Streven. Jaargang 6
(1952-1953)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Toneelkroniek
| |
[pagina 56]
| |
waardige middelen wordt gegrepen. Deze veelzijdigheid, eigen aan ons repertoire-systeem, dat wij ondanks de niet geringe bezwaren die het meebrengt niet graag zouden missen om de grote voordelen die eraan verbonden zijn, is wel duidelijk gebleken op het einde van het afgelopen seizoen, toen het Rotterdams Toneel in doublure gegeven heeft Vondel's Maria Stuart en Wij zijn oprecht, een licht Frans blijspel van Michel Duran, de Nederlandse Comedie Aanklacht tegen een onbekende van Georges Neveux, een stuk dat althans probeert een ernstig religieus probleem te stellen, en de scabreuze klucht Een vrouw met een klein hart van Fernand Crommelynck, het Amsterdams Toneelgezelschap Donkere lente van Lesley Storm en Sophocles' Antigone, al schijnt een of ander zo waar tussen deze laatste twee stukken nog een overeenkomst te willen ontdekken door de hoofdpersoon uit de prachtige tragedie van de Griekse dichter tot een soort pathologisch geval te degraderen, wat Grace Barlow uit het eerst genoemde stuk ongetwijfeld is. Waren in de eerste jaren na de oorlog voor het toneel de Angelsaksische landen het meest gezocht, langzamerhand begint het weer een meer internationaal gezicht te krijgen. Het Rotterdams Toneel, dat in zijn samenstelling gedeeltelijk vernieuwd en versterkt op een niet onbevredigend seizoen kan terugzien, heeft zelfs bijna geen Engels werk gebracht. Het Vrije Toneel daarentegen, een goed sluitend ensemble, dat onder leiding van Cor en Anton Ruys zich een eigen plaats in ons toneelleven verworven heeft en gewoonlijk met succes blijspelen opvoert, heeft vier stukken gebracht van Engelse origine. De overige gezelschappen hebben ongeveer gelijk opgedeeld: het Amsterdams Toneelgezelschap, dat zich nog altijd de moeilijke opgave stelt werk te brengen van deze tijd, dat tevens belangrijk is, de Haagse Comedie, die zich in den Haag een flinke kern van trouwe bezoekers verworven heeft en veelal blijspelen brengt in afwisseling met enige ernstige stukken en dit seizoen veel verdiend succes heeft geoogst, Comedia, dat een kwijnend bestaan heeft geleid, en tenslotte de Nederlandse Comedie, een homogeen en sterk gezelschap, dat een stuk in alle rollen goed kan bezetten, maar dit seizoen minder heeft gegeven, dan waar het toe in staat is en men ervan mocht verwachten.
Men krijgt gewoonlijk niet de indruk, dat het vervullen van de wens om meer oorspronkelijk Nederlands werk te spelen, door onze toneelgezelschappen wordt opgevat als een zoete plicht. Amsterdam en vele andere plaatsen zagen de jaarlijkse Gysbreght van Aemstel als het gave en sterke geheel, waartoe dit stuk, voor de derde maal in nieuwe montering en opvatting gegeven, in een levendige, kleurrijke en boeiende voorstelling is uitgegroeid. Een traditie begint ook de opvoering te worden van Elckerlyc in het kader van het Holland Festival door de Nederlandse Comedie. Voor deze schone, waardige en stijlvolle voorstelling schijnt nu in de beslotenheid en stilte van het Prinsenhof te Delft de ideale plek te zijn gevonden. Een Vondelpremière bracht het Rotterdams Toneel, Maria Stuart, het meest statische en lyrische stuk van deze dichter en vrijwel zonder | |
