Streven. Jaargang 5
(1951-1952)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 406]
| |
Admiraal Lord Keyes
| |
[pagina 407]
| |
Zijn vriendschap voor het Belgische vorstenhuis is Admiraal Keyes tot zijn laatste levensadem trouw gebleven. Wat meer is, als geen ander heeft hij, in de moeilijkste omstandigheden, de zaak van Koning Leopold III en de eer van het Belgische leger tijdens de 18daagse veldtocht verdedigd. Hij werd daartoe niet alleen door vriendschap gedreven. Doch evenzeer, zo niet vooral, door het feit dat hij de onmiddellijke ooggetuige van de gebeurtenissen is geweest. En als Admiraal Keyes een ‘waarheid’ meende te hebben ontdekt, dan verdedigde hij die met al de moed, durf en onstuimigheid, waarmee hij zoveel schone bladzijden aan de geschiedenis van de Britse Navy heeft toegevoegd. | |
I. Keyes, de ooggetuigeIn 1937 zo zegt de biograaf, verklaarde België zich bij monde van haar regering neutraal. Deze verklaring werd aanstonds door Groot-Brittannië en Frankrijk goedgekeurd. Anthony Eden was toen, evenals thans, Brits Minister van Buitenlandse Zaken. Zes maanden nadien beloofde Duitsland plechtig de Belgische neutraliteit te eerbiedigen. Op 3 September 1939 brak in het westen de oorlog uit. De algemene mobilisatie werd in België op 1 October afgekondigd. ‘De Geallieerden wensten stafbespreking met de Belgische Generale Staf’. - Maar, zegt Generaal Aspinall-Oglander, ‘er waren in Brussel talrijke invloedrijke personen die, zonder in hun sympathieën uitgesproken pro-Duits te zijn, overtuigd waren dat de Duitsers de oorlog zouden winnen’ en ‘de Belgische regering vreesde de risico's’ die dergelijke besprekingen zouden kunnen inhouden. Koning Leopold zou nochtans daarmee geen genoegen hebben genomen. Hij wilde weten wat de Britse en Franse legers bij machte waren te doen, in geval van een Duitse overval op België. Op 2 October, ‘na 't vallen van de avond, arriveerde ten huize van Keyes, te Chelsea (Londen), een onverwachte bezoeker die een afgezant van de Koning bleek te zijn. Hij vertelde de Admiraal wat de Vorst wenste te vernemen. Weinige dagen nadien verzocht de Belgische Ambassadeur te Londen Keyes om een onderhoud. Hij verklaarde dat Koning Leopold ten zeerste wenste dat Keyes hem te Brussel zou bezoeken’. Met officiële goedkeuring reisde Admiraal Keyes op 17 October naar Brussel. Daags daarna had hij een onderhoud met Z.M. tijdens hetwelk van beide zijden talrijke bijzonderheden werden meegedeeld. Andere ‘officieuze’ besprekingen volgden, met wat de biograaf noemt ‘uitgesproken voordelen voor beide partijen’. | |
[pagina 408]
| |
Na het voorval met het neergedaalde Duitse vliegtuig, in Januari 1940, werden die contacten beëindigd. Maar ‘hij (Keyes) had reeds zeer nuttige informaties verkregen, alsmede de vergunning voor officieren van de Geallieerde Staven om in burgerpak en met burgerlijke reispassen, het Belgische verdedigingsstelsel te inspecteren’.
