde. Vandaar zijn dogmatisch-royalistisch nationalisme: ‘De noodzakelijkheid van de monarchie wordt bewezen als een theorema.... Indien
men patriot wil zijn is men noodzakelijkerwijze royalist; de Rede wil het zo’.
Met zijn vinnige journalistenpen ontketent Maurras de strijd. Hij vindt zijn aanhangers, die met veel luidruchtigheid het blad ‘Action
| |
| |
Française’ uitventen (‘camelots du roi’), onder de positivisten, maar vooral onder de katholieken die zich met de laïcistische wetgeving niet kunnen verenigen. Weldra zijn alle Franse kardinalen, op één na, en driekwart van de bisschoppen zo geen aanhangers dan toch sympathiserenden van de A.F. De diverse groepen krijgen zelfs aparte aalmoezeniers toegewezen en de toeloop van katholieken wordt nog groter wanneer in 1908 Rome de strijd tegen het modernisme inzet. De ‘integristen’ zagen in de A.F. een natuurlijke bondgenoot tegen de modernisten. Er wordt zelfs een leerstoel, onder de veelzeggende naam ‘Syllabus’, opgericht aan het Institut de l'Action Française!
Dat velen de onverenigbaarheid van Maurras politieke en wijsgerige stellingen niet onmiddellijk hebben ingezien, moet ongetwijfeld worden toegeschreven aan de felheid der hartstochten die ontketend werden toen de scheiding van Kerk en Staat een feit werd en de juridische positie der Kerk in Frankrijk plotseling op losse schroeven kwam te staan. Er waren, zeker, bisschoppen die te Rome, toen al, de veroordeling van de Maurrassiaanse ideeën bepleitten, doch voor Rome gold op de eerste plaats de strijd tegen het modernisme, ‘rendez-vous de toutes les hérésies’. De promulgatie van een Index-decreet dat een zevental werken van Maurras veroordeelde, werd door Pius X opgeschort.
De eerste wereldoorlog bracht een Frankrijk op de been zó nationalistisch, dat al de vredespogingen van Benedictus XV op deze Maurassiaanse vrucht afstuitten. En om zijn eigen pogingen niet te verijdelen stelde ook deze paus die promulgatie van het decreet uit, promulgatie die door de Fransen ongetwijfeld als een partijname tegen Frankrijk geïnterpreteerd zou worden.
Na de eerste wereldoorlog neemt de A.F. (die stricte uitvoering van het Vredesverdrag van Versailles eiste) begrijpelijkerwijze in macht toe. Maurras' aanzien stijgt, maar François Mauriac, de democraat, weet hem in 1924 nog uit de Franse Academie te weren (eerst in 1938 wordt Maurras tot de Académie Française toegelaten; in 1945, zeven jaar voor zijn dood, wordt zijn zetel ‘vacant’ verklaard). Intussen blijft het verzoeken tot veroordeling in Rome regenen. Ook het Belgische episcopaat verontrust zich over de stellingen van de A.F. Na heel veel gemanoeuvreer krijgt kardinaal Andrieu van Bordeaux opdracht de procedure te beginnen. Hij publiceert daartoe een brief met fantastische beschuldigingen, maar Pius XI die het ‘zoekgeraakte’ dossier van Maurras (zoveel aanhangers telde de A.F. tot zelfs binnen de muren van het Vaticaan!) wist op te sporen en aldus de zaak persoonlijk kon onderzoeken, bekrachtigt op 29 December 1926 het Index-decreet dat Pius X en Benedictus XV steeds hadden uitgesteld. Zeven werken van Maurras, evenals het blad ‘Action Française’ worden veroordeeld.
| |
2. Tijdens de interdictie der A.F.
Deze veroordeling betekende een doodvonnis. Maar de doodsstrijd zou lang duren. De eerste reactie was een vloedgolf van beschimpingen, beledigingen en laster die uit de giftige pennen van Maurras en zijn vrienden spoten. Vele katholieken, zoals Bernanos en Maintain, braken met Maurras en de A.F. Met enkele andere geleerden schreef Maritain
| |
| |
Pourquoi Rome a parlé, waarop Pujo, Maurras' compagnon uit goede en kwade dagen, antwoordde met een pamflet Pourquoi Rome s'est trompé. Voor vele katholieken die de wijsgerige ondergrond der A.F. niet begrepen en die oprecht meenden dat Rome zijn boekje te buiten was gegaan, ontstond een ernstige gewetenscrisis. De sancties die Rome aan de veroordeling verbonden had en die door de diverse bisschoppen verschillend werden geïnterpreteerd en toegepast schiepen een ware chaos. De leden der A.F. moesten zich onderwerpen op straffe van uitsluiting: zij mochten geen sacramenten ontvangen; hun huwelijk mocht niet in de kerk doch slechts in de sacristie gesloten worden, zoals bij gemengde huwelijken; zij mochten niet in gewijde aarde worden begraven enz. Priesters die de absolutie gaven aan niet onderworpen leden der A.F. zagen zich hun jurisdictie ontnomen. Er ontstond zo'n wanorde dat sommige bisschoppen hun ontslag gaven; seminaristen werden van hun colleges verjaagd en elders opgenomen; oversten van orden en congregaties werden ontslagen, verplaatst of met open armen ontvangen; priesters op straat toegejuicht of uitgejouwd. Te Rome zond de Franse curie-kardinaal Billot zijn purperen hoed terug naar Pius XI. Een paar jaar later (Februari 1934) komt het op de Place de la Concorde te Parijs tot een bloedig gevecht waar slachtoffers vielen, maar de aartsbisschop van Parijs was zo wijs aan de slachtoffers der A.F. de laatste kerkelijke steun en begrafenis in gewijde aarde toe te staan.