[pagina 57]
| |
dramatische handeling. De regie van Frits van Dijk heeft geen poging gedaan om dit statisch karakter te verdoezelen. Ingetogen, sober en waardig verliep dit werk, waarin Charlotte Köhler in de titelrol haar gehoor wist te boeien. De grote toneelspeler Jan Musch, die reeds jaren lang niet meer actief aan het Nederlandse toneelleven deelneemt, nam daar officieel afscheid van met Bredero's Spaanse Brabander. In deze reeks kleurige en zwierige toneeltjes met nauwelijks een verhaal gaf de praalhans Jerolino Rodrigo hem gelegenheid ons nogmaals met zijn rijk talent te verheugen. Naast hem hield Johan Walhain in de rol van Robbeknol zich dapper staande. Als enige première bracht het gezelschap Puck Heijermans' Wijze kater. Dit boosaardige sprookje is voor ons nu een plezierige comedie geworden met een licht satyrische inslag over enkele onhebbelijkheden in de samenleving. Met Cas Baas in de hoofdrol gaf het gezelschap een levendige voorstelling van dit toch wel enigszins verouderde stuk. Door en door Nederlands is Nieuw land van Hans Tiemeyer. Ondanks zijn gebreken is het stuk boeiend geschreven en goed speelbaar. Het verdiende de reprise, die het Amsterdams Toneelgezelschap ervan heeft gebracht. Enkele leden van dit gezelschap speelden De andere wet van Maurits Dekker, waarin de schrijver het vraagstuk van de euthanasie behandelt. Over de geoorloofdheid hiervan wil hij zich niet uitspreken en dit lijkt hier reeds partij kiezen. Bovendien bleef zijn stuk in de burgerlijkheid steken. Dit is ook het geval geweest, hoe vreemd het ook moge klinken, met Oidipous en zijn moeder, waarin Max Croiset iets met Sophocles en diens Oedipus heeft uitgehaald. Het woordenrijke, quasi-poëtische werk is een onverteerbare mengelmoes, waarin men van alles vinden kan, helaas echter slechts weinig toneel en in het geheel geen tragiek. Hoogstens een ziektegeval, dat zeker niet op het toneel thuis hoort en waarin men onmogelijk kan geloven. Blijkbaar konden de medewerkers aan dit gemaniëreerd en op onnatuurlijke toon gespeelde stuk dit ook niet. De eerlijkheid gebiedt dit harde oordeel te vellen over een waarschijnlijk zeer goed bedoelde poging en een uitvoering, waaraan veel werk, zorg en kosten zijn besteed. Men kan er zich over verwonderen, dat het beroepstoneel eerst zo laat Het geheim van Dr Spencer heeft ontdekt. Bij het amateurtoneel was dit werk van Mr H.M. Planten reeds lang bekend. Het is helemaal niet iets bijzonders, maar deze aardige, vlot geschreven en goed geconstrueerde thriller zonder enige pretentie kan de concurrentie met vele buitenlandse stukken gerust doorstaan. Het Rotterdams Toneel heeft gezorgd voor een boeiende en tevens vermakelijke vertoning. Half Nederlands zou men De landauwer met zes paarden kunnen noemen van Victor Ruiz Iriarte, een Spaanse éénacter, die hier tot drie bedrijven werd uitgerekt, waardoor dit spel van droom en werkelijkheid tot een wat lang uitgesponnen, tweeslachtig geheel is geworden.