Toen kwam de morgen van 10 Mei. ‘Enkele uren later, in overeenstemming met de plannen, uitgewerkt na het Octoberbezoek van Admiraal Keyes aan Koning Leopold, snelden de Franse en Britse divisies over de noordelijke grens van Frankrijk te hulp’. ‘Keyes had nog niets van die overval gehoord, toen hij in zijn huis te Chelsea om 10 uur in de morgen door Winston Churchill werd opgebeld. Deze zei hem naar de Admiraliteit te komen, gereed om onmiddellijk naar Brussel te vertrekken’. Om 15.30 uur verliet Keyes Londen per vliegtuig. Hij moest optreden als ‘Persoonlijk Verbindingsofficier tussen Koning Leopold en de Britse Eerste Minister’ (d.i. Winston Churchill). De volgende morgen meldde de Admiraal zich bij de Koning aan in zijn hoofdkwartier van Willebroek. Voor de rest van de 18-daagse veldtocht maakte hij als 't ware deel uit van het gevolg van de Vorst. | |
II. Het getuigenis van Admiraal KeyesDit getuigenis is van 't allergrootste gewicht. Geen enkel ander buitenlander was in de gelegenheid om, in dezelfde mate als hij, de evolutie van de toestand in België en de houding van de individuen betrokken in het ‘Koningsdrama’ op de voet te volgen. Wat leert ons daarover het boek van Generaal Aspinall-Oglander? Het Geallieerde Vliegwezen: Reeds bij de eerste ontmoeting (11 Mei) drong de Vorst bij Admiraal Keyes aan op krachtiger luchtsteun boven het Belgisch grondgebied. Van Brussel uit nam Keyes dus telefonisch contact met het stafhoofd van het Britse vliegwezen. Deze zei dat de R.A.F. niets méér kon doen. Met dat antwoord niet tevreden, telefoneerde Keyes aan Winston Churchill met hetzelfde verzoek. Hij voegde er aan toe dat er ‘een ramp van formaat te vrezen was’ als de overmacht van de Duitse vliegers in de lucht niet werd beantwoord. Churchill stemde toe en op 12 Mei hield de R.A.F. boven België een zeer verdienstelijke schoonmaak. 13 Mei: Op die dag werden de leidende elementen van het Franse Zevende leger in wanorde teruggeslagen. In Zuid-België/Noord-Frankrijk had de vijand reeds twee bruggehoofden op de Westelijke oever van de Maas veroverd. Maar ‘rap- | |
[pagina 409]
| |
porten over de toestand daarginds waren vaag en er werd weinig nota van genomen’.... Trouwens, ‘de verbindingen tussen de drie geallieerde legers waren slecht, en ze bleven dat voor de duur van de ganse veldtocht’. 14 Mei: In de morgen van 14 Mei wisten Leopold en Keyes nog niets van de ongunstige wending in de Maasvallei. De Vorst was er van overtuigd dat de linie van de DijleGa naar voetnoot2) kon worden gehouden. ‘In die omstandigheden, was hij woedend te vernemen dat zijn eigen ministers en, op hun aansporen, de Britse en Franse Ambassadeurs op 't punt stonden de hoofdstad te verlaten. Hij drong er op aan dat vier van zijn ministers zouden blijven en vroeg Keyes naar Brussel te gaan om er de Britse Ambassadeur, Sir Lancelot Oliphant, te smeken niet weg te gaan’. Door tussenkomst van Keyes werd het vertrek afgelast. Diezelfde dag ‘had het Duitse succes te Sedan, met één stoot, de val van Frankrijk bezegeld, het bestaan van het Britse Expeditie-leger in gevaar gebracht, en het lot van België bepaald’. 15 Mei: In de vroege morgen van 15 Mei telefoneerde Reynaud aan Churchill ‘dat de slag verloren was en Frankrijk reeds verslagen’. Diezelfde morgen vernam Keyes ‘dat de Britse Ambassadeur op verzoek van de regering, opnieuw voorbereidselen had getroffen om Brussel te verlaten’. ‘.... Toen Koning Leopold dit vernam protesteerde hij opnieuw bij zijn ministers, en hij beval hun niet langer bij de geallieerde diplomaten op hun vertrek aan te dringen. Tevens beklemtoonde hij het feit dat de vlucht van de regering en de verdwijning van de Britse en Franse Ambassadeurs een nadelige weerslag zou hebben op het moreel van de bevolking’. 