| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
HOEZEER men met de slimme Chinezen moet oppassen is wel gebleken uit de wijze, waarop Ridgway's vredesboodschap beantwoord werd. Deze begon op hoge toon: ‘Mij is medegedeeld, dat u een bijeenkomst zoudt wensen ter bespreking van een wapenstilstand.... Wordt een dergelijke samenkomst werkelijk verlangd, dan zal ik een datum noemen, waarop de vertegenwoordigers kunnen samenkomen. Ik stel voor, dat een dergelijke bijeenkomst zou worden gehouden in de haven van Wonsan aan boord van een Deens hospitaalschip’. In het antwoord der tegenstanders, maarschalk Kim-il-Soeng en generaal Peng-Ten-Hoeai, werd het initiatief tot onderhandelen op de hals van Ridgway geschoven: ‘Uw verklaring over vredesbesprekingen hebben wij ontvangen’. Het noemen van de datum - 10 Juli - trok de vijand aan zich die tevens verwierp te onderhandelen in het door de verbondenen bezette gebied en aan Kaesong, feitelijk in communistische handen, de voorkeur gaf. Te meer, omdat Kaesong aan de 38ste breedtegraad ligt, die ‘de militaire scheidingslijn’ is. Theoretisch was dit juist, maar practisch liep het front der U.N.O.-troepen van west naar oost, dwars over deze lijn heen. Ridgway heeft geen aanstoot genomen aan deze pogingen om het Chinees ‘gezicht’ te redden. Na enige besprekingen van formele aard kwamen de Noord-Koreanen met drie voorstellen voor de dag: beëindiging van alle gevechten, terugtrekking der strijdkrachten van beide partijen op de 38ste breedtegraad en terugtrekking der buitenlandse strijdkrachten uit Korea. Op het eerste voorstel antwoordde admiraal Joy, dat de gevechten niet konden afgebroken worden, tot men het over het ‘cease fire’ eens was geworden en omtrent het derde voorstel verklaarde hij, dat dit een politieke kwestie was, die bij deze besprekingen uitgeschakeld moest blijven. Na herhaaldelijk afgebroken conferenties werd men het eens over een compromisvoorstel,
waarbij het terugtrekken der buitenlandse troepen tot ‘later’ werd uitgesteld. De agenda der conferentie beperkte zich derhalve tot een bespreking over het vaststellen der demarcatie-lijn en over de te treffen maatregelen tot het nakomen van de bestandsovereenkomst.
Deze besprekingen verliepen stroef en liepen gevaar afgebroken te worden, omdat de neutraliteit van Kaesong door het binnenrukken van communistische troepen geschonden was. Ridgway eiste zekerheid, dat dergelijk optreden zich niet meer zou herhalen. Op dit punt kreeg hij voldoening, maar omtrent de vaststelling van de demarcatielijn langs de 38ste breedtegraad of meer noordelijk, werd geen overeenstemming bereikt. Eerst in de 26ste zitting werd ten einde raad het voorstel-Joy aanvaard, dat een commissie van vier, twee uit elke delegatie, de kwestie zou trachten op te lossen. De commissie kon weinig uitrichten, omdat de tegenpartij een incident - een aanval van gealliëerde zijde op
| |
| |
Kaesong - verzon en onder dit voorwendsel de besprekingen afbrak.
