Streven. Jaargang 5
(1951-1952)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |||||||||||||
I. De Ommekeer6 December 1941. Pearl Harbour. Japan opent op verraderlijke wijze de vijandelijkheden tegen de Angelsaksische mogendheden. 10 Augustus 1945. Japan capituleert onvoorwaardelijk. 8 September 1951. Negen en veertig landen, waaronder de Angelsaksische, ondertekenen te San Francisco een vredesverdrag met Japan. Dezelfde dag sluiten Japan en de U.S.A. een veiligheidspact. Was er ooit een snellere ommekeer in de geschiedenis? Handelend over de ‘afrekening met Japan’ schreef Walter Lippmann in 1944: ‘Het doel van Amerika zal bereikt zijn als Japan niet meer in staat is zijn strijdkrachten te herstellen’. En verder: ‘Wij hopen dat de hervormingen ver genoeg zullen gaan, dat zij de sociale en culturele orde van het Japanse feudalisme en imperialisme zullen revolutionneren’Ga naar voetnoot1). Quantum mutatus ab illo! De U.S.A. sturen thans aan op herbewapening van Japan en komen terug op de aanvankelijke krachtdadig doorgezette ontbinding van de zogenaamde ‘Zaibatsoe’ - de familieconcerns die het economisch en financieel leven van Japan practisch in handen hadden en grote politieke invloed uitoefenden. Toch mag niet worden gezegd, dat Walter Lippmann de huidige gang van zaken niet voorzien heeft. ‘Want, zo schreef hij, als er een ernstig conflict mocht ontstaan tussen die grote mogendheden (Rusland, China en de U.S.A.), dan bestaat er vrijwel zekerheid, dat een of meer, een poging zullen wagen om Japan te steunen.... om zijn militaire macht te herstellen omdat het dan de sluitsteen van het machtsevenwicht onder de verdeelde bondgenoten zal vormen’. En - ‘er kan onder de drie landen een ernstig conflict ontstaan aan de lange grens tussen China en Rusland of in het bevrijde Korea, dat een teer punt is, omdat het een zwak punt is’. ‘De afrekening met Japan kan vergeleken worden met een stoel met drie poten die niet meer rechtop zou kunnen staan als een der drie mogendheden haar politiek ten opzichte van Japan mocht wijzigen’. De gebeurtenissen bevestigen schitterend de prophetische overwegingen van Walter Lippmann.... hoewel de gedachte dat de U.S.A. zelf hun politiek t.o.v. Japan zouden wijzigen toen bij hem waarschijnlijk niet is opgekomen. | |||||||||||||
II. Het vredesverdrag met JapanDe voorbereiding van het vredesverdrag met Japan duurde vier jaar. Reeds in Juli 1947 lokten de U.S.A. gedachtenwisselingen uit onder de natiën, die in de oorlog tegen Japan betrokken waren. Allerhande opwerpingen werden gemaakt vooral door de U.S.S.R. die zowel de te volgen procedure als de toepassing der Caïro-, Potsdam- en Yalta-verdragen betroffen. De U.S.A. gaven echter als hun mening te kennen, dat geen enkel verdrag aan een natie het recht had toegekend gebruik te maken van een | |||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||
bestendig veto tegen het sluiten van een vredesverdrag. Begin 1950 werd John F. Dulles belast met het openen van preliminaire besprekingen met Generaal Mac Arthur en met de Japanse leiders. De heer Malik werd tevoren daarvan op de hoogte gesteld. Eind Februari was een ontwerp van verdrag klaar. De Sovjet-Unie weigerde zich daarover uit te spreken. Een accoord kwam echter tot stand tussen de U.S.A. en Groot Brittannië. De U.S.A. drongen niet aan op de ondertekening van het verdrag door de Chinese Nationalistische Regering; Groot Brittannië zag er van af de Regering van Peking te raadplegen. En zo kwam het dat het Chinese volk, dat twaalf jaar lang bittere strijd voerde tegen Japan en meer dan alle andere volken onder deze strijd geleden had, bij het sluiten van het vredesverdrag niet vertegenwoordigd was. Wel waren vertegenwoordigd Rusland, Polen en Tsjecho-Slowakije.... die overigens tegen stemden. De 49 andere van de 52 aanwezige landen stemden vóór. Ziehier de voornaamste bepalingen van het vredesverdrag: De volledige souvereiniteit van het Japanse volk over Japan en de territoriale wateren wordt door de geallieerde mogendheden erkend. Japan erkent de onafhankelijkheid van Korea en doet afstand van Formosa, de Pescadoren, de Kurillen, Sachalin en van alle vroegere rechten op het Aziatisch vasteland. Geen noemenswaardige herstelbetalingen noch beperkingen op militair, politiek of economisch gebied worden opgelegd. - Aan de bezetting wordt een einde gemaakt doch ‘niets belet de legering van buitenlandse troepen op Japans grondgebied krachtens bilaterale of multilaterale verdragen gesloten of te sluiten tussen een of meer geallieerde mogendheden aan de ene kant en Japan aan de andere kant’ (art. 6). Men mag aannemen dat dit edelmoedig vredesverdrag aan de verwachtingen van Japan beantwoordt, zoals die overigens begin 1951 door de Premier Shigeru Yoshida werden uitgedrukt. Toen reeds gaf Yoshida ook uiting aan de wens van zijn