Streven. Jaargang 5
(1951-1952)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 429]
| |||||||
De hedendaagse wetenschap en het wonder te Lourdes
| |||||||
[pagina 430]
| |||||||
het medisch bureau te Lourdes, een bewerkte uitgave van een boek van R. Le Bec onder de titel: Raisons médicales de croire au miracle. Zijn houding, representatief voor die van de moderne katholieke Franse medici, is niet minder overtuigend dan die van Schleyer, en ontwapent hem daarenboven. De Franse geneesheren, die zich met het wonder bezighouden, hebben reeds vóór Schleyer de leemten van het onderzoek in het licht gesteld, en voor een groot deel zullen ze zijn bezwaren onderschrijven. Ook zij zullen nu glimlachen als ze de verslagen lezen van de beroemde pionier Boissarie, om de ijver waarmee hij zijn zieken zo afgetakeld mogelijk in de piscines liet afdalen om ze er kerngezond weer uit te laten opstijgen, en om de voortvarendheid waarmee soms uit de vaagste gegevens de stoutste conclusies werden getrokken. Die tijd is voorbij, en toch is de huidige generatie van oordeel, dat de positie van het mirakel even stevig is als ooit. De ontwikkeling van de gronden en de draagwijdte dezer opvatting zal de inhoud van dit artikel uitmaken. We zullen eerst de wetenschappelijke activiteit omtrent Lourdes nagaan, en er de resultaten van aangeven, en daarna de miraculeuze genezing zelf wat nader belichten. | |||||||
1. Wetenschappelijke bestudering van het wonderHet centrum van de contrôle en de studie der genezingen is het ‘Bureau des constatations’, dat in 1882 werd opgericht door dokter Boissarie. Feitelijk dateren de medische constateringen uit de tijd der verschijningen zelf, uit 1858, toen dokter Dozous zijn psychiatrisch rapport opstelde over Bernadette en een onderzoekingscommissie een dossier aanlegde van de allereerste genezingen. In 1862 werden alle genezingen van de eerste drie jaar nog eens grondig onderzocht en in drie klassen ingedeeld, naargelang een natuurlijke verklaring zeer waarschijnlijk, mogelijk of uitgesloten was. Van de 100 gevallen werden slechts 16 in de derde categorie ondergebracht. Hiermee was de taak van de medicus tegenover het wonder aangegeven, en het principe is sindsdien onveranderd gebleven. Daar deze commissie niet permanent was en men behoefte ging voelen aan betrouwbare en degelijke getuigenissen, gaf de bisschop tenslotte opdracht tot het oprichten van het bovengenoemd bureau. De leiding ervan berust bij een vast geneesheer, de leden zijn de dokters op doorreis, van welke gezindheid ook, die aan de onderzoekingen wensen deel te nemen. Na enkele decennia kwam men tot het inzicht dat het bureau niet meer kon volstaan voor ernstige observatie van genezingen. Daar de bedevaartganger na zijn genezing slechts enkele uren, hoogstens een paar dagen, in Lourdes kan doorbrengen, moet het geneeskundig onderzoek onvermijdelijk oppervlakkig blijven. Verdere aanvulling is dus hoogst noodzakelijk; ja, de genezene zou nog gedurende minstens één jaar moeten worden gevolgd. Daarom richtte dokter Vallet in 1925 de ‘Association médicale internationale’ op, waardoor de patiënten nog binnen het bereik van | |||||||
[pagina 431]
| |||||||
het bureau blijven nadat ze naar hun haardsteden zijn teruggekeerd. Hoe functionneert nu tegenwoordig dat apparaat, waarin het werk van de artsen te Lourdes en dat van de leden der A.M.I. elkaar aanvullen? 1. Het vooronderzoek. De hele dag door lossen de équipes op het bureau elkaar af om de aanstromende vloed van zieken te verwerken. Aan bod komen al degenen die het wensen, en zij die door de gezondheidsdienst van de bedevaart werden aangewezen. Dat vooronderzoek is slechts de afsluiting van een langdurige observatie waarvan de voornaamste etappes zijn: a. de behandelende dokter, wiens getuigschrift het eerste stuk vormt van het dossier; b. eventueel, en in verstandhouding met de eerste, de leden van de A.M.I. bij wie de patiënt altijd terecht kan voor een kosteloos biologisch, klinisch of röntgenonderzoek; c. de dokters die de groepsbedevaarten begeleiden, en die meestal hun zieken leren kennen; door hen worden diegenen aangeduid die in aanmerking komen voor een laatste onderzoek op het bureau: zij wier dossier onvolledig is, wier diagnose niet vaststaat, en verder de zwaarste gevallen bij wie het interessant is om, met het oog op een mogelijke genezing, het bewijs van de ziekte van te voren onomstotelijk vast te leggen. 