De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof te Den Haag ten opzichte van het Brits-Iraanse geschil is, zoals verwacht kon worden, niet door de Iraanse regering erkend, ofschoon de afgekondigde maatregelen een slechts voorlopig karakter droegen. Zolang geen definitieve beslissing genomen was, zouden de werkzaamheden van de Anglo-Iranian-Olie-maatschappij, zoals deze vóór 1 Mei 1951 werden uitgeoefend, niet belemmerd mogen worden. Een Raad van Toezicht, bestaande uit 5 leden, door de partijen aan te wijzen, zou de uitvoering van dit besluit moeten controleren. De Engelse regering vond deze uitspraak een redelijke basis voor verdere besprekingen, maar de steeds bedlegerige koppige Mossadeq toonde zich sterk afkerig van het stopzetten der nationalisaties, welke ook de internationale gevolgen er van mochten zijn. Juist met het oog op die gevolgen, besloot Truman, onder sceptisch toezien van de Britse ambassadeur te Teheran, Francis Shepherd, zijn speciale adviseur, Averell Harriman, naar Iran te zenden, niet zozeer als bemiddelaar - want Engeland was daar niet op gesteld - dan wel als iemand die tot Mossadeq als tot een vriend wilde spreken. Harriman, die bovendien niet met lege handen kwam, bevond dat er kans was op een bevredigende oplossing, maar dat op de nationalisatie niet kon worden teruggekomen. Na elf dagen van moeizame besprekingen bracht Harriman de Perzische premier zover, dat hij bereid was rechtstreekse onderhandelingen met de Britse regering aan te knopen. Daarop spoedde zich Harriman naar Londen, in het bezit van de Perzische voorstellen. Het Britse kabinet heeft een aantal tegenvoorstellen geformuleerd, waarvan een hoofdpunt was, dat de Perzen de overname der raffinaderijen zouden staken zolang de onderhandelingen werden gevoerd. Mossadeq gaf een gunstig en bevredigend antwoord. In het Lagerhuis deelde Morrison mee, dat een Britse delegatie, onder leiding van de lord-kanselier Stokes naar Teheran werd gezonden en
dat Engeland bereid is mee te werken aan een verstandig gebruik van de opbrengst van de olie voor sociale hervormingen en verhoging van de levensstandaard der bevolking in Perzië. Aan Churchill, die zich ongerust gemaakt had, verklaarde Attlee: ‘Het is onze bedoeling ons niet geheel uit Perzië terug te trekken’.
Na uitwisseling van de gebruikelijke vriendelijkheden stelde de joviale Stokes als basis voor: de Britse regering erkent het principe der olie-nationalisatie en er zal eerlijke samenwerking zijn volgens de Perzische wet van 20 Maart. Tegen dit voorstel bracht Mossadeq in, dat het niet meer ging om het principe der nationalisatie, maar om de uitvoering er van, die in de wet van 1 Mei was vastgelegd. Deze wet bepaalde, dat Perzië bereid is alle Britse behoeften aan olie te dekken, dat de aanspraken van beide partijen besproken moeten worden en dat Britse technici in dienst kunnen blijven van de ‘nationale Perzische olie-maatschappij’. Kort daarna werden de besprekingen door de Iraanse premier zodanig vertroebeld, dat Stokes en Harriman hun voorstellen introkken en de onderhandelingen (tijdelijk of permanent?) afbraken.
Al zou in het Verre en het Midden-Oosten een wending ten goede komen, dan zou dit nog niet betekenen, dat het agressie-gevaar gewe- | |
| |
ken is. De linkervleugel van de Labour, vertegenwoordigd door de afgetreden minister Bevan, heeft een brochure ‘One Way Only’ verspreid, waarin het een fout wordt genoemd zoveel geld te besteden om ons zelf tegen Rusland te verdedigen. Dergelijke gevoelens van verslapping deden zich ook elders en zelfs in de V. Staten voor. Op ‘Independence-Day’ (4 Juli) waarschuwde president Truman, dat de wereld voor een lange periode van internationaal gevaar staat, ook al zou er vrede in Korea komen. En drie weken later herhaalde Acheson de presidentiële waarschuwing: ‘Of onze tegenstanders kirren als duiven of grommen als beren, de bedreiging waar we ons tegenover zien gesteld blijft dezelfde. Wij moeten een zodanige militaire sterkte opbouwen, dat het volkomen duidelijk wordt, dat een militaire aanval op ons geen succes zal hebben’.
