Streven. Jaargang 5
(1951-1952)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 441]
| |
Politiek OverzichtInternationaalDE speciale politieke subcommissie, wier taak het was om binnen tien dagen achter gesloten deuren de westerse ontwapeningsvoorstellen in overeenstemming te brengen met de 12 Russische amendementen, heeft de eensgezindheid niet verder kunnen opdrijven dan tot de instelling van een ‘ontwapeningscommissie’, die de contrôle zal bestuderen op atomische en conventionele wapens. Tegen 1 Juni 1952 zal zij de vrucht van deze studie aan de Algemene Vergadering der V.N. moeten rapporteren. De overige punten van het westers vredesprogram: trapsgewijze bekendmaking en verificatie van alle strijdkrachten en bewapening, inclusief de atomische, en doelmatige internationale contrôle, werden aanvaard met 44 tegen 5 stemmen (die van het Sovjet-bloc). Tien landen, nl. die van het Nabije en Verre Oosten, onthielden zich van stemming. Dit gebrek aan eensgezindheid geeft weinig perspectief voor het bereiken van een dragelijke vrede. De politieke commissie behandelde daarna de Sovjet-klacht over Amerikaanse agressieve daden en inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen. Amerika heeft een ‘Mutual Security Act’ uitgevaardigd, waarbij 100 millioen dollar beschikbaar wordt gesteld om politieke vluchtelingen, die willen deelnemen aan de verdediging van het Atlantisch Pact te helpen. Visjinski dikte zijn betoog aan met de verwijzing naar een Amerikaans vliegtuig, dat in November boven Hongarije was neergeschoten en voorzien was van een aantal voorwerpen, die tot ondersteuning van spionnen en verzetslieden zouden uitgeworpen worden. De Amerikaanse afgevaardigde Mansfied vond, dat deze aanklacht de ernstigste was, die een lid van de V.N. tegen een ander lid kon indienen, maar constateerde tevens, dat Visjinski geen enkel bewijs geleverd had en veronderstelde, dat andere bedoelingen bij de Sovjet voorzaten. De aanklacht werd als ongegrond verworpen. De vier gevangengenomen vliegers zijn, elk afzonderlijk veroordeeld tot een boete van c. 30.000 dollar. Om de persoonlijke vrijheid van zijn staatsburgers te verdedigen, betaalde Dean Acheson grif deze losprijs, liet de Hongaarse consulaten in Amerika sluiten, verbood bezoek aan Hongarije en voegde er de waarschuwing aan toe, dat het Amerikaanse geduld niet onuitputtelijk was, Onbeslist bleef in de V.R. het lot van Italië. De westerse mogendheden hadden beloofd dit land in de V.N. te doen opnemen. Frankrijk deed daartoe het voorstel in de V.R., maar Jacob Malik was er slechts voor te vinden, indien 12 andere landen tegelijk werden toegelaten. Onder deze twaalf landen bevonden zich een vijftal satellietstaten, op wier toelating vooral de V. Staten niet gesteld waren. Ofschoon zelfs met de opneming van deze staten in de V.N. het overwicht der van de Sovjet afkerige leden niet verloren zou zijn, werd de vergadering ver- | |
[pagina 442]
| |
daagd teneinde het Russisch voorstel te ‘bestuderen’. Intussen blijft Italië het kind van de rekening, zolang men machteloos staat tegenover een dreigend Russisch veto. Daarentegen behaalden de V. Staten in de V.R. een succes. Amerika stond er op, dat in plaats van de tegencandidaat, de satellietstaat Wit-Rusland, als niet-permanent lid, Griekenland, dat geografisch ook tot de Balkan behoort, zou worden gekozen voor het jaar 1952. Eerst na negentien stemmingen behaalde Griekenland de vereiste twee derde (39 stemmen) meerderheid. De politieke commissie der V.N. heeft zich ook beziggehouden met het onderzoek naar de mogelijkheid van vrije verkiezingen in geheel Duitsland, zoals Adenauer dat had voorgesteld. Een deputatie van West-Duitsland zette haar standpunt uiteen, waarop, na enige aarzeling, ook een Oost-Duitse deputatie voor de vergadering verscheen. Haar standpunt was volstrekt afwijzend. Een internationale commissie van onderzoek betekende een inmenging in een binnenlandse aangelegenheid. Zij gaf de voorkeur aan een conferentie van vertegenwoordigers van West- en Oost-Duitsland om een kieswet samen te stellen. Nochtans