land toe te treden tot de U.N.O.: ‘Ik herhaal het, ik hoop dat tengevolge van het verdrag, Japan in de U.N.O. zal kunnen opgenomen worden. We zijn bereid en ongeduldig om toe te treden, om ons deel geheel op ons te nemen en om zo nodig offers te brengen voor elke vorm van internationale samenwerking onder de auspiciën van de Verenigde Naties, ten einde de veiligheid in de Pacific en de veiligheid van Japan te verzekeren’. Ook aan deze wens zal blijkbaar voldoening worden gegeven. Doch in afwachting van het moment, dat die in vervulling gaat, legt het vredesverdrag aan Japan verplichtingen op: Japan gaat de verbintenis aan ‘de U.N.O. volledige steun te verlenen bij elke actie die in overeenstemming met het Handvest zal worden ondernomen en zich te onthouden van bijstand aan iedere staat tegen welke de U.N.O. preventieve of dwingende maatregelen mocht treffen’. | |||||||||||||
III. Doel van het vredesverdragWelk doel hebben de U.S.A. bij het sluiten van dit edelmoedig vredesverdrag nagestreefd? Het officieel antwoord daarop wordt verstrekt door John Foster Dulles zelf, bijzonder afgevaardigde van President Truman, belast met de onderhandelingen in verband met het Japanse vredesverdrag en andere veiligheidspacten in de Pacific. Het vredesverdrag beoogt twee grote doeleinden. Vooreerst wil het een einde maken aan een oude oorlog, op een manier die geen nieuwe oorlog zal verwekken. Daarom werd elk spoor van haat of wraak geweerd, elke vernedering vermeden, en op verzoening aangestuurd. Aan de fatale kringloop: overwinning, vrede, oorlog, moet een einde worden gemaakt. De geschiedenis zal uitwijzen of zulks inderdaad het geval zal zijn, maar niets in het vredesverdrag zal Japan aansporen om zich tegen de overwinnaars te keren, zoals Duitsland deed na de eerste wereldoorlog. Vervolgens - en dit is een veel lastiger taak - beoogt het verdrag van Japan, de verslagen vijand, een actieve partner te maken bij de opbouw van een collectief veiligheidssysteem in de Pacific tegenover een nieuwe aanvalsdreiging, die zich reeds deed gevoelen voordat de oude oorlog formeel beëindigd was. Japans strategische positie en zijn industrieel en menselijk potentieel zijn van die aard, dat werkelijke | |||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||
veiligheid in de westelijke Pacific ondenkbaar is zonder zijn oprechte wil om de vrije wereld te steunen. Deze wil nu bestaat, dank zij Amerika's edelmoedige houding: ‘De vredesvoorwaarden hebben aan het Japanse volk het onverwacht vermogen geopenbaard van de vrije wereld, om haar lagere gevoelens te beteugelen’ (J.F. Dulles). De U.S.A. hebben begrepen dat, wil ze duurzaam zijn, een keuze of een belofte vanwege Japan in volle vrijheid moet worden gedaan. ‘Indien Japan dit wenst, kan het deel uitmaken van een collectief veiligheidssysteem. Maar deze keuze wensen de U.S.A. aan Japan niet op te leggen. Alleen nodigen ze dit land daartoe uit. De keuze moet die van Japan zelf zijn’. Die keuze werd onmiddellijk in daden omgezet. | |||||||||||||
IV. Het veiligheidspact U.S.A.-JapanDe dag zelf waarop het vredesverdrag werd gesloten, tekende de Japanse Premier Yoshida het bilateraal Amerikaans-Japans veiligheidspact. Krachtens dit pact zullen U.S.A.-zee-, lucht- en landstrijdkrachten met Japanse ‘facilities’ gecombineerd worden, ten einde de internationale vrede en veiligheid in het Verre Oosten te handhaven en inzonderheid de veiligheid van Japan te verzekeren. De U.S.A. verkrijgen daarbij uitsluitend het recht strijdkrachten in Japan te stationneren, hoewel ze zich daartoe niet verbonden hebben. Zij wensten namelijk geen verbintenissen aan te gaan, tenzij op basis van wederkerigheid. In het veiligheidspact komt een clausule voor krachtens welke ‘binnenlandse troebelen op grote schaal (in Japan) tengevolge van instigatie of interventie van een vreemde mogendheid of mogendheden’ met ‘gewapende agressie van buiten’ worden gelijkgesteld. De U.S.A.-strijdkrachten in Japan mogen - op uitdrukkelijke aanvraag van de Japanse Regering - zulk een onrechtstreekse agressie helpen weren. Deze clausule heeft critiek uitgelokt. Zouden de Regeringen van de U.S.A. en van Japan geen overleg kunnen plegen om een politieke macht te handhaven tegen de wil van het volk in? Het spreekt vanzelf dat misbruik op dit gebied theoretisch mogelijk is. Doch hoeveel groter is niet het gevaar dat Japan hulpeloos wordt overgeleverd aan communistische agitatie? De souvereiniteit van Japan, die door het vredesverdrag erkend wordt, heeft slechts inhoud in zo ver ze kan verdedigd worden. Japan, physisch, wettelijk en psychologisch ontwapend, is thans niet in staat om zich zelf te verdedigen. Alleen een U.S.A.-Japans Veiligheidspact kon aan de herworven souvereiniteit ware betekenis verlenen. Dit veiligheidspact is de natuurlijke aanvulling van het Japans vredesverdrag. | |||||||||||||