Met man en macht zijn de V. Staten hiervoor in het getouw. De versterking van West-Europa en de versteviging van het Atlantisch Pact heeft gestadig voortgang. Maar het afweerfront mag geen scheuren vertonen. Vandaar dat de vrede met Japan, ondanks het verzet van de Sovjet, tot stand moet komen. Om Australië en Nieuw-Zeeland omtrent een vrij en souverein Japan gerust te stellen, sloten de V. St. met deze mogendheden, buiten Engeland om, van welks gemenebest zij lid zijn, een Pacific-Pact, waarbij een aanval op een der partijen een gevaar voor de andere ondertekenaars wordt genoemd, waartegen ook door hen overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen zal worden opgetreden. Het concept-vredesverdrag stelt Japan van alle herstelbetalingen vrij, de bezetting zal worden opgeheven, maar Japan kan bij verdrag over niet-Japanse strijdkrachten op zijn eilandengebied beschikken. Na het van kracht worden van het verdrag, zal Japan als souvereine mogendheid zelf beslissen welk China, het nationalistisch of het communistisch, het verdrag zal kunnen tekenen.
Volgens Foster Dulles is aan dit concept 11 maanden gedokterd door 49 belanghebbende mogendheden; wier bezwaren tegen het vervallen van herstelbetalingen naar een wissel op de toekomst werden verwezen. Plotseling trachtte Moskou deze met moeite verkregen eensgezindheid te verbreken door haar voornemen bekend te maken de grimmige Gromyko aan de Conferentie te Francisco op 4 September te laten deelnemen. Washington heeft zich daarop gehaast te antwoorden, dat op deze bijeenkomst geen debatten gevoerd worden, maar dat er hoogstens verklaringen over het vredesverdrag worden afgelegd en dat de vrede zal gesloten worden volgens de termen van de gereedliggende tekst.
Voor een eventuele verdediging van het westen is Spanje een onmisbare schakel. Door socialistische gevoelsargumenten bevangen blijven de Franse en de Britse regering zich verzetten tegen de opname van dit strategisch belangrijk land in het Atlantisch Pact. Washington meende echter, dat om deze gevoeligheden de veiligheid van het westen niet in gevaar mocht gebracht worden en zond admiraal Forest Sherman, die nog tijdens zijn missie te Napels overleed, naar Franco om tot een accoord te komen, zij het voorlopig alleen met de V. Staten. Deze zullen Spanje de economische hulp, die het hard nodig heeft, verlenen en zij verkregen o.a. het recht om in Spaans Marokko vliegtuig-bases
| |
| |
aan te leggen. Om de afschuw, die in de ‘democratische’ staten tegen het Spaanse bewind bestaat af te koelen, heeft Franco een nieuwe regering gevormd van 15 ministers, waaronder slechts 2 Phalanxisten. Voor de rest zijn er 9 vakministers en enkele monarchalen opgenomen. De persvrijheid, waarvoor het Spaanse episcopaat in krachtige bewoordingen was opgekomen, zal worden uitgebreid, de machtsbevoegdheid der volksvertegenwoordigers zal worden verhoogd.
In het zesde kabinet-de Gasperi, dat steunde op de Democratia Christiana van 303 afgevaardigden op de 574 zetels, is een crisis uitgebroken, omdat deze partij, onderling verdeeld in conservatieven, progressieven en een bezadigd centrum, steeds meer op losse schroeven ging staan. Als handig diplomaat is de Gasperi, na een partijvergadering, er in geslaagd zijn zevende ministerie te vormen, dat hij hoopt tot de volgende verkiezingen in het najaar te kunnen handhaven. De 2 ministers, Pella van financiën en Sforza van buitenlandse zaken, waartegen men bezwaren had, kregen een andere taak. Pella werd minister van begroting en Sforza, overigens een verdienstelijk en vergrijsd staatsman, werd minister zonder portefeuille en belast met zaken in verband met de Europese integratie. Het kabinet telt 2 republikeinen, 1 partijloze en 15 christen-democraten. De Gasperi heeft zich belast met de leiding van de buitenlandse zaken.