Aan alle deining komt echter een einde. Georges Goyau, lid der Académie Française en zelf slachtoffer van de verwoede aanvallen der A.F., onderneemt de eerste stappen die tot verzoening der A.F. met Rome zullen leiden. De gehele Carmel van Lisieux, waar Maurras enkele nonnen kende, wordt gemobiliseerd in een gebedsactie voor de bekering van Maurras. (Men weet dat dit gebed verhoord is).
Op 6 Januari 1937 schrijft Maurras vanuit zijn eerste gevangenschap aan Pius XI dat niemand kan ontkomen aan de evidente noodzakelijkheid van de samenwerking der katholieke spiritualiteit met de A.F. om de Beschaving en de Orde der mensheid te redden. De paus antwoordt in een laconiek briefje ‘Oportet orare et semper orare’. Een maand later belooft Maurras de Paus een bedevaart naar Lisieux te ondernemen om ‘intellectueel licht’ van de hemel af te smeken en hij verzekert de Opperherder zijn onvoorwaardelijke steun in de strijd tegen de Barbarij.
In een nieuwe brief aan Pius XI schrijft Maurras dat hij de Waarheid nog niet heeft gevonden, wel echter het Schone en het Goede, beide belichaamd in de Katholieke Kerk, ‘de enige Internationale die naam waardig’. Hij gaat te keer tegen Hitler en vraagt de Paus vergiffenis voor de hartstochtelijke woorden die hij aan het adres van de H. Stoel heeft geuit. Deze brief komt echter in handen van staatssecretaris Pacelli die weigert, zonder wijziging van de gebruikte termen, de brief aan de H. Vader door te geven. Een nieuwe tekst volgt dus. Hierin wordt gezegd, dat de Katholieken der A.F. de valse leer die hun door hun politieke tegenstanders wordt aangewreven (lees: door kardinaal Andrieu) verafschuwen en derhalve de Paus verzoeken zijn oordeel over de A.F. te herroepen. Een nota, aan kardinaal Pacelli over- | |
| |
handigd, verklaart dat de hetze der A.F. tegen de H. Stoel heeft opgehouden en dat de A.F. volkomen de katholieke opvattingen betreffende moraal, autoriteit, godsdienst, hiërarchie enz. deelt.
Kardinaal Pacelli, die weldra als Legaat naar Lourdes komt en gelegenheid heeft om zich persoonlijk van de toestand te overtuigen, verlangt een duidelijke formulering. In antwoord hierop verklaren de katholieken der A.F. dat zij alle woorden en polemieken tegen de H. Vader desavoueren; dat zij nimmer hebben willen beledigen; dat zij zich in alles wat geloof en zeden aangaat à priori aan Rome onderwerpen en dat zij slechts strijden voor de handhaving van het erfdeel der vaderen dat aan Frankrijk de eretitel ‘Oudste Dochter der Kerk’ heeft bezorgd.
Welke is nu de reactie van Pius XI? De Paus antwoordt niet rechtstreeks aan Maurras, maar laat een briefje bij de overste van de Carmel te Lisieux bezorgen waarin hij schrijft: ‘Als meneer Maurras oprecht wenst een einde te maken aan zijn breuk met de Kerk, dan moet hij dit persoonlijk verklaren en Ons vragen wat hij practisch moet doen om de zaken van zijn partij en van zijn ziel te regelen. Eerst daarna komen de anderen, waarvan hij de chef is, aan de beurt’. De biddende nonnen van Lisieux stellen Maurras in kennis van dit scherpe briefje en zijn reactie is typisch maurrasiaans: ‘Heel m'n leven lang heb ik me van het godsdienstig terrein verwijderd gehouden en alleen maar aan politiek gedaan. En nu wordt m'n godsdienstige bekering verlangd in ruil voor m'n politieke erkenning. Maar waarom vraagt de Paus dan niet de bekering van al die anderen, die Joden, die Vrijmetselaars, al die onverzoenlijke vijanden van alle godsdiensten die, zestig jaar lang al, de katholieken aan zich hebben onderworpen? Mogen de katholieken dan wel met hen samenwerken? Het wordt hun zelfs bevolen!.... De Paus houdt me voor een soort heresiarch of geestelijk leider’.