V. De veiligheidspacten U.S.A.-Australië-Nieuw Zeeland-PhilippijnenHet is echter duidelijk, dat het probleem van het machtsevenwicht in het Oosten hiermede niet is opgelost, en dat evenmin de collectieve veiligheid in de Pacific hiermee is verzekerd. Het grootscheeps diplomatiek offensief van de U.S.A. in de Pacific werd daarom voltooid door het sluiten van veiligheidspacten met Australië, Nieuw Zeeland en de Philippijnen. De partijen verklaren daarin dat ‘gewapende agressie in het gebied van de Pacific tegen onverschillig welke der ondertekenaars als gevaarlijk zal worden beschouwd voor hun eigen vrede en veiligheid’. De terminologie doet denken aan de Monroë-doctrine; zij werd gekozen om het constitutioneel debat te vermijden, waartoe in de U.S.A. het Noord Atlantisch Pact aanleiding heeft gegeven. Daarin werd namelijk bepaald dat ‘een gewapende agressie tegen een der partijen als agressie tegen al de partijen zal worden beschouwd’. Dit laatste impliceert de verbintenis van de President, strijdkrachten te gebruiken voor de verdediging van Europa, alsof het de U.S.A. zelf gold, hetgeen hem, naar het oordeel van het Congres, al te veel verantwoordelijkheid toekent. Het was ongewenst dit debat opnieuw uit te lokken. In de pacten met Australië, Nieuw Zeeland en de Philippijnen wordt onder het begrip ‘agressie’ verstaan niet alleen elke aanval op het grondgebied van een der partijen maar ook de aanval op in de Pacific vertoevende strijdkrachten van een der | |||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||
partijen - o.m. dus de aanval op in Japan gestationneerde Amerikaanse strijdkrachten. Hieruit moge blijken hoe nauw bewuste pacten bij het Japans vredesverdrag aansluiten. | |||||||||||||
VI. Het statuut van FormosaDeze reeks pacten wordt aangevuld door de publieke verklaring van President Truman dat de U.S.A. geen wijziging door geweld van het huidige statuut van Formosa - zetel der Chinese Nationalistische Regering - zullen dulden. Dienovereenkomstig werden uitdrukkelijke instructies aan de Amerikaanse vloot van de Pacific verstrekt. Wijziging van dit statuut, ten voordele van Communistisch China, zou inderdaad een gevaarlijke lacune scheppen in de verdedigingsgordel langs het Aziatisch vasteland. | |||||||||||||
VII. Waarom geen Pacific-pact?De vraag rijst nu, waarom dit ingewikkeld systeem van afzonderlijke verdragen, pacten en veiligheidsmaatregelen niet veeleer de vorm heeft aangenomen van een homogeen Pacific-Pact, dat de tegenhanger zou zijn in het Oosten van het Noord-Atlantisch Pact in het Westen. Aangevuld door een pact, dat de vrije landen van het Midden-Oosten zou groeperen en gesteund door de georganiseerde volkeren van Noord en Zuid Amerika - welke laatsten onlangs tot het Pact van Rio zijn toegetreden - zou aldus een wereldomvattend systeem van regionale verdragen tot stand zijn gekomen, dat als een gigantisch ‘cordon sanitaire’ de communistische wereld zou omknellen. Wat het verre Oosten betreft, bleek een dergelijk pact voorbarig om politieke en psychologische redenen. | |||||||||||||
a. De oude vrees voor JapanDe voornaamste daarvan is de afkeer, die de volkeren van Australië en Z.O. Azië gevoelen voor een veiligheidspact waarbij ook Japan zou zijn aangesloten. De Japanse aanval en de Japanse bezetting ligt nog vers in ieders geheugen. Daarom is de vrees voor een nieuwe Japanse aanval groter dan die voor een Chinese of Russische agressie - die bedoelde volkeren nooit ondergaan hebben. In het stationneren van Amerikaanse strijdkrachten in Japan zien ze meer een bescherming tegen Japan dan tegen China en Rusland. Psychologisch kan momenteel een ‘alliantie’ met Japan moeilijk worden gerechtvaardigd. Op politiek en economisch gebied bevindt Japan zich in het Oosten zo ongeveer in de positie van Duitsland in het Westen. Beide landen beschikken over een aanzienlijk economisch en militair potentieel. Beide hebben blijk gegeven van agressief imperialisme en hun buurstaten jarenlang overheerst en uitgebuit. Beide hebben bittere herinneringen nagelaten. Beide boezemen nog steeds groot wantrouwen in. Men is er zich te zeer van bewust dat, zodra ze in de gelegenheid zouden gesteld worden hun militaire en economische macht opnieuw op te bouwen, zij in korte tijd hun positie van machtsoverwicht zouden herstellen. | |||||||||||||
b. Het oude wantrouwen t.o.v. het WestenVoor landen als Indonesië en Birma viel daarenboven de verlossing van de Japanse bezetting nagenoeg samen met de bevrijding van het koloniaal systeem. Zij wensten daarom evenmin bindende verhoudingen met Japan als met de westerse mogendheden, die nog steeds van koloniaal imperialisme worden verdacht. Tot die landen kon een eventueel Pacific-Pact zich bijgevolg evenmin uitstrekken. | |||||||||||||