16 Mei: De Duitse colonnes, die geen weerstand ontmoetten, naderden St. Quentin en Cambrai. ‘Voor het Brits Expeditieleger (B.E.F.) was het van essentieel belang geworden zich aan te sluiten bij de achteruittrekkende beweging op zijn rechterflank en de linie van de Dijle op te geven. En het Belgische leger zag zich genoodzaakt dat ook te doen, ofschoon de Dijle-linie België's voornaamste defensielinie was’ en nog steeds niet op ernstige wijze was aangevallen. 17-18 Mei: De meerderheid van de Belgische ministers zijn op weg naar Le Havre. ‘Maar op 's Konings nadrukkelijk bevel moesten de Eerste Minister, de Minister van Buitenlandse Zaken en twee andere ministers voor 't ogenblik in Brugge blijven’. | |
[pagina 410]
| |
Admiraal Keyes schreef, op de 18e, aan zijn echtgenote te Londen:
‘De kalme moed van de Koning en van Overstraten en de houding en het moreel van het Belgische leger zijn, meen ik, werkelijk prachtig. Voor het leger is het een zware beproeving nogmaals een lange terugtocht te moeten beginnen zonder daaraan schuld te hebben. De Belgen hadden nooit hoeven terug te trekken, als de Fransen de Duitsers belet hadden de Maas met tanks te overschrijden’. Op 19 Mei was ‘Keyes verwonderd te vernemen dat de Koning geen instructies had ontvangen van Generaal Billotte (d.i. de opperbevelhebber van het Iste Franse leger in Frans Vlaanderen), ondanks de verslechterende toestand. Daar de Duitsers reeds in Amiens waren en de Kanaalhavens bedreigden, zouden de Geallieerde legers in België zich weldra als in een omsingelde vesting bevinden. De Koning verzocht Keyes nu om zonder dralen Lord Gort op te zoeken en er zich van te vergewissen of er geen bijzondere instructies op het hoofdkwartier waren aangekomen, en vooral te weten te komen wat Gort voornemens was te doen wanneer al zijn verbindingen met het Zuiden werden afgesneden’. Lord Keyes deed wat hem was gevraagd. ‘Gort vertrouwde Keyes toe dat de positie van het B.E.F. en van alle geallieerde legers in België critiek was’. ‘In feite - ook al vertelde hij het niet aan Keyes. - was Gort er reeds van overtuigd dat de evacuatie vermoedelijk het enige middel was om het B.E.F. te redden.... en reeds had hij daarover in de loop van de namiddag met het Ministerie van Oorlog te Londen getelefoneerd’.
20 Mei: Keyes was op 't hoofdkwartier van Generaal Gort gebleven, wachtend op het aangekondigde bezoek van de opperbevelhebber C.I.G.S. Generaal Ironside. Deze arriveerde op 20 Mei in de vroege morgen. Aan Leopold werd verzocht de rechter flank voldoende naar 't Zuiden uit te rekken om een Brits-Franse tegenaanval ten Zuiden van Arras te vergemakkelijken. Keyes bracht de boodschap over. De Vorst beloofde te doen wat mogelijk was. Maar hij beklemtoonde tevens dat het Belgische leger tot capitulatie was gedoemd, als de Duitsers er in slaagden een wig te drijven tussen de Belgische en Britse strijdkrachten. 21 Mei: De Britse tegenaanval mislukte deerlijk omdat de beloofde Franse steun niet kwam opdagen. Ironside, zo schrijft de biograaf, deelde aan het Britse Ministerie van Oorlog mee dat op het Franse hoofdkwartier de grootste verwarring heerste en ‘dat Generaal Billotte | |
[pagina 411]
| |
