| |
| |
| |
Provinciaal Federalisme
door Mr L. Lindemans
Advocaat bij het Hof van Beroep te Brussel
Gaarne hebben wij onderstaande bijdrage opgenomen in de overtuiging dat vele lezers zich voor deze uiteenzetting zullen interesseren. Uit de aard van dit artikel zal overigens blijken, dat de verantwoordelijkheid voor de hier voorgestane oplossing van het Belgisch politiek probleem geheel bij de schrijver berust.
De Redactie
NIEMAND kan nog betwijfelen, dat de Belgische grondwet bij de inrichting van onze staatsstructuur een fundamenteel gegeven over het hoofd heeft gezien: de dualiteit van 's lands bevolking. De historische omstandigheden, waarin de Belgische staat ontstond, kunnen verklaren, waarom de Belgische staatslieden van 1830 de ongelukkige assimilatiepolitiek van Willem I onmiddellijk hebben overgenomen, ditmaal ten bate van een ‘Belgisch’ volk.
Dat Vlaanderen meer dan een eeuw heeft nodig gehad, om principiële gelijkheid voor zijn taal in de meest belangrijke sectoren van het openbaar leven af te dwingen, bewijst hoe diep de depressie was waaruit het is opgestaan, maar zou onverklaarbaar zijn zonder de dwangidee van een Belgisch volk, die de Walen, de Brusselaars en het patriciaat in Vlaanderen gevangen hield. De Vlaamse beweging in haar politiek stadium getreden, en de geleidelijke democratisering van het Belgisch politiek leven, wisten de invloed van het ‘franskiljonisme’ in Vlaanderen zo te kortwieken, dat de Belgische volksidee er voor de jongste wereldoorlog practisch had uitgediend. Anderzijds betrad de Waalse beweging enkele jaren geleden het politiek terrein met de scherp gestelde eis van federalisme.
Aldus hebben vele Vlamingen en Walen de opvatting van het éne Belgische volk afgezworen, en beiden zoeken thans hun zelfbehoud in een vorm van zelfbestuur. Het is voldoende dat zij er in slagen, gezamenlijk politieke gestalte te geven aan hun gemeenschappelijke aspiratie, om deze in werkelijkheid om te zetten, desnoods tegen de mening in van het laatste bolwerk van het Belgisch volk, namelijk Brussel.
Tot deze vormgeving willen navolgende regelen bijdragen.
| |
Twee volksgemeenschappen
En hiermee hebben wij reeds een eerste feitelijk gegeven van het probleem der volksverhoudingen in België geformuleerd: het bestaan van twee volksgemeenschappen.
Daarbij verliezen wij niet uit het oog, dat in de cantons Eupen en St. Vith en rond Aarlen een Duitssprekende bevolking woont. Maar zij bereikt slechts een kleine honderdduizend zielen, tegenover 3 miljoen Walen en 4,5 miljoen Vlamingen, zonder de Vlamingen en
| |
| |
Walen van de hoofdstad mede te rekenen. Het ware derhalve onzinnig, bij het opbouwen van een nieuwe Belgische staatsstructuur deze al te kleine volksminderheid als substantieel gegeven te beschouwen (hetgeen niet wil zeggen dat zij rechteloos is). Bovendien bestaat het Duits taalgebied in België uit drie gedeelten, die zowel geografisch als economisch van elkaar te zeer zijn afgezonderd, om ze tot een houdbaar geheel te kunnen samensmelten. Het Groot-Hertogdom Luxemburg alleen kan - eens wellicht - het bindteken worden van deze verspreide gewesten.