heeft de Algemene Vergadering met grote meerderheid het westers voorstel tot instelling van een onpartijdige commissie van onderzoek goedgekeurd. Nederland is een van de vijf leden. Vermoedelijk is dit besluit een slag in de lucht. Want er bestaat alle kans, dat deze commissie aan de poort van Oost-Duitsland zal moeten blijven staan. Na de besprekingen te Parijs werd de Duitse kanselier Adenauer naar Londen uitgenodigd. Door Churchill en Eden welwillend ontvangen en zelfs op audiëntie bij koning George VI toegelaten, keerde hij tevreden naar Bonn terug. Niet alleen hebben de geallieerden hun financiële vorderingen op Duitsland aanzienlijk verminderd. Zij verzekerden ook dat, indien het Plan-Schuman door West-Duitsland wordt aanvaard, alle contrôle-lichamen op de West-Duitse industrie zullen worden opgeheven. In Frankrijk zelf is het plan-Schuman, nadat een motie tot uitstel van het debat over de ratificatie met grote meerderheid verworpen was, aangenomen met alleen de stemmen der Gaullisten en der communisten tegen. Met het Pleven-plan, de vorming van een Europees leger, ging het minder voorspoedig. Na van het rapport der ‘Drie Wijzen’ te hebben kennis genomen, begreep Eisenhower, dat zijn defensie-plannen, wegens economische slechte toestanden, in 1954 niet gereed konden zijn. Daarom stelde hij zich voorlopig tevreden met 50 gevechtsklare divisies in 1952, die een aanval reeds in dit jaar tot een dwaasheid zouden maken. Hij liet echter niet na er op aan te dringen dat de krachtsinspanning van enkele kleine naties als België, Denemarken en Nederland opgevoerd moest worden. Ook de Raad van Europa te Straatsburg kon niet ontkomen aan de opwekking van vier ministers: de Gasperi, van Zeeland, Schuman en Adenauer om een Europees leger te bevorderen. De houding echter van Churchill, die van de beginne af een protagonist van een Europees leger was geweest, maar als eerste minister zijn enthousiasme verloren had en | |
[pagina 443]
| |
isolationist was geworden, was een bittere ontgoocheling voor de deelnemers. Men durfde zich niet uitspreken over de modaliteit van het Europees leger en nog minder over het te vormen gezag, ten koste der afzonderlijke souvereiniteiten, waaraan het leger te gehoorzamen zou hebben. In arren moede legde Spaak zijn voorzitterschap neer om de gelegenheid te hebben zijn gal tegen een vergadering uit te spuwen, die slechts de wijsheid van de dood had en waarvan nog geen 60 mannen werkelijk geloven in de eenheid van Europa. Deze verwijten waren enigszins overdreven. De vergadering immers had met een kleine meerderheid een ‘Hoge Autoriteit’ uitgedacht met beperkte actie op het gebied van defensie en van het buitenland. Bovendien heeft zij, op ander terrein, aan de ‘Rechten van de Mens’ toegevoegd, dat de staat op het gebied van onderwijs de rechten van de ouders erkennen moet, om zelf uit te maken en er voor te zorgen, dat de kinderen worden opgevoed en onderwezen volgens hun eigen godsdienstige en filosofische opvattingen. Te Parijs hebben daarna de bij het plan-Pleven betrokken ministers van Frankrijk, West-Duitsland, Italië en de Benelux beraadslaagd over de wijze, waarop een Europees leger kan gevormd worden. De Benelux-leden laten ongaarne iets van hun souvereiniteit vallen om opgenomen te worden in een supra-nationaal orgaan, waarin de grote mogendheden het voor het zeggen zouden hebben. Om dezelfde reden maakten zij bezwaar tegen een gemeenschappelijke begroting en klaagden er over, dat de afzijdigheid van Groot-Brittannië de eenwording van Europa ten zeerste bemoeilijkte. Op dit laatste antwoordde generaal Eisenhower: ‘Wij moeten stap voor stap in de gewenste richting gaan, zodat Groot-Brittannië uiteindelijk toch mee zal kunnen doen’. Over het beginsel van een gemeenschappelijke begroting voor de Europese defensie-gemeenschap werd overeenstemming bereikt, maar het zal nog een voorwerp van onderzoek zijn op welke wijze de nationale defensie-begrotingen naar de gemeenschappelijke begroting kunnen worden overgeheveld. En wat het supra-nationaal orgaan betreft kwam men