| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
NAAR aanleiding van het Sovjet-voorstel van 10 Maart om de positie van Duitsland door hereniging van beide delen te regelen hebben de ‘Grote Drie’ nadere informaties aangevraagd, waarop een onbevredigend antwoord is binnengekomen. Moskou wil geen vrije verkiezingen toelaten onder toezicht van de UNO, maar wel onder toezicht van de ‘Grote Vier’, waartussen de samenwerking regelmatig door eindeloos gerekte besprekingen gesaboteerd wordt. Het wenst evenmin de Oder-Neisse-grens, die bij verdrag van Potsdam slechts voorlopig was aanvaard, ten nadele van Polen te wijzigen. Met het oog op de sterke eenheidsbeweging in West-Duitsland hebben de Westerse verbondenen de uiterste behoedzaamheid in acht te nemen om te voorkomen, dat de Europees-denkende Adenauer ten val zou komen. Met zijn heengaan immers zou de West-Europese integratie, die geen uitstel kan dulden, vermoedelijk ten dode zijn opgeschreven. De sterk nationalistisch-gezinde socialistische partij en andere kleinere partijen, verdoofd door de Russische lokroep naar eenheid, zien er niet tegen op het behoud van Europa in de waagschaal te werpen om, hoe dan ook, een spoedige hereniging te verkrijgen. Zij verwijten Adenauer, dat hij geen oog heeft voor dit Duits belang en schrijven het lasterlijk aan zijn katholicisme toe, dat hij geen haast maakt met de hereniging van het protestantse Oosten. Sinds de Franse minister van buitenlandse zaken Schuman geweigerd heeft de Franse leden van de gemengde commissie tot onderzoek naar de democratische verhoudingen in het Saargebied te benoemen, is de positie van de West-Duitse kanselier er niet sterker op geworden. In de Bondsdag moest hij mededelen, dat de hoop op een oplossing van het Saargeschil voorlopig opgegeven was, waarop de socialistische fractie-leider Ollenhauer verklaarde, dat zijn partij niet bereid was deze prijs voor de Europese integratie te betalen. Daarop aanvaardde de Duitse Bondsdag de resolutie, dat
‘over Duits staatsgebied rechtens niet zonder Duitse toestemming kan worden beslist’. De uitslag van de verkiezingen in de Zuid-West-Duitse staat Baden, was voor de partij van Adenauer niet ongunstig. De overige partijen echter vormden een meerderheidscoalitie, die tengevolge had, dat het aantal afgevaardigden der C.D.U. in de Bondsraad 18 zal bedragen tegenover 20 der andere partijen. Politiek is dit van betekenis, omdat de Bondsraad de wetgeving van de Bondsdag kan tegenhouden en aldus het regeren bemoeilijken. Adenauer gaat intussen onvermoeid voort met te onderhandelen over de nog openstaande kwesties in de contractuele overeenkomsten om door de opheffing van de bezetting te komen tot de erkenning der Duitse zelfstandigheid, waarvoor als streefdatum 17 Mei genoemd is. Wanneer op die dag te Bonn de verdragen getekend zijn, kan de kanselier met trots wijzen op het succes van zijn Europese politiek. Op 9 Mei werd te Parijs het zesmogendheden-verdrag van de (E)uropese (D)efensie-(G)emeenschap geparafeerd: Dit verdrag heeft een ruggesteun gekregen van de Britse regering door de garantie, dat ingeval van agressie op de E.D.G. automatisch Britse militaire hulp zal verleend worden. Om de samenwerking van Frankrijk en Duitsland te consolideren heeft Acheson verzekerd, dat een dergelijke garantie ook in de V. Staten wordt overwogen. Bij het naderen van de Amerikaanse presidentsverkiezing concentreert zich daar de belangstelling minder op Europa dan op deze opwindende binnenlandse strijdvraag. Het niet onverwachte, maar plotseling bekend gemaakte besluit van Truman zich niet meer verkiesbaar te stellen heeft verwarring in de gelederen der democratische partij gebracht. Tegenover Kefauver heeft Truman als candidaat voor de partij aangewezen W. Averell Harriman, die in Europa zeer gewaardeerd wordt wegens zijn bemoeienissen met de economische en financiële herstelplannen, maar die in de V. Staten als afstammeling van een geldmagnaat minder populariteit
geniet dan
| |
| |
een opgekomen krantenjongen zou ten deel vallen. De republikeinse partij staat er met haar voorlopige candidaten Taft en Eisenhower beter voor. Op de eerste verjaardag van de SHAPE heeft generaal Eisenhower een overzicht gepubliceerd, waarin hij van de ene kant wees op de grote vorderingen van de westelijke herbewapening in Europa, maar van de andere kant aandrong op blijvende inspanning der 14 leden van de NATO, opdat tegen het einde van 1953 het machtsevenwicht met de Sovjetunie zou bereikt worden. Zwichtend voor de aandrang van zijn politieke aanhangers heeft hij besloten, in afwijking van zijn vroeger voornemen, actief aan de presidentsstrijd deel te nemen en het verzoek ingediend te worden ontheven van zijn huidig militair bevel en op non-actief te worden gesteld. Met ingang van 1 Juni zal dit verlof ingaan. Zijn plaats zal worden ingenomen door generaal Ridgway.