Wanneer wij het bestaan van slechts twee volksgemeenschappen als eisstelling poneren, dan keren wij ons voornamelijk tegen het waandenkbeeld van een Brusselse volksgemeenschap als derde macht in België. Het verslag Schreurs-Spanoghe, een der kostbaarste vruchten van de werkzaamheden in het Harmelcentrum, heeft op dit punt baanbrekend werk verricht. Het complex Brussel werpt vanzelfsprekend een reeks ingewikkelde vragen op bij het onderzoek van staatshervormingen. Wanneer men het evenwel eens is over deze grondregel, dat een Brusselaar tot het Waalse of tot het Vlaamse volk behoort, en niet een wezen apart uitmaakt, dan hoeft men slechts het statuut der hoofdstad logisch af te leiden uit dat principe. De enige practische hinderpaal zal nog zijn de Brusselaar zelf, omdat deze doorgaans weigeren zal te kiezen tussen de Vlaamse en de Waalse gemeenschap. Maar ook daaraan kan een mouw worden gepast.
| |
Eén Belgisch Staatsverband
‘Eén volk, één staat’ is een natuurrechtelijk ideaal, dat men terecht kan nastreven, maar dat nooit in de loop der tijden werd bereikt. Historische, geografische en economische omstandigheden hebben steeds, in het belang van de betrokkene volkeren zelf, de verwezenlijking van dat theoretisch doel verhinderd.
Wij betwijfelen niet dat zulks met België eveneens het geval is. Het komt in onze geest niet op, de Belgische staat tot een eeuwige waarde te verheffen. Maar wij oordelen hic et nunc, dat de Belgische staat voor het welzijn van de Vlaamse volksgemeenschap onmisbaar is.
Een eeuwenoude lotsverbondenheid van de Vlaamse en Waalse gouwen in de oude Nederlanden en een eeuw samenleven in België zijn onloochenbare verworvenheden, die op Vlamingen en Walen hun stempel hebben gedrukt, zodat men niet ten onrechte gewagen kan van een Vlaams-Waalse cultuurgemeenschap. Het staat verder buiten kijf dat Vlaanderen en Wallonië economisch op elkaar zijn afgestemd. Een onafhankelijk Vlaanderen betekent o.m. een rampspoedige stijging der Vlaamse werkloosheid, door het verdwijnen of verminderen van Vlaamse werkgelegenheid in de Waalse nijverheid, naast het geheel of gedeeltelijk verlies van Wallonië als afzetgebied van Vlaamse land- en tuinbouwproducten en verbruiksartikelen. En een vereniging van Vlaanderen met Nederland lijkt wel een mooie droom, maar zou intussen - bijaldien de internationale verhoudingen en de Nederlanders zelf met die samensmelting zouden gediend zijn - voor onze
| |
| |
landbouw en gedeeltelijk ook voor onze nijverheid een ware katastrofe betekenen. Tenslotte lijdt het geen twijfel dat het complex Brussel, dat 1 miljoen inwoners omvat, een natuurlijke scheuring van België eenvoudigweg verhindert. Tenzij Vlamingen of Walen het Brussels territorium zouden prijsgeven; en hiervan zal wel nooit sprake zijn.
Daarom zoekt men naar oplossingen, die zowel de integriteit van beide volksgemeenschappen, als het voortbestaan van de Belgische staat verborgen. Het definitief afbakenen van de Vlaamse en Waalse territoria, het onderwerpen van Brussel aan een bijzonder hoofdstedelijk statuut, en bovenal het losmaken van beide volksgemeenschappen uit de knel der staatscentralisatie, zijn er de hoofdkernen van. Bij het zoeken naar een concrete vorm, zullen wij geen vrede mogen nemen met een theoretische leefbaarheid van de Belgische staat, maar de meest harmonische verhouding moeten nastreven tussen de volksgemeenschappen en de staat die ze groepeert.
| |
De Europese gemeenschap
Er is tenslotte een derde grondgegeven: de evolutie naar een Europese statenbond.
