| |
| |
| |
Het Waarheidsserum
door Dr K. van Acker
Psychiater aan het Guislain-Instituut te Gent
MET het zgn. waarheidsserum is niet iets wezenlijk nieuws onder de zon verschenen en men kan moeilijk over zijn practische waarde spreken, zonder dat ook over die van de gelijksoortige procédés te doen.
De procédés, waartoe het inspuiten van het waarheidsserum behoort, kunnen worden ingedeeld in methoden, die het onopgemerkt liegen onmogelijk zouden maken en in andere, die het liegen überhaupt zouden uitschakelen.
Onder de eerste categorie vallen physiologische en psychologische methoden. Bij het zoeken naar physiologische leugen-detectoren, waarmede begonnen werd rond 1890, werd uitgegaan van de hypothese, dat het liegen een psychisch gebeuren is, dat, evenals zovele andere, vergezeld gaat van onwillekeurige en specifiek-onwillekeurige lichamelijke verschijnselen. Men dacht natuurlijk niet aan grove manifestaties, maar aan fijnere zoals: veranderingen van de polsslag, (sphygmagrafische), van de ademhaling (pneumografische), van de bloeddruk in de extremiteiten (plethysmografische), van de drukkracht der handen (dynamografische), van de hefkracht der vingers (ergografische) en van de electrische conductibiliteit der huid (galvanometrische).
De enige methode, die nogal uitvoerig en wetenschappelijk medegedeeld wordt, is die van de Italiaan Benussi, Die Atmungssymptome der Lüge, verschenen in 1914. De techniek was, in het kort, de volgende: aan de proefpersonen werden achtereenvolgens enkele plaatjes getoond met cijfers, letters, plus een figuurtje: op sommige van die plaatjes stond een rood sterretje, op andere niet; was er geen sterretje, dan mocht de proefpersoon alleen juiste mededelingen omtrent het hem getoonde geven; was er wèl een sterretje dan mocht hij slechts onjuiste inlichtingen verstrekken. Geregistreerd werden de laatste drie ademhalingen vóór het getuigenis en de eerste drie ademhalingen na het getuigenis.
Wat constateerde Benussi? Wanneer de proefpersoon niet loog, werd er vóór het getuigenis sterker in- dan uitgeademd en na het getuigenis sterker uit- dan ingeademd; wanneer de proefpersoon wél loog werd er vóór het getuigenis sterker uit- dan ingeademd en na het getuigenis sterker in- dan uitgeademd. En dat was ‘ausnahmslos’ en hoe ze er zich ook voor inspanden, geen proefpersoon slaagde erin de verhoudingen om te keren.
De belangstelling voor Benussi's experimenten is zeer kortstondig geweest. Men kan zijn proefpersonen toch moeilijk voor leugenaars houden, maar zelfs indien men ze als zodanig wil beschouwen, dan zijn het toch maar laboratoriumleugenaars, leugenaars van wie het getuigenis steeds volkomen onwaar is, en leugenaars die op een bepaald, door de psycholoog vastgesteld, moment aan liegen gaan denken. De werkelijke leugen
| |
| |
zal wel nooit zo onvoorbereid en nooit zo volkomen onwaar zijn, dat men van bepaalde ademhalingen zou kunnen zeggen: dit zijn de laatste drie ademhalingen vóór, en dit zijn de eerste drie ademhalingen na het verzinnen en uitspreken der leugen.
Over de andere physiologische leugenontdekkers wordt weinig meer vernomen behalve dan dat men er succes mee had. Zo beweerde Lombroso, dat hij, dank zij zijn sphygmograaf, de onschuld van een verdachte kon bewijzen, en Rutter dat, met behulp van zijn magnetoscoop, ‘das Gehirn und das verbrecherische Bewusstsein Schuldiger erfolgreich diagnostiziert wurde’. Door sommigen wordt ook veel goeds gezegd van de ademhaling en polsslag registrerende Amerikaanse polygraaf. Helemaal uit de lucht gegrepen zullen de successen met de physiologische detectoren wel niet zijn. Het is zeker niet denkbaar, dat de leugen met specifieke lichamelijke verschijnselen gepaard zou gaan maar men kan zich best voorstellen, dat een schuldige, die gelooft dat een experiment voor hem waarlijk gevaarlijk is, vrij sterk geëmotioneerd wordt en dat een onschuldige, die overtuigd is dat hij van het experiment niets te vrezen heeft, onberoerd blijft: maar, afgezien van het feit, dat er onder de misdadigers nogal enigen zijn, wier emotiviteit is afgestompt, zullen er ook altijd schuldigen zijn, die niet in het experiment geloven en onschuldigen die niet absoluut van zijn onfeilbaarheid overtuigd zijn, en bovendien is bewezen, dat alleen al het feit verdacht te worden een sterke emotie pleegt te verwekken.