Na verschillende mislukte pogingen van president Auriol om een minister-president te vinden, heeft zich de radicaal Pleven beschikbaar gesteld. De Assemblée aanvaardde hem met voldoende meerderheid en het kabinet, dat hij daarop samenstelde verkreeg het vertrouwen van 390 tegen 222 afgevaardigden. Een kwaad voorteken was, dat de pas benoemde staatssecretaris, Chevalier, door zijn vrouw, die ontstemd was dat haar man zich aan de politiek ging wijden, werd vermoord. Volgens de wens van het Franse episcopaat hadden de katholieken bij de verkiezing de candidaten de vraag voorgelegd, of zij bereid waren het noodlijdende bizonder onderwijs ter hulp te komen. Het verzet echter van de socialistische partij, die mordicus alleen de openbare en laïcistische school begunstigt en zonder wier medewerking het kabinet zich niet kan handhaven dwingt tot een - voorlopige - oplossing, waarbij van gelijkstelling geen sprake kon zijn. Pleven heeft het voornemen om 850 millioen francs voor de leerlingen van de bizondere middelbare scholen beschikbaar te stellen. De openbare school wordt bezocht door 340.000 en de bizondere, meestal katholieke, school door ruim 200.000 leerlingen. De bizondere scholen zullen van belasting vrijgesteld worden en de ouders zullen een maandelijkse toeslag ontvangen voor de onderwijsbehoeften van hun kinderen. Indien de meerderheid van de Assemblée het met deze voorstellen eens is, zal het bizonder onderwijs financieel enigszins geholpen zijn. Tegen het volgend jaar hoopt men de schoolkwestie, desnoods met een wijziging van de grondwet, meer bevredigend voor de katholieken te kunnen oplossen.
Enkele dagen na het overlijden van ‘kroonprins Wilhelm’, die zijn tegenstander was bij het beroemde beleg van Verdun in de 1ste Wereldoorlog, is ook maarschalk Pétain op 95-jarige leeftijd op het eenzame eiland Yeu bezweken. Om manifestaties tegen en voor Pétain te
| |
| |
voorkomen heeft de Franse regering het stoffelijk overschot van de overledene niet, zoals de maarschalk gewenst had, te Verdun doen bijzetten, maar het in alle eenvoud op het eiland zelf ter aarde laten bestellen. Om souvenir-jagers te frustreren is op Yeu alles wat met de gevangene in verband stond zoveel mogelijk vernietigd. Eerst de geschiedenis zal over het raadsel-Pétain een juist vonnis kunnen vellen.
Was de ontvoering en de bevrijding van de premier van Thailand, veldmaarschalk Piboel Songgram, slechts van binnenlandse betekenis, de moord op koning Abdoellah van Jordanië kan ernstiger gevolgen hebben. Niet alleen in het binnenland, waar met voorbijgaan van de oudste zoon, Talal, die in Zwitserland in een zenuwgesticht verpleegd wordt, de tweede zoon emir Naif tot regent werd uitgeroepen, maar ook in de verhouding tot het buitenland. Abdoellah was een betrouwbaar bondgenoot van Engeland. Hij streefde, ofschoon lid van de Arabische Liga, tegen de zin van Egypte in, naar een blijvende vrede met de staat Israël. Zijn plan was de vorming van een ‘Groot-Syrie’, waarin Syrië, Jordanië en de Libanon zouden worden opgenomen.
Deze keer heeft het Kremlin eens ‘gekird’. Nadat Truman (7 Juli) een resolutie van het Congres, die de nadruk legde op het vredesverlangen van het Amerikaanse volk, aan de voorzitter van het opperste Sovjet-presidium, Sjvernik, had doorgezonden met het verzoek de inhoud er van bekend te maken aan het Russische volk, antwoordde prompt een maand later de Sovjet-regering met een beroep op president Truman om medewerking tot het sluiten van een vijfmogendhedenverdrag ter versterking van de vrede. Deze uitnodiging was niet meer dan een propaganda-stunt, omdat, zoals Acheson opmerkte, de organisatie der V.N. alle mogelijkheden om de vrede te versterken biedt. Hieromtrent zijn in de loop der jaren een drietal resoluties met grote meerderheid goedgekeurd, maar de Sovjet-Unie en haar vazalstaten hebben zich er tegen verzet. Wanneer Moskou deze resoluties ten uitvoer legt, zal de kans op vrede aanzienlijk versterkt zijn.