De begrenzing van de onbeperkte staatssouvereiniteit ten voordele van een internationaal gezagslichaam kan niet anders, dan de decentralisatie binnen het eigen staatsverband vergemakkelijken. Daar de noodzakelijke coördinatie van de overheidsactiviteiten meer en meer zal worden waargenomen door een supranationaal lichaam, zal men des te minder de noodzaak aanvoelen van centralisatie door de staat. Het is opmerkenswaard, dat de eerste stappen op de weg naar een federaal Europa precies gezet worden op gebieden, waarvan men algemeen meende, dat zij niet vatbaar waren voor decentralisatie: steenkool- en staalnijverheid en het leger. Nu België op deze gebieden aan een hoger gezag in rechte of in feite is onderworpen, zal men zonder veel bezwaar de rol, die de Belgische staat daarbij nog kan spelen, geheel of gedeeltelijk kunnen afwentelen op ondergeschikte organen.
Het centraliserend Europees federalisme biedt uitstekende kansen voor het decentraliserend federalisme in de betrokken staten. Heel de beweging der Europese federalisten steunt op die dubbele tendenz. Kleine gemeenschappen, zoals de Friezen, de Bretoenen en de Basken, die geen leefbare nationale staat kunnen vormen, kunnen echter, in het raam van een Europese statenbond, met eigen gezagsorganen begiftigd worden. A fortiori is dit waar voor Vlamingen en Walen, die geen taalminderheid vormen in de Belgische staat, maar er gezamenlijk de substantie van vormen.
| |
Federalisme
Wanneer wij uitgaan van die drie hoofdgegevens - twee volksgemeenschappen, één staatsverband en de Europese gemeenschap - dan blijkt een federale inrichting van België de enige oplossing te zijn,
| |
| |
die de bestaande en toekomstige moeilijkheden en wrijvingen tussen Vlamingen en Walen kan uitschakelen.
Culturele autonomie van beide landsdelen is onvoldoende en niet te verwezenlijken zonder een algemene decentralisatie. Zij is ontoereikend omdat de Vlaams-Waalse geschillen zich op alle terreinen voordoen, en zelfs meer en meer het cultureel plan verlaten. Zij is niet te verwezenlijken zonder algemene decentralisatie, omdat een ware cultuurzorg van overheidswege niet een aparte activiteit is, maar haar gehele politiek moet doordrenken.
Een verreikende deconcentratie? Zij zou niet anders doen, dan de problemen geographisch verplaatsen en verspreiden, zonder ze op te lossen.
Er blijft ons slechts een algemene decentralisatie over, of, anders gezegd, een federale inrichting. Dit gezegd zijnde, beginnen pas de moeilijkheden.
Het is een historisch waarneembaar feit, dat een federale staat niet ontstaat uit een decentralisatie-tendenz, maar uit een drang naar eenheid. Wat meer is, de bondsstaat schijnt maar een mijlpaal te zijn in de evolutie van verschillende onafhankelijk staten naar één eenheidsstaat, zie de V.S.A., Zwitserland, Duitsland vóór 1918 enz. Vanzelfsprekend mag men geen rekening houden met de federale staten die hun inrichting danken aan een totalitair regime, zoals de Sovjet-Unie en Tito-Zuidslavië: daar werd immers de natuurlijke gang van zaken uitgeschakeld. Een federale staat, gegroeid uit een eenheidsstaat schijnt nooit bestaan te hebben, Dit stemt tot nadenken.
De bezwaren worden onoverkomelijk, wanneer men met federalisme in België een tweeledige federale staatsinrichting beoogt, zoals de Waalse congressen en het Vlaamse comité voor federalisme doen. Een tweeledige federale inrichting werd nog nergens verwezenlijkt: de ons bekende voorbeelden betreffen steeds een meerledig federalisme. Wij menen dat de uitleg van dit verschijnsel te vinden is in het gebrek aan evenwicht in een tweeledige bondsstaat. Wanneer het steeds de twee zelfde deelstaten zijn, die tegenover elkaar staan, met hun onvermijdelijk verschillende strevingen en reacties op vele gebieden, dan kan slechts een derde macht die conflicten neutraliseren of tenminste afronden.
