| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE Algemene Vergadering der V.N., die 5 Februari uiteenging, heeft o.a. twee commissies achtergelaten, waarvan de ene belast is in geheel Duitsland de mogelijkheid te onderzoeken naar het houden van vrije verkiezingen en de tweede tot taak kreeg, onder de naam van ‘ontwapeningscommissie’, vóór Juni a.s. een rapport uit te brengen over de vrucht van haar werkzaamheid. De eerstgenoemde commissie zal echter in Oost-Duitsland niet toegelaten worden en van de tweede zal, naar het zich laat aanzien, in de practijk weinig terecht komen. Italië, ondersteund door de westelijke mogendheden, had gehoopt tot het lidmaatschap der V.N. te worden toegelaten. De Sovjet-Unie, die zich bij het vredesverdrag met Italië te Parijs (10 Februari 1947) verplicht had een Italiaans verzoek tot toelating te steunen, heeft dit verzoek tot vijfmaal toe gesaboteerd. Daarom achtte zich de Gasperi gerechtigd het vredesverdrag met Moskou op te zeggen en niet langer gebonden aan de clausules, die de Italiaanse legermacht en vloot beperken.
In Januari ruimde het ministerie-Pleven de plaats voor dat van Edgar Faure en zijn 40 medewerkers. Pleven had de socialisten niet mee kunnen krijgen om door verhoging der belastingen het tekort te niet te doen. De talentvolle 43 jarige nieuwe premier zocht de vakverenigingen te winnen door het voorstel van een ‘glijdende loonschaal’ en het budgetair evenwicht te herstellen door een algemene verhoging van 15% van de belastingen. Dagen en nachten is aan dit wetsvoorstel gepeuterd - vóór 1 Maart moest de beslissing gevallen zijn - met het resultaat, dat de regering met 283 tegen 309 stemmen de nederlaag leed. Faure trok uit deze uitslag de logische slotsom en zo trad, na zes weken bewindvoering, het 16de na-oorlogse ministerie af.
Grote zorg brengt aan de Franse regering de toestand in de ‘Unie’. Na de dood van de bekwame maarschalk de Lattre de Tassigny is de verhouding in Indo-China slechter geworden. De opstandige Vietnamezen ontvangen van uit het communistisch China voldoende uitrusting en materiaal om het de Fransen lastig te maken. Omdat het Franse leger in Zuid-Oost-Azië als een voorpost is tegen het opdringend communisme, verlangt de Franse regering van de V. Staten, behalve de reeds verstrekte gelden en materiaal, meer rechtstreekse bijstand. Een delegatie onder generaal Juin heeft getracht het Pentagon daartoe over te halen, maar men is er, ook met het oog op de komende verkiezingen voor het presidentschap, afkerig van zich, naast Korea, in een nieuw wespennest te steken. Aan eigen krachten overgelaten heeft de waarnemende generaal Salan besloten zijn garnizoen uit Haobinh, dat de verbindingsweg met China afsluit, terug te trekken.
Is het in Algiers en in Marokko onrustig, de Tunesiers zijn tot openlijk verzet overgegaan. Sinds 1881 staat de bey van Tunis onder Frans protectoraat. Dit is een doorn in het oog der nationalistisch- | |
| |
Islamietische beweging, die onder Habib Bourguiba, leider der Destour-partij (constitutionelen) minstens ‘interne autonomie’ nastreeft. De resident-generaal de Hautecloque trachtte met geweld de beweging de kop in te drukken en interneerde haar leider. Deze daad gaf aanleiding tot openlijk verzet in verschillende plaatsen met het gevolg, dat, om erger te voorkomen, de Franse regering zich bereid verklaarde tot verregaande concessies, indien door onderhandelingen een bevredigend accoord kon worden getroffen.