2. De contrôle der genezing. Na deze technische voorzorgen treedt het bureau weer in werking telkens wanneer iemand zich aandient als genezen. Vooreerst is het zaak de bedriegers uit te schakelen. Het gebeurt immers niet zelden dat sommigen uit lagere bedoelingen of uit ijdelheid zich een document van hun genezing trachten aan te schaffen zonder ooit ziek te zijn geweest. Vervolgens komen zieken die uit de tijd voor de bedevaart, in het bijzonder over hun toestand tijdens de laatste zes weken, geen voldoende bewijsmateriaal kunnen overleggen, niet voor registrering in aanmerking. Heeft men zich terdege rekenschap gegeven van het bestaan en de aard van de ziekte, dan wordt de genezene grondig onderzocht en elke aanwezige arts kan zich persoonlijk van de ingetreden veranderingen vergewissen. Al de tot nu toe verzamelde gegevens gaan nu naar de ‘assemblée plénière du bureau’, waar het rapport ofwel terzijde wordt geschoven als het onvoldoende wordt bevonden, ofwel, als het bevredigend is, tot het volgend jaar wordt bewaard. Intussen wordt de genezene na zijn thuiskomst weer in observatie genomen, terwijl een plaatselijk lid van de A.M.I. zorgt voor de resterende getuigenissen en documenten en zo het tweede onderzoek voorbereidt. Na verloop van een jaar wordt de zieke opgeroepen, weer onderzocht, bestudeerd en bediscussiëerd. Is zijn gezondheid nog niet voldoende duidelijk dan zal men met de conclusie nog één of twee jaar wachten; zo niet dan gaat men over tot het behandelen van de laatste kwestie: of de genezing vatbaar is voor een natuurlijke verklaring. En daarmee eindigt het werk van het bureau. Ter illustratie van deze langdurige schifting volgt hier een overzicht van de werkzaamheden voor het jaar 1938. Op de honderd en zoveel genezingen die op het bureau werden gesignaleerd, kwamen er 38 voor | |||||||
[pagina 432]
| |||||||
nadere studie in aanmerking; wegens voortduren van de ziekte werden 4 dossiers van de 38 opzij gelegd. Daarnaast werden 56 zieken van 1937 en de vorige jaren onderzocht. Acht genezingen werden bevestigd, 19 gevallen naar het volgend jaar verwezen, en 29 definitief verworpen, waaronder twee wegens bedrog. Heeft een zieke nu met succes alle procedures van het onderzoek doorstaan, dan wordt zijn genezing nog niet zo maar als mirakel erkend, want een nog geduchter obstakel staat hem te wachten. Zijn dossier wordt doorgezonden naar de ‘commission médicale nationale’, wier taak nog steeds van zuiver technische aard is, maar die tevens als tussenschakel dient tussen het bureau en de ‘commission canonique’. Zonder goedkeuring van de eerst genoemde commissie wordt een zaak nooit bij de kerkelijke commissie aanhangig gemaakt. Deze laatste, in elk diocees door de bisschop benoemd en telkens voor één bepaald geval, is zo mogelijk nog strenger dan de wetenschappelijke instanties. Haar taak is het de bisschop van advies te dienen voor de uitspraak aangaande het bovennatuurlijke karakter der genezing. Bij wijze van samenvattende terugblik geven we hier het verloop van de selectie der rapporten opgemaakt tijdens het jaar 1945. Bij een eerste schifting werden 37 dossiers apart gehouden. Na een jaar werden er 11 van gehandhaafd; van deze 11 bleken er slechts vier te steunen op de nodige objectieve bewijzen om aan de kerkelijke commissie te worden voorgelegd; en deze heeft slechts twee ervan als wonderbaar laten proclameren. De