c. De beperkte Amerikaanse middelenDe U.S.A. zelf wensten geen verbintenissen aan te gaan die hun - ten slotte ook begrensde - mogelijkheden te boven gingen, vooral wat betreft de militaire verplichtingen in de vorm van landstrijdkrachten. Veiligheidspacten werden daarom alleen gesloten met eilanden wier verdediging grotendeels met zee- en luchtstrijdkrachten kan | |||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||
worden verzekerd. Dit betekent niet dat het hierbij blijven zal. Er zal verder gestreefd worden naar een sterker en meer omvattend systeem in het gebied van de Pacific. Intussen is echter het reeds bereikte resultaat in de vorm van afzonderlijk afgesloten verdragen als een diplomatiek succes van het Westen en inzonderheid van de U.S.A. te beschouwen, een succes dat de bekroning is van vier jaar lang volgehouden inspanning. | |||||||||||||
VIII. Overwonnen weerstandenDe weerstanden die overwonnen moesten worden kwamen niet het meest van de kant van de U.S.S.R. en van China. De U.S.A. waren vast besloten een veiligheidssysteem op te bouwen zonder de toestemming af te wachten van de communistische staten wier optreden juist aanleiding en oorzaak is van een dergelijk systeem. De opwerpingen kwamen vooral van geallieerde mogendheden en niet het minst van natiën die zelf het meest bescherming nodig hadden. | |||||||||||||
a. Van Groot BrittanniëWeerstand van Groot Brittannië dat er op aandrong om de Regering van Peking in de besprekingen over het vredesverdrag te betrekken. Het vreesde inderdaad de betrekkelijke verstandhouding met het China van Mao Tse Toeng (dat wel door Groot Brittannië, echter niet door de U.S.A. werd erkend) en zijn stoffelijke belangen in dit land in het gedrang te brengen. Meer nog was het beducht voor de gevaarlijke Japanse mededinging waaronder het vóór wereldoorlog II sterk te lijden had. De heropleving van de Japanse textielindustrie hangt namelijk als een waar Damocles-zwaard boven Lancashire. Vooral indien van economische samenwerking met China wordt afgezien, dreigt het materieel herstel van Japan, dat zowel voor het betrekken van grondstoffen, voornamelijk van kolen, als voor de verkoop van afgewerkte producten gedeeltelijk op China is aangewezen, op grote moeilijkheden te stuiten, moeilijkheden die onvermijdelijk zullen leiden tot verscherpte mededinging met de Britse industrie. Deze laatste schijnt zich slechts te kunnen verdedigen, door zich toe te leggen op producten van hogere kwaliteit. Doch die uitweg is gedeeltelijk illusoir geworden door de toepassing in Japan van de modernste Amerikaanse productiemethode, waardoor de kwaliteit van bepaalde Japanse artikelen de Britse reeds overtreft. | |||||||||||||
b. Van IndiaWeerstand ook van India dat weigerde aan de Conferentie te San Francisco deel te nemen en het vredesverdrag mede te ondertekenen. India is van oordeel, dat het verdrag zijn doel mist, daar het aan Japan niet de gelijkwaardige plaats verleent, die het in de gemeenschap der vrije volkeren toekomt. Het betreurt ook, dat niet aan alle landen, die bij het handhaven van een stabiele vrede in het Verre Oosten belang hebben, de gelegenheid werd gegeven om het verdrag goed te keuren; dat Amerikaanse strijdkrachten in Japan verder zullen kunnen stationneren; dat geen schikkingen werden getroffen om Formosa aan China terug te geven. India koestert evenwel het plan een afzonderlijk verdrag met Japan te sluiten zodra zulks mogelijk zal blijken te zijn. | |||||||||||||
c. Van AustraliëWeerstand van Australië, dat de bitterste herinnering bewaard heeft aan de oorlog met Japan: invasie van Nieuw Zeeland, ernstige bedreiging van Australië zelf, verlies van een vierde van het totale expeditiecorps te Singapore; pijnlijke krijgsgevangenschap; wreed, soms onmenselijk optreden van de bezetter. Dat Australië zich met klem tegen herbewapening van Japan heeft verzet en sterk op herstelbetalingen heeft aangedrongen - al was het maar ten voordele van oud-krijsgevangenen of oorlogsweduwen en -wezen - is begrijpelijk. T.o.v. de vastberaden houding van de U.S.A. en later ook van Groot Brittannië, heeft het zich ten slotte bij het onvermijdelijke neergelegd - wel bewust van het nutteloze van elke diplomatieke weerstand, gezien | |||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||
de (ook in Australië begrepen) beweegredenen, die aan de Amerikaanse en Britse politiek in het Verre Oosten ten grondslag liggen. | |||||||||||||