overeen, dat dit zal moeten omvatten een uitvoerend commissie-orgaan, een assemblée, een ministerraad en een gerechtshof. De uitwerking van dit alles wordt verder overgelaten aan de deskundigen. Intussen had Churchill begrepen, dat hij water in de wijn moest doen. Bij zijn bezoek aan Parijs hebben Churchill en Eden langdurig met de Franse ministers gesproken. Men zegt, dat Eisenhower onder bedreiging het Europees leger in de steek te laten hen onder druk heeft gezet. Het communiqué, na afloop der besprekingen bekendgemaakt, is heel wat toegeeflijker dan de starre houding te Straatsburg aangenomen. Het verklaart, dat de zes landen Duitsland moeten laten deelnemen aan de verdedigingsorganisatie van West-Europa. Groot-Britannië zal zich, zoveel als slechts mogelijk is, laten betrekken bij de instelling van het voorgestelde Europese leger. De Britse strijdkrachten in Europa zullen zo nauw mogelijk met het Europese leger samenwerken. Een permanente Britse delegatie zal worden gevestigd bij het hoofdkwartier van het supra-nationale gezagsorgaan, dat nog zal | |
[pagina 444]
| |
worden gesticht. Zelfs in zake de problemen van Europa, het Midden- en Verre-Oosten is volledige overeenstemming bereikt. Dit geldt dus ook voor de kwestie-Egypte. De Egyptische regering, die steun verleende aan de bevrijdingsbataljons en sluipaanvallen op Britse militairen begunstigde, was totdusver tot geen enkele concessie bereid. De Britten moesten en zouden de Suezkanaal-Zone en Soedan ontruimen. De Egyptische ambassadeur, Abdel Fattah Amr Pasja, uit Londen teruggeroepen had te Parijs nog een schijnbaar onvruchtbaar onderhoud met Eden. Op het einde van December werden de rollen plotseling gekeerd. Koning Faroek benoemde de ex-ambassadeur tot zijn adviseur van buitenlandse zaken, en tot hoofd van zijn kabinet Hafez Afifi Pasja, die voorstander is van een meer gematigde politiek ten opzichte van Engeland en zich ‘vredesgezant’ noemde tussen de ‘koning en de regering’. Dat de bevolking deze onverwachte ommekeer niet zo snel kan begrijpen en volgen is verklaarbaar. Vandaar dat de onrust in de voornaamste steden zich uitte in demonstraties, die door de politie met traangasbommen en schoten in de lucht bedwongen werden. Op 24 December 1951 heeft Egypte een nieuwe buurstaat gekregen. Volgens besluit van de V.N. in 1949 genomen zou het commissariaat door de Nederlander, A. Pelt, waargenomen op die datum eindigen en de voormalige Italiaanse kolonie Lybië onder koning Idris I haar onafhankelijkheid verkrijgen. Door zijn ligging is deze nieuwe staat van strategische betekenis en de koning heeft reeds zijn verlangen te kennen gegeven om in de wereldbond te worden opgenomen. Gegeven zijn Islamitische afkomst en zijn economische afhankelijkheid van de hem omringende staten is er kans dat hij zich eerder bij de neutralistische Arabische Liga zal voegen dan bij het westers blok. De onderhandelingen te Pan Moen Jon worden, zonder dat er over een opheffing van de demarcatielijn na het verstrijken van de vastgestelde 30 dagen op 27 December wordt gesproken, geduldig voortgezet. De bevoegdheden van de contrôle-commissie, die nog uit de neutrale staten moet aangewezen worden, zijn nog niet ondubbelzinnig omschreven. De wederzijdse uitlevering der krijgsgevangenen wordt aanzienlijk vertraagd door de gebrekkige en onvolledige lijsten door de Noordelijke partij ingeleverd. De lijst der verbondenen telt 132,474 krijgsgevangenen. Die van de Noordelijken bevat slechts 11.000 namen, waaronder ruim 3000 Amerikanen en 7000 Zuid-Koreanen. Het staat echter vast, dat meer dan 12.000 verbondenen en 70.000 Zuid-Koreanen vermist worden. Waar zijn deze gebleven? De Noord-Koreanen trachtten zich te verontschuldigen, dat zij mogelijk vergissingen en onvolledigheden hebben begaan, dat verschillende krijgsgevangenen ontsnapt zijn en anderen aan hun verwondingen of aan ziekten zijn gestorven. Een onderzoek door het Rode Kruis hebben zij echter afgeslagen en het heeft er alle schijn van, dat wat een maand geleden kolonel Hanley beweerde, nl. dat ruim 8000 krijgsgevangenen door de Chinezen vermoord zijn, door de feiten bevestigd zal worden. | |