Toegepast op België zou een tweeledige federale inrichting ofwel in de practijk vervormd worden tot een drieledige, waarin Brussel de derde macht zou vormen en die de Vlamingen voorgoed naar de achtergrond zou verdringen, ofwel na een korte tijdspanne maar onontkoombaar de scheuring van België met zich brengen.
| |
Provinciaal Federalisme
Uit wat voorafgaat volgt een dubbele stelregel, die men bij het uitwerken van een federale inrichting van de Belgische staat in acht zal moeten nemen:
1. de decentralisatie zal moeten geschieden zoveel mogelijk langs reeds bestaande instellingen, en liefst nog langs organen die met onze
| |
| |
politieke traditie vergroeid zijn, opdat het experiment van ons decentraliserend federalisme zou kunnen steunen op het bestaande gezagsapparaat en desnoods geleidelijk zou kunnen doorgevoerd worden.
2. de Belgische bondstaat zal meer dan twee deelstaten moeten tellen.
Aan die dubbele eis beantwoordt alleen het provinciaal federalisme. Wanneer Vlamingen spreken over de federale inrichting van België, dan verwijzen zij gaarne naar het voorbeeld van Zwitserland. Dit is inderdaad een uitstekend voorbeeld, maar het Zwitsers kantonnaal federalisme pleit precies voor een Belgisch provinciaal federalisme.
Provinciaal federalisme vermijdt het eerste bezwaar, dat gepaard gaat met het decentraliserend federalisme. De centrale staatsmacht wordt afgewenteld niet op nog te creëren instellingen, maar op organen die essentieel behoren tot de Belgische staatsstructuur, namelijk de provinciën. En zelfs sluiten wij aldus op een gelukkige wijze aan bij de traditionele structuur der oude Nederlanden.
Provinciaal federalisme vermijdt bovenal de kwade gevolgen van het tweeledig federalisme. Zoals Zwitserland vier volksgemeenschappen groepeert in 22 kantons, zo België twee volksgemeenschappen in 9 of 10 of om het even hoeveel provinciën. Die indeling in provinciën beantwoordt aan een realiteit: de Limburgse noden verschillen van de West- of Oostvlaamse, en de Luxemburger onderscheidt zich in vele opzichten van de Henegouwer.
Met de huidige partijenverhoudingen zou een tweeledige bondsstaat het midden niet kunnen houden tussen een ‘rechts’ Vlaanderen en een ‘links’ Wallonië. In de provinciale bondsstaat integendeel zouden de tegenstellingen Vlaanderen-Wallonië en rechts-links elkaar niet geheel dekken. De Provincie Luxemburg zou een Waalse rechtse provincie zijn en in de Provincie Antwerpen (beperkt tot nagenoeg het arrondissement Antwerpen, cfr. infra) zou men een linkse meerderheid, of tenminste een zeer sterke minderheid tellen. Het is tenslotte die verscheidenheid in de tegenstellingen, die de saamhorigheid der Belgische provinciën in een bondsstaat zal verzekeren.
De huidige grenzen der provinciën dienen enigermate aangepast te worden, maar dit is een detailpunt waarover wij vlug heenstappen. Nochtans een paar opmerkingen.
Er is één gebied waarop wij het Zwitsers voorbeeld niet slaafs mogen navolgen, nl. de louter historische grondslag der grenzen van de deelstaten. De Zwitserse kantongrenzen stemmen dikwijls overeen met de confessionele grenzen, maar slechts zelden met de taalgrenzen. De bestendige wrijvingen in het kanton Freiburg en de recente moeilijkheden, naar aanleiding van taaltoestanden in onderwijs en bestuur in het Franstalig gedeelte van het kanton Bern, wijzen erop dat de deelstaten beter een taalkundig-homogene bevolking groeperen. De provinciegrenzen dienen in België derhalve te worden aangepast aan de taalgrens, nadat deze definitief zal zijn vastgelegd. In België is dat meer gewenst dan elders, omdat de federale inrichting er precies bedoelt de integriteit van elke volksgemeenschap en dus ook van haar grondgebied te beveiligen, en omdat anderzijds onze huidige provinciegrenzen in hun vaak grillige en onverantwoorde loop, niet hun oor- | |
| |
sprong danken aan een aloude traditie of aan economische noodwendigheden, maar dikwijls aan loutere administratieve vergissingen en willekeur.