IX. De kern van de kwestieHoe hard het hun zelf ook moet gevallen zijn, hoe zwaar ook de druk moet geweest zijn die zij op hun bondgenoten en bevriende natiën hebben uitgeoefend, de U.S.A. hebben ditmaal ten volle hun verantwoordelijkheid in zake het behoud van de vrede en de organisatie van een veiligheidssysteem in het Oosten opgenomen en vastberaden een doelbewuste politiek tot in haar uiterste consequenties doorgedreven. Zij hebben daarbij de kortste, de stoutste doch misschien wel de enige weg ingeslagen, die leidt tot het herstel van het thans bedreigde machtsevenwicht in het Verre Oosten. Zij hebben gemeend, dat er te veel op het spel staat, om halt te kunnen houden bij het verleden, bij handelsbelangen, bij herstelbetalingen, bij sancties, bij overwegingen van psychologische of zelfs van morele aard. Hoofdzaak is thans, achter het scherm van de Amerikaanse strijdkrachten, de economische en in zekere mate ook de militaire macht van Japan te doen herrijzen, ten einde de inwendige orde aldaar te handhaven, de materiële welvaart te verzekeren, zonder dat het land van de communistische mogendheden zou afhangen, het politiek prestige voldoende te herstellen om de hegemonie van China in het Verre Oosten te kunnen betwisten. | |||||||||||||
a. Politieke beweegredenenDit programma beantwoordt vóór alles aan een politieke noodzakelijkheid. Sedert een kwart eeuw geldt als een onbetwiste en herhaaldelijk uitgedrukte wet der communistische wereldveroveringsstrategie: het Westen treffen langs Azië om. Azië is rijk aan mensen en aan grondstoffen. Het biedt een vruchtbare bodem voor het communisme. Azië is de zwakke flank van het Westen. Trouw aan de eeuwenoude Russische strategie en overeenkomstig de elementairste wetten der strategie ‘tout court’ wordt door de Sovjets druk op die zwakke flank uitgeoefend. Veel sterker druk dan op West Europa. In Azië wordt gebruik gemaakt van geweld. Oorlog woedt in Korea, China, Indo-China en Birma. De greep van het communisme op West Europa wordt als 't ware ontzenuwd door het hoge en steeds stijgend economisch en sociaal peil van volkeren, die bijgevolg van het communisme niets te verwachten hebben. Het Kremlin ondervindt dagelijks, hoe moeilijk het is geëvolueerde landen als Polen en Tsjechoslowakije in het communistisch systeem in te schakelen. Het heeft hun alleen maar offers te vragen en kan weinig of niets in ruil aanbieden. In Europa komt bovendien moeizaam maar zeker een macht tot stand, die Rusland niet nodeloos zal tarten. Azië integendeel is zwak, economisch achterlijk, gedompeld in stoffelijke ellende - althans de massa - en opstandig tegen iedere vorm van kolonisatie. In Azië neemt het communisme ook andere vormen aan dan in Europa. De Europese ‘volksdemocratieën’ kunnen nooit iets anders zijn dan kleine satellietstaten, wier stem krachteloos is. De Aziatische staten integendeel, al zijn ze dan militair en economisch nog zo achterlijk, vertegenwoordigen een uiterst talrijke bevolking, een oneindige geographische ruimte en, althans wat China betreft, een traditie van regionale suprematie. Zij zijn veel meer partners dan satellieten en behouden een grotere zelfstandigheid. Een uiting daarvan is de vorm der communistische revolutie die in Azië aanzienlijk afwijkt van de in het Westen beproefde methodes. Hier in het Westen gaat de revolutie uit van het industrieel stadsproletariaat - volgens de oorspronkelijke leer van Marx. Daar in het Oosten steunt ze integendeel vrijwel uitsluitend op de landelijke bevolking - op het boerenproletariaat. Hier wordt de macht veroverd door één snelle staatsgreep; daar neemt de strijd om de macht en de verovering der stad door het platteland de vorm aan van guerilla-oorlog en langzame infiltratie, waarvan het proces slechts in het laatste stadium wordt verhaast. Het geldt hier een nieuwe, specifiek Aziatische revolutionnaire techniek, die werd toegepast in China en nog | |||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||
gevolgd wordt in Indo-China, in Birma en in Malakka. In dit proces, dat zich als een olievlek uitbreidt, neemt Mao de rol waar van hoge Aziatische leider, een rol die het Kremlin waarschijnlijk niet erg bevalt, maar die momenteel zijn plannen dient. Want indien China er in zou slagen de anti-communistische weerstand in Zuid-Oost-Azië te breken - en het Rusland zou gelukken, de contrôle te verkrijgen over Zuid-West-Azië, b.v. langs Iran om, dan zouden twee vangarmen van het wereldcommunisme India van uit het Oosten en van uit het Westen omsluiten. Het uiteindelijk doel van de communistische strategie in Azië zou dan in het bereik liggen. Het ontbreekt dit plan niet aan grootheid. Zoals de meeste politieke en strategische plannen van het Kremlin is het berekend op lange termijn. De tijd schijnt in het voordeel van de Sovjet-strategie te werken. Mettertijd zal de eenheid van het Westen in het gedrang komen. Mettertijd zullen de ‘bevrijdingslegers’ in Zuid-Oost-Azië versterkt worden. Mettertijd zal het Chinese volk bewapend en gedrild worden. Mettertijd zullen de Angelsaksers en de Fransen de strijd opgeven en zal India, geïsoleerd, achterblijven. Zo hoopt althans het Kremlin. Maar men moet toegeven dat een dergelijke evolutie - en het gevaar dat ze voor het Westen inhoudt - niet