Bij het zoeken naar psychologische leugendetectoren werd uitgegaan van de hypothese, dat het actualiseren van het als onbekend voorgewende, specifieke associaties zou verwekken.
Veronderstel, dat iemand deze verhandeling aandachtig heeft gelezen en morgen bij een psycholoog zit, die hem de volgende woorden toeroept met het verzoek er telkens zo vlug mogelijk met een ander woord op te reageren: straat - serum - huis - pols - boek - ademhaling. Wat zou er gebeuren? De veronderstelling is gewettigd, dat hij op serum, pols en ademhaling, met een woord zal reageren, dat zijn lezing verraadt, een woord waaraan iemand, die niets afweet van het hier vertelde, zeker niet zou denken: op serum zou hij b.v. waarheid, op ademhaling leugen of Benussi, op pols emotie zeggen. Maar natuurlijk, die aandachtige lezer kan iemand zijn, die het trucje kent en de psycholoog wil misleiden en dan kan hij de opwellende reactiewoorden verdringen en andere zoeken. Zonder twijfel, maar dan is de veronderstelling gewettigd, dat dit verdringen en zoeken tijd zal vragen en dat hij zich door een abnormaal lange reactietijd op de complexwoorden zal verraden. Dit zijn de principes van de actualiseringsmethode, van de zgn. ‘Tatbestandsdiagnostik’: men verzoekt de getuige of de verdachte zo vlug mogelijk te reageren op elementen van het door hem als onbekend voorgewende, en men gaat na of op die elementen niet met een ander element of niet te traag wordt gereageerd. Door sommigen werd terzelfdertijd de pols of de ademhaling geregistreerd of de psychogalvanische reflex opgenomen.
Wat de Tatbestandsdiagnostik waard is? Het is zeker gelukt veel laboratorium- en zelfs enkele ware verdachten te ontmaskeren, maar naast de gevallen, waarin een juiste diagnose kon worden gesteld, zijn
| |
| |
er niet minder, waarin geen of een verkeerde diagnose viel. Buiten het laboratorium was dit falen der methode in hoofdzaak te wijten aan de enkel door het verdacht zijn verwekte emotie. Daarbij komt, dat de Tatbestandsdiagnostik een methode is waarvoor blijkbaar slechts weinig gevallen in aanmerking komen; wanneer we weten, dat er minstens 20 complexwoorden nodig zijn, betekent dit, dat alleen dié delicten in aanmerking komen, die tenminste uit 20 elementen bestaan, en dan nog wel uit 20 elementen, die de dader bekend moeten zijn en alléén de dader, een eventualiteit, die zich zeker niet dikwijls voordoet.
Het oudste middel om het onopgemerkt liegen onmogelijk te maken is wellicht de beëdiging geweest; bij de primitieven was deze gebaseerd op de overtuiging, dat iemand, die onder ede loog, vroeg of laat, maar gewoonlijk onverwijld, zichtbaar door de godheid gestraft werd. Bijzonder veel zal deze detector niet waard geweest zijn, vooral niet omdat de primitieve mens ook overtuigd was, dat hij door een of ander ceremonieel de door meineed over zichzelf afgeroepen straf kon afleiden. Tot vóór de eerste wereldoorlog werden nog dergelijke praktijken gesignaleerd in Duitsland, Polen, Joego-Slavië en Rusland. De voornaamste hiervan waren: de meinedige houdt de vingers der linkerhand naar de grond gericht, zodat de straf, die langs de vingers der rechterhand in hem is binnengevaren, langs deze weg zijn lichaam weer verlaat; hij houdt het vlak der opgeheven hand naar de rechter gekeerd, zodat de op hem afkomende straf teruggekaatst wordt; hij steekt een steen onder de oksels zodat de straf hierop terugkaatst; of hij trekt eenvoudig zijn hemd averechts aan.
We kunnen thans overgaan tot het bespreken der procédé's, die het liegen überhaupt onmogelijk willen maken. Het lijdt geen twijfel, dat de mens niet onder alle omstandigheden even gemakkelijk liegen en verzwijgen kan.
Ten eerste valt hem dat moeilijker wanneer hij ervoor lijden moet, wanneer hij door te spreken een eind kan maken aan een ondraaglijke lichamelijke of psychische toestand. Hierop steunt de tortuur.
