| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
SEPTEMBER heeft in het teken van conferenties gestaan. Te S. Francisco kwamen 52 landen, waarmee Japan in oorlog is geweest, bijeen. In Washington vergaderden de ‘Grote Drie’ en in Ottawa de 12 leden van het N.-Atlantisch Pact. Al deze bijeenkomsten hadden wel min of meer resultaat, en een vlot verloop. Was men voor die van S. Francisco het meest bezorgd geweest, omdat de komst van Gromyko met een brede staf van adviseurs weinig goeds voorspelde en ook omdat vele deelnemers bezwaren hadden tegen de edelmoedige geste van de V. Staten, die Japan alle herstelbetalingen wensten kwijt te schelden, het beleid van Acheson en de noodzaak één front te vormen tegen mogelijke Sovjet-pogingen om tweedracht te stoken, bewerkte een eensgezindheid, die het verloop der overigens zeer kort gehouden besprekingen bespoedigde. Telkens als Gromyko zich te buiten ging aan wijdlopige beschouwingen en overtollige amendementen, beteugelde Acheson de woordenvloed door hem tot de orde te roepen. De ministers, die voor hun land schadevergoeding wensten, hadden daaromtrent reeds vóór de conferentie met Acheson onderhandeld en werden gerustgesteld met de verzekering, dat zij in bilaterale overeenkomsten met Japan deze zaken later konden regelen. Velen waren trouwens wel genegen afstand te doen van de financiële eisen, die hun land kon stellen, maar zij konden de verantwoordelijkheid niet op zich nemen namens hun afzonderlijke onderdanen de rechtmatige vergoeding te laten zwemmen. De Nederlandse minister Stikker verklaarde dan ook niet te mogen afzien van schadevergoeding voor de Nederlandse bevolkingsgroep, aan wier particulier bezit een verlies van bijna 2 milliard Amerikaanse dollars door Japan was toegebracht. De vertegenwoordiger van Japan, Josjida, toonde zich inschikkelijk en legde vast, dat zijn land de verplichtingen om
herstelbetalingen te doen zou nakomen.
Niet alle belanghebbenden waren te S. Francisco aanwezig. Behalve Birma ontbraken ook India en China. De afwezigheid van Birma hing samen met die van India. Nehroe is voorstander van ‘Azië voor de Aziaten’ en keurt het af, dat Washington enkele Japanse eilandengroepen onder zijn hoede heeft gehouden. Het communistisch China van Mao staat op voet van oorlog met de U.N.O. en het nationalistisch China van Tjsang-Kai-Sjek verkeert nog steeds in een zwevende positie. Het gevolg van deze verhoudingen is, dat de vrede van S. Francisco niet mede-ondertekend is door de drie grootste mogendheden van het Verre Oosten: Rusland, India en China. Dit tekort wordt niet aangevuld door de instemming van de zwakke leden der ‘Union Française’: Vietnam, Laos en Cambodsja. In Japan zelf werd de vrede door de bevolking ofwel koel aanvaard ofwel heftig afgekeurd, niet het minst door de communisten. Ter beveiliging van het precaire tractaat sloten de V. Staten met Japan een afzonderlijk veiligheidspact, omdat, volgens de uitlating van minister Josjida, ‘Japan ongewapend staat in een
| |
| |
wereld waar de duistere krachten van totalitaire onderdrukking en tyrannie werkzaam zijn’. Het verdrag van S. Francisco laat aan Japan de vrije keuze met welk der beide China's het over Formosa en andere hangende geschillen tot een accoord wenst te komen.
Van meer betekenis in het internationale vlak zijn de besprekingen der ‘Grote Drie’ te Washington geweest over het toekomstig lot van Duitsland. Daar zolang het Kremlin een formele vrede met Duitsland saboteert, van een vredesverdrag geen sprake kan zijn, hebben de Grote Drie aan West-Duitsland een ‘vredescontract’ - subtiele onderscheiding - aangeboden. Echter onder voorwaarden. Vooreerst moet het plan-Schuman omtrent het oprichten van een Europese kolen- en staalpool doorgevoerd worden en vervolgens moet het plan-Pleven door de federale regering aanvaard worden, volgens hetwelk West-Duitsland zijn contingent moet leveren voor een Europees leger. Dan zal West-Duitsland vrijwel zijn zelfstandigheid herkrijgen en zullen de zo gehate bezettingstroepen wel niet teruggetrokken worden, maar van karakter veranderen en als ‘veiligheidstroepen’ achterblijven.