Euripides' Iphigeneia in Taurië, verleden jaar met een poging tot reconstructie in een circus gespeeld met maskers, groot koor, muziek en | |
[pagina 58]
| |
choreographie, is deze keer door de Nederlandse Comedie in een nieuwe opvatting gegeven, die niet geheel kon bevredigen omdat met de eerste nog niet radicaal was gebroken, maar die toch de meeste toeschouwers het stuk nader zal hebben gebracht dan de opvoeringen van het vorig jaar. Ank van der Moer heeft van de titelrol een prachtige creatie gemaakt. Het Amsterdams Toneelgezelschap besloot zijn seizoen met een verdienstelijke opvoering van Sophocles' Antigone, die echter niet geheel en al kon voldoen, omdat de regie de soms knappe prestaties der spelers niet in een eenheid van stijl had weten te binden. Te veel diende ook het koor nog enkel als versiersel. Met een uitstekende en terecht zeer succesvolle voorstelling van Shakespeare's Othello heeft het Rotterdams Toneel het seizoen geopend. Zonder veel ophef, experiment of vernieuwing werd door de degelijke regie een grote eenheid bereikt met voortreffelijke individuele prestaties. Ko van Dijk, een zeer gevoelig speler, gaf van de titelrol in fraaie opbouw een geladen vertolking. Frits van Dijk speelde Jago geroutineerd en virtuoos, Andrea Domburg Desdemona ingetogen en met zuiver begrip. Een werkelijk vrolijke voorstelling maakte de Haagse Comedie van De vrolijke vrouwtjes van Windsor, Shakespeare's klucht, waarin de dichter zelf zijn vroegere held Falstaff ontluistert. Door vele vernuftige regievondsten kwamen de koddige situaties en dolle verwikkelingen nog meer tot hun recht. In de met veel zorg voorbereide en in een sterke bezetting gegeven opvoering muntte Bob de Lange uit als de jaloerse Ford. Felle critiek en hoge lof heeft het Amsterdams Toneelgezelschap uitgelokt door zijn voorstelling van Molière's De ingebeelde zieke onder regie van Kees van Iersel. Met de klassieke opvatting en geijkte Molière-stijl was hier radicaal gebroken. Zeker werd hier soms te veel op het uiterlijk effect gewerkt en waren met name de costuums te bont en dol, maar de regisseur kan in de dichter zelf een goed pleitbezorger vinden voor zijn opvatting, omdat Molière in het theater op de eerste plaats de kunst zag om te behagen en in het blijspel een middel om het publiek te amuseren. En geamuseerd heeft het publiek zich bij deze voorstelling waarin Louis Saalborn als Argan onweerstaanbaar was, terwijl hij ook zijn medespelers hun kans gaf, waarvan onder vele anderen vooral Jenny van Maerlant als Toinette en enige prachtige dokters-caricaturen ruim gebruik hebben gemaakt. Groot succes behaalde ook de Nederlandse Comedie met De bruiloft van Figaro, het nog altijd sprankelende blijspel van de Beaumarchais, zelfs al vordert het vooral in het begin nog wel eens iets van ons geduld. De prestaties van de spelers verdienen in deze gesoigneerde opvoering van een kleurige en kluchtige dag vol dwaasheid meer lof dan de regie, die haar opvatting niet duidelijk wist te maken. De kersentuin, het meesterwerk van Anton Tsjechow, heeft onder regie van Peter Scharoff bij de Haagse Comedie een wel bijna volmaakte opvoering gekregen. Het werk van Tsjechow vraagt op de eerste plaats sfeer om de eenzaamheid en het ondanks alle goede wil elkaar niet begrijpen, dat deze dichter van de nederigheid en de liefde voor de mensen in zijn stukken gelegd heeft, tot hun recht te doen | |
[pagina 59]
| |
komen. Scharoff heeft alle détails bestudeerd en verzorgd zonder ooit het geheel uit het oog te verliezen en deze uitzonderlijk begaafde regisseur weet blijkbaar te bereiken, dat de voortreffelijke krachten, die ons vaderlands toneel er niet weinig bezit, zich volkomen naar zijn aanwijzingen voegen. Zodoende is een grootse voorstelling tot stand gekomen, die de beste van het seizoen mag worden genoemd, soms misschien geëvenaard door de eveneens voortreffelijke prestatie, die de Haagse Comedie geleverd heeft door de opvoering van het moeilijke en veeleisende werk van Giraudoux, Ondine, ofschoon de waarde van dit stuk natuurlijk niet met die van Tsjechow's werk kan worden vergeleken. Geen succes had dit gezelschap met Bloedbruiloft van Federico Garcia Lorca, waarin het de dichter niet is gelukt het poëtische en dramatische zo elkaar te doen doordringen, dat de hier noodzakelijke eenheid ontstaan is. Zeer gerekt en zonder leven of bezieling gespeeld maakte het stuk een lege en opgeschroefde indruk en ik zou niet durven beweren, dat dit alleen aan de opvoering lag.