| |
Nederland
Na een hardnekkige strijd van drie weken heeft minister Lieftinck in de Tweede Kamer zijn 250 millioen, grotendeels te besteden aan de defensie van ons land, binnen gekregen. Op verschillende punten trachtte de afgevaardigde Lucas, van de K.V.P., wijzigingen en verzachtingen te verkrijgen. Hier en daar toonde zich de minister van financiën toegefelijk en bracht hij, na overleg met de rapporteurs, wijzigingen aan, die echter het eindbedrag niet mochten beïnvloeden. Het gevolg was, dat de 16 millioen, die van de andere wetsvoorstellen waren afgeknabbeld, gecompenseerd werden door de Vennootschapsbelasting met hetzelfde bedrag te verhogen. In de Eerste Kamer kwam de heer L. Regout daartegen op, sprekend namens ‘een deel’ van zijn fractie, en hij verzocht de minister dit wetsontwerp terug te nemen en in September het oorspronkelijke, dus zonder die 16 millioen, in te dienen. Lieftinck ging daar niet op in: het zou een verstoring zijn van het regeringsplan om tijdig over de nodige middelen te beschikken en
| |
| |
het voorstel-Regout was feitelijk een verkapt amendement, waartoe de Eerste Kamer geen recht heeft. Bij de stemming kwamen alle wetsontwerpen er door en dat op de Vennootschappen had slechts twee katholieke stemmen tegen. Na dit succes behaald te hebben deelde Lieftinck mee, dat hij aan de V. Staten te kennen had gegeven, dat financile steun tot versterking van de betalingsbalanspositie direct noodzakelijk was. Als een bepaald bedrag niet ter beschikking zou komen, zou de regering het militaire en civiele program moeten herzien.
In 5 provincies had de verkiezing plaats voor de leden van de Eerste Kamer, Door combinatie van stemmen ging voor de K.V.P. 1 zetel en 1 zetel voor de communisten verloren, terwijl de Chr. Hist. en de V.V.D. ieder 1 zetel wonnen. Het trok de aandacht, dat de vurige prof. dr F.C. Gerretson in de rustige senaat zijn intrede zal doen.
Wegens de sabotage van de Sovjet is niet te voorzien binnen welke tijd een vredesverdrag met Duitsland kan gesloten worden. De diplomatieke betrekkingen zijn door de aanwezigheid van een Duitse gezant in Den Haag reeds hersteld, maar de oplossing van een aantal problemen, welke als gevolg van de oorlog tussen Nederland en de Bondsrepubliek zijn gerezen, zal nog geruime tijd op zich doen wachten. De Nederlandse regering heeft dit herstel van normale betrekkingen formeel willen bevestigen en heeft daarom afgekondigd, dat m.i.v. 26 Juli de staat van oorlog tussen Nederland en Duitsland beëindigd is.
Zolang de band met Indonesië nog bestaat laat ons wat daar gebeurt niet onverschillig. In de eerste helft van Augustus kwam het verrassende bericht, dat organisaties in West-, Midden- en Oost-Java uit het buitenland instructies zouden hebben ontvangen om zich voor te bereiden op een illigale beweging tot omverwerping van de Republiek Indonesia. Toevallig had de regering betrouwbaar bewijsmateriaal gevonden en zij ging haastig over tot de arrestatie van communistische leiders. Meer dan 1000 personen waaronder 4 Nederlanders en vele Chinezen werden achter slot gezet. Op de verjaardag van de uitroeping der Republiek hield Sukarno een rede, waarin hij alle vreemde ideologieën verwierp en de verstoorders van de orde en rust met ernstige straffen bedreigde. Tevens kon hij niet nalaten Nieuw-Guinea op te eisen en hij vroeg zich af, of een vriendschappelijk deelgenootschap mogelijk was, indien Nederland een deel van Indonesië, dat zich uitstrekt van Sabang tot Merauke, koloniseerde. Hierop is geantwoord, dat het standpunt van Sukarno niet houdbaar was, omdat toen de R.T.C. tot stand kwam door alle betrokken partijen is aanvaard, dat N.-Guinea niet onder de souvereiniteitsoverdracht zou zijn begrepen. Intussen is prof. Supono over de omzetting van de Unie in een gewoon internationaal verdrag naar Nederland gekomen. De informele besprekingen zijn echter uitgesteld tot Sukarno opheldering over zijn bedoelingen zal hebben gegeven.