Maurras schrijft opnieuw naar Rome en stelt de Paus een Kruistocht tegen het communisme voor. Hij verklaart ook ‘dat de Paus bedrogen is geworden in zijn oordeel over de A.F. en begrijpt niet hoe de H. Vader al die laster heeft kunnen geloven die over hem is uitgestort door dezelfde vijanden der Kerk die thans in Spanje het zaad van de cannibaalse revolutie hebben uitgezaaid. Hij is het slachtoffer van de laaghartigste bedrog-, leugen- en lastercampagne die de Vijand van het Menselijk Geslacht ooit heeft ondernomen’!
Wederom door tussenkomst van de Carmel antwoordt Pius XI dat Maurras moet bidden; dat het ogenblik voor opheffing van de interdictie nog niet is aangebroken en dat deze opheffing slechts verkregen kan worden door de ‘oprechte en totale adhesie van Maurras aan het katholiek geloof en de katholieke leer’. Tenslotte verwerpt de Paus categoriek de mening van Maurras dat Hij door zijn vijanden zou zijn beïnvloed. De H. Vader verklaart ‘dat Hijzelf en Hij alleen de beslissing heeft genomen omdat Hij persoonlijk en zeer goed de geschriften van Maurras kent’. Maurras blijft zich bij de Carmel beklagen dat Rome van hem, die geëerd wordt door de haat van de bende der publieke vijanden, obstinaat zijn persoonlijke bekering blijft verlangen
| |
| |
in ruil voor de erkenning van zijn politieke aspiraties naar Orde, Schoonheid en Autoriteit....
In November 1938 stelt Georges Goyau, die een met Rome verzoende Maurras in de Academie Française zou willen ontvangen, een verzoeningsmanifest op dat via Mgr. Gillet, generaal der Dominicanen, aan de paus wordt voorgelegd. Doch Pius XI sterft. Kardinaal Pacelli die hem als Pius XII opvolgt en de kwestie der A.F. terdege kent, heft enkele maanden na zijn verkiezing de interdictie op (5 Juli 1939). De tweede wereldoorlog staat voor de deur.
| |
3. Na de interdictie
De laatste maurrassianen worden door de gebeurtenissen van 1939-1945 verspreid. Maurras zelf, die begrijpelijkerwijze de haat der Duitsers op zich heeft gehaald (Duitsers zijn vreemdelingen, romantikers, imposteurs en bezetters van zijn geliefde vaderland) schenkt zijn steun aan het regiem van maarschalk Pétain dat eveneens met zijn Nationale Revolutie beoogt een ‘reëel Frankrijk’ van Orde en Autoriteit te scheppen. Gearresteerd na de Bevrijding wegens ‘verstandhouding met de vijand en manoeuvres tegen de nationale verdediging met de opzet de ondernemingen van de vijand te begunstigen’ (!) wordt de zeven en zeventig jarige monarchistenleider op 25 Januari 1945 tot levenslange opsluiting veroordeeld. Maurras, aartsvijand van Duitsers en romantikers, veroordeeld wegens verstandhouding met de Duitsers! ‘Dat is de revanche van de Dreyfus-Affaire’ riep hij uit. Geen regiem kon zich ernstiger onteren dan het regiem der Vierde Republiek dat voor de veroordeling van Maurras politieke tegenstanders tot rechters aanstelde. Zelfs de herziening van zijn proces waarop hij constitutioneel aanspraak kon maken, werd hem door de republikeinen geweigerd. In Maart 1952 ontving hij ‘medische gratie’ en vestigde zich te Tours. Maar hij voelde zich altijd een gevangene zolang zijn neusgaten niet de goede geur van inkt en fris papier roken. Onmiddellijk grijpt hij weer zijn pen, schrijft een Open Brief aan de President van de Republiek en lokt een debat uit in de Tweede Kamer. Hij verlangt straf voor de (katholieke) minister van Justitie, verantwoordelijk voor de vijf honderd duizend onschuldige slachtoffers der Bevrijdingsterreur, de aartsschuldige ‘aan wie geen enkele onpartijdige jury de doodstraf zal weigeren’. Hij schrijft nog menig artikel in ‘Aspects de la France’, het kwijnende weekblad dat poogt de uitdovende vlam der A.F. in leven te houden. Maar ‘voor het eerst van zijn
leven hoort hij, de dove, iemand naderen’: de goede dood die hartstochten bedaart en zielen met God verzoent. Op de Dag des Heren, 16 November 1952 sterft hij, verzoend met de Kerk, op de leeftijd van 84 jaar. De grafzerk te Martigues sluit een cultuurperiode die naast zeer veel negativa ook vele waardevolle elementen bevat heeft. Het is de taak der politieke geschiedenis de juiste balans daarvan op te maken.
Parijs, December 1952.
|
|