Sinds in Frankrijk de conservatief Pinay de teugels in handen heeft is de stroming naar rechts duidelijk waarneembaar. De socialisten zijn naar de achtergrond gedrongen en zowel bij de Gaullisten als bij de F.P.F. is verdeeldheid ontstaan. Zo kon het gebeuren, dat Pinay in de Assemblée een negental vertrouwensmoties binnenhaalde, waarbij o.a. amnestie voor belastingontduikers - ‘een geanticipeerde verjaring’ -, maatregelen tegen toekomstige belastingontduikers, blokkering van credieten voor de wederopbouw, verlaging van successierechten en een bezuiniging van 110 milliard francs op niet-militaire uitgaven werden goedgekeurd. De Raad der Republiek trachtte deze laatste post door amendementen te verminderen, maar in tweede lezing handhaafde de Assemblée de oorspronkelijke voorstellen. Had Pinay aldus de wind mee, zijn collega, M. Schuman, moest in zake Tunis tegen de stroom oproeien. Onder allerlei voorwendsels onttrok de Bey van Tunis zich aan het nemen van een beslissing. Om van de lastige resident-generaal de Hautecloque af te komen begaf hij zich naar zijn buitenverblijf. De beëdiging van een met moeite samengesteld ministerie onder Bakkoesj stelde hij uit in afwachting van het besluit, dat de Veiligheidsraad zou nemen omtrent een verzoek van Pakistan dit geschil te onderzoeken. Toen echter bleek, dat de meerderheid in deze Raad Frankrijk niet voor het hoofd wilde stoten en de kwestie dus niet in behandeling kwam heeft het Tunesische nieuwe kabinet zijn functie kunnen aanvaarden.
De nieuwe minister-president van Egypte, Hilaly Pasja heeft de Wafd-partij, die niet van corruptie vrij is, voorlopig machteloos gemaakt door de verkiezingen uit te stellen en het parlement te verdagen. Informeel nam hij de onderhandelingen met het Britse Rijk weer op. Omtrent de verdediging van het Suezkanaal is wel overeenstemming te bereiken. Moeilijker is een accoord over Soedan te sluiten. Want de Britse regering, gebonden aan de belofte dat de bewoners zelf over hun lot mogen beslissen, heeft te Londen de kwestie met de Britse gezant te Cairo, sir Ralph Stevenson en met de Britse gouverneur van Soedan, sir Robert Howe, besproken, zonder totdusver de kwadratuur van de cirkel gevonden te hebben.