[pagina 445]
| |
NederlandVoor het eerst na vele jaren is de voorzitter der Tweede Kamer er in geslaagd de begrotingen vóór het Kerstreces te hebben afgehandeld. Zijn niet alle Kamerleden voldaan over het werktempo en de resultaten ervan, de vertegenwoordigers van de pers zijn eenstemmig in hun klacht over de afbeulerij, waarvan zij het slachtoffer waren. Buiten het parlement worden deze beraadslagingen slechts gevolgd in zover zij belanghebbenden betreft of wanneer de zaak van politieke betekenis is. De vraag van de heer Burger over het verbod voor ambtenaren lid te zijn van CPN en van haar mantelorganisaties trok dan ook meer belangstelling. Of liever, niet de vraag, maar het antwoord, dat minister Drees er op gaf. Het was klare taal. Deze organisaties streven naar een totalitair staatsbestel, waarbij zij toepassing van vrijwel alle daartoe dienstige middelen geoorloofd achten en daarbij de internationale consignes van het Sovjet-blok volgen. Op de moeilijkheid dat ambtenaren, die voor het lidmaatschap bedanken, daardoor nog niet betrouwbaar worden, antwoordde de minister, dat zij althans in hun activiteit, als b.v. openlijke propaganda, worden belemmerd. Bovendien kunnen onbetrouwbare ambtenaren ook ontslagen worden en de halfslachtige meelopers zullen tot nadenken komen. De ware democratie heeft de plicht beperkingen op te leggen aan hen, die, als zij aan het bewind kwamen, de menselijke vrijheiden zouden vernietigen. Door de benoeming van prof. dr L.J.M. Beel tot minister van Binnenlandse Zaken is het aantal katholieke ministers weer op zes gebracht. In dit departement is hij geen vreemdeling, want hij was van 1945 tot 1948 met het beheer er van belast. Zijn bekwaamheid en zijn integriteit zijn een versterking, zij het te elfder ure, van het over enkele maanden, als de tekenen niet bedriegen, te verdwijnen ministerie. De veel omstreden minister van financiën Lieftinck heeft in Amerika de waardering ontvangen voor zijn monitaire politiek, die hem in eigen land door velen onthouden is. Bij zijn bezoek aldaar verkreeg hij van de banken te New-York een crediet van 18 millioen dollar. Nauwelijks in het vaderland teruggekeerd bezocht hem Mr Clarence Hunter, hoofd van de ECA-missie in Nederland, die hem verraste met de blijde mededeling, dat voor het tijdvak van 1 Juli 1951 tot 1 Juli 1952 de Amerikaanse economische hulp aan ons land is vastgesteld op honderd millioen dollar. De voorbesprekingen, die de heren van Schaik en van der Grinten omtrent de staatrechtelijke structuur tussen Nederland en de West-Indische gebieden aldaar hebben gevoerd, leidden tot het resultaat, dat in Maart 1952 een R.T.C. zal worden belegd met het doel tot een definitieve regeling te komen. Of de wijziging van het Unie-statuut even vlot zal gaan, mag betwijfeld worden. In de Tweede Kamer merkte minister Peters op, dat Indonesië wel moest beseffen dat het niet telkens kan terugkomen op wat eenmaal was afgesproken en waarschuwde, dat een samenkoppeling van de twee vraagstukken: Statuut en Nieuw-Guinea de zaak in een impasse zou brengen. Hij deelde mee, dat 13 Nederlanders reeds meer dan 20 maanden in arrest waren en veel meer reeds meer dan tien maanden, waarbij nog | |
[pagina 446]
| |
geen enkele vooruitgang in de gerechtelijke procedure was te bespeuren. De inbeslagname in de haven van Tandjong Priok van wapens aan boord van de ‘Blitar’ geschiedde wederrechtelijk, omdat deze wapens niet bestemd waren voor invoer in Indonesië, maar voor doorvoer naar Nieuw-Guinea. Door verwerping van dit onderscheid heeft de Indonesische regering zich gedragen alsof Nieuw-Guinea juridisch onder haar rechtsbevoegdheid stond. Een protest tegen deze handelswijze werd spitsvondig afgewezen en de ophelderingen in een aidemémoire aan prof. Supomo, de leider der Indonesische delegatie reeds in Den Haag aanwezig, gevraagd, worden nog overwogen. Op de Partijraad-vergadering der K.V.P. heeft Prof. Jurgens, apolitiek en sprekend alleen uit eigen naam de vaagheid en onduidelijkheid van het concept ‘Algemeen staatkundig program’ met zoveel succes aangetoond, dat het ter revisie is teruggenomen. De practische punten over het vaststellen der candidaten-lijsten, over het systeem van de groslijststemmingen en het hanteren der voorkeurstemmen konden de instemming der aanwezigen verkrijgen. 1-1-52 K.J.D. | |