Het getal inwoners van elke provincie heeft enkel belang, wanneer men hun, zoals in Zwitserland aan elk kanton, een eventallige vertegenwoordiging wil toekennen in sommige bondsorganen. In België zou o.i. de billijkheid dan een nagenoeg gelijk aantal inwoners in iedere provincie voorschrijven. De Vlaamse gewesten met hun 4.577.315 inwoners (telling 1947) zouden in 6 provinciën moeten ingedeeld worden, en de Waalse gewesten met hun 2.978.951 inwoners in 4 provinciën. Deze opvatting zou dan ofwel grenswijzigingen vooropstellen bij iedere belangrijke bevolkingsverschuiving, ofwel mettertijd leiden tot een niet te verantwoorden ‘rotten boroughs’-stelsel met al de nadelen hieraan verbonden. Bovendien sluit zij de Belgische bondsstaat definitief af voor toetreding van vreemde staten of staatsdelen (bijv. het Groot-Hertogdom Luxemburg).
Daarom verkiezen wij veruit het behoud der huidige provinciën, alhoewel hun bevolkingscijfer merkelijk verschilt, met in de bondsorganen een vertegenwoordiging van elke provincie naar evenredigheid van haar bevolking. De enige grondige wijzigingen, na de aanpassing der grenzen aan de taalgrens, zouden dan betreffen: de oprichting van een federatieve provincie Brussel, omvattend de Brusselse agglomeratie, de inperking van de provincie Antwerpen tot nagenoeg het huidig arrondissement Antwerpen en de nieuwe begrenzing der provincie Brabant, omvattend nl. het overige van de huidige provincie Antwerpen en Vlaams-Brabant (Waals-Brabant zou deels aan Henegouwen, deels aan Namen worden toegewezen).
| |
De Bondsorganen
Aan de centrale instellingen zou slechts een zo beperkt mogelijke bevoegdheid mogen gelaten worden. De volgende gebieden schijnen ons, voortgaande vnl. op het Zwitsers voorbeeld, integraal te moeten behoren tot de federale bevoegdheid: 1. Buitenlandse zaken en buitenlandse handel, 2. Landsverdediging, 3. Muntwezen, 4. Economische coördinatie, 5. P.T.T., 6. Spoorwegen, 7. Koloniën. Op andere gebieden zou een beperkte federale bevoegdheid zich uitstrekken, namelijk Justitie (voor wat betreft de federale wetgeving en het Hof van Cassatie), Openbare Werken (voor wat betreft zekere werken van federaal nut met inbegrip van het groot verkeerswezen), Radio en Televisie (voor wat betreft de Rijkszendstations). Die opsomming betekent slechts een suggestie en wordt hier niet ‘ne varietur’ vooropgesteld. Het precies begrenzen van de federale bevoegdheden kan slechts verwacht worden van technici in administratieve aangelegenheden.
Binnen deze perken zouden bondsparlementen en -regering hun gezag uitoefenen overeenkomstig de huidige grondwettelijke beginselen.
Zoals wij reeds zeiden, zou elke provincie recht hebben op een aantal zetels in het bondsparlement in evenredigheid met haar bevol- | |
| |
kingscijfer. In dezelfde evenredige verhouding zou elke provincie moeten bijdragen tot de federale begroting. Op die wijze kan geheel het belastingswezen overgedragen worden op de provinciale organen.
De federale administratie zou vrijwel geheel uit tweetaligen moeten bestaan. De inkrimping van het aantal diensten en ambtenaren - direct gevolg van de decentralisatie op de provinciale organen - zal de verwezenlijking van deze regel vergemakkelijken. Eén tweetalige administratie verdient ongetwijfeld de voorkeur boven een ‘dubbele’ administratie, zoals doorgaans van federalistische zijde wordt voorgestaan. Zij is de enige die van technisch standpunt uit eenvoudig en doelmatig is, op voorwaarde dat zij alleen zaken van werkelijk algemeen belang zal te behandelen hebben. Zij heeft trouwens haar doelmatigheid in de Zwitserse bondstaat bewezen.