Voor de grijze kanselier Adenauer was het bericht van op gelijke voet met de andere mogendheden te komen staan een persoonlijke voldoening en een versteviging van zijn politieke positie. Want in zijn westers-gerichte politiek had hij de weerstand te overwinnen van de socialisten onder K. Schumacher, die voorstanders zijn van het ‘ohne mich’, en had hij slechts een twijfelachtige steun aan het ‘Verband Deutscher Soldaten’. Bovendien trachtte Moskou door middel van de premier van Oost-Duitsland, Grotewohl, de aansluiting bij het Westen te torpederen door de eenheid van heel Duitsland, - het ideaal van alle Duitsers - voor te spiegelen. Grotewohl stelde voor om in geheel Duitsland ‘vrije en onafhankelijke’ verkiezingen voor een gemeenschappelijk parlement te doen houden. Het denkbeeld was niet nieuw. Adenauer had het reeds eerder voorgesteld, maar toen werd het, op bevel van Moskou, door Oost-Duitsland afgewimpeld. Dat in deze omstandigheden de bedoeling voorzat verwarring te stichten was zo duidelijk, dat zowel Adenauer als zijn tegenstander Schumacher het voorstel afwezen en als bewijs van eerlijke bedoeling vroegen, dat men eerst in Berlijn dergelijke verkiezingen zou uitschrijven. Hiermee was de volksopinie niet bevredigd - velen zijn overtuigd, dat de Oost-Duitsers slechts in schijn communisten zijn - en de Bondskanselier, rekening houdend met deze mentaliteit, verklaarde onder bepaalde voorwaarden aan het herstel van de politieke eenheid te willen meewerken. Eerste voorwaarde is, dat een internationale neutrale commissie vooraf zal onderzoeken in hoeverre thans in Oost- en West-Duitsland vrije verkiezingen mogelijk zijn. Vervolgens moeten nog tienduizenden onschuldige politieke gevangenen in Oost-Duitsland vrijgelaten worden. En tenslotte moeten alle voorzorgen genomen worden, opdat er vrije, geheime en rechtstreekse verkiezingen in werkelijkheid kunnen plaatsgrijpen. Overigens, voegde hij er aan toe, ‘loopt
overleg met de communisten, zoals de ondervinding leert, uit op een dictaat of op eindeloze vertraging’. Deze laatste woorden gaven de Oost-Duitse regering aanleiding om haar voorstel voorlopig terug te nemen.
| |
| |
De Conferentie te Ottawa had wel een vlot verloop, maar kwam niet tot belangrijke besluiten. De mogendheden, die niet tot de Grote Drie behoorden, klaagden over het feit, dat er vele maatregelen omtrent het Noord-Atlantisch Pact (N.A.T.O.) werden getroffen zonder dat zij daarin gekend waren. Zij wezen, en ditmaal Engeland met hen, op de onmogelijkheid de zware defensie-lasten op te brengen zonder tevens economisch en financieel in de put te raken. Niet weinig had daartoe bijgedragen het besluit van de Amerikaanse Senaat om de door de president voorgestelde hulpverlening aan het buitenland, ter waarde van ruim 8 milliard dollar, aanzienlijk te verlagen. Door de aanmaak van militaire benodigdheden in Europa, in plaats van in Amerika zelf, te bevorderen zou niet alleen bezuiniging verkregen worden, maar ook de opbloei der Europese industrie worden gesteund. Tot nader onderzoek van dit probleem werd een commissie ingesteld, die naar middelen zal uitzien om tot een meer intensieve gedachtenwisseling te komen omtrent nauwere samenwerking op allerlei gebied. Het enige positieve besluit, dat te Ottawa viel was de opneming van Griekenland en Turkije in het N.A.T.O.