absoluut denkbeeldig is. Slechts één groot duister punt blijft in het Oosten aan de communistische horizont over: Japan. Op Japan zijn de algemeen in Azië geldende maatstaven niet toepasselijk. Evenals de westerse staten is ook Japan ‘geëvolueerd’ en industrieel ontwikkeld. De nieuwe Aziatische revolutionnaire techniek heeft daar minder kans van slagen. Japan, dank zij zijn geographische ligging kan worden verdedigd zonder inzet van belangrijke westelijke landstrijdkrachten. Japan is potentieel de enige oosterse macht, die tegen de Russisch-Chinese combinatie vermag op te wegen. Omgekeerd zou - naar de woorden van Stalin zelf - de Sovjet-Unie, met Japan aan haar zijde, onoverwinnelijk zijn. Reeds in 1921 verklaarde Zinoviev in dit verband: ‘Het Japans proletariaat bezit de sleutel van de oplossing in het Verre Oosten. Het enige, dat die oplossing brengen kan, is de nederlaag der Japanse bourgeoisie en het slagen der revolutie in Japan’. Indien het industrieel apparaat van Japan ter beschikking van de communistische mogendheden komt te staan, dan betekent dit de ommekeer van het machtsevenwicht in Azië en wellicht in de wereld. Er zijn, bijgevolg, politieke redenen te over om Japan weer op de been te helpen en om het er toe te brengen zich aan de zijde van de vrije volkeren te scharen. In dit licht wordt de gedragslijn van de U.S.A. t.o.v. de vijand van gisteren begrijpelijk. Er is werkelijk geen keuze meer. | |||||||||||||
b. Economische beweegredenenDoch er zijn ook economische beweegredenen, die de heropleving van Japan als industriële grootmacht als het ware opdringen. Japan verloor in de IIe wereldoorlog 80% van zijn koopvaardijvloot en een groot gedeelte van zijn industriële uitrusting. Eén voorbeeld slechts: in 1940 bezat Japan 13 millioen spillen en 360.000 weefgetouwen; in 1949 (terwijl de productie-index voor textiel van 10 in 1946, tot 40 in 1949 gestegen was): 2,8 millioen spillen en 120.000 weefgetouwen. Japan verloor 36% van zijn nationaal bezit. Dat het aan zijn catastrophale nederlaag niet is bezweken, is alleen te danken aan de Amerikaanse bezetter die, tot op heden, voor ongeveer $2.000.000.000 - zegge twee milliard dollar - steun heeft verleend. Deze last wordt, zelfs voor de U.S.A., ondraaglijk. Japans economische expansie verhinderen zou overigens er op neer komen, een bevolking van 80 millioen mensen, die jaarlijks met 1.500.000 zielen aangroeit, te veroordelen tot ellende met de onvermijdelijke revolutie in het verschiet. Het zou alsdan de gemakkelijke prooi worden van communistische actie, waarvoor de 300.000 krijgsgevangenen, die in de Sovjet Unie worden vastgehouden, het ideale instrument zouden vormen. | |||||||||||||
c. Strategische beweegredenenWanneer men verder bedenkt, dat Japan ook de belangrijkste strategische basis | |||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||
vormt van de Amerikaanse verdedigingslijn in het Verre Oosten, waarvan het verlies heel het defensie-systeem van de Pacific zou ontwrichten, dan wordt het duidelijk waarom de U.S.A. zich niet konden neerleggen bij het verzet tegen de herbewapening of tegen de industriële ontwikkeling van Japan. | |||||||||||||
d. Tegemoetkomingen en compensatiesOverigens werd rekening gehouden met de geopperde bezwaren in die zin, dat onvermijdelijk in de komende jaren de verantwoordelijkheid voor de veiligheid op zee en in de lucht op de U.S.A. zal rusten en dat de Japanse militaire inspanning vooral op landstrijdkrachten zal gericht zijn, wat op zich zelf overzeese agressie uitsluit. Economisch wordt veel verwacht van de ontwikkeling van de handelsbetrekkingen tussen Japan en Zuid-Oost-Azië. De Philippijnen, Malakka en Indonesië kunnen aan Japan de nodige grondstoffen en voedingsproducten leveren, in ruil voor de daar zo nodige investeringsgoederen, industriële uitrusting en consumptiewaren. Aan de Britten werd gepoogd voldoening te schenken, door aan Japan in het vredesverdrag het nakomen van loyale en internationaal aanvaarde handelsbetrekkingen op te leggen. Of de prijzen van de Japanse producten - die zonder ‘dumpingprijzen’ te zijn wegens de lage lonen toch erg concurrerend blijken - de Britse industrie niet in een lastige positie zullen brengen is echter een andere vraag. Met hun gewone aanpassingsvermogen trachten de Britten nu Japan in te schakelen in het Colombo-plan, dat de economische ontwikkeling van de Zuid-Oost-Aziatische Commonwealth gebieden beoogt. Compensatie voor de nadelen, die de Britse industrie door de ontwikkeling van de Japanse concurrentie zou ondervinden en eventueel neutralisatie van die concurrentie zou dan kunnen worden verkregen door de bevoorrading van de Zuid-Oost-Aziatische markten, in zover natuurlijk betaling in pond sterling - en niet in dollar - door Japan zou aanvaard worden. | |||||||||||||