Hier kanten wij ons ten stelligste tegen het stelsel, verdedigd door Prof. Lamberty, waarbij de centrale administratie met haar huidige bevoegdheden behouden blijft, mits splitsing in een Nederlands- en een Franstalig bestuur, doorgedreven tot aan de top van de administratie, nl. de Ministers zelf inbegrepen. Zulk een dubbele regering en dito administratie maken het land eenvoudig onregeerbaar. De samenstelling van een regering hangt in de eerste plaats niet af van de verhouding Vlamingen-Walen, maar van een parlementaire meerderheid. Wanneer men zich even inbeeldt hoe zulk een dubbele regering er zou moeten uitzien met de thans bestaande partijverhoudingen, een rechts Vlaanderen en een links Wallonië, dan beseft men onmiddellijk, dat dit stelsel met de politieke realiteit geen rekening houdt. De grondfout in dit stelsel ligt in het samentrekken van alle gezag in de centrale organen, in plaats van de klip der Vlaams-Waalse wrijvingen door een gedurfde decentralisatie te omzeilen.
| |
De Bondsprovincie Brussel
Zoals Washington in de V.S.A. en Canberra in Australië zou de Brusselse agglomeratie een 10e provincie worden met het speciaal statuut van federaal gebied. Daar de Brusselse bevolking bestaat uit Vlamingen en Walen, dient dit statuut de rechten van beide volksgroepen te verzekeren. Men ziet dan dadelijk in, dat, waar het taalregime in Vlaanderen en in Wallonië bepaald wordt door het jus soli, er voor Brussel slechts een doelmatige regeling kan getroffen worden, door de bewoners van het federaal territorium te bekleden met een ‘subnationaal’ statuut.
Wij zetten elders reeds herhaalde malen uiteen, hoe essentieel dit subnationaliteitsregime behoort tot de grondvesten van ieder ernstig statuut voor de hoofdstad. 't Is echter evident dat dit regime onmisbaar is in het kader van een federale staatsinrichting. De officieel vastgelegde indeling der Brusselaars in Vlamingen en Walen laat toe, de bondsprovincie Brussel in te richten zonder onze democratische beginselen geweld aan te doen, en meteen zonder haar federaal karakter te schenden. De organen van de bondsprovincie zouden dezelfde zijn als die in de negen andere provinciën, maar hun samenstelling zal zó gereglementeerd moeten worden, dat Vlamingen en Walen er in zouden
| |
| |
vertegenwoordigd zijn naar evenredigheid van het getal Vlamingen en Walen, in de provincie Brussel woonachtig. Hoe kan men die evenredigheid in acht nemen, zonder aan iedere inwoner het statuut van Vlaming of Waal te verlenen? Een ‘paritaire’ stadsraad, voorgesteld door vele Vlaamse federalisten, is wel een eenvoudige oplossing, die echter geen rekening houdt noch met ons evenredig kiesstelsel noch met de partijverhoudingen die in de eerste plaats de samenstelling van een verkozen gezagslichaam dienen te bepalen. Ook in de vertegenwoordiging van de bondsprovincie in het bondsparlement moet een evenredige verhouding tussen Vlaamse en Waalse afgevaardigden bewaard blijven, wat wederom uitgesloten is wanneer men niet beschikt over het subnationaliteitsregime in de bondsprovincie.