De Italiaanse minister van buitenlandse zaken, de Gasperi, bracht te Ottawa op de vergadering te berde, dat zijn land, ofschoon het, zij het op zijn laatst, aan de zijde der geallieerden had meegestreden, een veel te vernederend en te kostbaar verdrag had moeten ondertekenen op instigatie van Stalin. De vergadering gaf toe, dat alle belemmeringen voor samenwerking op voet van gelijkheid dienden te worden opgeruimd. Daarop reisde de Gasperi naar Washington, waar Truman hem ontving en verzekerde, dat versterking van de economische toestand van Italië voor de defensie onmisbaar was. Daarom zal Italië voorrang krijgen in steun voor de vergroting van electriciteit en staal en samenwerking met de V. St. bij het oplossen van problemen aangaande het gebruik van Italiaanse arbeidskrachten. Nauwelijks was dit bekend, of de Gasperi, en met hem het Italiaanse volk, werd verblijd met een verklaring der Grote Drie, dat zij bereid waren de herziening van het Italiaanse vredesverdrag in gunstige overweging te nemen. Zij willen alle discriminaties opheffen en zullen hun best doen, ondanks het veto van de Sovjet, Italië te doen toelaten tot de Verenigde Naties. Omtrent Triëst, waarnaar geheel Italië als irridenta verlangt, hielden de Drie zich op de vlakte: ‘De oplossing van deze kwestie zal rekening moeten houden met de wettige verlangens van het Italiaanse volk en zal de eenheid van West-Europa zeer versterken’. Maar in hoeverre zal Tito aan een redelijke oplossing willen meewerken?
De Engelse Labour-regering beleeft moeilijke dagen. Egypte wenst niet alleen het verdrag van 1936 te verbreken, maar heeft ook de aanvoer van goederen door het Suez-kanaal vanuit Engeland naar Israël belemmerd. De V.R. heeft Israël in het ongelijk gesteld, waarbij zelfs de Sovjet-gedelegeerde zich van steun aan Egypte onthield. Later heeft Morrison aan Caïro laten weten, dat hij bereid was het verdrag van 1936 op te heffen, en te vervangen door een overeenkomst, die de verdediging van het Suez-kanaal voldoende zou beveiligen.
In Iran is de verhouding tot Engeland plotseling toegespitst. Na de
| |
| |
represailles van Britse zijde, waarbij de voorrechten van Iran op het gebied van invoer van bepaalde materialen als staal en suiker waren ingetrokken, wist de premier een afnemer van olie te vinden in Afghanistan en een leverancier van suiker in Rusland. Vermoedelijk heeft deze steun hem bemoedigd om het voortdurend uitgesteld ultimatum bekend te maken en de eis te stellen, dat de nog 300 Britse olie-technici vóór 4 October Zuid-Perzië moeten verlaten hebben. Tevens deed hij een beroep op bemiddeling bij president Truman. Daarbij bleef het niet. In plaats van kalm af te wachten wat dit alles zou uithalen liet hij 27 September de olie-terreinen van Abadan door zijn soldaten bezetten. ‘Voor altijd en voor goed’, zei Makki, zijn rechterhand. Omdat de obstructie van het Iraanse parlement door afwezigheid der meeste leden Mossadeq belette aldaar verantwoording af te leggen, richtte hij daarbuiten het woord tot de saamgestroomde nationalisten, waarbij het echt-Oosters toeging. Mossadeq viel in zwijm; de menigte wilde alle Engelsen vermoorden; Mossadeq verbood dit: ‘De Engelsen zijn onze vrienden’, zei hij. Tenslotte maakte een balkende ezel zijn woorden onverstaanbaar, zodat hij van zijn wankele stoel sprong en verdween. Dit is het komisch verloop van een toneel, dat op een drama kan uitlopen. Want Attlee, die vroeger verklaard heeft Abadan nooit te verlaten, stond voor de keus gewapend ingrijpen of afzien van elke actie. Hierover beried hij zich in een voltallige ministerraad, stelde Churchill en de andere leiders der oppositie op de hoogte en hield de zaak in beraad. Een drastisch ingrijpen, vermaande Truman, kan tot een crisis leiden, die de hele wereld schade zal berokkenen. En de liberale ‘Manchester Guardian’ maakte de wijze opmerking: ‘Gewapend ingrijpen geeft ons de olie-industrie niet terug, terwijl de gevolgen van een dergelijke actie niet te overzien zijn’. De Britse
regering heeft dit bij nader inzien ook begrepen. Er op wijzend, dat zij wel, en Iran niet, zich gehouden heeft aan de uitspraak van het Internationale Hof te den Haag, heeft zij met spoed de zaak voor de V.T. gebracht. Truman van zijn kant heeft een beroep gedaan op de constitutionele Sjah om Mossadeq tot matiging te brengen.