Hetzelfde zou men van Triëst kunnen zeggen. Als propaganda tegen het communisme was aan Italië bij gelegenheid van de verkiezingen van 1948 door de ‘Grote Drie’ teruggave van het door hen bezette Triëst in het vooruitzicht gesteld (Zone A). Zone B, de andere helft van dit gebied, wordt beheerd door Tito. Toenmaals (1948) was Yougo-Slavië een satellietstaat van de Sovjet. Maar spoedig daarna keerde zich Tito tot de geallieerden, die om deze vriendschap hun belofte vergaten na te komen. Aan het geduld der Italianen is thans een einde gekomen. In verschillende Italiaanse steden werden grootse betogingen voor de bevrijding van Triëst gehouden. Zij hadden ten gevolge, dat de bezetters een conferentie te Londen en verkiezingen op 25 Mei beloofden. De Gasperi zal er voorstellen, dat de gehate Britse zone-commandant, Winterton, een Italiaanse assistent zal krijgen, dat lagere functies door Italianen zullen worden waargenomen en dat de aanwezige bezettingstroepen met Italiaanse troepen zullen aangevuld worden. Tegen deze eisen heeft Tito een tegendemonstratie doen houden en verklaard, dat de zone B onherroepelijk bij zijn staat behoort.
| |
| |
De dictator Franco, die door Frankrijk en Engeland meer dan de communist Tito verfoeid wordt, laat zich aan deze achteruitzetting schijnbaar weinig gelegen liggen. Hij weet, dat de V. Staten, al doen zij wel eens onvriendelijk, hem voor de consolidatie van de NATO onmisbaar achten. Met Portugal heeft hij in een onderhoud met de eerste minister Salazar de banden hechter aangetrokken. In een nota aan de leden van de internationale Raad, die Tanger bestuurt, heeft hij aangedrongen om de bevoorrechte positie aan Spanje in 1923 toegekend, maar in 1946 wegens zijn Hitler-gezindheid ontnomen, terug te krijgen. Voorlopig is er geen kans, dat hij zijn zin krijgt, al zou het alleen maar zijn, omdat ook Rusland een der contracterende mogendheden is. Gebruikmakend van de anti-Britse en anti-Franse stemming in de landen langs de Middellandse Zee, heeft de Caudillo zijn minister van buitenlandse zaken, Artajo, een rondreis door de Arabische landen laten maken, waarbij deze veel goodwill voor Spanje heeft gekweekt. De zeven eeuwen strijd, die Spanje tegen de Arabische indringers gevoerd heeft, worden makkelijk uitgewist door het feit, dat een westerse mogendheid openlijk op Arabische vriendschap prijs stelt.
| |
Nederland
Na drie weken in de V. Staten te hebben rondgereisd is H.M. Koningin Juliana, vermoeid, maar tevens opgetogen, in het vaderland teruggekeerd. De wijze, waarop Zij de belangen van Europa en van Nederland in het bizonder heeft blootgelegd voor de president, voor het Congres, voor de pers en voor zoveel andere autoriteiten, is zonder precedent. Deze ‘ambassadrice’ heeft meer misverstanden opgeruimd en meer banden aangehaald in enkele dagen dan we van de beroepsambassadeurs in jaren mogen verwachten. En Z.K.H. Prins Bernard is daarbij niet achtergebleven!
De Tweede Kamer heeft verschillende wetsontwerpen behandeld. We vermelden slechts dat op de lichtvaardige echtscheidingen, die men door verzoeningspogingen zal trachten tegen te gaan en op het vredesverdrag met Japan. Dit laatste werd noodgedwongen aanvaard, hoewel er van schadevergoeding zowel aan de Staat als aan de vele duizenden particuliere benadeelden niet in gesproken wordt. Men koestert de flauwe hoop, dat het nu reeds zo snel opkomende Japan vrijwillig iets zal bijdragen tot herstel van geleden verlies.
Mr Steenberghe heeft een Verklaring gepubliceerd, waarin hij meededeelt, dat zijn Groep tevreden is over de afloop van het vertrouwvol beraad en waarin hij onderstreept, dat de eenheid van de katholieken een zo kostbaar goed is, dat daaraan niet mag getornd worden. Hierin stemt hij overeen met prof. Romme, die ‘saamhorigheid’ in de eerste plaats stelt. Ook de andere partijen bereiden zich reeds voor op de verkiezingen. De P. v. Arbeid heeft zich uitgesproken voor een ‘smalle basis’-ministerie, terwijl mr Oud, als leider van de V.v.V. en D. de voorkeur geeft aan een ‘Derde macht’, om op die wijze de P.v.A. en, als het kan, ook de K.V.P. tot ‘matiging’ te brengen.