Ook al is de tijd voorbij, dat het publiek in elk stuk minstens twee koningen met alle kentekenen van hun rang wilde zien optreden, dit wil nog niet zeggen, dat de romantiek dood is of dat wat men een sterk speelstuk pleegt te noemen geen succes meer zou kunnen hebben. Veel actie, grote scènes, een flinke portie sentiment, hevige pathetiek, onvervalst melodrama, wie zal durven beweren, dat dit alles niet tot het toneel behoort en geen rechten kan opeisen, mits de spelers dit soort stukken ernstig nemen en ze niet opvoeren met een knipoogje naar de zaal. En voor degenen die dit alles niet meer zo ernstig kunnen nemen, kan het soms bijna kinderlijk meeleven van een publiek, dat hevig gepakt wordt, een genoegen op zich zelf zijn en in ieder geval zullen zij het waarderen nu eens iets plezierig ongecompliceerds voor zich te zien. Volop gelegenheid tot melodramatiek biedt De passiebloem van Jacinto Benavento en volop ook is deze gelegenheid benut door het Rotterdams Toneel, dat van dit Spaanse boerendrama met heftigzinnelijke hartstocht een prijzenswaardige opvoering gegeven heeft, waarin de hoofdfiguren, op de eerste plaats Charlotte Köhler, bewezen hebben, dat zij zulk sterk spel wel aan kunnen. Ditzelfde gezelschap gaf met veel élan een opvoering van Madame Sans Gêne van Victorien Sardou en Emile Moreau, dat, met vakmanschap geschreven, op de eerste plaats als kijkspel succes had, maar waarvan ook de romantiek zelfs voor een hedendaags publiek niet schijnt verloren te zijn. Niets van wat men het keukenmeidenverhaal pleegt te noemen ontbreekt ook aan Kinderen zijn kinderen van Eduardo di Filippo, waarin bij Comedia, dat met vier andere stukkenGa naar voetnoot1) weinig of geen succes had, Magda Janssens haar gouden toneeljubileum heeft gevierd. In dit volksstuk, kinderlijk geconstrueerd en zonder enige psychologie, komen een aantal sterke speelrollen voor, recht op het publiek gericht, simplistisch maar effectief, en wordt met krasse middelen gewerkt tot op het | |
[pagina 60]
| |
einde van het stuk al deze ruwe bolsters met blanke pitten vrij onverwacht bekeerd en gelouterd voor ons staan. De hoofdrol geeft ons een primitieve volksvrouw met een gouden hart, die voor haar kinderen opkomt, bruisend, warmbloedig en gulhartig, vol energie en vitaliteit. De jubilaresse kreeg hier volop de gelegenheid haar rijk talent te ontplooien en het succes bewees wel, welk een grote plaats deze Vlaamse actrice in het Nederlandse toneelleven inneemt en hoe geliefd zij is. Met haar droeg John Gobau bij tot het welslagen van deze opvoering. Het meisje van buiten van Clifford Odets geeft het leven van een jonge vrouw, die haar beste jaren offert voor de man die zij liefheeft, een acteur van groot talent, die echter door de drank aan lager wal is geraakt. De schrijver van dit wat trage en trieste geval schuwt de effecten niet, maar weet de drakerigheid van zijn gegeven handig te camoufleren. Vooral Paul Steenbergen en Myra Ward maakten door hun spelprestaties de zeer verzorgde opvoering van dit stuk bij de Haagse Comedie tot een artistiek succes. Donkere lente van Lesley Storm, waarmee het Amsterdams Tooneelgezelschap het seizoen heeft gesloten, is een soort psychologisch drama, waarin een soms bedenkelijk drakerig element niet ontbreekt. Ook hier maakten de spelers weer meer van het stuk, dan het waard is. Volop een draak mag men M'n zoon Roy van Bruce Walker noemen, waarmee het Vrije Toneel ook eens van zijn recht gebruik heeft gemaakt om af en toe een misgreep te doen.