slotindruk bij het beschouwen van de ontwikkeling van het primitieve bureau van 1882 tot de moderne lokalen, van de vrij simplistische constateringen tot de moderne procedure, is dat het wetenschappelijk onderzoek zich steeds nauwer rondom het mirakel heeft toegestrikt. En nog schijnt die drang naar nauwkeurigheid niet geheel bevredigd; er gaan stemmen op die aandringen op nog grotere strengheid en betrouwbaarheid. Alleen specialisten zouden de zieken mogen onderzoeken; een bekwaam secretaris zou de getuigenissen omtrent tijd, wijze en tempo van de genezing moeten verzamelen en de belanghebbende naar de voor zijn geval bevoegde specialist verwijzen. Bovendien acht men het wenselijk, dat er in Lourdes een laboratorium zal worden opgericht om b.v. dadelijk het verdwijnen van een longtuberculose te kunnen constateren door het microscopisch onderzoek van het sputum. Het ideaal schijnt niet meer zo veraf, dat elke zieke zonder uitzondering bij zijn aankomst wordt onderzocht, dat door een deskundige een feilloze diagnose wordt gesteld met aanduiding van de symptomen, dat met de grootst mogelijke wetenschappelijke zekerheid de genezing en haar duurzaamheid wordt vastgesteld, en dat tenslotte het ‘medisch onverklaarbaar’ pas wordt uitgesproken wanneer de wetenschap al de bronnen van haar vindingrijkheid heeft uitgeput. Al kan het profanerend lijken een door God verricht teken aan een dergelijk onderzoek te onderwerpen, en zich tot God slechts als tot een soort uiterste toevlucht te wenden, toch moet men erkennen dat deze wetenschappelijke contrôle belangrijke resultaten heeft opgeleverd op godsdienstig-apologetisch gebied. | |||||||
[pagina 433]
| |||||||
1. Zij heeft bijgedragen tot een merkwaardige ommekeer in de houding van de medische wereld tegenover Lourdes. Vijandigheid, afzijdigheid en lachlust hebben plaats gemaakt voor belangstelling en erkenning van de feiten. Terwijl b.v. een proefschrift, dat Lourdes in een gunstig daglicht stelde, door de medische faculteiten vroeger werd afgewezen, heeft het nu volledig burgerrecht gekregenGa naar voetnoot1). Ongelovige medici maken zich van de kwestie niet langer af van uit de verte, maar gaan ter plaatse zich op de hoogte stellen. Het medisch bureau, waar zich in 1885, dus drie jaar na de stichting, vijf geneesheren lieten inschrijven, wordt tegenwoordig jaarlijks door duizend dokters bezocht. De A.M.I., in 1925 gesticht, kende een reusachtige ontwikkeling en telde in 1939 drie duizend leden van 23 verschillende nationaliteiten. Ook het verschijnen van Schleyers boek moet worden gezien in deze mentaliteit van wetenschappelijke belangstelling en ernstig verlangen naar objectieve kennis. Slechts twee opmerkingen willen we maken. Was Schleyer nog wetenschappelijker te werk gegaan, dan zou hij vooreerst zijn overdreven wantrouwen hebben afgelegd en meer onbevangen tegenover de feiten hebben gestaan. En vervolgens zou hij niet zo lichtvaardig zijn geweest om, uitsluitend afgaande op documenten, zijn oordeel te stellen boven dat van de artsen, die zelf de zieken hebben gezien en onderzocht. De genezing van Marie Baillie (1902), het meisje met de tuberculeuze buikvliesontsteking, waar A. Carrel over spreekt in zijn Voyage de Lourdes, wordt door Schleyer niet als afdoend erkend wegens de aanwezigheid van psychogene factoren en een mogelijke vergissing in de diagnose. Dat oordeel kan geen stand houden als men daarnaast het relaas leest dat een ooggetuige als Carrel, die zeker niet van onbevoegdheid en nog veel minder van lichtgelovigheid kan worden verdacht, onder de overweldigende indruk van de feiten, en slechts na een heftig inwendig verzet heeft neergeschreven. 