Wanneer wij aannemen dat te Brussel Vlamingen en Walen welkom zijn en de vrije ontwikkeling van beide volksgemeenschappen op alle gebied er dient gewaarborgd te worden, dan moet men ook aanvaarden, dat de bevoegdheid van de gezagsorganen der bondsprovincie beperkt worde, althans op één gebied, nl. taal en cultuur. Vergeten wij niet, dat binnen die bondsprovincie de taalwetten onmisbaar zullen blijven, en dat men zal moeten waken op een eerlijke toepassing ervan. Vergeten wij evenmin, dat Brussel als cultuurcentrum niet of slechts in geringe mate zijn overwegende rol zal verliezen ten gevolge van een federale inrichting van België. Die domeinen moeten in laatste instantie aan het federaal gezag onderworpen zijn. Men kan ze eenvoudig onttrekken aan de bevoegdheid der Brusselse provinciale organen; men kan zich ook beperken tot het toekennen van een verbrekingsmacht in taal- en cultuuraangelegenheden aan de federale regering en het behoud van deze domeinen in de wetgevende bevoegdheid van het bondsparlement. Men kan overwegen een Minister van Brusselse zaken in de bondsregering te voorzien, en hieraan eventueel de functie van gouverneur der Bondsprovincie te koppelen.
De zorg voor de uitwerking van hogergeschetste beginselen, lieten wij echter bewust buiten dit schematisch overzicht. Het is voldoende hier de dubbele grondslag van de bondsprovincie vast te stellen: het subnationaal statuut van de inwoners en de afhankelijkheid van het federaal gezag in taal- en cultuuraangelegenheden.
| |
De Provinciale organen
Bij de provinciën zou alle bevoegdheid berusten, behalve die welke uitdrukkelijk aan de bondsorganen is voorbehouden.
Wij gaven boven een summiere opsomming van de federale bevoegdheden. Omgekeerd zou tot de provinciale bevoegdheid voornamelijk behoren alles wat wij thans begrijpen onder de departementen van Onderwijs, Binnenlandse zaken, Volksgezondheid, Arbeid, Economische zaken en Landbouw, alsmede het belastingwezen, Justitie, Openbare Werken, Verkeer enz. op provinciaal plan.
Wat de economische departementen betreft, herinneren wij eraan, dat in de federale regering een departement van Economische coördinatie onmisbaar is.
| |
| |
Inzake onderwijs zal men enkel moeilijkheden ontmoeten voor de organisatie van het Hoger Onderwijs. Er zijn verschillende mogelijkheden. Ofwel centraliseert men het officieel Hoger Onderwijs te Gent en te Luik, wat dan een interprovinciaal statuut van beide universiteiten vereist, ofwel wordt het Hoger Onderwijs, zoals in zoveel landen per faculteit verspreid over de verschillende provinciën.
De rechterlijke macht zou worden uitgeoefend door magistraten, benoemd door de provinciale organen. Elke provincie zou derhalve moeten beschikken over een volledig gerechtsapparaat tot en met een Hof van Beroep. Alleen het Hof van Cassatie zou bevoegd zijn over geheel het land en wat inrichting en benoeming betreft, afhangen van het federaal gezag.
Aan de bestaande instellingen wordt niet geraakt. Bij de provinciale raad, samen met de gouverneur, zou de wetgevende macht berusten. De Bestendige Deputatie (men zoeke liever een meer geschikte benaming) zou in naam van de Gouverneur de uitvoerende macht uitoefenen.
* * *
Tot besluit van dit overzicht, menen wij te mogen onderlijnen, dat de door ons voorgestelde hervormingen zonder uitzondering steunen op de hogergeschetste hoofdgegevens van het probleem der volksverhoudingen in België, en op de principes die er rechtstreeks uit voortvloeien. Zoals men ziet zijn gloednieuwe instellingen overbodig om ons doel te bereiken. Het Belgisch traditioneel gezagsapparaat leent zich uitstekend voor een decentralisatie van formaat. En daar alleen komt het op aan.
Langs die hervormingen zullen de Vlaamse en Waalse aspiraties naar het ruimst mogelijk zelfbestuur in vervulling gaan, tot betere verstandhouding tussen beide volksgemeenschappen in een hechter Belgisch staatsverband.
|
|