Streven. Jaargang 5
(1951-1952)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
Provida Mater en de leek
| |
[pagina 128]
| |
mondigheid van de leek kon dikwijls, en bij de meest waardevolle elementen onder de katholieke leken, een nauwelijks verholen ressentiment tegen de ‘georganiseerde machtspolitiek van de clerus’ in feite niet voorkomen, en de lauwheid en onverschilligheid van de overgrote meerderheid der leken niet wegnemen, zodra het er om gaat zich in concreto te laten opnemen in een door de clerus geleide Katholieke Actie-groep. Naar de oorzaak van dit onbehagelijk gevoel speurend, wijst schrijver op een ernstige leemte. Het is opvallend hoe, in heel de literatuur over de Katholieke Actie, heel het heil der Kerk gezien wordt in een nieuwe vorm van samenwerking tussen leken en clerus. Het lijkt wel alsof de religieuze staat, naast die van de leek en van de clerus voor de Katholieke Actie eenvoudig niet bestaat, Zodat bij de oplossing van het zware probleem van de vitaliteit der Kerk in de moderne wereld, slechts twee van de drie aangewezen factoren worden in acht genomen. Ja, in de school der ‘Spiritualité du clergé diocésain’ (Kardinaal Mercier, Masure, Thils, Mgr Guerry, Mgr Ancel) bestaan er onmiskenbare tendenzen om de religieuze staat los te maken van zijn oorspronkelijke betekenis, er alleen een bepaalde vorm van individuele zelfheiliging in te zien, gegroeid in de loop der kerkelijke geschiedenis, en daarom uiteindelijk niet evangelisch. Deze opvatting brengt de clerus er toe de structuur der Kerk te verschuiven naar een toenadering van Hierarchie en gelovigen, en daarmee de religieuze staat uit te sluiten van de essentiële structuur. Maar zodra het leven volgens de Evangelische Raden, dat een traditie van bijna twee duizend jaar bezit, verwaarloosd wordt, dreigt onmiddellijk het gevaar dat de tweeëenheid van clerus en leek op de theoretische en praktische grenzen van een ‘dialectiek van het clericalisme’ gaat stuiten. Toch is er geen sprake van een dilemma tussen Katholieke Actie en de religieuze orden, tussen Ubi Arcano en Provida Mater. Veeleer gaat het om de vraag, hoe de idee van de Katholieke Actie gerealiseerd en bevrucht kan worden door die van de volmaakte Navolging van Christus door leken, die in de religieuze staat, gelijk hij in Provida Mater getekend werd, midden in de wereld en in het beroepsleven zich totaal vrij hebben gemaakt voor het apostolaat in de volle Paulinische betekenis van het woord. De kerkgeschiedenis doorlopend, stelt schrijver vast, dat naarmate de secularisatie van de verschillende wetenschappen toenam, de religieuze orden de posities die zij in de middeleeuwen in de wereld innamen vrijwel geheel opgegeven hebben, en tezamen met de priesterstand een | |
[pagina 129]
| |
blok hebben gevormd, gescheiden van de leken in de wereld. Door de gevolgen van dit geschiedkundig proces is het tegenwoordig praktisch onmogelijk, als medicus, politicus, journalist enz. in de wereld het leven van de evangelische volmaaktheid te leiden. Alleen de theoloog kan het religieuze leven combineren met zijn vakstudie. Anderzijds is, langs de verschuivingen door de specialisatie teweeggebracht, de kloof tussen de gespecialiseerde deskundige met zijn praktische ervaring, en de gespecialiseerde seculiere of reguliere theoloog te groot geworden dan dat men het nog gemakkelijk eens zou worden over de beroepsproblemen. En juist omdat hij zich weinig bevoegd weet in de specifiek theologische problemen, zal de rechtsgeleerde en de politicus aan de theoloog geen beslissende competentie toekennen op juridisch of politiek gebied. Er blijft echter een niveau waarop ook thans nog priester en leek elkaar gelijkberechtigd in een zelfde verantwoordelijkheid en roeping kunnen ontmoeten: de religieuze staat, naar de nu geboden mogelijkheden en uitzichten van Provida Mater. Door de verovering op deze wijze van een stuk wereld voor de religieuze staat, kan dan al de genade die besloten ligt in het offer der geloften, gaan uitstromen in de profane beroepen. Tevens wordt op deze wijze het bezwaar der Katholieke Actie weggenomen, dat zij geen rustpunt en voedingsbron vindt in een overeenkomstige diepere ‘Katholieke Contemplatie’. Immers waar men het effect van de slingerbeweging naar de wereld toe, de ‘actie’, vergroten wil, daar moet de tegenovergestelde beweging naar God toe, de ‘contemplatie’, die