2. Deze strenge wetenschappelijke contrôle was nodig om het wonder te zuiveren van de uitwassen en misvormingen die het onvermijdelijk aanneemt wanneer het overgeleverd is aan volksgeloof en massapsychologie. Zij was nodig voor het aanzien van Lourdes en van het mirakel zelf. Het aantal authentieke wonderen is misschien wel minder groot gebleken, maar de enkele die na twee of drie jaar openbaar worden gemaakt zijn dan ook practisch en theoretisch onaanvechtbaar. En de Kerk is meer gebaat met één echt wonder dan met tien twijfelachtige. Deze dienst heeft ook Schleyer haar tenslotte bewezen. De 37, of zelfs de 12 genezingen die hij overhoudt krijgen een des te grotere apologetische waarde. Men notere dat Schleyer alleen genezingen bespreekt van vóór 1935. Sindsdien heeft het bureau nog heel wat merkwaardige genezingen geregistreerd met een techniek die zich steeds meer heeft geperfectionneerd. Zou Schleyers critiek, die overal het psychogene speurt, nog vat | |||||||
[pagina 434]
| |||||||
hebben op het geval van F. Pascal, een jongetje van nog geen vier jaar, dat reeds elf maanden blind en verlamd was tengevolge van een hersenvliesontsteking, en dat in 1938 te Lourdes plotseling weer normaal kon zien en zich bewegen? Hier zijn expliciete getuigenissen voorhanden van bekende geneesheren en oogartsen die hem ongeneeslijk hadden verklaard. Bij het tweede onderzoek te Lourdes, dat pas na de oorlog kon doorgaan, stelden vijftien doctoren, waaronder vier professoren, nogmaals de genezing vast. In 1949 heeft de bisschop haar officieel als wonderdadig erkend. 3. De vooruitgang van de wetenschap heeft ons ook, door de bestudering van het zichtbare en natuurlijk waarneembare resultaat van het wonder, een dieper inzicht gegeven in de physiologische structuur, het mechanisme van de genezing. En haar ontdekkingen leren ons twee dingen: ten eerste, dat het mirakel in de loop der tijden niets van zijn buitengewoon en onverklaarbaar karakter heeft ingeboet; ten tweede, dat het mirakel zozeer de orde der natuur eerbiedigt dat dit op zich zelf ons reeds overtuigt van zijn aannemelijkheid. Dit derde resultaat willen we wat uitvoeriger in een tweede deel behandelen. | |||||||
2. Nieuwe inzichten in het wonderHet meest kenmerkend symptoom van de bovennatuurlijke genezing is haar ogenblikkelijkheid, het onmiddellijk herstel der gezondheid zonder convalescentie-periode. De convalescentie is een langzame overgang waarbij het organisme zich geleidelijk zuivert van de verderfelijke kiemen en de werking van de toxinen neutraliseert, terwijl de verschillende organen hun vroegere functies hernemen. In het mirakel wordt de haard van besmetting niet geleidelijk maar plotseling gedoofd: microben worden vernietigd, fistels gaan dicht, beenderen groeien aan elkaar, en dadelijk breekt het leven zich weer onbelemmerd baan: de functies die de ziekte onmogelijk of pijnlijk maakte, worden terstond hervat, en een eetlust, die de patiënt sinds lang niet meer kende, wordt opgewekt. Dit hongerverschijnsel vooral, dat zo veelvuldig voorkomt, is het duidelijkste kenteken van de ogenblikkelijkheid der genezing. Men denkt hier onwillekeurig aan het bevel van Christus aan Jaïrus om zijn dochtertje te eten te geven, zoals het Evangelie verhaalt. Dit alles betreft nog maar de uitwendige, voor iedereen toegankelijke kant van de genezing; maar juist daaraan merkt de gewone mens het duidelijkst de tussenkomst van God. Hij kent immers te goed de gewone gang van zaken en weet ook te goed hoezeer ziekte gepaard gaat met gebrek aan eetlust om bij een plotselinge ommekeer niet geschokt en aangegrepen te worden door dat voor hem onverklaarbare. Wat leert ons echter de moderne wetenschap over de meer inwendige structuur der genezing? Het best kunnen we dat nagaan aan de hand van een voorbeeld, en we nemen daarvoor, al is het reeds oud, het geval van Peter De Rudder. Na 75 jaar maakt het nog altijd indruk, en ook de wetenschapsmens blijft er door geboeid, want in elk boek over | |||||||
[pagina 435]
| |||||||