1-5-'52
K.J.D.
| |
België
Sinds de aanvang van het jaar is in het Parlement de oppositie van de drie minderheidspartijen strakker geworden. Kamer en Senaat hebben in het eerste trimester lange vergaderingen gewijd aan de bespreking van de verschillende begrotingen. Deze besprekingen hebben met de jaren steeds minder betekenis. Zij zijn meestal een gelegenheid voor parlementsleden van het tweede plan om de aandacht te vestigen op vraagstukken die meer rechtstreeks hun eigen arrondissement betreffen of een electorale inslag hebben. Ook is het niet bij die bespreking dat de oppositie zich doet gelden. De tenoren in iedere partij blijken meer en meer overtuigd van de nutteloosheid van het grootste gedeelte van het parlementaire werk. Op geen enkel ogenblik slaagde een der oppositiepartijen erin enige breuk of scheuring te verwekken in de rangen van de Christelijke Volkspartij. En ook bij deze partij zoekt men
| |
| |
vruchteloos naar de tactici die de gelegenheden zoeken te ontdekken waar de wegen van socialisten en liberalen een verschillende richting uitgaan. Ondanks de speldeprikken en de kortstondige vlagen van agitatie van enkele rumoerige oppositieleden was het parlementaire spel dan ook eerder eentonig en loont het nauwelijks de moeite er veel aandacht aan te wijden.
* * *
De bekommernissen van de oppositie blijken, nu de gemeenteverkiezingen voor de deur staan, zich meer en meer te concentreren rondom twee aangelegenheden: kritiek op de militaire inspanning van het land; instandhouden van alle gevolgen der repressie. Door gestadige actie op deze plannen zoekt men in het land een gevoel van onbehagen te scheppen en elk initiatief vanwege de regering in een verdacht daglicht te stellen.
De actie tegen de 24-maanden dienst waarvoor alle socialistische organisaties zich hebben ingezet heeft een meer populair en demagogisch karakter gekregen. Handtekeningen werden ingezameld ten einde de volksopinie te beroeren en alle burgers rechtstreeks bij de actie van de partij te betrekken.
Het is in de grond een zeer pijnlijk geval dat in een periode waarin ieder overtuigd is van de noodzakelijkheid van een buitengewone inspanning, in het land de indruk wordt gewekt dat die inspanning doelloos is, dat de militaire uitgaven niet verantwoord zijn, dat alle financiële moeilijkheden met een slag kunnen opgelost worden indien men snoeit in de defensiebegroting. Men kan de vraag stellen of de regering een genoegzame inspanning deed om de burgers te overtuigen van het levensbelang van de bewapening. Het is zeker spijtig dat de regering Pholien van de aanvang af de oppositiepartijen niet voldoende bij het defensieprogram heeft betrokken. Maar dat verantwoordt allerminst de geest die door de socialistische partij onder de bevolking wordt aangekweekt. Sprak niet een socialistische woordvoerder in de Kamer van ‘uitzinnige bewapening met het oog op een denkbeeldige oorlog’? Het is te hopen dat deze taal die ongestraft mocht gevoerd worden, achteraf niet blijkt zelfmoordtaal te zijn geweest.
* * *
Als de regering beoogt de normen der rechtvaardigheid te herstellen, daar waar in de roes van de na-oorlogse repressie soms schromelijk daaraan afbreuk werd gedaan, ontmoet zij de drie oppositiepartijen op haar weg. Zowel op het gebied van de administratieve epuratie als op dat van de gelijkvormigheid van de straffen en hun aanpassing aan de zwaarte van het misdrijf waren de initiatieven van de regering eerder traag en schroomvallig. Dit heeft niet belet dat elke maatregel of zelfs de aankondiging van een maatregel geweldige reacties in linkse kringen uitlokte.