Groot-Brittannië werd zwaar getroffen door het plotseling overlijden van koning George VI. Zijn regering was van het begin tot het einde gekenmerkt door internationale spanning, een moorddadige wereldoorlog en een chaotisch tijdperk daarna. Hij streefde niet naar populariteit, maar verkreeg ze door zijn eenvoud en zijn persoonlijke moed. Zijn jonge dochter, Elizabeth II, zal het niet makkelijk vallen het afbrokkelende Rijk, als ‘Hoofd van het Gemenebest’, voor verder afglijden te behoeden. De nieuwe minister van financiën, Butler, heeft een program van verscherpte ‘austerity’ aangekondigd, waardoor enkele maatregelen van de Labour-regering ingekrompen worden en zelfs een bezuiniging voorgesteld desnoods op de reeds bestaande karige rantsoenen. Na zijn bezoek aan Truman is Churchill aan de tand gevoeld door de oppositie over zijn in het Amerikaanse Congres gesproken woorden. Hij had er gezegd, dat, indien een eventueel bestand in Korea verbroken zou worden, Groot-Brittannië ‘onmiddellijk, vastbesloten en doeltreffend’ zou reageren. Morrison, ex-minister van buitenlandse zaken, vond deze uitlating ‘waanzinnig, uitdagend en onverantwoord’. De Prime-Minister pareerde deze aanval handig door aan te tonen, dat Morrison zelf zich aan een dergelijke bedreiging had schuldig gemaakt en dat derhalve de nieuwe regering de door de Labour ingeslagen weg volgt. Churchill heeft van Truman waarschijnlijk minder gekregen dan hij verwacht had. Hij moest aanvaarden, dat een Amerikaan, Mc Cormick, hoofd van de Atlantische vloot werd. Zijn poging om uit Amerika ‘symbolische eenheden’ naar Suez te krijgen werd afgewezen. In ruil voor tin uit Malakka verklaarde Truman bereid te zijn hoeveelheden staal voor de Britse industrie te leveren. Tevens beloofde hij, dat de V. St. van de Amerikaanse luchtbases in Engeland slechts gebruik zullen maken ‘na gemeenschappelijke
beslissing’. In Egypte hebben de Britten kwade dagen beleefd. Nadat commandant Erskine de ‘slag van Ismailia’ tegen de Egyptische politie-troepen had geleverd, braken te Cairo onlusten uit, die door brandstichting en moorden op vreemdelingen het karakter aannamen van bandeloos terrorisme, waarin ‘staatsgevaarlijke linkse elementen’ (dus communisten) de leiding hadden. Op deze twijfelachtige hulp was koning Faroek niet gesteld. De schuld werpend op de nalatigheid van zijn minister Nahas Pasja, verving hij deze onverwachts door de 68-jarige Maher Pasja. Om de Wafd-partij niet af te stoten, verklaarde deze, dat hij dezelfde politiek als de voorgaande regeringen zou voeren en zou aansturen op de evacuatie van de Britse troepen en de vereniging van het Nijldal. Van zijn kant deed ook Eden water in de wijn en de weg tot onderhandelen werd ingeslagen, die wel zal uitlopen
| |
| |
op een overeenkomst, waarbij Egypte voor het grootste deel tevreden wordt gesteld.