Zonder dat men nu onmiddellijk van een opbloei van het religieus toneel kan spreken, zijn er toch de laatste jaren een verrassend aantal stukken geschreven, waarin wijsgerige of religieuze problemen aan de orde worden gesteld. Bij toneelleiders bestaat er belangstelling voor deze werken, in ons land bij het publiek misschien nog niet veel. Als de beste voorstellingen van het laatste seizoen in Parijs worden geprezen Sur la terre comme au ciel van Fritz Hochwälder, een stuk over de opheffing van de reducties der Jezuïeten in Paraguay, en Dialogues des Carmélites van Georges Bernanos, een werk over de angst, een in onze tijd zo actueel gevoel, die hier door het geloof en de eenheid van het mystieke Lichaam van Christus wordt overwonnen. Geheel en al mislukkingen zijn de opvoeringen geworden van Aanklacht tegen een onbekende en Paul Claudel's De gijzelaar bij de Nederlandse Comedie. In het eerste stuk wordt een zogenaamd gelukkige rechter geconfronteerd met een groep mensen, die God aanklagen wegens het ongeluk dat hen heeft getroffen. De schrijver is echter niet verder gekomen dan een onrijp probleemstuk, waar hij zelf geen oplossing meer voor te bedenken wist. De profetentaal van Claudel, die moderne aandoeningen moet vertolken, op de planken brengen is zeker niet gemakkelijk. Deze voorstelling was echter zo stijlloos en onbezield, dat men de mislukking hier niet op rekening van de schrijver mag stellen. Al even weinig succes had Het hart vol sintels van André Obey bij het Amsterdams Toneelgezelschap. Een dorre tekst brengt hier veel omhaal voor niets over een minnaar zonder liefde en verliest zich verder | |
[pagina 61]
| |
bij voorkeur in uiterlijke bijkomstigheden. Men kon niets anders doen dan drie en een half uur deze woordenstroom ondergaan. Vele rollen waren bovendien toevertrouwd aan spelers, voor wie deze boven hun krachten lagen. Een klein maar aandachtig gehoor vond Een man Gods van Gabriel Marcel, door het Rotterdams Toneel gegeven in een voorstelling, die lang niet altijd de juiste toon wist te treffen. Marcel is geen toneelschrijver, zoals ook uit dit stuk met zijn negatieve strekking duidelijk is. Het bracht ons een uitstekend gespeelde rol van Ko van Dijk. Droom der gevangenen van Christopher Fry is oorspronkelijk geschreven om in een kerk te worden gespeeld, waar trouwens, zou men kunnen zeggen, het toneel ook begonnen is. In dit spel van vier in een kerk opgesloten krijgsgevangenen, die zich met bijbelse figuren vereenzelvigen en dromend worstelen met hun levensproblemen, is Fry minder exuberant van taal dan in zijn andere werken en wellicht daardoor komen zijn zwakheden hier duidelijker aan het licht. Het fragmentarische stuk mist dramatische bouw en de ideeën van de schrijver blijven vaag. De opvoering was uitstekend, maar vier van zulke dromen bleek toch voor een groot gedeelte van het publiek rijkelijk veel. Samen met deze éénacter speelde het Amsterdams Toneelgezelschap Met eervol ontslag van Terence Rattigan, het ook door de film bekend geworden verhaal van de in zijn klas en in zijn huwelijk mislukte leraar, die een ogenblik ontdooit en toch ook iets groots in zich heeft. Met kleine gebaren, spel van gelaatsuitdrukking en nuances van stem maakte Albert van Dalsum een heel bijzondere creatie van deze verbitterde, gedesillusioneerde en door het leven gehavende mens, die, omdat hij zich moeilijk kan uiten, zonder emoties schijnt te zijn en altijd straf en terughoudend te blijven. Ik aarzel geen ogenblik om het toneelstuk boven de film te stellen. Over