BelgiëOndanks alle geruchten over een a.s. wijziging in de regering Pholien is het nieuwe jaar begonnen zonder dat deze geruchten werden bewaarheid. Wat niet wil zeggen dat het Parlement zijn werkzaamheden zal hervatten met een ongewijzigd kabinet. De laatste weken van December hebben het prestige der regering niet versterkt. De verlenging van de huishuurwet, die door haar op de Algemene Paritaire Raad van 20 October 1951 werd toegezegd, heeft bij de behandeling in de Kamer de indruk versterkt dat men deze nodeloos voor een voldongen feit had geplaatst. De verklaring, door de leider van de C.V.P., dhr du Bus de Warnoffe vóór de stemming van het regeringsontwerp afgelegd, stond gelijk aan een motie van wantrouwen in de regering. In overeenkomstige gevallen zou in tijden dat het Parlement nog zelfrespect had en de regering respect voor het Parlement de eerste-Minister dezelfde avond zijn ontslag hebben aangeboden aan de Koning. Maar de huidige eerste-Minister voelt zich genoegzaam gesteund door zijn vrienden in de Senaat en zijn medeleden in de regering om de verklaring van dhr du Bus de Warnoffe, namens de C.V.P.-Kamerleden afgelegd, als een louter platonische geste te beschouwen zonder politieke betekenis. Wel achtte enkele dagen later ook de Senaatsfractie van de C.V.P. versterking van de ploeg Pholien gewenst. Maar het is de vraag of er in de rangen van de C.V.P. wel iemand zal gevonden worden, bereid om een equipe te komen ‘versterken’ waarin men uit een soort valse solidariteit ook de zwakke elementen wil behouden. Het is in die omstandigheden te verwachten dat dhr Pholien eenmaal zal dienen plaats te ruimenGa naar voetnoot1). | |
[pagina 447]
| |
Ten onrechte zien sommigen de crisis in de C.V.P. als een kwestie van personen of als een nasleep van de Koningskwestie. Ieder die over de toestand nadenkt, is er diep van overtuigd, dat de regering in haar huidige samenstelling niet is opgewassen tegen de geweldige problemen waarvoor het land in het jaar 1952 zal staan. Ver boven alle binnenlandse vraagstukken reiken thans de problemen omtrent de herbewapening van Westelijk Europa, het Schumanplan, en het Europees leger. Inzake herbewapening heeft België een buitengewone inspanning gedaan. Voor 1952 zullen onze uitgaven voor herbewapening ongeveer 40 milliard belopen, hetgeen een reusachtig bedrag is als men bedenkt, dat onze gewone begroting circa 70 milliard en de algemene begroting circa 90 milliard bedraagt. Deze haast buitensporige financiële inspanning, gepaard aan de doorvoering van de 24 maandendienst, vond bij de bevriende naties niet de erkenning die men had mogen verwachten. In officiële rapporten, zoals het verslag Harriman, werd zelfs onze militaire krachtsinspanning onvoldoende geacht in verhouding tot het nationaal inkomen. Van België werden daarenboven nog geldelijke offers gevraagd ten voordele van sommige Staten van de Atlantische groep. Dit alles wijst erop, dat onze regering, aangaande deze kwestie in de komende weken voor zware onderhandelingen zal staan met landen die de laatste tijd al minder inschikkelijkheid toonden. En het is zeker te betreuren dat in de openbare mening dergelijke essentiële vraagstukken niet genoegzaam worden aangesneden noch door de regeringsleiders noch door de parlementaire vertegenwoordigers. Hetzelfde kan gezegd worden van de twee problemen, waarvoor binnenkort een beslissing moet vallen: het Schumanplan en het Europees leger. Op het ogenblik dat wij schrijven staat de Senaat voor de bekrachtiging van het verdrag tot instelling van de Europese gemeenschap voor kolen en staal, meer bekend onder de naam Schumanplan. In de kringen van de steenkoolindustrie is hiertegen ernstig protest gerezen, terwijl in politieke en rechtsgeleerde middens