Streven. Jaargang 5
(1951-1952)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |||||||||||||||
Het Plan Schuman
| |||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||
Het is een verheugend feit, dat in geen enkel der landen die het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal ondertekend hebben, deze kwestie als een partijzaak werd beschouwd of behandeld. Hoe men dan ook ten slotte gekozen heeft in deze twijfelachtige aangelegenheid - noemde een groot verdediger van dit verdrag, de heer Van Zeeland, het niet ‘un saut dans l'inconnu’ -, objectieve argumenten dicteerden de keuze. Bij ons in België hebben de meesten zich gewonnen gegeven, omdat er geen andere uitweg was, en men buiten die aanvechtbare uitweg niet kon. Men stond voor een alternatief, dat geen derde mogelijkheid toeliet. Wijzigingen en uitstel waren na de gevolgde ondertekening practisch onmogelijk. Ik behoor tot diegenen die vanaf 1950, toen te Parijs de besprekingen van het Plan Monnet-Schuman begonnen waren en wij kennis kregen van het ontwerp-verdrag, geschrokken zijn voor de radicale koerswijziging waartegenover de pogingen van economische éénmaking geplaatst werden. Ik was voorstander van uitbreiding der horizontale economische organisatie waarvan Benelux de kern en het vertrekpunt was. Met belangstelling had ik einde 1949 gezien, hoe een groep Belgische parlementsleden, onder de stuwing van wijlen Staatsminister Carton de Wiart en het Brussels kamerlid Scheyven, het initiatief genomen hadden om de Benelux-formule te verbreden tot een organisatie, waartoe naast Frankrijk en Italië ook West-Duitsland zou behoren. De horizontaal-progressieve uitbreiding van de markt kwam mij voor als een solied en overzichtelijk middel voor de verwezenlijking van een West-Europees economisch gemenebest. Het leek mij juist, dat deze horizontale actie gepaard ging met een vertikale organisatie van bepaalde maatgevende sectoren; doch het kwam mij vreemd voor, dat de methode der eenmaking plotseling en zonder overgang fundamenteel werd gewijzigd. Het initiatief Schuman wijzigde de formule der Europese samenwerking. De Fransen lanceerden het beginsel: eenmaking van Europa via ‘des autorités spécialisées’. De Hoge Autoriteit van het Plan Schuman werd tot model verkozen. Voortaan zou men bepaalde gebieden van het sociaal, het economisch of het cultureel leven ontdoen van hun nationaal karakter en ze onder het gezag stellen van een Europese instelling. Begonnen was men nu met Kolen en Staal. En reeds sprak men over: un plan vert (voor de landbouw), un plan des transports,.... steeds volgens de integratie-formule van het Plan Schuman. Wat het groene plan betreft is men inmiddels zó ver gevorderd dat, in de loop van de maand Maart, de voorbereidende besprekingen te Parijs een aanvang hebben genomen. Door Mansholt en Pflimlin werden | |||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||
concrete voorstellen gedaan die als grondslag dienen voor de eerste gedachtenwisselingen. Hoorde men de verdedigers van de integratie en de protagonisten van de Europese markt, dan ontkwam men niet aan de indruk, dat de integratie en de markt-gemeenschap als dusdanig zouden werken als wonderbare heilmiddelen. Het is inderdaad een anachronisme, onze laat-kapitalistische economie af te sluiten achter allerlei nationale belemmeringen en de expansionistische vaart te breken, die onontbeerlijk is om ons te handhaven te midden de industriële opgang van Amerika en Rusland. Een overeenstemmende ruimte behoort tot de vereisten van de economische ontwikkeling, die we bereikt hebben en die we morgen dienen te veroveren. Doch het wil mij als een naïeve eenzijdigheid voorkomen, van de ruimte-factor alleen die wonderen te verwachten, die slechts kunnen bereikt worden onder het beding van een heel stel economische en financiële factoren. Voor onze economische moeilijkheden zijn er helaas! geen panaceeën. De verticale integratie leidt er gemakkelijk toe de ingewikkelde samenhang, waaraan het geheel van ons economisch bestaan vastzit, te onderschatten. Wanneer men ziet hoe weinig het Plan Schuman gedacht heeft aan de muntstabiliteit en de inwisselbaarheid der munten, aan de ongelijke kostprijzen welke de productie beheersen, aan de uiteenlopende richting