geen orders had gegeven sinds zijn aanstelling tot opperbevelhebber op de 12e, en dat hij klaarblijkelijk geen plannen had’. Daarna had in Ieperen plaats wat Koning Leopold noemde ‘het verward gepraat van vier uren’ tussen Weygand en de Britse, Franse en Belgische bevelhebbers. Dezelfde avond had Lord Gort te Ieperen een onderhoud met Koning Leopold en Generaal Billotte. Er werd de Belgen gevraagd van de Schelde terug te trekken naar de Leie en daarna - als dat nodig mocht zijn - naar de IJzer. De Koning aanvaardde het voorstel. Na de conferentie zei Gort aan Keyes: ‘Ik hoop dat de Belgen niet denken dat we “awful dirty dogs” (schrikkelijk gemene honden) zijn!’ Diezelfde dag werd Generaal Billotte, opperbevelhebber van de Ie legergroep van het Franse leger bij een auto-ongeval gedood. 22-24 Mei: Nu volgde de weinig hartverheffende geschiedenis van het beruchte Plan-Weygand dat niets opleverde, of juister dat een doodgeboren kind bleek te zijn. Wij kunnen het hier in ons betoog verder buiten beschouwing laten, op een paar verwijzingen in 't voorbijgaan na. 25 Mei: Koning Leopold kwam 's ochtends vroeg, zo zegt de biograaf, in Keyes' kamer te Wijnendaal. Hij ‘vertelde hem dat zijn ministers het grootste deel van de nacht hadden getracht hem over te halen om het leger in de steek te laten en met hen naar Le Havre te gaan. Hij had hun gezegd dat zij thans vrij waren te vertrekken, indien zij dat wensten, maar dat hijzelf zijn leger niet zou verlaten, zeker niet op het ogenblik nu het aan 't vechten was om de linker flank van het B.E.F. te beschermen. De Duitsers hadden de Belgische stellingen met vlugschriften overstelpt, aandringend op overgave en bewerend dat de Vorst op het punt stond hen te verlaten. Hij wist dat het B.E.F. in gevaar zou verkeren, indien hij ging’. Dezelfde dag overhandigde de Vorst aan Sir John Dill, opvolger van Generaal Ironside als C.I.G.S., een persoonlijke brief voor de Britse Koning. Daarin zette hij zijn redenen uiteen waarom hij in geval van capitulatie bij zijn leger zou blijven. 's Avonds dineerde Lord Keyes met Koningin Elisabeth en Koning Leopold. Daarna bespraken zij de toestand. ‘Koning Leopold was er van overtuigd, dat het Franse leger binnen twee of drie weken zou ineenstorten, dat binnenlandse onrust in Frankrijk zou uitbreken en dat de Franse regering een afzonderlijke vrede zou sluiten. Hij beschouwde het als een tragedie dat de Britse regering niet had ingezien dat elke dag uitstel de evacuatie van het B.E.F. hoogstens maar bemoeilijkte. Sinds lang was het hem duidelijk dat er geen hoop bestond | |
[pagina 412]
| |
op een afdoende Franse medewerking tot een offensief. Daarop vroeg de Vorst aan Keyes of hij dacht, dat Engeland de strijd zou voortzetten als Frankrijk afvallig werd. Keyes zei er van overtuigd te zijn, dat Groot-Brittanië nooit zou opgeven. De Koning en Koningin Elizabeth zeiden beiden dat ook zij er ten volste op vertrouwden dat het Brits genie op de duur de overwinning zou waarborgen’. 26 Mei: Admiraal Keyes bezocht opnieuw het Britse hoofdkwartier bij Armentières. ‘Tegen die tijd had het (Britse) Ministerie van Oorlog twee boodschappen van doorslaggevend belang gezonden aan Lord Gort. In de eerste ontving hij toestemming om zich op de kust terug te trekken, als dat nodig mocht blijken.... In het tweede telegram, dat reeds onderweg was, werd hem het categorisch bevel gegeven dat te doen. Maar Gort sprak tot Keyes met geen enkel woord over evacuatie. Ook vertelde hij niet dat hij en de Fransen het Plan Weygand hadden opgegeven. Maar hij insisteerde er op dat het Belgische leger z'n positie van het ogenblik zou opgeven en onmiddellijk zou terugtrekken op de IJzer’. Uit De Panne telefoneerde Keyes in de namiddag aan Winston Churchill.... Hij was opgelucht nu voor het eerst te horen dat het Plan-Weygand van