Dit ernstig incident kwam wel zeer ongelegen. Maar de inzet van de verkiezingen, die 25 October gehouden worden, is niet van buitenlandse, maar van binnenlandse aard. Attlee is niet zeker in hoeverre hij op een meerderheid kan steunen. Sinds de verkiezingen van 1950 drijft zijn regering op een labiele meerderheid van twee zetels, een toestand waarvan de conservatieven meermalen gepoogd hebben gebruik te maken om hem uit het zadel te lichten. Toen Bevan en de zijnen hun ontslag namen als ministers, omdat zij de oorlogsuitgaven tegenover de sociaal en economisch vereiste uitgaven niet verantwoordigd achtten, hing het ministerie reeds aan een zijden draad. Het Congres te Blackpool, waar meer dan 8 millioen arbeiders vertegenwoordigd waren, stelde harde eisen, welke door dit zwakke ministerie niet kunnen vervuld worden. Juist met het oog op eventuele economische maatregelen voelt Attlee behoefte aan een nieuwe uitspraak der kiezers. Bevan maakte geen bezwaar mee te werken aan een overwinning van de Labour-party om daarna de rekening te presenteren. Reeds heeft de
| |
| |
conservatieve partij een verkiezingsmanifest uitgevaardigd, bestaande uit een tiental punten, die niet ver afwijken van hetgeen de Labour-regering tot stand heeft gebracht. Twee punten er van hebben verwondering gewekt: het streven naar de bouw van 300.000 woningen per jaar (volgens deskundigen is dit een onmogelijkheid) en het handhaven van een surplus-winstbelasting.
In Frankrijk is de eerste bres geslagen in de ‘intangible’ schoolwetgeving. Tegen de heftige oppositie van socialisten en communisten in heeft de Assemblée aan het bizonder onderwijs een kleine bestaansmogelijk gegeven. Wel niet rechtstreeks, maar zó, dat de staat een bedrag voor beurzen beschikbaar stelt, waarmee de candidaat zijn schoolgeld kan betalen. Deze bepaling geldt voor de middelbare scholen. Wat het lager onderwijs betreft, zullen de ouders maandelijks voor elk schoolgaand kind 300 francs (c. 3 gulden) toegewezen krijgen, die ten goede moeten komen aan de school, door de kinderen bezocht.
Van oudsher heeft de Griekse democratie een ‘demagoog’, een leider, van node gehad. De persoon wint het meestal van het partijprogram. Ook bij de jongste verkiezingen is dit gebleken. Boven de bestaande partijen uit verwierf de bejaarde nationale held, generaal Papagos, wel geen meerderheid maar toch de meeste zetels: 115 van de 250 beschikbare. Hij heeft beloofd de communisten, die nochtans 13% der stemmen verwierven, te bestrijden en een einde te zullen maken aan de ingevreten kwaal van het land: ‘het gekonkel der beroepspolitici’. Hij is echter geen persona grata bij koning Paul en tot dusver is een beslissing omtrent het vormen van een nieuwe regering uitgebleven.
Het aftreden van generaal Marshall, die als minister van Defensie door zijn trouwe medewerker Robert A. Lovett is opgevolgd, betekent niet, dat er wijziging is gekomen in het militaire program der V. St. Marshall verlangde, nadat hij de economie van West-Europa zo goed mogelijk op de been heeft gebracht, het Pentagon van alle ongerechtigheden gezuiverd en de grondslag voor een werelddefensie tegen agressie gelegd heeft, zijn laatste jaren in welverdiende rust te slijten.