X. Mogelijkheden en moeilijkhedenDe grondslagen voor de oplossing van het probleem der veiligheid in de Pacific werden gelegd. De U.S.A. hebben een klare, een moedige en doelbewuste politieke koers ingeslagen. Japan heeft gekozen. Welke kansen op slagen, welke mogelijkheden en moeilijkheden bieden deze politiek en deze keuze? Een antwoord hierop kan alleen - en dan nog met alle voorbehoud - worden verstrekt op grond van vastere verhoudingen en van diepere tendenzen dan die waarop deze politiek en keuze momenteel steunen. | |||||||||||||
a. Kansen van samenwerking U.S.A.-JapanVooreerst kan de vraag worden gesteld of duurzame samenwerking, op voet van gelijkheid, tussen Oosterlingen en Westerlingen denkbaar is. Veel scheidt Azië van het Westen. Men moet het betreuren, maar er bestaat wederzijdse vooringenomenheid, wederzijds wantrouwen en wederzijdse afkeer. Daarom zullen de toekomstige betrekkingen tussen de U.S.A. en Japan een ware test vormen waarop geheel Azië de ogen gericht houdt. De Amerikanen die gisteren nog de overwinnaars en de bezetters waren, zullen voortaan met de Japanezen nog slechts vriendschappelijke betrekkingen hebben en met hen samenwerken op voet van gelijkheid. Deze overgang is uiterst kies en vergt, vooral vanwege de overwinnaar, zeldzame hoedanigheden. De test is enig in de geschiedenis. Als de poging mislukt, dreigt geheel Azië voor het Westen verloren te gaan. De poging lijkt haast een uitdaging en is groot en spectaculair genoeg om een natie als de U.S.A., die houdt van grootheid en records, over te halen om de handschoen op te nemen. Te meer daar de kans van slagen niet gering is. Want wat Azië van het Westen vooral scheidt, is de zo zware nalatenschap van drie eeuwen Westerse kolonisatie. In de loop van deze drie eeuwen werden de betrekkingen tussen Oost en West, door de schuld van Europa, vergiftigd. Deze schuld is des te zwaarder daar de cultuurgeschiedenis van Europa en van Azië niet op een onoverkomelijke tegenstelling wijst doch, integendeel, op onderlinge samenhang. De huidige historici en | |||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||
sociologen zijn geneigd te geloven, dat het onderscheid tussen Oost en West, ver van fundamenteel te zijn, te herleiden is tot een verschil van cultuurniveau en van cultuurvormen. Het contact van die cultuurvormen kan uiterst vruchtbaar zijn. Een gelukkig toeval is het dat, in het raam der Oost-West betrekkingen, zowel de U.S.A. als Japan een bijzondere positie innemen. Japan is in het Verre Oosten het land dat het minst van de Europese kolonisering te lijden had - dank zij vooral zijn 300-jarig ‘splendid isolation’. Het is ook het land dat zich het best, het snelst - en hoe doelmatig! - de Westerse beschavingsvormen, vooral dan de Westerse productiemethodes heeft weten eigen te maken, en wel in zulk een mate dat het de Westerse materiële macht kon tarten. De U.S.A. van de andere kant, hebben als koloniale mogendheid, geen bittere sporen nagelaten. Zij worden, integendeel, als vastberaden tegenstanders van het kolonisatiesysteem beschouwd. Zou dan een loyaal gesprek tussen U.S.A. en Japan, een vriendschappelijke samenwerking tussen beide zijn uitgesloten? Samenwerking met het Westen is een practische noodzakelijkheid. Waarom dan niet met Amerika, de edelmoedige overwinnaar, liever dan met Rusland - dat de bestaande maatschappelijke structuur en de traditionele levensstijl van Japan onvermijdelijk zou vernietigen en dat evenzeer als Amerika als een Westers volk beschouwd wordt? | |||||||||||||
b. Terugslag van de nieuwe koers op Japan's sociaal-economische structuurEen der voorwaarden voor een spoedige heropleving van Japan - voorwaarde die door de U.S.A., na enige aarzeling, werd aanvaard - is nu juist de eerbied voor en het herstel van de traditionele Japanse maatschappelijke structuur. Wij moeten hier even aan het verleden herinneren. Evenals Frankrijk, in 1789, kende Japan zijn revolutie in 1868. Er werd een einde gesteld aan de isolering van de buitenwereld die meer dan twee eeuwen geduurd had en tevens aan de feodale maatschappelijke structuur. Doch, in tegenstelling met de Franse aristocratie maar in overeenstemming met de aristocratie in andere Westerse landen, die de les van Frankrijk begrepen hadden, trachtten de Japanse feodale magnaten zich aan te passen en sleutelposities in te nemen in het nieuwe economische en financiële leven. Dit gelukte in Japan beter dan elders - dank zij overigens de steun der regering - zodat de feodale aristocratie ook de leiding bleef behouden in het moderne en wondersnel op Westerse voet ingerichte Japan. Deze koersverandering was defensief bedoeld. Japan moest een industrieel en militair apparaat ontwikkelen - beide nauw verwant - dat kon opwegen tegen de macht van de Westerse mogendheden. Dat het daarin schitterend slaagde is bekend. Voorwaar een afdoend