de baan was, maar was hoogst verbaasd te vernemen dat tot de evacuatie van het B.E.F. reeds was besloten’. Daarop drong Churchill er bij Keyes op aan dat hij er de Vorst toe zou bewegen om met hem te vertrekken. Churchill beloofde ook in die zin een telegram aan de Koning te zenden. Dit is dan ook gebeurd op 27 Mei, maar 't telegram heeft de Koning nooit bereikt. De inhoud van dit telegram staat gedrukt in het tweede deel van Churchill's Mémoires. Terzelfdertijd zond Churchill een telegram aan Gort, waarin hij zegt: ‘Het is thans nodig de Belgen in te lichten. Ik stuur Keyes bijgaand telegram (het juist-vermelde), maar uw persoonlijk contact met de Vorst is wenselijk. Keyes zal helpen. Wij vragen hun dat zij zichzelf voor ons zullen opofferen’. Diezelfde dag ontving Koning Leopold een telegram van Koning George VI. Daarin wordt nogmaal op zijn vertrek aangedrongen. Maar Leopold hield voet bij stuk. In een ander telefoongesprek met Churchill gaf Keyes 's Konings ‘antwoord voor Koning George. Hij (Keyes) voegde er de uitdrukking van zijn persoonlijke overtuiging aan toe dat het Belgische leger het geen dag langer kon uithouden’. Rond het middaguur overhandigde de Vorst vervolgens aan Keyes een boodschap voor Gort. Deze werd om 12,30 uur verstuurd. Daarin deelde de Vorst mee dat het einde nabij was en dat hij ‘zich verplicht achtte te capituleren vóór de débacle plaats greep’. | |
[pagina 413]
| |
Even vóór 17 uur vroeg de Vorst om een wapenstilstand. De telefonische verbindingen tussen Brugge en het Britse hoofdkwartier waren sinds dagen nagenoeg onbruikbaar. ‘Maar zo gauw Koning Leopold aan Keyes had gezegd dat het leger was bezweken en dat hij om een wapenstilstand vroeg, werd dit ernstige nieuws per draadloze herhaald voor Gort en 't Ministerie van Oorlog, en nadien per telefoon vanuit De Panne aan Churchill meegedeeld. Verder werd uit De Panne aan 't Britse Ministerie gevraagd uit Londen de aanstaande overgave van het Belgische leger opnieuw aan het Britse hoofdkwartier mee te delen. ‘Het was evenwel pas om 1.30 uur van de volgende morgen dat de boodschap van het Ministerie van Oorlog’ op het hoofdkwartier aankwam, en Gort was op dat ogenblik in Duinkerken. 's Avonds, kort na 21 uur, had Keyes nogmaals een onderhoud met Koning Leopold. Keyes toonde hem een tweede telegram van Churchill, maar de Koning herhaalde dat het zijn plicht was bij zijn leger en zijn volk te blijven. Toen vroeg Keyes hem of hij een afzonderlijke vrede zou sluiten. ‘De Koning antwoordde dat er geen sprake van was dat hij zoiets zou doen’. ‘Al wat de Vorst hoopte te bereiken was, zijn volk door zijn tegenwoordigheid te helpen, voornamelijk met betrekking tot de ongemakken van een bezetting, en de bedreiging van gedwongen arbeid. Als vluchteling kon hij zijn volk niet helpen. Het was hem duidelijk, zei hij, dat hij zou aangevallen en gebrandmerkt worden, en beschuldigd van allerlei onwaardige beweegredenen. Maar dat stoorde hem niet. Zijn geweten was klaar: Hij wist dat hij zijn best deed voor het Belgische volk’. Even na 22 uur nam Keyes afscheid van de Vorst.... | |
III. Het naspelToen Admiraal Keyes en zijn gezellen van de Britse Militaire Zending aan boord van een M.T.B. (een Snelboot) op weg waren naar hun eigen land, ‘hadden zij allen slechts lof over het gedrag van de Belgische Koning. Door zijn weigering, in de nacht van de 24e, in te gaan op het verzoek van zijn ministers en zijn leger aan zijn lot over te laten, had hij de niet te vermijden ineenstorting met drie volle dagen verdaagd; en die verdaging was van zeer grote waarde voor het B.E.F.’