uit de zelfverloochening groeit en met het offer gepaard gaat, overeenkomstig sterker zijn. Verder zal, dank zij de totale herwaardering van zelfs de meest neutrale werkzaamheden, maar volbracht in gehoorzaamheid, misschien het eerst in de Kerk de volle zegen van het alles omvattend religieuze offer gaan uitstromen over al de sectoren van de christelijke activiteit. Want de religieuze lekenstaat is niet alleen de weg om het terrein der volmaaktheid als zodanig uit te breiden; het is ook de weg om te komen tot de principieel christelijke opvatting van de diverse beroepen. Zo wordt de religieuze leek de verbindingsman die de Katholieke Actie zoekt tussen het profane beroepsleven en de kerkelijke Hierarchie. Want waar het prijsgeven van het zelfbestemmingsrecht zich niet zou afspelen op het religieuze plan, als een werkelijk en welbewust offer ter wille van de navolging van Christus, daar zou de algehele gehoorzaamheid steeds weer afglijden, of naar de profane onderdanigheid, of naar de geestelijke overweldiging. Wanneer nu de schrijver enige kwesties behandelt met betrekking tot de concrete vormgeving der lekenorden, is het zijn bedoeling niet richt- | |
[pagina 130]
| |
lijnen of regels te geven voor de bestaande of nog op te richten gemeenschappen. Want hij weet dat de religieuze orden niet op het papier gesticht worden maar in het leven van de begenadigde die de H. Geest daartoe roept. De auteur verlangt alleen, in het licht der Constitutie Provida Mater enige algemene en essentiële trekken naar voren te halen. Zo onderzoekt hij achtereenvolgens de problemen en de vorm van de onvoorwaardelijke beleving der Evangelische Raden door de leden der lekeninstituten; de aard en de vorm van hun gemeenschappelijk leven; het lastig probleem van de sociale standen binnen hun gemeenschap. Omtrent het al of niet priester-worden zal de leek, als religieus, een volkomen indifferente houding moeten aannemen, wijl hij de wijding niet ontvangt tot zijn persoonlijke voldoening, maar als een middel ten dienste van zijn zending, dus alleen wanneer het die zending ten goede komt. Hij moet er dus van af zien als het priester-zijn een belemmering is voor die roeping. Wat de wereldgeestelijken betreft, zij zouden in geestelijke instituten de plannen van Eusebius van Vercelli, Ambrosius en Augustinus kunnen verwezenlijken, en er vorm geven aan hun dieper streven naar heiligheid en apostolische werkzaamheid. Daar voor de vrouw in bovennatuurlijk-kerkelijk recht slechts twee standen mogelijk zijn, is het probleem hier eenvoudiger. Zo hebben dan ook meer vrouwelijke dan mannelijke lekeninstituten de aanleiding gegeven tot het uitvaardigen van Provida Mater. De Constitutie heeft de klare lijn getrokken van de levensvormen die de Kerk beschouwt als behorende tot de religieuze staat, en die, als zodanig, onder de bevoegdheid vallen van de Congregatie der Religieuzen. De ervaring door vrouwelijke Instituten reeds opgedaan, kan de weg helpen wijzen voor de mannelijke. In zijn besluit herhaalt de auteur nog eens, dat hij zijn schets niet als een pasklare oplossing wil geven voor al de problemen waarmee de Kerk thans worstelt. Hij wil alleen een der wegen aanduiden die gevolgd kunnen worden; daarbij goed wetend dat de grote ordestichtingen, die alle een geschenk waren van de H. Geest als antwoord op de noden van een bepaalde periode, thans niet verouderd en overbodig zijn geworden, en niet op zij gedrongen zijn door die thans actuele stichtingen. Maar het nieuwe bezielt en interpreteert het bestaande. Aldus de hoofdlijn van 'schrijvers betoog. Zijn kleine maar inhoudrijke brochure zal zeker de aandacht trekken. Zij kan hier en daar meningsverschillen, misschien gedeeltelijk verzet of skepsis wekken. Maar niemand die het ernstig meent met het apostolaat der Kerk in onze steeds meer ontkerstende wereld, kan de problemen voorbijgaan | |
[pagina 131]
| |
die hier kordaat worden gesteld. Niemand kan zich de malaise tussen de standen in de Kerk, noch de leemte in de Katholieke Actie ontveinzen die hier onbewimpeld worden blootgelegd. En ieder moet de liefdevolle moed waarderen waarmee in het licht der Constitutie Provida Mater een synthese wordt beproefd die de organische verhouding tussen de standen in de Kerk tot vollere bloei wil brengen, opdat heel het Lichaam in vernieuwde jeugd voor onze ontredderde tijd zal kunnen optreden. |
|