verzet is ontstaan tegen het prijsgeven van een deel der souvereiniteit die het plan veronderstelt. Dit prijsgeven stuit bovendien op Grondwettelijke bezwaren. De Franse Grondwet van 27 October 1946 luidt dat ‘onder voorbehoud van reciprociteit’, Frankrijk instemt met beperkingen van souvereiniteit die nodig zijn voor de vestiging en handhaving van de vrede. Ook de West-Duitse en Italiaanse Grondwetten huldigen een dergelijk beginsel. In de Belgische Grondwet wordt gezien haar ouderdom, geen enkele concessie gevonden voor dergelijke internationale noodwendigheden. Integendeel, meerdere teksten zijn er radicaal mee in strijd. Het gaat niet aan te handelen alsof deze bezwaren niet bestonden en het is dus de plicht van de regering te voorkomen dat de grondwettelijke teksten door herhaalde niet-naleving ervan, hun betekenis zouden verliezen. Het is echter nog minder toelaatbaar dat men grondwettelijke bezwaren inroept om de noodzakelijke Europese integratie, zonder welke Europa zeker ten onder gaat, te vertragen of te beletten. Een beroep op de Grondwet | |
[pagina 448]
| |
zou in die omstandigheden het crediet van België in het buitenland ernstig aantasten en beschouwd worden als een slecht voorwendsel voor een achterlijke politiek. Op dit stuk dient elke regering, welke dan ook, klare taal te spreken en dienovereenkomstig te handelen. Waar het Schumanplan wegens de geweldige, ook private belangen, die ermee zijn gemoeid in de laatste weken tot vrij uitvoerige polemieken aanleiding gaf, is dit veel minder het geval geweest met het plan tot oprichting van het Europees leger. Dit is des te verwonderlijker omdat de beslissing in deze aangelegenheid uiteraard en wegens het aandringen der Verenigde Staten bijzonder dringend is. Men kan in de Belgische publieke opinie geen enkele stroming ontdekken in de ene of andere richting en het lijkt wel alsof, behalve de Minister van Buitenlandse Zaken (en wellicht zijn voorganger dhr P.H. Spaak), niemand voor deze essentiële kwestie enige belangstelling heeft. Dit brengt het gevaar mee dat de man, die voor de Belgische politiek verantwoordelijk is, noch in de ene, noch in de andere richting steun zal voelen. De regeringen van de zes hierbij betrokken landen Frankrijk, Italië, West-Duitsland, België, Nederland en Luxemburg voeren sinds weken onderhandelingen die slechts moeizaam vorderen. Wel blijkt men over het beginsel van het Europees leger accoord, maar de moeilijkheden schijnen onoverkomelijk, waar het gaat om de bevoegdheid te bepalen van de politieke autoriteit, die nodig is om gezag over dit leger uit te oefenen en de financieringswijze te bepalen. Het is buiten kijf dat de instelling van een dergelijke autoriteit een definitieve stap is naar een politieke Europese gemeenschap met de souvereiniteitsoverdracht, die dit voor de onderscheidene betrokkenen met zich meebrengt. Evenzeer als voor de Europese Gemeenschap voor kolen en staal gelden hier voor België ernstige grondwettelijke bezwaren. Daarenboven dient ons land er over te waken dat zijn aandeel in het gemeenschappelijk financieringsfonds binnen redelijke perken wordt gehouden, hetgeen gezien de argumenten die sommige van de partners te Parijs naar voren hebben gebracht in de huidige stand van zaken niet verzekerd is. Op het ogenblik dat deze regelen verschijnen, zullen wij, naar wij hopen op dit gebied reeds verder zijn gevorderd. Er voltrekt zich in Europa een evolutie, die binnen enkele jaren, of wij het willen of niet, heel ons souvereiniteitsstatuut grondig zal wijzigen. Het is te betreuren dat onze openbare mening ondertussen vooral aandacht heeft voor allerlei nevenkwesties. Nog treuriger is het dat de partij, die in België over de meerderheid beschikt, en zich in staat oordeelt om alleen het bewind te voeren niet in staat blijkt om aan het land de leider en de regering te schenken die bij de openbare mening de belangstelling weet te wekken en de eendracht kan scheppen om in optimale voorwaarden deze voor ons land en voor heel Europa zo beslissende vraagstukken mede op te lossen. A. van Haverbeke |
|