26-8-'51
K.J.D.
| |
België
Deze politieke kroniek is die van het parlementair verlof. Wanneer het Parlement op reces is, heerst er rust in het land, niet omdat er geen
| |
| |
politieke vraagstukken zijn, maar omdat het parlementaire klankbord ze niet opvangt en amplifieert. Politieke vraagstukken zijn er altijd waar mensen samenleven en samenwerken. En onmiddellijk vóór het parlementair verlof heeft dhr. Pholien, eerste-Minister, er een goed en tamelijk agressief overzicht van gegeven, op de vergadering van de Partijraad van de Christelijke Volkspartij (4 Juli 1951).
De leider van de homogene C.V.P.-regering gaf eerst een beeld van de politieke realisaties van zijn bewindsploeg. Men moet dit beeld zien op de achtergrond van de internationale politieke conjunctuur. De herbewapening, waartoe België zijn deel moet bijdragen, beïnvloedt niet alleen onze militaire, maar ook onze economische, financiële en sociale politiek. De economische expansie, met haar nasleep van inflatie en prijsstijging, plaatste de regering voor het dilemma ‘liberalisme of dirigisme’. De regering koos een middenweg. Zonder de expansie-beweging door een loon- of prijsblokkade af te grendelen, trof zij maatregelen of steunde zij initiatieven die de levensstandaard der bevolking konden verzekeren. Langs deze wijze middelweg was het mogelijd dat België zijn volle bijdrage, 20 t.h., aan de Europese herbewapening kon leveren, met behoud van de sociale vrede en van een gezonde budgetaire toestand.
Niemand ontveinst zich dat de militaire lasten, welke België op zich nam, zwaar op de bevolking en op de economie zullen wegen. Maar toen dhr. Spaak de verantwoordelijkheid van het bewind nog droeg, hield hij zijn vrienden geregeld voor: ‘il faut vouloir les conséquences de ce qu'on veut’. Welnu, België heeft het Handvest der Verenigde Naties, het Verdrag van Brussel, het Noord-Atlantisch Pact gewild. De militaire diensttijd van 24 maanden, de zware bewapeningsuitgaven (de bestellingen van het departement van Landsverdediging bereiken reeds meer dan 14 milliard), de financiële kosten der militaire vergoedingen, dat alles vloeit voort uit een internationale politiek wier beginselen en verplichtingen door de drie partijen goedgekeurd werden.
Wij stappen heen over de schoolpolitiek van de regering Pholien, alhoewel hier eindelijk een koers van gedeeltelijk rechtsherstel werd ingeslagen door een voorzichtige toekenning van 300 millioen toelage aan het Vrij Middelbaar Onderwijs. Op het gebied van het onderwijs staat de C.V.P.-regering nog voor een zware taak, niet alleen wat een rechtvaardige bejegening van de vrije scholen door de Staat, maar ook wat de verlenging van de schoolplicht tot 15 jaar betreft. Het is een ruime stof, die een afzonderlijke kroniek zou verdienen. Dhr. Pholien drukte op de Partijraad van de C.V.P. de hoop uit ‘dat de tegenstrevers de noodzakelijkheid van een verstandhouding zullen inzien’.