Over de waarde der tortuur behoeven we hier slechts weinig te zeggen; al deed ze ook menige schuldige bekennen, ze heeft even vaak een onschuldige tot het afleggen van bekentenissen gebracht. En dat geldt niet alleen voor de folteringen, die, algemeen als onmenselijk worden beschouwd; ook in zekere zin toelaatbare en onmisbare praktijken, zoals het dagenlang isoleren en het urenlang ononderbroken ondervragen, dwingen af en toe valse auto- en heterobeschuldigingen af, die pas na weken teruggetrokken worden.
Een tweede toestand, waarin het de mens moeilijker valt te liegen en te verzwijgen is de hypnose. Dank zij de verminderde zelfcontrôle krijgt men van gehypnotiseerden antwoorden, die ze bij normaal bewustzijn niet zouden geven. Is dan onder de hypnose de zelfcontrôle in die mate opgeheven, dat de mens tot het openbaren van onverschillig welke geheimgehouden bewustzijnsinhoud kan worden gebracht? Menig criminalist heeft het gehoopt, maar de algemene ervaring is, dat de gehypnotiseerden nooit ware, werkelijk compromitterende geheimen mededelen en dat ze in staat blijven even knap te liegen en te fantaseren als bij
| |
| |
normaal bewustzijn. Alleen voor uiterst suggestiebele personen wordt door sommige hypnotiseurs een uitzondering gemaakt, en nog niet zo lang geleden zou in Italië een vrouw door deze methode, een viervoudige moord hebben bekend. Speculerend op een minder gecontroleerd associëren tijdens de hypnose kwamen Duitse deskundigen op de interessante gedachte gehypnotiseerden aan de Tatbestandsdiagnostikproef te onderwerpen, maar zelfs dat heeft blijkbaar niets gegeven.
Is ook de gewone slaap een toestand waarin de mens moeilijker liegen en zwijgen kan? Men leest wel eens dat hardop dromenden gemakkelijk kunnen worden uitgehoord. Hoe het zij, het middel om verdachten naar willekeur hardop te laten dromen, zal niet zo spoedig gevonden worden; er zijn echter experts die menen, dat ze meer uit hun gehypnotiseerden halen, wanneer ze die tijdens de nachtslaap ondervragen. Volgens het volksgeloof zou de mens tijdens de slaap ook soms spontaan geheimen aan het daglicht brengen. Zo wakkert bij Shakespeare, Iago Othello's jaloersheid aan, door hem wijs te maken dat hij de slapende Cassio over zijn schuldige betrekkingen met Desdemona heeft horen spreken. Er zijn geen criminaalpsychologen, die de raad geven te gaan neerzitten aan het bed der verdachten, maar er zijn er wel die het verkeerd vinden helemaal geen belang te hechten aan wat verdachten in hun slaap vertellen; en zij steunen op feiten, al zijn het er niet méér dan twee, waarvan het ene al meer dan honderd jaar oud is.
Toestanden waarin het de mens zeker moeilijker valt te liegen en te zwijgen - hoofdzakelijk ten gevolge van een abnormaal verhoogde expansiviteit - zijn infectieuse en toxische toestanden van bewustzijnsverlaging en vooral die welke het gevolg zijn van intoxicatie door narcotica.
Het is algemeen bekend, dat alcohol doet spreken en, meer in het bijzonder, een neiging tot reveleren verwekt, die meestal terug te voeren is tot de behoefte om zich te laten gelden. Dank zij dit feit kwam achthonderd jaar geleden, Reinaert - naar hij tenminste beweerde - te weten, dat er een complot gesmeed was tegen koning Nobel - niet ver van hier, ‘tusschen Hijfte ende Ghent’. Een van de vijf samenzweerders was Grimbeert de das en, alzo sprak Reinaert:
‘Eens morghins harde vroe
Gheviel dat mijn neve die das
Van wine een deel in hoghe was
Wive, miere vrauwen Hermelinen,
Al van pointe te pointe seide,
Daer si liepen an die heide.’