der openbare financiën van de deelnemende landen, dan krijgt men een indruk van de geringe erkenning, die de complexe proporties van ons economisch bestel gevonden hebben. Dit is des te meer betreurenswaardig, omdat het Plan Schuman een ‘markteconomie’ wil verwezenlijken. En nu is het al te duidelijk dat in een dergelijke economie het onmisbaar automatisme niet soepel kan werken, indien de onontbeerlijke factoren van algemeen-economische aard of niet op elkaar zijn afgestemd of worden gebruikt als middelen voor het veroveren van een bevoorrechte positie. Men zal des te meer met deze vereisten rekening moeten houden, wanneer het Plan in werking treedt, daar zij verwaarloosd werden in de voorbereidende periode. Laten wij hopen, dat de moeilijkheden waarvoor de E.B.U. zich de laatste tijd geplaatst zag, als een stimulans zullen werken. Een andere vraag, die bij ons tot de omstreden aspecten van het Plan Schuman behoort, is de verregaande integratie die werd overgedragen aan de Hoge Autoriteit. De Hoge Autoriteit heeft over de productie en de verdeling van kolen en van ijzer en staal een zeggingsmacht die verder reikt dan de mogelijkheden waarover de nationale regeringen beschikken. Zij spreekt het beslissend woord inzake investeringen. Zij intervenieert in de handelsverdragen die de betrokken landen met | |||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||
derden afsluiten. Zij kan boeten opleggen aan de industrieën die onder haar toezicht staan. Bekende juristen, als de professoren De Visschere en Ganshof van der Meersch, vooraanstaande parlementariërs als Van Cauwelaert en Rolin hebben de scherpste waarschuwingen uitgesproken tegen de verregaande macht, waarmee men de Hoge Autoriteit van het Plan Schuman heeft uitgerust. Men heeft gesproken over ongrondwettelijkheid en bedreiging van het eigen bestaan. Andere juristen daarentegen als Prof. Dehousse en politici als Duvieusart en Van Zeeland zijn vrij gemakkelijk heengestapt over de geopperde bezwaren. Volgens Dehousse is dit verdrag er een als de talloze andere die België heeft afgesloten; zodat hij niet begrijpt, waarom het juridisch aspect van het Plan Schuman grondwettelijk meer aanvechtbaar zou zijn dan het vredesverdrag met Japan. Duvieusart en Van Zeeland menen hunnerzijds dat er in de teksten van de Grondwet geen elementen aanwezig zijn, die een verdrag als dit uitsluiten. Dit is voor Van Zeeland des te overtuigender daar de leden van de Constituante een geval als dit nooit voorzien hebben. Ik ben geen jurist en zal derhalve geen oordeel uitspreken over deze controverse. Zoveel is mij echter als leek wel duidelijk dat het juridisch formalisme, waarmee Prof. Dehousse de problematiek tracht op te lossen door te zeggen ‘een verdrag is een verdrag’ en ‘maakt U niet meer zorgen over dit verdrag dan over het vredesverdrag met Japan’, een vergelijking is, die mank gaat. De zeggingsmacht over belangrijke sectoren van ons economisch leven overdragen aan een internationale instelling, die geen ander fundament heeft dan een vooralsnog theoretisch doel, is toch iets anders dan een vredesverdrag met Japan afsluiten. Als juristen hun formalisme zó op de spits drijven, dat zij het beproefde adagium ‘Comparaison n'est pas raison’ gewoon vergeten, dan kunnen wij niet meer mee. Inmiddels schijnt men in brede kringen de gedachte los te laten, het Plan Schuman tot het eerste sluitstuk te maken van een institutionele ombouw van Europa. Het Plan Pleven, dat volgens een gelijksoortige formule een Europees leger wilde opbouwen, heeft de integratie laten varen om terug te keren naar een meer realistische en voorzichtige formule van trusteeship. Wellicht om langs een omweg toch een integratie analoog met het Plan Schuman te bereiken, werd te Parijs besloten verschillende organen van het Plan te laten dienen voor de Europese gemeenschap van verdediging. Ziehier het communiqué gepubliceerd op 27 Januari 1952 te Parijs bij de beëindiging van de ministeriële conferentie over het Europees leger, voor zover dit betrekking heeft op de kwestie die ons bezig houdt: | |||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||