De West-Duitse kanselier Adenauer is overtuigd, dat de zelfstandigheid van Duitsland en zijn eenheid slechts door aanleuning bij de westerse mogendheden tot stand kan komen. Daarom heeft hij het plan-Schuman in de Bondsdag, ondanks de tegenstand der socialisten, in veilige haven weten te brengen. Het plan-Pleven, dat uitgegroeid is tot de E(uropese) D(efensie) G(emeenschap) werd in de Bondsdag en ook in de Franse Assemblée met wantrouwen begroet. Te Parijs was het door de zes ministers der aangesloten mogendheden in de grondverf gezet. De Bondsdag was slechts tot medewerking bereid aan de E.D.G. als Bonn een gepaste vertegenwoordiging in de Nato zou krijgen, als het Saargebied ‘democratisch’ zou bestuurd worden, als de Duitse krijgsgevangenen (oorlogsmisdadigers) vrijgelaten werden, als de financiële bijdrage aan de E.D.G. gematigd bleef en als bij de te sluiten verdragen de Duitse belangen beschermd werden. De Franse Assemblée bedong van M. Schuman, dat eerst, nadat het verdrag in alle betrokken parlementen geratificeerd zou zijn, de eerste Duitse recruut onder de wapenen mocht komen en dat, voor het geval het Duitse leger op een of andere wijze zijn macht zou misbruiken, Engeland aan het Pleven-plan zou deelnemen. Nadat in Londen een voorbespreking tussen de leidende politici, Adenauer inbegrepen, had plaats gehad, kwam te Lissabon de Nato bijeen. Frankrijk kreeg zijn eerste eis ingewilligd, maar omtrent deelneming aan het Pleven-plan hield Eden een slag om de arm. Adenauer behoefde ook niet ontevreden te zijn. De Nato en de E.D.G. zullen samenwerken, over het Saargebied zal zo spoedig mogelijk een verdrag gesloten worden, de vonnissen van de Duitse krijgsgevangenen zullen herzien worden en de Duitse bijdrage is gesteld op ca 10 milliard. De Nato brengt dit jaar 50 divisies op de been en 4000 vliegtuigen. Om de onderlinge samenwerking te verbeteren wordt een permanent generaal-secretariaat te Parijs
gevestigd, waarvan als eerste functionaris is aangezocht Sir Oliver Franks, die echter geweigerd heeft.
| |
Nederland
Nadat voldoende opheldering verkregen was omtrent de inbeslagname van wapenen aan boord van de ‘Blitar’ - waarvan de teruggave voor het Unie-hof of elders gebracht moet worden - heeft de Nederlandse regering besloten de reeds lang uitgestelde onderhandelingen over wijziging van de Unie en over de status van Nieuw-Guinea aan te vangen. In Januari kwamen de delegaties bijeen en hun voorzitters, prof. Supomo en mr Blom, hebben onverbloemd de standpunten van hun regeringen uiteengezet. Volgens het jongste communiqué zijn er op verschillend terrein voorlopige resultaten bereikt (28 Febr.). Wegens het uitbreken van een kabinetscrisis in Indonesië, die in verband staat met de door de minister van buitenlandse zaken met de V. St. gesloten Mutual Security Act, keerde de delegatie naar Indonesië terug. De Masjumi-partij, afkerig van in westers vaarwater te geraken door de
| |
| |
(niet verplichte) voorwaarde bij te dragen ‘tot de defensieve sterkte van de vrije wereld’, bracht het ministerie-Sukiman ten val, ondanks de jaarlijks te ontvangen 8 millioen dollar.
In eerste lezing heeft de Tweede Kamer de voorstellen tot Grondwetswijzingen, behalve de instelling van een afzonderlijke Grondwets-Kamer, aanvaard. Dit geschiedde met weinig geestdrift, zodat minister Beel een gemakkelijke overwinning behaalde. In plaats van ‘Indonesië’ zal nu in de omschrijving van het grondgebied ‘Nieuw-Guinea’ staan. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer zullen uitgebreid worden; tot leden van de Tweede Kamer kunnen reeds 23-jarigen gekozen worden. De meerderheid der Tweede Kamer ging mee met een amendement-Andriessen, waarbij het quorum, noodzakelijk voor een stemming, tot een derde wordt teruggebracht en, om gewichtige redenen, stemoverdracht mogelijk wordt gemaakt. Na de zomer-verkiezingen zal de nieuwe Kamer met twee derde meerderheid in tweede lezing definitief beslissen.
Met de gedelegeerden uit West-Indië, Suriname en Curaçao, is een statuut overeengekomen, dat in April in een R.T.C. nader wordt bekeken. De zelfstandigheid der Nederlandse Antillen wordt omschreven en hun samenwerking met Nederland zal moeten blijken uit het zittingnemen van een landsminister in de Nederlandse ministerraad en een gequalificeerde vertegenwoordiger in de Raad van State.