De cocktailparty van T.S. Eliot, waarvan de Nederlandse Comedie een in regie en spel uitstekende voorstelling gegeven heeft, is reeds uitvoerig in dit tijdschrift geschreven en over Eliot en dit stuk met veel lof gesproken. Blijkbaar gaat er kracht en invloed uit van dit werk op vele moderne mensen. Waarom, is mij niet duidelijk. Mij kan deze psychiater, die zich op een wat vreemde manier met hemelse zaken bemoeit, weinig bekoren, evenmin als opzet en karakters in dit stuk, inzover tenminste hier over karakters kan worden gesproken. Een verdiend en verheugend succes heeft het Nederlands Volks Toneel behaald met zijn alleszins verantwoorde opvoering van Het Woord van de Deense dominee Kaj Munk. Het thema van het stuk is dat van het leven van deze onvermoeibare publicist, vurig belijder en rusteloos getuige tegen een op routine drijvend Christendom, eerder een persoonlijk getuigenis dan een technisch beheerste toneelschepping. Wonder, dood en geloof zijn vraagstukken waarmee Munk altijd geworsteld heeft, en nergens zegt hij zo goed wat hij te zeggen heeft als juist in dit stuk, waarin uit het geloof het wonder gebeurt, dat een dode ten leven opwekt.
In een zoals wij reeds zeiden aan goede blijspelen arme tijd kan het | |
[pagina 62]
| |
verwondering wekken meerdere stukken te zien aangekondigd als het beste blijspel van het seizoen. Het is moeilijk als zodanig te beschouwen De liefde van vier kolonels van Peter Ustinov, die meent zich alles te mogen veroorloven in dit moderne sprookje dat moet opbloeien uit de politiek en zodoende in een te veel aan vondsten verdrinkt. Het Amsterdams Toneelgezelschap heeft de knappe prestaties, die dit stuk van de spelers vraagt, echter kunnen opbrengen. Bobbeltje is een successtuk van de succesrijke schrijver André Roussin. Al is het gegeven wat mager en de oplossing zwak, toch heeft de auteur met groot vakmanschap een versleten thema gevarieerd in de verschillende reacties van een nogal verlegen jonge man, die door zijn vrouw wordt verlaten in werkelijkheid, op het toneel en in zijn droom. Het stuk heeft Comedia doen opleven, bij welk gezelschap Guus Hermus virtuoos de hoofdrol in dit werk speelt. Buitengewoon aantrekkelijk is de zeer verzorgde opvoering van Het witte schaap van de familie door L. du Garde Peach en Ian Hay, gegeven door het Vrije Toneel bij gelegenheid van zijn twaalf en half jarig bestaan. Zoals de paradoxale titel reeds doet vermoeden wordt in dit stuk voortdurend op een alleramusante en verrassende manier de wereld consequent op zijn kop gezet. Reeds eerder bracht dit gezelschap In Londen staat een huis van Michael Clayton Hutton en daarmee in een aardige voorstelling op genoeglijke wijze wat droge humor, gulle hartelijkheid en warm gevoel. Met Krakeel op het kasteel van Alan Melville gaf het vlotte verpozing. Een groot aantal opvoeringen beleefde ook Eens in de honderd jaar van Hugh Herbert bij de Nederlandse Comedie met een voor een Amerikaans blijspel opvallend intellectuele en verrassende dialoog. Met natuurlijk gemak en grappig effect speelde Kitty Janssen het loslippige jonge meisje, dat zeer openhartig over vrijwel niets anders dan liefde en sexualiteit converseert. Maxim Hamel kreeg en benutte zijn kans in Groen Koren, een ouderwets en weinig overtuigd stuk van Emlyn Williams. Alle jonge leden van het gezelschap traden naar mij voorkwam minder geslaagd op in Een engeltje van niets door Claude André Puget, de mannelijke leden ervan in Mister Roberts van Thomas Heggen en Joshua Logan, een in losse samenhang