In Argentinië heeft president Peron met krachtige hand een pronunciamiento van generaals neergeslagen. In een grootse manifestatie toonden de arbeiders, dat zij trouw bleven aan de president. Aanleiding tot deze revolte zou geweest zijn, het plan van Eva Peron om als vice-president te worden benoemd en aldus eventueel haar man op te volgen. Het lag de generaals niet dat een vrouw het oppercommando over leger en vloot zou kunnen uitoefenen. Hun plan, dat, volgens Peron, door buitenlandse, n.l. Amerikaanse gelden, gesteund werd, is mislukt en de verkiezingen van 11 November zullen ‘in vrijheid’ gehouden worden!
Tenslotte vermelden wij de brief van H.M. onze Koningin aan president Truman over het lot der millioenen ontheemden. De brief heeft in Amerika diepe weerklank gevonden, omdat H.M. dit probleem niet zozeer van economisch of politiek standpunt beschouwt, maar er op wijst, dat de gehele mensheid verantwoordelijk is en de christelijke geest liefde eist, zeker jegens de meest onderdrukten.
1-10-'51
K.J.D.
| |
| |
| |
België
Zoals telken jare kenmerkte zich ook thans de periode van eind September door een opleving van de politieke belangstelling.
Toen de regering Pholien in Augustus 1950, als gevolg van de in de Koningskwestie gevallen beslissing, inderhaast werd geformeerd, voorspelde niemand haar een langdurig bestaan. Dat zij onder de na-oorlogse regeringen het record houdt van duur, is zeker een verrassing. Herhaaldelijk werd zo al niet haar val dan toch haar omvorming gewenst geacht. In het begin van het jaar vonden sommige politieke commentators dat de man met het pijpje die, met name althans, de huidige ministeriële équipe leidt, er vrij vermoeid uitzag, zodat rust hem wellicht welgevallig zou zijn. Deze bescheiden wenk had als enig gevolg dat de bewindvoerder duidelijk liet horen, dat hij zich nimmer gezonder en frisser had gevoeld dan nu en dat, indien men zijn heengaan wenste, men dit publiek kon zeggen en dit in de nodige vorm voor het Parlement kon bewerken. Ook aan het einde van het zomerreces zijn er in de schoot van de C.V.P. en in sommige katholieke persorganen stemmen opgegaan, die het nu met die meer dan jarige regering al welletjes vonden en een grondige wijziging van het kabinet wensten. Voor een dergelijke wijziging pleit zeker meer dan een reden. Al heeft de regering Pholien de dagelijkse gang van de staatszaken beheerd op een wijze die gunstig de vergelijking met haar voorgangers kan doorstaan, toch is meer dan eens gebleken dat coördinatie tussen de onderscheidene ministeries ontbrak en dat ieder minister te veel zijn eigen weg ging. Daaruit moest men afleiden dat het de eerste-minister ontbrak aan vaste hand, vooral wat betreft de financiële en economische problemen waarvoor ons land zich, gezien de internationale ontwikkeling en België's zeer kwestbare positie, telkens weer geplaatst ziet. Voorzichtigen opperden de mening dat de eerste-minister, die voor deze laatste vraagstukken blijkbaar enigszins vreemd staat, zich door een soort gevolmachtigde in economische en financiële aangelegenheden zou laten bijstaan. Anderen wensten nog
grondiger wijzigingen in de ploeg. Het blijkt wel dat zelfs de voorzichtigen geen gelijk zullen krijgen. Men mag inderdaad niet vergeten dat de redenen, waarom deze regering Pholien in Augustus 1950 werd samengesteld, nog steeds blijven bestaan. Elke wijziging in het huidige kabinet zou de terugkeer aan het bewind betekenen van sommige mannen die men, om een verkeerd voorgelichte openbare opinie te bevredigen, toenmaals heeft geweerd. Sedert Juli 1950 heeft men nagenoeg niets gedaan om de christelijke openbare mening met de ware toedracht vertrouwd te maken. Men heeft ze niet genoegzaam voorbereid op een mogelijke hervorming en versterking van het kabinet. Men heeft ook geen moeite gedaan om zo spoedig mogelijk de laatste sporen, die de pijnlijke Koningskwestie in de rangen van de C.V.P. heeft nagelaten, uit te wissen.