Lourdes komt het nog steeds ter sprake. Méér dan 100 medici hebben zich met het geval bezig gehouden; in 1950 nog heeft Prof. Elaut van Gent een studie van de beenderen gemaaktGa naar voetnoot2), die in het bisschoppelijk paleis te Brugge worden bewaard. Ziehier, zeer schematisch, de feiten: acht jaar lang sleept De Rudder zich voort als een kreupele, ten gevolge van een breuk van scheen- en kuitbeen; hij geneest plotseling te Oostakker terwijl hij aan het bidden is voor het Mariabeeld. Iedereen in het dorp kende de etterende wond, wist dat het been buigbaar was onder de knie, en dat men gemakkelijk de hiel naar voren kon draaien. Drie maanden voor de genezing was De Rudder nog eens door een dokter onderzocht en drie weken er voor constateerde de huisdokter nog de abnormale beweeglijkheid zonder evenwel de zwachtel los te winden. Daags voor de bedevaart zagen verschillende mensen van Jabbeke dat de breuk en de wonde nog altijd in de oude toestand waren. En plotseling loopt nu De Rudder normaal rond; men constateert dat het verband is afgevallen, dat het gezwollen been weer zijn gewone omvang heeft gekregen en dat het op de plaats van de wonde met een blauwachtige huid is bedekt. Schleyer meent dat de vraag hier niet van medische maar van historische aard is, nl. hoe was de toestand vlak voor de bedevaart. Het zwakke punt zou zijn dat gedurende de laatste drie maanden de breuk niet meer door vakmensen was gezien. Toch stelt hij de vraag hoe te verklaren dat de vergroeiing der beenstukken in de loop van die drie maanden zou hebben plaats gehad, terwijl ze al acht jaar lang was uitgebleven. Vervolgens geeft hij toe dat vrienden en buren enkele dagen na de gebeurtenis officiële getuigenissen hebben afgelegd over wat ze daags voor de bedevaart hadden gezien. Hij besluit aldus: de genezing is - in de veronderstelling dat alles zich heeft afgespeeld zoals wordt beweerd - inderdaad onverklaarbaar. Wat moeten we daarop zeggen? Ten eerste, dat het onzinnig zou zijn de geloofwaardigheid van deze volksmensen in twijfel te trekken. Ten tweede, dat het getuigenis van deze leken in het vak in dit geval aan duidelijkheid niets te wensen over laat en evenveel waard is als een geneeskundig certificaat. Welk licht werpt nu de wetenschap, die doordringt tot het geheime leven van de cel, op deze genezing? Zij ontdekt in de beenderen niets anders dan het resultaat van een volkomen natuurlijk genezingsproces, m.a.w. de beenbreuk is niet genezen door een herstel van de vroegere toestand, maar door de vorming van een callus of beenweer, zoals dat bij elke beenbreuk geschiedt. In drie opzichten echter is deze genezing niet natuurlijk verklaarbaar: 1. De twee uiteinden die in de etterende wonde zaten waren aangetast en verrot; zij verkeerden dus in de allerongunstigste voorwaarde om weer aan elkaar te groeien. En al zou dat desondanks toch op de een of andere mysterieuze wijze zijn gebeurd, dan zou het linkerbeen korter zijn gebleven dan het rechter. | |||||||
[pagina 436]
| |||||||
2. De Rudder, die acht jaar lang zijn benen niet meer had gebruikt, zou bij een natuurlijke genezing verschillende weken nodig hebben gehad om de stijfheid kwijt te raken en weer behoorlijk te leren lopen, terwijl we hem nu terstond en heel normaal de terugreis naar Jabbeke zien aanvaarden. 3. Het meest raadselachtige is echter de vorming van de beenweer. Hoe heeft de natuur het aangelegd om de verettering der beenderen, afgezien van de verwonding der weke delen, dicht te maken? Meer bepaald: met welk materiaal is dit geschied en hoe kon dat zo plotseling? Om de leegte te vullen in het scheenbeen (ongeveer 3 cm) waren volgens Leuret 5 gr, volgens Elaut 15 gr calciumphosphaat nodig, in elk geval veel meer dan het bloed in voorraad heeft. Waar kwam dat vandaan? Men heeft allerlei hypothesen opgeworpen om ze alle als even ongerijmd weer te verwerpen. Men kan evengoed vragen waar Christus de broden en vissen vandaan haalde om vijfduizend mensen te spijzigen. Vervolgens het probleem van de tijd. Hier heeft de vooruitgang van de wetenschap