Een overzicht eindigt dikwijls met een vooruitzicht. De blik van het verleden naar de toekomst richtend, wees dhr. Pholien er op dat de regering er vooral op bedacht is de economische expansiebeweging en een investeringspolitiek aan te moedigen. Hij doelde daarbij vooral op twee economische sectoren, die door de evolutie onzer internationale relaties in het gedrang dreigen te komen, de steenkoolnijverheid en de landbouw. De Belgische economie moet in deze beide sectoren klaar zijn om het hoofd te bieden aan de nieuwe concurrentievoorwaarden die
| |
| |
zullen voortspruiten uit de toepassing van het Schumanplan enerzijds, van Benelux anderzijds. Een schijf van 750 millioen wordt ter beschikking gesteld aan de wederuitrusting onzer steenkoolindustrie, met het oog op het opvoeren van haar productiviteit. De Minister van Landbouw, zijnerzijds, zal beschikken over 150 millioen, voornamelijk om de wetenschappelijke uitrusting van de Belgische landbouw te bevorderen en op bijzonder actieve wijze de landbouwcoöperatie te ontwikkelen.
Zo blijkt meer en meer, na één jaar Pholien-regering, dat deze bewindsploeg het land zeer goed bestuurt, maar de publiciteit niet voldoende verzorgt. De flinke uiteenzetting van dhr. Pholien vond te weinig weerklank in het land. Hetzelfde mag zeker gezegd worden van de activiteit van een Minister, die bij voorbaat aan de scherpste critiek der socialistische oppositie bloot stond, dhr. Van den Daele, Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg. Tegenover hem is die oppositie echter opvallend terughoudend, ze schiet haar scherpste pijlen bij voorkeur af op de heer Coppé, Minister van Economische Zaken. De verhoging van de broodprijs met 0,60 fr. per kgr. biedt daartoe weer een geschikte gelegenheid. Het is zeker een onpopulaire maatregel die men gemakkelijker demagogisch kan hekelen dan met de beste argumenten en onomstootbare redenen verdedigen.
De balans van hetgeen de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg wist te verwezenlijken is goed gevuld, zowel wat de sociale verzekeringen en vergoedingen, als wat de loonpolitiek betreft. Alleen een dorre opsomming van wat sinds één jaar gepresteerd werd, zou enkele bladzijden van dit tijdschrift vragen. Nemen wij één voorbeeld, dat van de kinderbijslagen. Zowel voor de loontrekkenden als voor de niet-loontrekkenden werden ze gemiddeld met 20 t.h. verhoogd. Daarbij werd de kindertoeslag tot 21 jaar toegekend aan het jonge meisje dat de moeder vervangt of bijstaat in het gezin. Bij Koninklijk Besluit wordt het ook mogelijk het genot van de kinderbijslag voort te zetten voor studenten, tot op de leeftijd van 21 jaar. En zo zijn er in alle sociale sectoren verbeteringen en hervormingen doorgevoerd, die wijzen op een zeer intense bedrijvigheid in het betrokken departement.
Daar ligt dus, voor de oppositie, blijkbaar niet de Achilleshiel van de C.V.P.-Regering. Eigenlijk dient gezegd dat de B.S.P. haar zwakke plek niet gevonden heeft. De heren Buset en Spaak namen dan ook aan het einde van het parlementaire zittingsjaar hun toevlucht tot een vreemde manoeuvre: zij lanceerden de slogan dat het optreden van een nieuwe Koning ook een nieuw Parlement vroeg: ‘à Roi nouveau, Parlement nouveau!’. En dus: ontbinding en verkiezingen. Dat was een betekenisvolle bekentenis van onmacht om de Regering te verslaan op het natuurlijke politieke slagveld, dat van het Parlement. En de slogan vond overigens geen gehoor bij de bevolking in het land. Bij de heropening van het Parlement zal de Regering Pholien opnieuw voor de gekozenen der Natie verschijnen, alle socialistisch ongeduld om de teugels van het bewind opnieuw en zo spoedig mogelijk in handen te krijgen, ten spijt.
INTERIM
|
|