Het is, menen wij, hoofdzakelijk uit vrees voor de psychologische weerslag op een groot deel van de troepen dat men er van afziet aan het land die versterkte regering te schenken.
Degenen die een terugkeer voorstaan naar wat men noemt de grondregels van de parlementaire democratie, zullen genoegen nemen met het
| |
| |
standpunt van dhr Pholien dat hij slechts zijn ontslag zal aanbieden wanneer hij in de minderheid wordt gesteld voor het Parlement. Een dergelijk standpunt heeft echter weinig zin. Wanneer b.v. het partijcongres aan een eerste-minister van een homogene regering zijn vertrouwen zou opzeggen, dan dient die eerste-minister op dat congres zijn beleid te verdedigen en uit een eventueel votum van wantrouwen de nodige conclusies te trekken. Dit geldt trouwens ook voor ieder minister afzonderlijk. Dit niet te aanvaarden zou betekenen, dat men met de partijen wel rekening houdt bij het tot stand komen en in stand houden van een regering maar niet wanneer het gaat om haar heengaan.
Enige beroering wekten de maatregelen van de regering om onze overmatige credieten in de Europese betalingsunie te reduceren.
Gedurende de eerste acht maanden van het jaar heeft ons land voor een waarde van 17 milliard meer verkocht aan dan gekocht uit de landen van de E.B.U. Dit had als gevolg dat wij om dit excedent te financieren omtrent 9 milliard crediet hebben toegestaan. Om de aanzuivering van dit crediet te bevorderen besliste de regering 5% van de export naar de landen der Unie te blokkeren. Men verweet haar hierom gebrek aan vooruitziendheid en ook het louter restrictief en negatief karakter der overigens ondoeltreffende maatregelen.
Op het ogenblik dat we deze regelen schrijven zijn te Parijs besprekingen gaande om naar middelen uit te zien teneinde de betaling van de Belgische export naar de E.B.U.-landen te verzekeren op een andere wijze dan door inflatiecredieten die met de dag hoger oplopen.
De laatste Zondag van September zijn partijgangers van de drie linkse partijen, evenals in de beslissende dagen van de Koningskwestie, op straat gekomen om voor een gemeenschappelijk doel, de verdediging van de officiële school, te betogen. Zeer opgemerkt werd het feit dat men de meest onverzoenlijke vijanden van het confessioneel onderwijs bij die gelegenheid aan het woord heeft laten komen, met name de socialisten Bracorps en Missiaen en de liberale gewezen minister Buisseret. Men kan zich afvragen of de meest bezadigde elementen uit de socialistische en liberale partij niet hebben verkozen bij deze aangelegenheid op de achtergrond te blijven om zich voor de toekomst te reserveren. Uit de grote belangstelling die de socialistische pers voor deze betoging heeft betoond, valt eerder af te leiden dat men van de schoolkwestie een van de hoofdthema's wil maken van de komende parlementaire en extraparlementaire actie tegen de regering. Zeker is een herleving van de oude leuzen voor de éne nationale school wel geschikt om de drie oppositiepartijen nader tot elkaar te brengen. Het valt evenwel op hoe weinig de linkse openbare mening, buiten de kringen der betrokkenen, zich om deze betogingen druk maken.
Inmiddels zet de C.V.P.-minister van Openbaar Onderwijs Harmel zijn pogingen om door een effectieve gelijkberechting van officieel en vrij onderwijs de schoolvrede te bevorderen, onverdroten voort. Even voor de betoging van 30 September gaf hij in de ‘Revue Nouvelle’ een opmerkelijk artikel waarin hij de beginselen van zijn politiek ontwikkelde. En het is betekenisvol dat tot nog toe in linkse kringen hierop niet werd gereageerd.
A. Vanhaverbeke
|
|