het geheimzinnige van het geval alleen maar beter in het licht gesteld. De groei van cellen veronderstelt een hele serie van ingewikkelde biologische processen waar nu eenmaal tijd voor nodig is. Het calciummetabolisme verloopt zelfs bijzonder langzaam. Vóór de nieuwe beencellen zijn opgebouwd, vóór het bloed laag na laag het calcium en de phosphaten heeft afgezet en er zich aldus een callus heeft gevormd, stevig genoeg om een volwassen man te dragen, moet er minstens een maand verstrijken. Conclusie: de geleerde die in 1952 de beenderen van De Rudder in zijn handen houdt ziet alleen het resultaat van een genezing zoals er zoveel zijn: de natuur heeft zich van het natuurlijke middel dat haar ter beschikking staat, de beencallus, bediend. Maar hij staat perplex als hij bedenkt dat de tijd die zij in dit geval daarvoor nodig had oneindig korter was. En daaruit juist moet hij erkennen dat de natuur zelf hier te kort schoot: hier heeft ze van haar autonomie afstand gedaan. We waren uitgegaan van het meest sprekende aspect van het wonder: het ontbreken van de convalescende, een gevolg slechts van het ogenblikkelijke der verandering. Bij nader onderzoek is gebleken dat dit ogenblikkelijke, dit onafhankelijk zijn van de factor tijd, hét criterium is dat een genezing stempelt tot het specifieke, hoger soort wonder dat buiten een religieuze samenhang zijn weerga niet heeft. Nu rest ons nog één punt te beschouwen: de plaats van het wonder in de natuur. We vernemen hieromtrent de volgende tegenstrijdige uitspraken: ‘le miracle est comme un fait qui est à côté de la loi, mais qui ne la viole pas et encore moins la détruit’ (Cahiers Laënnec, 1949, 3, p. 17) - ‘dans le miracle ce n'est pas l'annulation temporaire, c'est la destruction de la force elle-même qui a lieu.... Le miracle va à l'encontre de toute loi naturelle déterminante. Il est donc bien plus que la suspension d'une loi, il est la destruction et l'anéantissement de cette loi naturelle’ (Le Bec, p. 14). We hoeven de emphatische uitlating van Le Bec niet al te ernstig op te nemen. Hij gebruikt alleen maar sterke termen om te zeggen dat de genezing zich voordoet in omstandigheden | |||||||
[pagina 437]
| |||||||
waarin geen mens het had verwacht en zonder zich te houden aan de gewone regel van de tijd. Kunnen we inderdaad zeggen dat er in het mirakel een natuurkracht of een natuurwet wordt te niet gedaan? Wordt er een natuurkracht te niet gedaan wanneer een dorre tak begint te bloeien? We moeten veeleer zeggen dat er aan de natuur een kracht wordt toegevoegd! Wordt de natuurkracht te niet gedaan wanneer Elisabeth in haar ouderdom nog een zoon ontvangt? Is het een inbreuk op de geschapen orde wanneer God, zoals Hij blijkbaar gaarne doet, gewacht heeft tot alle menselijke macht te kort is geschoten en alle menselijke hoop is vervlogen, om dan zelf in te grijpen en iets te bewerken wat eigenlijk heel natuurlijk is? Zo wekt ook de genezing te Lourdes bij de medicus de indruk dat God gedurende enkele ogenblikken het zieke organisme een verhoogde levenskracht, een intenser vitaliteit meedeelt, die de kiemen van het verderf overwint en een groeiproces voltrekt waar anders weken mee waren gemoeid. Kunnen we zeggen dat het mirakel tegen de biologische wetten in gaat? Als men de afhankelijkheid van de tijd een wet noemt, ja, dan komt er natuurlijk een wet in het gedrang. Maar kunnen we niet beter zeggen dat het mirakel de biologische wetten eerbiedigt, doch zich alleen onttrekt aan de gewone voorwaarden waaronder deze wetten gelden? Dit naleven door God van de wetten der natuur, ook daar waar Hij in haar gewone loop ingrijpt, schijnt vele medici te hebben getroffen. Een van hen merkt op dat er zich in Lourdes nooit iets voordoet dat ook maar in de verte aan een schepping doet denken, en hij wijst op het voorbeeld van Christus, die geen broden schiep maar vermenigvuldigde, die te Cana geen wijn uit het