Zowel de uitwisseling der institutionele lichamen als hun uitgesproken tijdelijk karakter (zie 3o) moest tenslotte dit over een tijdperk van 50 jaar lopende verdrag van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal wel brengen in een klimaat van herziening en aanpassing. Dit lijkt ons een gunstige omstandigheid. De opstellers en de ondertekenaars van het Plan Schuman hebben nooit onder stoelen of banken gestoken, dat dit economisch verdrag een politieke achtergrond heeft: het verminderen der spanningen tussen Duitsland en Frankrijk en het effenen der wrijvingsvlakken tussen deze eeuwenoude vijanden. Deze politieke inslag heeft natuurlijk zijn stempel gedrukt op de uitbouw van het Plan en heeft zijn integratie-structuur scherper doen uitkomen dan economisch kan gerechtvaardigd worden. Het is onbetwistbaar dat deze vermenging van politieke en economische vraagstukken niet geschikt is om de respectievelijke problemen tot een klare oplossing te brengen. ‘Het is een gezonde regel in de diplomatie elk probleem op te lossen naar eigen belangrijkheid en niet toe te laten dat de oplossing van één probleem afhankelijk wordt gemaakt van de oplossing van een ander’Ga naar voetnoot3). Wij hopen derhalve dat de Schuman-methode niet veralgemeend zal worden en dat men economische doeleinden zal nastreven met middelen die alleen gewogen worden op de balans der economische doelmatigheid. Als wij in Europa een economische samenwerking willen verwezenlijken die de welvaart bevordert, dan zal slechts het gebruik van economisch gerechtvaardigde criteria daartoe een stevig fundament kunnen leggen. Niets is op dit gebied der onverbiddelijke realia gevaarlijker dan het achternalopen van economische utopieën of het lanceren van goedkope planistische of grootruimtelijke theorieën. De Europese economische problemen moeten concreet gedacht en behandeld worden. Zó ergens dan moeten wij hier de ‘terribiles simplificateurs’ vermijden en de tovenaars verjagen die zoveel welvaart hebben opgeofferd aan hun onverantwoorde droombeelden. De kleine volkeren die deze nieuwe economische gemeenschap binnentreden, zullen met grote waakzaamheid zich moeten inspannen om stand te houden tegenover de pogingen welke hun grote partners ondernemen en zullen ondernemen om de markt te beheersen. Het zou een gevaarlijke illusie zijn te denken dat deze gemeenschappelijke markt voor kolen en staal - die naar wij hopen een rijkere en goedkopere markt zal zijn - ons kansen zal bieden gelijk aan die der groten. Alleen een verkeerde optiek kan ons in de waan brengen dat de macht | |||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||
van de ‘bigness’ haar efficiency verliest in een grote gemeenschap staande in het teken van een gemeenschappelijke toegang tot de bronnen van deze belangrijke economische sectoren. Nu reeds heeft de Duitse regering belangrijke fiscale en organisatorische maatregelen genomen om haar industrie in de beste conditie te kunnen binnenleiden in het Plan Schuman. Het is te betreuren dat de Belgische regering geen groter begrip heeft getoond voor een snelle aanpassing aan de nieuwe vereisten, vooral wat de Belgische kolenindustrie betreft. De gepaste timing is hier even belangrijk als de maatregelen zelf. Verder hopen wij dat de leiders van ons mijnbedrijf, die zo jammerlijk hebben geklaagd over de gevaren die de Belgische mijnen bedreigen, deze liever zullen bezweren door een stoute industrialisatie en, vooral in het Limburgse, door het oprichten van nevenbedrijven, dan door het herhalen der jammerklachten en waarschuwingen waarmee zij ons de laatste maanden hebben overstelpt. Gedurende de voorbereidende besprekingen, die geleid hebben tot het ondertekenen van het Plan Schuman, is de houding van de Beneluxlanden niet steeds eensluidend geweest. De belangen, die voor Nederland op het spel stonden, waren niet die van België en vice versa. Het vertrouwen in de toekomst van het Plan leek voor Nederland meer vanzelfsprekend dan wij konden begrijpen. Wij spreken de hoop uit, nu met de uitbouw van het Plan begonnen wordt, dat de Benelux-landen voortaan in de Schuman-gemeenschap met dezelfde eensgezindheid mogen optreden die de heren Stikker en Van Zeeland hebben getoond inzake het Europees leger. In deze eminente economische aangelegenheid moet de proef op de som worden geleverd dat de Benelux-solidariteit een actieve werkelijkheid is. |
|