Een dergelijke houding is onjuist. Men mag hierbij nooit uit het oog verliezen dat ten aanzien van de repressie een zeer verschillende geestesgesteltenis bestaat in het Vlaams en in het Waals gedeelte van het land. Terwijl men in Vlaanderen bereid is de spons te halen over het verleden in zover men althans staat voor geen al te erge gevallen, en terwijl men herstel wil voor de onschuldig of te zwaar getroffenen, geeft men er in Wallonië de voorkeur aan over het verleden niet meer te spreken. Voor de meeste Walen moeten de geëpureerden eenvoudig uit de gemeenschap blijven en de gestraften zonder meer hun straf uitzitten. Men begrijpt dat een dergelijke uiteenlopende en tegenstrijdige opinie het voor elke regering moeilijk maakt een door allen aanvaardbare politiek te voeren.
Daardoor krijgt dit vraagstuk dan ook spoedig een emotieve inslag en men stelt dit reeds vast bij de parlementaire behandeling van een zo redelijk als gematigd voorstel als dat van de Heer Degrijse. Dit voorstel beoogt niets anders dan een gelijke behandeling tot stand te brengen wat betreft de schadevergoeding die door de krijgsgerechten aan de Staat werd toegekend wegens feiten van incivisme. Terwijl men, bij wijze van genademaatregelen, zoveel mogelijk de eigenlijke straf in verhouding zoekt te brengen tot het gepleegde misdrijf, past het dat dit ook met de schadevergoeding,
| |
| |
die vaak op zeer willekeurige wijze werd vastgesteld, geschiede. Er kan geen spraak zijn dat een regering daarin geen standpunt zou kiezen en dat zij het voorstel van dhr Degrijse niet zou doorvoeren. Maar inmiddels zijn reeds maanden verlopen en men begrijpt dan ook het ongeduld dat vooral in Vlaamse intellectuele kringen heerst.
* * *
Wanneer men zoekt naar de oorzaken waarom de regering Pholien in Januari l.l. aftrad, moet men teruggaan naar de beslissingen die, op 20 October 1951, door de Algemene Paritaire Raad in sociale aangelegenheden werden genomen.
Deze beslissingen behelsden wetgevende maatregelen van zeer uiteenlopende aard, zoals de regeling der pensioenen, het bijkomend verlof en zelfs de verlenging van de huishuurwet. Het feit dat de toezeggingen van de regering herhaalde interventies van het Parlement uitlokten, veroorzaakten aldaar een gevoel van wrevel en ontevredenheid waaraan de regering Pholien bezweek. Dit aftreden loste in de grond zeer weinig op, daar de Minister die men verantwoordelijk achtte voor het uitblijven van de wet tot taxatie van buitengewone winsten, Eerste-Minister werd, en de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, die in de ogen van de meesten de grootste schuld droeg in de ‘capitulatie’ van 20 October, verder hetzelfde departement bleef beheren. Dit dubbele feit maakte het de regering moeilijker als scheidsrechter op te treden bij de sociale moeilijkheden welke in April ontstonden en begin Mei, na moeizame onderhandelingen, opgelost werden.
Ook deze moeilijkheden hadden hun oorsprong in een beslissing van 20 October, waarbij de regering op zich nam aan de arbeiders, gedurende zes maanden, een vergoeding uit te keren van 0,50 fr per uur. Op één Mei verviel deze vergoeding. Een maand tevoren zetten de syndicaten, zowel het socialistisch als het Christelijk Vakverbond zich in beweging om deze premie verder door de patroon te laten uitbetalen of althans een redelijke compensatie te verkrijgen. Een nieuw feit in onze politiek was het samengaan van christelijke en socialistische vakorganisaties op een zelfde front. In de kringen der Christelijke Volkspartij wekte dit samengaan enige ergernis. De aanleiding tot dit samengaan was voornamelijk het feit dat het Algemeen Christelijk Vakverbond geen genoegzaam vertrouwen had in de huidige regering en de overtuiging had dat deze andermaal bij de eerste door de socialistische vakbonden verwekte beroering, tot concessies zou geneigd zijn. Op het ogenblik dat wij schrijven, wijst alles er op dat een regeling tussen werkgeversorganisatie en vakbonden zal gevonden worden, en dat voor een korte tijd althans, het land van sociale beroeringen zal gespaard blijven.
A. VANHAVERBEKE
|
|