Ofschoon de reacties op de overeenkomst tussen de K.V.P. en de Groep-Steenberghe bij deze groep teleurstelling heeft verwekt, heeft zij, vertrouwend, dat de uitvoering van de overeenstemming naar geest en inhoud de beste waarborg is voor de eendrachtige bevordering van het algemeen welzijn in katholieke zin, waaruit een herziening van het tot nu toe gevoerde beleid voortvloeit, zich ontbonden.
1-3-'52
K.J.D.
| |
België
Sedert onze jongste Kroniek, die in het begin van het jaar werd geschreven, is de regering Pholien afgetreden om plaats te maken voor de derde homogene regering sinds Juni 1950.
Formeel is de regering Pholien niet gevallen na een votum van het Parlement. Echter had op 13 December dhr du Bus de Warnaffe, voorzitter van de C.V.P.-kamerfractie, vóór de stemming over het ontwerp tot verlenging van de huishuurwet verklaard dat zijn fractie ‘betreurde dat in deze aangelegenheid de rechten van het parlementair initiatief werden ingekort, zonder inachtneming van de voorrechten van de Kamers’. Dat was een uitdrukkelijke afkeuring van de verplichtingen die de regering op 20 October 1951, in zake huishuur, voor de Paritaire Nationale Raad had aangegaan. Het was meteen ook een afkeuring van het regeringsbeleid.
Indien de regering Pholien uit deze duidelijke stellingname geen politieke conclusie trok, dan is dit te wijten aan het feit dat de C.V.P.-Senaatsfractie - men vraagt zich nog altijd af waarom - zich het recht toeëigende uitdrukkelijk te verklaren dat zij haar vertrouwen in de regering Pholien handhaafde. Slechts toen een maand later - en
| |
| |
men vraagt zich hier ook nog altijd af waarom - de C.V.P.-senatoren op hun zienswijze terugkwamen, trok dhr Pholien de onafwendbare conclusie.
Inmiddels waren evenwel enkele weken verlopen waarvan men eerst bij het aftreden van de regering op 9 Januari, de ongelukkige gevolgen zou ondervinden. Het Nationaal Comité van de partij, dat sedert 13 December uitdrukkelijk het heengaan van dhr Pholien wenste, verbeurde door dat uitstel een deel van zijn gezag; een gedeelte van de pers kreeg daardoor de gelegenheid enkele ministrabelen, die de nieuwe regering moesten versterken, op ongewoon scherpe wijze aan te vallen en te ontmoedigen. En ook de regeringswisseling kon daardoor niet in de beste condities plaats hebben.
Na de h.h. Duvieusart en Pholien kwam dhr Van Houtte, de bekwame Minister van Financiën uit de regering Pholien, aan het hoofd van een homogene C.V.P.-regering. Een verrassing was het wel enigszins, daar, voor wie van dichtbij de Belgische politiek volgt, zich als 't ware vanzelf de keuze opdringt tussen twee persoonlijkheden die reeds vroeger het bewind hebben gevoerd en er zich wisten te doen gelden. Dhr Paul Van Zeeland stond voor 1940 tweemaal aan het hoofd van regeringen, die in de periode tussen de twee oorlogen het meest en het gunstigst op ons staatsleven hebben ingegrepen. Vóór de parlements-ontbinding van 1950 had dhr Eyskens, aan het hoofd van een regering van C.V.P. en liberalen (nadat hij als ondervoorzitter van de Ministerraad aan de zijde van dhr Spaak gedurende meer dan 2 jaar, voortreffelijk werk had gedaan) bewijs gegeven van ervaring, inzicht in de politieke vraagstukken en moed. Wanneer men bedenkt dat de oppositie hoofdzakelijk uit de socialistische arbeiderspartij bestaat, zou op dit ogenblik de keuze van de heer Eyskens zich het sterks hebben opgedrongen.
