vertegenwoordiger der protestantse kerk te noemen. In het licht van deze verklaring van Grotewohl is het ook begrijpelijk, dat Stalin de brief, die Dibelius in de kwestie der krijgsgevangenen aan hem richtte (deze brief werd in feite door proost Grüber geschreven en door Dibelius alleen maar ondertekend), nooit beantwoordde. Grotewohl kondigde op deze partijdag aan, dat zijn regering die geestelijken zou betalen, die in het nationale front werkzaam zijn. De daarvoor benodigde gelden zou hij uit de fondsen nemen, waarop de kerk recht had. Precies hetzelfde standpunt bracht Grotewohl op 15 November 1950 tot uitdrukking. Zijn regeringsverklaring over de rechten en plichten der kerk bevatte geen elementen, die tot een ontspanning konden leiden. Bisschop Dibelius werd vanwege zijn bezoek aan president Truman aangevallen, verder wegens zijn verklaring, dat de kerk in de kwestie des vredes geen politieke houding kan aannemen, wegens zijn gereserveerde houding jegens Niemöller en wegens zijn weigering zich duidelijk tegen de herbewapening van Duitsland uit te spreken. Men verwachtte destijds algemeen, dat de Oost-Duitse regering nog een stap verder zou gaan en in plaats van Dibelius een andere kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder voor Berlijn en Brandenburg zou benoemen met als zetel Potsdam. Dibelius woont in de Amerikaanse sector van Berlijn.
Even snel echter als zich het conflict tussen de protestantse kerk en de Oost-Duitse regering had toegespitst, even snel verdween weer de dreigende spanning. Plotseling zag men in de Oost-Duitse pers geen aanvallen meer tegen de kerk en haar leiding. Grotewohl sprak met geen woord meer over de pas gevoerde strijd. De actie om een nationale, van de synode onafhankelijke kerk in het leven te roepen, werd onmiddellijk stop gezet. Deze verandering was toe te schrijven aan een rechtstreekse interventie van de politieke raadgever van generaal Tsjujkof, Semjonof. Tijdens een bespreking in Karlshorst, waaraan naast Grotewohl ook Ulbricht, Ackermann en Nuschke deel namen, vestigde Semjonof er de aandacht op, dat in verband met de strijd tegen de herbewapening het er niet zozeer op aan kwam zoveel mogelijk geestelijken te dwingen om toe te treden tot de vredesbeweging of het nationale front. Men moest veeleer trachten de geestelijkheid, zonder politieke of organisatorische dwang, te winnen voor de idee, dat herbewapening oorlog betekent en daarom als het grootste kwaad met alle middelen moet worden bestreden. De actie tegen de herbewapening moest haar politiek karakter ontnomen worden. De geestelijke moest actief voor deze idee kunnen strijden, zonder dat hij verplicht werd lid te worden van een of andere organisatie. Hij adviseerde meer te werken met nationale leuzen. Daarom begroef Grotewohl de strijdbijl met de leiding der protestantse kerk en werd een meer verzoeningsgezinde politiek ingeleid. Grotewohl ging zelfs zo ver te vergeten, dat hij nog op 21 Juli 1950 had verklaard met Dibelius geen onderhandelingen meer te willen voeren. Hij ontving hem later op zijn departement en belastte hem zelfs met een politieke opdracht. Dibelius vertrok na zijn gesprek met Grotewohl naar Bonn om Adenauer tot meer toegevendheid in de kwestie van het al-Duitse overleg te bewegen en hem van de oprechte bedoelingen der Oost-Duitse regering te verzekeren. Intussen kan niet bestreden
worden, dat de Oost-Duitse regering bij haar poging invloedrijke kringen der protestantse kerk te winnen voor haar strijd tegen de herbewapening der Bondsrepubliek, bepaalde successen heeft weten te behalen. Juist in de opperste leiding der protestantse kerk in Duitsland hebben veel aanhangers der neutraliteits- en demilitariseringsidee zitting. Bovendien is bisschop Dibelius een figuur, die zich gemakkelijk laat beïnvloeden, vooral door degene, die het laatst met hem heeft gesproken. Dibelius' politieke raadgever, proost Grüber, is een der heftigste strijders voor de neutralisering en demilitarisering van Duitsland en tevens nauw bevriend met dominee Niemöller.
Hoe gemakkelijk Dibelius zich laat beïnvloeden bewijst onder andere het gebeurde omtrent de reis van dominee Niemöller naar Moskou, die zoals bekend, nogal wat stof heeft doen opwaaien. Proost Grüber, bij wie Niemöller twee dagen vóór zijn vertrek naar Moskou logeerde, deelde ons zelf mede, dat het besluit van Niemöller