Op 28 Mei meldde Keyes zich onmiddellijk bij Winston Churchill in Downing Street. Hij beschreef in 't kort zijn opgedane ervaringen. | |
[pagina 414]
| |
‘Al de tijd dat hij bij de Koning was - en hij was elke dag bij hem geweest - had hij hem kalm en vastberaden gevonden, physiek moedig en onbuigzaam besloten te doen wat hij dacht dat juist was, ondanks de pogingen van zijn ministers om hem tot een andere zienswijze over te halen. Hij had zich gedragen, zei hij - en Keyes' eisen waren steeds hoog gespannen - als een held en een waardige zoon van zijn vader. Onder zijn leiderschap, en terwille van dat leiderschap, had het Belgische leger manmoedig gevochten tot zijn defensielijn uiteindelijk op verschillende plaatsen was doorbroken onder de druk van overmachtige aanvallen, en verdere weerstand nutteloos werd’. Wat betreft de schaamteloze radiotoespraak van Reynaud over de capitulatieGa naar voetnoot3), daarover zegt Generaal Aspinall-Oglander - en we mogen aannemen dat zijn woord Keyes' gedachtengang weerspiegelt: ‘Als er enig excuus kan worden gevonden voor de afgelegde verklaring, zou het kunnen zijn dat de Franse Premier een wanhopige poging deed om het Franse moreel te herstellen?’ - Of dat argument als verzachtende omstandigheid kan worden ingeroepen, mag worden betwijfeld. Vooral wanneer men bedenkt dat diezelfde Reynaud dertien dagen vroeger - op 15 Mei - aan Winston Churchill had verklaard dat Frankrijk toen reeds was verslagen, en tegenover een andere gezaghebbende Brit had uitgeroepen ‘Wat kan ik doen, als de twee militairen (Pétain en Weygand) défaitist zijn geworden?’
Men herinnert zich wellicht het eerste gemodereerde commentaar van Winston Churchill in het Lagerhuis, op de Belgische capitulatieGa naar voetnoot4). Ook Admiraal Keyes, die Parlementslid was, drong op voorzichtigheid aan. ‘Maar, zegt de biograaf, Keyes' pleidooien werden naar Parijs | |
[pagina 415]
| |
gesignaleerd en verwekten daar in gouvernementele kringen de grootste bezorgdheid. Aan Londen werd het dringend verzoek gericht de zienswijze van Keyes niet in de Franstalige nieuwsbulletins van de BBC weer te geven, omdat dat als een goedkeuring van de houding van Koning Leopold zou kunnen worden beschouwd, en dus het defaitisme in Frankrijk zou kunnen aanmoedigen’. Ook is bekend - Churchill geeft het onomwonden toe in zijn oorlogsmémoires - hoe de Franse regering druk uitoefende op de Britse Premier opdat deze zijn verklaringen over de Belgische capitulatie méér in overeenstemming zou brengen met Reynaud's radiotoespraak. Winston Churchill gaf daar, op 4 Juni, gevolg aan in het Britse LagerhuisGa naar voetnoot5). Maar ‘Keyes heeft altijd beweerd.... dat elke beschuldiging in die aanklacht finaal onverantwoord is’. ‘Daarom was de verklaring van de Eerste Minister voor Keyes - wiens vriendschap met Mr. Churchill ruim dertig jaar overspande - een reden tot diepe persoonlijke smart’. En de auteur citeert dan een brief door Lord Keyes aan een vooraanstaand Brit gericht. De brief luidt: | |
‘Tingewick House
| |
[pagina 416]
| |
14 dagen nadien schreef hij aan de Belgische Ambassadeur te Londen een brief. Daarin lezen we o.m.: ‘Het maakt me woest te bedenken dat hij nu, wegens de leugencampagne van vroeger, en de politieke intrigues van de Socialisten en Communisten - die ook een bron van moeilijkheden voor zijn vader zijn geweest - aan de algemene verachting wordt prijs gegeven in een poging om hem tot troonsafstand te dwingen’. In Juli van datzelfde jaar, toen het grote Koningsdebat in het Belgische Parlement plaats greep, schreef Admiraal Keyes aan een vriend: ‘Indien de Koning vertrokken was, zelfs zó laat als de 25e, zou dat rampspoedig zijn geweest voor het B.E.F..... Er zou geen evacuatie van Duinkerken zijn geweest. Op de dag dat de ware toedracht kan worden verteld, zal Koning Leopold in de geschiedenis even hoog staan aangeschreven als zijn vader....’ En, zo gaat de biograaf verder, ‘Hij voegde er aan toe dat de tegenwoordige aanvallen tegen de Vorst een onderdeel zijn van een plan op lange termijn om de monarchie te discrediteren. De ministers, zei hij, zijn er zich wel van bewust dat 's Konings weigering zijn leger in de steek te laten, hem grotelijks tot zijn crediet strekt en dat enkele hunner klaarblijkelijk probeerden dat crediet neer te halen met alle middelen te hunner beschikking’. Tenslotte beschuldigde hij er in een brief aan de ‘Times’ de Heer Spaak en collega's van, tussen 14 Mei en 24 Mei, voortdurende pogingen te hebben gewaagd om ‘Koning Leopold over te halen zijn leger te verlaten.... Had hij niet geweigerd met de Heer Spaak en collega's te vluchten, dan zouden vele duizenden Britse soldaten die te Duinkerken ontsnapten, ongetwijfeld gedood of gevangen zijn’.