Maar om tot de werkelijkheid terug te komen: plegen daders of getuigen van onbekende of onopgehelderde misdrijven, wanneer ze onder invloed van sterke drank verkeren, de neiging te voelen hun geheim te openbaren? Het is een feit dat - alhoewel lang niet alle daders en getuigen alcoholisten zijn - dank zij dronkemanspraat, vrij geregeld misdaden aan het licht komen of opgehelderd worden. Zijn er criminalis- | |
| |
ten, die hun toevlucht tot de alcohol genomen hebben? Ik heb niet méér kunnen vinden, dan dat er hypnotiseurs zijn, die dat gedaan hebben, en er is er één, die beweert dat ‘es manchmal gelingt durch kleine Gaben geistiger Getränke während der Hypnose geschmeidigere Assoziations-verbindungen zu schaffen’. Het behoeft ons niet bijzonder te verbazen, dat de alcohol zo weinig vertrouwen inboezemt; alcohol verwekt niet bij iedereen of niet altijd een drang tot reveleren, en die drang is bovendien zo weinig onweerstaanbaar, dat de mededelingen slechts aan vrienden, in vertrouwen op een eeuwig zwijgen, gedaan plegen te worden. Dat wist reeds Willem die den ‘Madoc maecte’; het was aan een nicht en ‘in rade’ dat de das het ‘al van pointe te pointe seide’ en de nicht
‘Gaf Grimbeerte hare trauwe
Dattet verholen bliven soude’
Andere narcotica, die doen spreken, zijn chloroform, aether, hyoscine, scopolamine, cocaïne, haschisch, chloorethyl en mescaline. Er blijken geen redenen te zijn om aan te nemen, dat de door deze stoffen verwekte spreekdrang of drang tot reveleren, algemener en regelmatiger zijn zou dan wanneer alcohol werd gebruikt. En ook hier wordt de expansiviteit door een euphorische, manische gemoedsstemming bepaald, zodat het maar moeilijk tot andere dan erotische, lachwekkende en malicieuse openbaringen schijnt te kunnen komen. Voor zover mij bekend, werd in de criminologie alleen de hyoscine geprobeerd, jaren geleden, en ook, samen met de hypnose, het chloorethyl. Ik heb één ogenblik gemeend, dat de oude Azteken, die ons in zoveel vóór zijn geweest, zich misschien wel van narcotica bedienden, nl. van het peyotl, om getuigen en verdachten aan het spreken te krijgen. Men leest immers dat onder de vragen, welke de eerste missionarissen daar aan hun biechtelingen plachten te stellen, ook deze voorkwam: ‘Hebt gij peyotl gedronken of aan anderen te drinken gegeven om geheimen te ontdekken of gestolen goederen terug te vinden?’ Tot mijn spijt, zag ik echter dadelijk in, dat het peyotl hier als een gewoon tovermiddel werd gebruikt, dat het eenvoudig iets was als het ‘cruut’ dat Elegast ‘coninc Karel die edel man’ in de mond stopte, opdat hij zou verstaan ‘wat hanen craien ende honden bilen in hun latijn’. Wel zijn de Azteken ons vóór geweest in het tortureren door middel van narcotica. Een hunner eerste missionarissen schrijft: ‘Er is een plant, coatl xoxouhqui geheten. Zij brengt een zaad voort, ololiuhqui. Dit zaad maakt dronken en krankzinnig. Men doet het in het drinken van degenen die men kwaad wil. Die het innemen krijgen schrikwekkende hallucinaties’.
Tenslotte hebben we de barbituurzuurderivaten en daaronder de zgn. waarheidssera, het amytal en vooral het pentothal. Zijn barbituurzuurderivaten in het algemeen narcotica die het liegen en verzwijgen zeer bemoeilijken? Blijkbaar niet; ten bewijze daarvan wijs ik op de ervaringen met de dial- en somnifeenslaapkuren. Zo érgens, dan is het wel tijdens deze behandelingen, waarin de mens dagen lang sterk geïntoxiceerd wordt, dat zich roestoestanden met uitgesproken expansiviteit moeten voordoen; in feite zijn roestoestanden hier zeldzaam, is de
| |
| |
expansiviteit steeds gering en van louter hypermnestische, erotische of malicieuse aard. Maar desniettegenstaande wordt beweerd, dat pentothal de mens in een toestand brengt, waarin hij niet eens meer in staat is een misdaad geheim te houden. Door wie wordt dat beweerd? Zeker niet door de psychiaters, die het pentothal gebruiken om van hun patiënten méér te vernemen dan deze in een toestand van normaal bewustzijn kunnen, willen of durven zeggen. Alle narco-analisten - en meestal zijn dit psychoanalisten, die anders nogal gauw menen een geheim te ontdekken - zijn het erover eens 1o dat tal van patiënten helemaal niet mededeelzamer worden, 2o dat velen onder degenen die wèl mededeelzamer worden, niets vertellen wat ze niet ook bij normaal bewustzijn zouden willen vertellen, 3o dat geen patiënten iets vertellen wat voor hen waarlijk compromitterend zou kunnen zijn. Door wie wordt dan wèl beweerd, dat het pentothal de mens in een toestand brengt, waarin hij niet eens meer in staat is een misdaad geheim te houden? Zijn het politiebeambten? Blijkbaar wel, maar die zullen wel minder zuiverwetenschappelijk te werk gaan dan psychiaters en al dan niet bewust hun speciale middeltjes gebruiken. Hoe het zij, de psychiaters, die ernaar hebben gezocht, geven ons de verzekering, dat er tot nog toe door de politie niet één betrouwbaar document werd voorgelegd. Alleen een zekere pers doet alsof. Al zijn er dan ook geen gevallen bekend van gepenthothaliseerde misdadigers, die tot bekentenissen overgingen, er werden er wel gesignaleerd van misdadigers, die dat niet deden. Om één enkel voorbeeld te noemen: ondanks verpletterende bewijzen en een vroegere bekentenis aan een medegedetineerde, bleef een moordenaar uit Karlsruhe, tijdens een vrijwillig aanvaarde narcoanalyse die moest uitmaken of hij al dan niet schizophreen was, hardnekkig
alle schuld ontkennen. En we hebben ook allen de geschiedenis van de Franse journalist gelezen, die zich van een misdaad liet beschuldigen, bij zijn aanhouding ontkende, de narcoanalyse aanvroeg en tijdens deze alles zeggen kon wat hij wilde.