aaneengeregen verzameling bonte taferelen bij de Amerikaanse marine, waarin om het zacht te zeggen de nodige grofheden niet ontbreken. Zeer grof is ook ondanks de soms poëtische inslag Een vrouw met een klein hart. Veel plezier beleefde de Haagse Comedie en ook het publiek aan Zijne Excellentie van Dorothy en Champbell Christie met te midden van een sterke bezetting Bob de Lange in een glansrol. Een sportieve krachtmeting tussen Labour en Conservatieven geeft de auteurs gelegenheid met heel wat politiek en enigszins met beide partijen een loopje te nemen. Vooral voor den Haag zelf bleef in de zomermaanden Waarom jok je, chérie? gereserveerd, maar dit gaf zich dan ook volop gewonnen aan dit pretentieloos experiment van een blijspel met wat zang en dans. Verboden voor onbevoegden van Jean Marsan en Roger Dornès leidt ons achter de schermen om te laten zien dat toneelspelers daar nog meer toneel spelen dan er voor. Vele toespelingen op Franse | |
[pagina 63]
| |
toestanden en personen (Sacha Guitry) gingen natuurlijk verloren, maar toch had ook hier dit oppervlakkig niemendalletje veel succes. Zeer aan de oppervlakte blijft ook 't Is maar betrekkelijk van Noel Coward over de opschudding in een adellijke familie, maar vooral bij het personeel, veroorzaakt, als de zoon des huizes met een filmster in het huwelijk wil treden. Ook Liefde en zwarte kunst van John van Druten bleek niet meer dan vaardig geschreven amusant. Een mislukking werd het verouderde Victor van Henri Bernstein. Min of meer kluchtige verwikkelingen rond een bontdiefstal bracht Zibeline van Juliette Clinchard en René Sarvil, door het Rotterdams Toneel gegeven. Meer succes zal dit gezelschap ook het volgend seizoen nog wel hebben met Wij zijn oprecht om de komische kracht die Ko van Dijk hier ontwikkelt als de schilder, die het zo nauw niet neemt met de waarheid en dan terechtkomt in een gezin, dat juist zijn geluk op een soort hoge verering voor deze deugd heeft gebouwd. Veel succes had het reeds met Bonaventura van Charlotte Hasting, een onbenullig geval, dat echter het publiek zeer schijnt aan te trekken en in ieder geval het voordeel heeft Charlotte Köhler de gelegenheid te geven tot een uitstekende rol als de voor detective spelende kloosterzuster. Door de andere spelers werd zij goed ter zijde gestaan. Vannacht in Samarkand van Jacques Deval heeft iets van een blijspel, soms bijna klucht en van een drama. De aantrekkelijke Perzische legende, die P.N. van Eyck tot zijn ‘De tuinman en de dood’ inspireerde, is voor de Franse schrijver aanleiding geworden iets te schrijven wat het midden houdt tussen een tragedie en een boulevardstuk. Het ingenieuze stuk, dat hoge technische eisen stelt, werd in een goede bezetting gegeven. Een komedie noemt zich ook Het mannetje in de maan van N.C. Hunter. Het geeft het meer behandelde onderwerp van enige vergeten mensen in een triest pension, die een ogenblik opleven doordat enkele automobilisten daar stranden, maar de behandeling blijft zeer oppervlakkig en blijkbaar verwart de schrijver geluk met plezier. Het Amsterdams Toneelgezelschap gaf echter waarde aan het werk door een voortreffelijke bezetting, waarin Mevr. Royaards-Sandberg en Carla de Raet uitmuntten. De thriller van Allan Berthal De appels van Eva heeft zeer weinig te betekenen, maar geeft Enny Mols-de Leeuwe gelegenheid in zeven rollen te jongejannen. Zij doet dit technisch en dramatisch zo voortreffelijk, dat het stuk daarom overal een verdiend succes behaalde. Het werd gegeven door het Toneelgezelschap Johan Kaart.