Men mag terecht de vraag stellen of niet het feit dat de C.V.P. zich al te uitsluitend laat inspireren door een opinie, die zij zelf niet in staat is te vormen en te leiden, aan de grondslag ligt van de wisseling in het staatsbewind waarover zij als meerderheidspartij beschikt. Want het blote feit van de overdracht der macht van dhr Duvieusart op dhr Pholien en van deze laatste op dhr Van Houtte is toch wel enige bedenking waard.
* * *
Men zal reeds begrepen hebben waarom de regering Van Houtte weinig verschilt van de ploeg Pholien. Aan het Departement van Economische Zaken kwam de man die onder de regering Spaak-Eyskens dit departement voortreffelijk had beheerd, dhr Duvieusart, het homogene kabinet versterken. Het toevallige feit dat de verdienstelijke Minister van Financin Van Houtte, eerste-Minister werd, bracht mee dat voor financiën naar een nieuwe titularis moest worden uitgezien. Gelet op zijn ervaring en technische bekwaamheid is de keus van dhr Albert-Eduard Janssen gelukkig te noemen. De andere wijzigingen in het kabinet zijn van zeer ondergeschikt belang en sommige zijn moeilijk te verantwoorden.
De omstandige regeringsverklaring, waarmede dhr Van Houtte zich
| |
| |
op 22 Januari aan het Parlement voorstelde - en waarin nieuwe klanken werden gehoord omtrent de werkverschaffing, de middenstandsvraagstukken en het onderwijs - vond veel minder weerklank dan de korte rede van de Minister van financiën waarin hij het nogal ongelukkig woord ‘pause’ lanceerde, dat spoedig door de oppositie zou worden gebruikt om elk initiatief of juister, uitstel van initiatief vanwege de regering in een eenzijdig daglicht te stellen.
Reeds zonder veel enthousiasme verwelkomd, had de regering Van Houtte het ongeluk een paar weken later een incident uit te lokken dat, schijnbaar van weinig betekenis, toch een nieuwe malaise schiep doordat andermaal de verhoudingen tussen het staatshoofd en de regering in opspraak werden gebracht. Door niet met voldoende beslistheid de jonge Vorst te wijzen op de wenselijkheid tegenover het land om op de begrafenisplechtigheden van de betreurde Koning van Engeland aanwezig te zijn, lokte de regering een scherpe reactie uit vanwege de oppositiepartijen. Uiterst betreurenswaardig in de vorm en, wegens het ogenblik, daarenboven schadelijk voor ons prestige in den vreemde, was deze reactie evenwel niet geheel ongegrond. De fout van de regering werd daarenboven verergerd door de omgeving van de eerste-Minister die alle schuld zocht te werpen op de Koning en aldus voedsel gaf aan de nieuwe campagne van de oppositie. En zagen wij niet een blad, dat gewoonlijk de regeringspolitiek verdedigt, bloemen werpen naar dhr Van Houtte en nauwelijks verholen dreigementen richten tot de jonge Koning en de Koninklijke familie!
Het toevallige feit dat bij de stemming over de motie van de oppositie, waarbij 's Konings afwezigheid te Londen werd betreurd, vier en twintig C.V.P.-leden afwezig waren, zodat die motie, tegen de zienswijze van de regering in, werd goedgekeurd, gaf aan het incident nog een meer spectaculair karakter. Terecht trok dhr Van Houtte uit die toevallige stemming niet het besluit dat hij moest heengaan. Het is evenwel zeker dat, zonder het precedent dat dhr Huysmans vijf jaar geleden had geschapen de positie van dhr Van Houtte veel moeilijker zou zijn geweest. Zodat vandaag de oppositie en morgen de regering moeten ervaren dat in politieke aangelegenheden elke fout eens wordt betaald gezet.
A. Vanhaverbeke
|
|