niet voortbracht, maar water als uitgangspunt nam. Het litteken heeft hier een diepe betekenis. In de miraculeuze genezing van wonden schijnt de ziekte bij haar vlucht nooit alle sporen achter zich uit te wissen. Wij herinneren hier aan dat onvergetelijk getuigenis van die dame, die, terwijl ze in de piscine te Lourdes een door beentuberculose aangetast kind bij het baden hielp, haar ogen niet kon geloven toen ze eensklaps daar vlak voor zich de wonde aan de hiel letterlijk zag dichtgroeien en tot een litteken ineenschrompelen. Ook bij oogziekten mag men aannemen dat er iets dergelijks plaats heeft. Een litteken in het oog vermindert de gezichtsscherpte. Welnu in Lourdes wordt bij genezing van oogziekten vaak de normale gezichtsscherpte niet meer bereikt. In deze samenhang wordt het ook duidelijk hoe onzinnig het is te verlangen dat er eens een overtuigend en sensationeel mirakel zal gebeuren zoals het weer aangroeien van een afgezet been. De auteurs over Lourdes hebben als om strijd de dwaasheid van dit verlangen uiteengezet. Voor een wetenschapsmens is het herstel van een zenuw- of beenweefsel al wonderbaar genoeg; het denkbeeld van een aangroeiend lid lijkt hem ongerijmd. God, zegt Vallet, schijnt zich te willen houden aan de medewerking van de wetten der biologie, die hij zelf eenmaal heeft vastgesteld. Welnu, voegt hij er doodernstig aan toe, er | |||||||
[pagina 438]
| |||||||
bestaat geen biologische wet volgens welke bij de vertebrata of gewervelden een dergelijke reparatie pleegt te gebeuren. ‘Bij het wonder, zegt Guardini, gaat het in het geheel niet om de opheffing van de natuurwet, maar deze wordt op een bepaald ogenblik door God opgeroepen tot een hogere dienst dan die welke zij uit zich zelf kan bewijzen; en dat is goed en zinvol, ook van de natuurwet uit beschouwd’. Van deze geestelijke betekenis en zinrijkheid van het wonder vinden we, op het physisch plan, de weerspiegeling en de afdruk in die bescheidenheid en ordelijkheid die de wetenschap in de wonderdadige genezing heeft ontdekt.
* * *
We kunnen besluiten. Omtrent het wonder te Lourdes worden door de vertegenwoordigers der moderne wetenschap twee standpunten ingenomen, die kortweg geformuleerd elkaar schijnen uit te sluiten. ‘Lourdes is onbetrouwbaar’ en ‘Lourdes heeft stand gehouden’. We hebben de feiten zelf laten spreken en gezien hoe eigenlijk Schleyers bezwaren reeds goeddeels waren ondervangen toen ze werden uitgebracht. Zijn hypercritiek en negativisme daargelaten, mogen we zeggen dat beide standpunten in de grond voortkomen uit éénzelfde drang naar exactheid en wetenschappelijkheid. Dat wordt nog veel duidelijker wanneer we beider uitgangspunten vergelijken. Een halve eeuw geleden stonden twee onverzoenlijke houdingen tegenover elkaar: enerzijds de enthousiaste en, achteraf gezien, oncritische verdediging van het wonder; anderzijds de rationalistisch vooringenomen bestrijding ervan. In onze tijd zijn, door hun grondig en belangeloos zoeken, de vroegere tegenstanders nader tot elkaar gekomen. Schleyer en Leuret hebben tenslotte beiden aangetoond, de ene door koelweg de lezer zelf te laten oordelen, de andere met een overmoedige uitdrukkelijkheid, dat er althans enkele genezingen zijn, waarvan de natuurlijke onverklaarbaarheid boven alle twijfel staat. Als we daar nog aan toevoegen dat, in al hun bovennatuurlijkheid, deze genezingen zich zo harmonisch in het gebied der natuur inpassen dat ze de hand verraden van een God die mens is geworden, dan bezitten we de twee grote ‘raisons médicales de croire au miracle’ die de bijdrage zijn van onze tijd tot de onophoudelijke wetenschappelijk-apologetische activiteit van het christendom. Als deze tijd nu maar niet vergeet dat al die bedrijvigheid slechts een betrekkelijk belang heeft, en dat het in de eerste plaats aankomt op de erkenning van het goddelijke dat zich in het teken aan ons openbaart. | |||||||
Bibliographie:
|
|