Pover en hoogstens middelmatig was wat ons Franse gezelschappen dit seizoen in vier bezoeken brachten. Avonden waarvan men zich alleen herinnert dat men naar de schouwburg is geweest en soms zelfs dit nauwelijks, zijn niet bevordelijk om in ons land de liefde en bewondering voor het Franse toneel te doen toenemen. Het bezoek was dan ook zeer matig. Grote belangstelling bestond er daarentegen voor King Lear waarvan The Old Vic in ons land de première gebracht heeft. De meester- | |
[pagina 64]
| |
lijke regie van Hugh Hunt gaf in barbaarse pracht heel de onheilspellende en beklemmende sfeer van deze wellicht grootste van Shakespeare's tragedies. Niet de volmaakte opvoering die wij van dit gezelschap verwacht hadden, maar toch een avond belangwekkend toneel. Uitstekend was de voorstelling, door de London Studio Company gegeven van Fry's juweeltje A Phoenix too frequent.
De zakelijke en artistieke leiding van het Amsterdams Toneelgezelschap heeft in een brief aan de leden van de Amsterdamse Gemeenteraad medegedeeld zich met ingang van 31 Augustus 1953 uit die functies te willen terugtrekken. Gebrek aan plaatsruimte belet ons uitvoerig op deze quaestie in te gaan, maar een gedeelte van dit schrijven nodigt de toneelcriticus uit tot een gewetensonderzoek. Deze brief immers spreekt van evidente lichtvaardigheid en zorgeloosheid en zelfs van de zucht om andermans levenswerk te vernielen. Het de recensenten toeschrijven van deze schurkachtige bedoeling zullen wij maar stellen op de emotioneliteit waarvan deze brief getuigenis aflegt. Ik begrijp, dat het A.T.G. niet enthousiast is over de manier waarop zijn jongste benoeming is geschied. Reeds boven heb ik gezegd dat dit gezelschap zeer consciëntieus zich de moeilijke opgave gesteld heeft toneel van onze tijd te brengen, dat blijvende en geestelijke waarde heeft. Bovendien stelt men nu eenmaal bijzondere eisen aan de bespeler van de eerste schouwburg des lands. Dat de pers of een gedeelte daarvan met minder welwillendheid de prestaties van het A.T.G. beoordeelt, is een indruk, die ook ik heb, maar die moeilijk valt te bewijzen, juist als de indruk, dat men bij dit gezelschap dikwijls élan mist en de voorstellingen van een zekere lusteloosheid getuigen. Waar men de wel eens gehoorde bewering vandaan haalt, dat van Dalsum te veel katholieke stukken speelt, is mij volslagen een raadsel. Zelfs als hij er veel zou willen spelen, zou hij ze eerst zelf moeten schrijven. De critiek moet ook zeker het publiek de weg naar de schouwburg wijzen, maar dat zij dit doen moet, zoals men heeft gesuggereerd, door nooit een voorstelling om stuk of spel nogal radicaal af te wijzen, moet ik beslist ontkennen. Want dit zou het omgekeerde resultaat ten gevolge hebben. Aan goedgunstige schouderklopjes heeft ons toneel geen behoefte. Een goed stuk, goed gespeeld, zal goede recensies krijgen en, gelukkig, ook het publiek trekken. In het komend toneelseizoen zullen negen beroepsgezelschappen optreden. Met belangstelling wachten wij af, wat zij op de planken zullen presteren, want daar gaat het tenslotte om en geen recensent zal iets anders wensen, dan dat deze prestaties een voortdurende reden tot verheugenis voor hem zullen zijn. |
|