bewijs van het ‘know how’ der zogenaamde ‘Zaibatsoe’, een achttal adellijke families die het economisch leven van Japan beheersenGa naar voetnoot2). Met het doel deze moderne feodaliteit uit te roeien en de democratische vrijheid naar Amerikaanse stijl in Japan te doen ingang vinden, was de Amerikaanse bezettingspolitiek aanvankelijk er op gericht de industriële en financiële Zaibatsoe-concerns te ontbinden. Het bleek aldra dat deze politiek geen ander resultaat zou hebben dan de bestaande sociaal-economische structuur van Japan ten gronde te richten. Eens te meer werd het bewijs geleverd, dat maatschappelijke instellingen - al zijn ze dan ook democratisch - niet zonder meer van het ene land naar het andere kunnen worden overgeplaatst. Instellingen groeien historisch. Het is gevaarlijk het proces te bespoedigen of te forceren. Begin 1949 heeft Mac Arthur dit ingezien en werd een einde gemaakt aan de ontbinding der Zaibatsoe-concerns die 51% van de Japanse kolenproductie, 69% van de aluminiumproductie, 56% van de houtproductie, 88% van de sodaproductie, 88% van de metaalindustrie, 50% van de synthetische kleurstoffenindustrie en 68% van de scheepstimmerwerven beheersten. Bovendien bezaten de Zaibatsoe-banken 51% van de commerciële deposito's en 99% van de spaargelden. | |||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||
De U.S.A. hebben begrepen, dat het snelle herstel van Japan's economische en militaire macht ook het herstel van de vroeger bestaande sociale structuur en van de traditionele leiding vereist. Japan's historisch gegroeide gestalte - hoewel niet democratisch in Amerikaanse zin, doch hiërarchisch - zal dus herrijzen. Het onmiddellijk gunstig resultaat is vrijwel zeker. Het blijft te bezien, of dit teruggrijpen naar het verleden duurzame gevolgen zal hebben. Er wordt beweerd, dat Japan aan de XXe-eeuwse revolutie niet kan ontkomen, dat de jeugd slechts de gelegenheid afwacht om zich van de ‘ouderen’ te desolidariseren. Intussen is daar het feit dat de ‘democratisch-liberale’ partij van Premier Yoshida - die zeer conservatief is - begin 1949 bij de parlementsverkiezingen 263 zetels veroverde van de 466, de communisten 35, de democraten 70 en de socialisten 49. Het gevaar schijnt dus niet onmiddellijk. Landbouwhervormingen en organisatie der arbeiders, die door de Amerikaanse bezetter werden aangemoedigd, sluiten daarenboven een geleidelijke evolutie in de richting der Westerse democratische instellingen niet uit. | |||||||||||||
c. De spleet in het harnas: de buitenlandse handelEen essentieel bestanddeel van de Westerse politiek in het Verre Oosten is het beletten van het herleven der vroeger zeer nauwe economische betrekkingen tussen Japan en China. Die herleving zou onvermijdelijk de banden tussen beide landen opnieuw nauwer toehalen, wat bijna fataal ook een politieke toenadering tot gevolg zou hebben. De toekomstige economische stabiliteit van Japan zal derhalve grotendeels afhangen van de mate waarin de Zuid-Oost-Aziatische landen China als koper en als leverancier van grondstoffen zullen kunnen vervangen. Hieromtrent heerst ernstige twijfel, te meer daar de koopkracht van Zuid-Oost-Azië grotendeels van de buitenlandse financiële hulp afhangt. Bovendien kunnen niet alle voor de Japanse industrie onontbeerlijke grondstoffen - vooral cokes - door die gebieden worden geleverd. Indien deze grondstoffen uit verder afgelegen landen - met name uit de U.S.A. - moeten worden betrokken, dan zullen ze niet zonder invloed blijven op de prijzen der Japanse producten en de verkoop er van aanzienlijk bemoeilijken. De Britten zijn overtuigd, dat China voor Japan een onmisbaar afzetgebied is alsook een onontbeerlijke bron van grondstoffen. Bereikte het aandeel van China in Japan's buitenlandse handel niet 50% in beide richtingen? Japan zelf is daarvan niet minder overtuigd, getuige Yoshida zelf die, ondanks zijn vaste wil om met de U.S.A. samen te werken en het sluiten van een vredesverdrag te bevorderen, niet verheeld heeft dat ‘rood of wit China onze naaste buurstaat is’. Hij gelooft dat ‘geographische en economische wetten op de lange duur onverschillig welke ideologische tegenstellingen en artificiële handelsbelemmeringen overbruggen’. Daar ligt het gevaar. Maar ligt daar ook niet de weg naar een mogelijke ‘modus vivendi’ tussen de communistische en de vrije democratische werelden? Indien die ‘modus vivendi’ ooit gevonden wordt - en dit moet eenieder hopen die de geweldige botsing tussen beide werelden vreest - dan zal het zijn in het continent der rijke verbeelding en der eeuwenoude cultuur, het continent waarop, wat ook de schijn moge wezen, noch het communistische ‘Oosten’ noch het vrije democratische ‘Westen’ werkelijk vat hebben: in Azië. | |||||||||||||
Litteratuur
| |||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||
|
|