Lord Keyes overleed op 26 December 1945. Met hem verloor het Belgische vorstenhuis een eerlijk en strijdvaardig vriend. De evolutie die de Britse houding ten opzichte van Koning Leopold en het Belgische leger in de 18-daagse veldtocht thans kenmerkt, is in aanzienlijke mate, zijn werk. Die evolutie is duidelijk merkbaar, wanneer wij Churchill's Oorlogsmémoires (2e deel, verschenen in 1949) leggen naast A Short History of the Second world War, door Strategicus (1950, uitg. Faber and Faber), en vooral naast het briljant essay The Tragedy of Leopold, door de welbekende militaire commentator Kapitein Liddell Hart (‘The World Review’, September 1951). Daarin staat geschreven dat ‘de scheldwoorden waarmee Leopold werd overladen, een schandelijke geschiedenis zijn’ en dat ‘zijn keus hem eer aandeed, als mens én als Koning’. | |
[pagina 417]
| |
NaschriftIn zijn Oorlogsmémoires doet Churchill opmerken dat hij het op 4 Juni 1940 zijn plicht achtte ‘de waarheid in onomwonden taal te zeggen uit rechtvaardigheidsgevoel ten overstaan van de Franse Bondgenoot en eveneens van de Belgische regering, op dat ogenblik in Londen’. Generaal Aspinall-Oglander neemt die woorden zonder meer over. In dit verband heb ik dezer dagen een terechtwijzing gestuurd aan ‘The Sunday Times’. Daarin zeg ik o.m.: ‘Op 4 Juni 1940, was de Belgische regering ontegenzeggelijk nog in Frankrijk’. ‘In een openbare bekendmaking, gedagtekend “In Frankrijk, 24 Juni” - en overgenomen door verschillende Franse kranten - beschuldigde de Belgische regering haar collega de Heer Marcel-Henri Jaspar, Minister van Volksgezondheid, er van zijn ministeriële verplichtingen en verantwoordelijkheden te hebben gedeserteerd door naar Londen te zijn gegaan om redenen van persoonlijke voorkeur. Daarom, ging de bekendmaking verder, keurt de regering op de meest nadrukkelijke wijze alle verklaringen of initiatieven af van de Heer Marcel-Henri Jaspar, die door zijn collega's wordt beschouwd als zijnde uitgesloten uit de regering’. De bewering van de Rt. Hon. Winston Churchill blijkt des te meer misleidend, wanneer we haar leggen naast de tekst van de redevoering uitgesproken te Vichy op 21 Juli 1940 - Belgische Nationale Feestdag -, door de toenmalige Belgische Eerste Minister, de heer Hubert Pierlot. Die redevoering werd - geheel of gedeeltelijk - door de Franse pers van het ogenblik overgedrukt.
Daarin lezen we: ‘Deze Nationale Feestdag wordt in bezet België herdacht door zes millioen Belgen, terwijl twee millioen Belgen ver van huis zijn verwijderd. Die scheiding is lang niet de geringste bitterheid die wij thans smaken. Wij wensen van ganser harte dat de nationale eendracht rond de Vorst de hoofdbekommernis van alle Belgen is’. H.v.d.P. |
|