Hier nu nog enige persoonlijke ervaringen met het waarheidsserum. Een eerste geval: vóór enkele maanden penthothaliseerden we in het Guislaingesticht te Gent een patiënt van wie we vermoedden, dat hij zekere waandenkbeelden dissimuleerde. In medisch opzicht gaf de narcoanalyse niets, maar toen vroegen we de zieke op de man af: ‘Hebt ge nooit gestolen?’ - ‘Ja’ antwoordde hij - ‘Wat?’ - ‘Een velo’ - Was dit een bekentenis, die hij bij normaal bewustzijn niet zou hebben afgelegd? Geen kwestie van, want toen we hem vroegen of die diefstal uitgekomen was, antwoordde hij bevestigend en voegde eraan toe, dat hij er vier maanden voorwaardelijk voor had gekregen. Dat die bekentenis allerminst aan het pentothal te danken was, blijkt nog uit het volgende: acht dagen later vroegen we de zieke: ‘Hebt ge nooit iets anders dan een velo gestolen?’ en hij antwoordde ‘Ja, ook 'ne keer een spade’. Een tweede geval: tijdens de narco-analyse vroegen we aan een onzer patiënten, van wie bekend is dat hij talloze diefstallen op zijn kerfstok heeft: ‘Hebt ge nooit gestolen?’ - ‘Ja’ antwoordde hij - ‘Wat?’ - ‘Ne keer 40 fr’ - ‘Zijt ge daarvoor gestraft geweest?’ - ‘Ja, door Broeder X’ - ‘Maar ge hebt toch nog veel meer gestolen?’ - ‘'k en
| |
| |
doe’ en hoe we ook aandrongen, we slaagden er niet in hem ook maar één der vele andere diefstallen te doen bekennen. Een laatste geval: voor enkele weken werden op een onzer zalen vier diefstallen gepleegd; een van 17 fr., een van 40 fr., een van 50 fr. en een van twee repen chocolade. De dader werd spoedig ontdekt, maar hij gaf alleen de diefstal van de 17 fr. toe. Hij wordt gepentothaliseerd, maar vergeefse moeite; de drie niet-bekende diefstallen bleef hij ontkennen en toen we hem niet geloofden stak hij zowaar de rechterhand op en zei ‘Ik zweer, dat ik niet anders dan die 17 fr. gepakt heb’ - ‘Zweert ge dat bij God en al zijn Heiligen?’ - ‘Ja, bij God en al zijn Heiligen’. Dat was een eerste tegenvaller voor het waarheidsserum, maar acht dagen later kwam er een tweede bij, die nog erger was. Toen spraken we de zieke aan op het werk en zeiden hem: ‘Waarom bekent ge niet, daar kan toch niets van komen?’ - Hij antwoordde ‘Ik hou me aan die 17 fr.’ We drongen niet verder aan, maar toen we enkele stappen verder waren, kwam hij ons achterna gelopen en zei: ‘Hewel ja, ik heb dat ander dings ook gepakt, aan dat bed 40 fr., aan dat bed 50 fr. en aan dat bed de chocolade’.
Tot besluit: onder de verschillende procédé's die het mogelijk zouden maken de leugens te ontdekken of de mens in een toestand te brengen, waarin hij alleen waarheid kan spreken, is er niet één betrouwbaar en zeer zeker is het zgn. waarheidsserum volkomen waardeloos.
|
|